36.041

Initiatiefvoorstel-Kops en Edgar Mulder Tijdelijke noodwet betaalbare energie



De energieprijzen zijn naar recordhoogte gestegen. Energiearmoede is een groeiend probleem. Dat is onaanvaardbaar. Energie is een primaire levensbehoefte en moet voor iedereen betaalbaar zijn

Met dit initiatiefvoorstel willen de initiatiefnemers de energierekening onmiddellijk verlagen.

Hiervoor zijn twee mogelijkheden:

  • 1. 
    Momenteel wordt over de energierekening het algemene, hoge btw-tarief van 21% geheven. Met deze spoedwet wordt energie – aardgas en elektriciteit – onder het 0%-tarief gebracht gedurende één jaar met de mogelijkheid tot verlenging voor een jaar. Een vergelijkbare regeling wordt getroffen voor de algemene bestedingsbelasting op de BES-eilanden.

2.De eenmalige energietoeslag voor mensen met een kleine beurs wordt verhoogd van € 200 naar € 600.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Schriftelijke voorbereiding
Eerste Kamer
Plenair
 
Afkondiging
Staatsblad(en)

Het voorstel is in behandeling bij de Tweede Kamer.


Kerngegevens

ingediend

23 februari 2022

titel

Voorstel van wet van de leden Kops en Edgar Mulder tot wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 en de Belastingwet BES inzake het tijdelijk onder het nultarief plaatsen van energie en tot wijziging van de begrotingsstaat van het gemeentefonds voor het jaar 2022 inzake het extra compenseren van huishoudens (Tijdelijke noodwet betaalbare energie)

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

inwerkingtreding

  • 1. 
    De wet treedt, met uitzondering van de artikelen II en IV, in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin deze wet wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2022.
  • 2. 
    De artikelen II en IV van deze wet treden in werking op 1 januari 2023, tenzij bij koninklijk besluit wordt bepaald dat deze artikelen op een later moment in werking treden, met dien verstande dat dit tijdstip steeds twaalf maanden ligt na het moment waarop de artikelen II en IV in werking zouden treden.
  • 3. 
    De voordracht voor een koninklijk besluit als bedoeld in het tweede lid wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide Kamers van de Staten-Generaal is overgelegd.

Documenten

5