In dit wetsvoorstel zijn maatregelen opgenomen die per 1 januari 2021 budgettair effect hebben, zoals maatregelen die raken aan de koopkracht van burgers. In het wetsvoorstel is sprake van budgettaire samenhang. De opbrengst van bepaalde maatregelen wordt gebruikt als dekking voor andere maatregelen.

Dit wetsvoorstel maakt deel uit van het pakket Belastingplan 2021.

Op 3 december 2020 is een novelle tot wijziging van dit wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend (35.659). Die novelle strekt tot aanpassing van de regeling inzake de Baangerelateerde investeringskorting (BIK) waarmee de aansluiting bij de fiscale eenheid uit de BIK wordt gehaald waardoor de regeling niet meer kan worden toegepast op het niveau van een fiscale eenheid, maar alleen op het niveau van een individuele vennootschap. In de novelle wordt tegelijkertijd de mogelijkheid opgenomen om die aansluiting alsnog te introduceren.

De novelle was aangekondigd in de brief van de staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst van 27 november 2020 (EK 35.572, G) over de BIK in relatie tot investeringen in het buitenland.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, B herdruk) is op 12 november 2020 aangenomen door de Tweede Kamer.

Voor: PvdA, Krol, GroenLinks, 50PLUS, DENK, D66, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie, PVV, FVD en Van Haga.

Tegen: PvdD, SP en Van Kooten-Arissen.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 15 december 2020 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen.

Voor: CDA, Fractie-Van Pareren, FVD, VVD, Fractie-Otten, GroenLinks, 50PLUS, PvdA, OSF, D66, PVV en ChristenUnie.

Tegen: SGP, SP en PvdD.

Groenlinks en PvdA wensten geacht te worden tegengestemd te hebben op die onderdelen die betrekking hebben op de Baangerelateerde Investeringskorting.

Op 15 december 2020 is ook gestemd over moties die tijdens de plenaire behandeling op 8 december 2020 werden ingediend.

Na een korte heropening van de beraadslaging in derde termijn op 6 juli 2021 is de gewijzigde motie-Van Rooijen (50PLUS) over verhogen van de ouderenkorting (EK, Z) ingediend. De gewijzigde motie is op 13 juli 2021 na stemming bij zitten en opstaan verworpen. VVD, GroenLinks, PvdA, D66, PvdD en ChristenUnie stemden tegen.

De Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN) heeft op 9 november 2021 het verslag van een schriftelijk overleg met de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst van 3 november 2021 (EK, AA) over de brief van de staatssecretaris van 28 mei 2021 (EK, W met bijlage) inzake de uitvoeringstoets met betrekking tot de aanpassing van de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting besproken.

De commissie heeft besloten op het aanbod van de staatssecretaris van Financiën in te gaan voor het verzorgen van een technische briefing door de Belastingdienst. Deze openbare technische briefing over ICT, het portfolioproces en ruimte voor nieuw beleid vond plaats op 1 februari 2022.

De commissie heeft op 22 juni 2021 de brief van de staatssecretaris van Financiën - Fiscaliteit en Belastingdienst van 28 mei 2021 (EK 35.572 / 35.659, X) over de intrekking van de Baangerelateerde Investeringskorting (BIK) besproken en heeft besloten de brief te betrekken bij de behandeling van het nog te ontvangen wetsvoorstel tot intrekking van de BIK. Dat wetsvoorstel (35.873) is op 24 juni 2021 bij de Tweede Kamer ingediend.


Kerngegevens

ingediend

15 september 2020

titel

Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2021)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    Met ingang van 1 januari 2021, met dien verstande dat:
  • a. 
    artikel I, onderdelen C en D, eerst toepassing vindt nadat artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2021 is toegepast;
  • b. 
    indien artikel 10.1 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bij het begin van het kalenderjaar 2022 wordt toegepast: artikel II, onderdeel D, eerst toepassing vindt nadat genoemd artikel 10.1 bij het begin van genoemd kalenderjaar is toegepast;
  • c. 
    artikel XXV, onderdeel B, terugwerkt tot en met het begin van het laatste boekjaar van de belastingplichtige dat eindigt in de periode van 1 januari 2019 tot en met 31 maart 2020;
  • d. 
    artikel XXV, onderdelen A, C, D, E en F voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2021;
  • e. 
    de artikelen XVII, XXII, XXIII, XXIV en XXXIII terugwerken tot en met 1 januari 2020;
  • f. 
    artikel XVIII, onderdeel B, eerst toepassing vindt nadat artikel 22d van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar 2021 is toegepast;
  • g. 
    artikel XXXV toepassing vindt voordat de artikelen II en IV van de Wet tijdelijk verlaagd tarief laadpalen worden toegepast;
  • h. 
    artikel XXXVII toepassing vindt voordat artikel 7.5 van de Wet bedrijfsleven 2019 wordt toegepast;
  • i. 
    artikel XXXIX, onderdelen A, C en E, toepassing vindt voordat de artikelen III en XVI van het Belastingplan 2019 worden toegepast;
  • j. 
    artikel XL toepassing vindt voordat artikel II van het Belastingplan 2020 wordt toegepast.
  • 2. 
    In afwijking van het eerste lid treden artikel XXVI, onderdelen Aa, Ab en Ba tot en met Bc, artikel XXVID en artikel XXXVII, onderdeel B, in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, met dien verstande dat daarbij tevens kan worden bepaald dat de wijzigingen met betrekking tot de voorwaartse verliesverrekening, in afwijking van de tot en met 31 december 2021 geldende tekst van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969, toepassing vinden met betrekking tot verliezen die zijn geleden in boekjaren die zijn aangevangen op of na 1 januari 2013, voor zover deze verliezen worden verrekend met belastbare winsten of Nederlandse inkomens genoten in boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2022.
  • 3. 
    In afwijking van het eerste lid treden artikel XXXI, onderdelen B en F, artikel XXXIV en artikel XXXVI in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
  • 4. 
    In afwijking van het eerste lid treedt artikel XXIX, met uitzondering van onderdeel G van dat artikel, in werking met ingang van 1 januari 2022.

Documenten

179
Bladeren:
[1-50] [51-100] [101-150] [151-179] documenten
Bladeren:
[1-50] [51-100] [101-150] [151-179] documenten