Dit wetsvoorstel schrapt de bepaling over de benoemingsprocedure van de burgemeester en de commissaris van de Koning uit de Grondwet.
Daarmee wordt de aanstellingsprocedure overgelaten aan de gewone wetgever en kan sneller worden ingespeeld op nieuwe inzichten. De vraag of dat rechtstreekse verkiezing wordt of verkiezing door gemeenteraad of provinciale staten blijft nog open.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 17 november 1998 aangenomen door de Tweede Kamer. SP, GroenLinks, PvdA, D66 en VVD stemden voor.
De Eerste Kamercommissie voor Binnenlandse Zaken heeft op 21 september 1999 een nader voorlopig verslag uitgebracht. Ingevolge het regeringsstandpunt op het rapport van de commissie Elzinga heeft het kabinet dit wetsvoorstel bij brief van 18 december 2000 ingetrokken en op 12 december 2000 een nieuw wetsvoorstel tot grondwetsherziening (27.551) bij de Tweede Kamer ingediend.
ingediend
18 september 1997titel
Verklaring dat er een grond bestaat een voorstel in overweging te nemen tot verandering in de Grondwet, strekkende tot het doen vervallen van de bepaling inzake de benoeming van de commissaris van de Koning en de burgemeesterschriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Binnenlandse Zaken
inwerkingtreding
-
18 december 2000
brief minister-president en de minister van Binnenlandse Zaken over intrekking wetsvoorstel nr. 176 -
-
-
-
17 november 1998
stemming (aangenomen, voor: SP, GroenLinks, PvdA, D66, VVD) Handelingen TK 1998/1999, nr. 25: blz. 1594 -
11 november 1998
behandeling Handelingen TK 1998/1999, nr. 23: blz. 1508-1526 -