Nadat een wetsvoorstel door de Tweede Kamer is aangenomen gaat het naar de Eerste Kamer. De behandeling ervan wordt, net als in de Tweede Kamer, eerst schriftelijk voorbereid door een Kamercommissie.

Deze schriftelijke voorbereiding is een wisseling van stukken tussen een Kamercommissie en de regering of - bij een initiatiefwetsvoorstel - de initiatiefnemers uit de Tweede Kamer. De leden van de commissie geven namens hun fractie schriftelijk commentaar op het voorstel en stellen vragen aan de regering en/of de initiatiefnemers. Zij reageren daarop met een nota naar aanleiding van het verslag of een brief.

Net als in de Tweede Kamer komen bij de commissie vaak reacties van maatschappelijke organisaties en burgers binnen. Commissies kunnen die bij de schriftelijke voorbereiding betrekken.

De schriftelijke voorbereiding kan, afhankelijk van de aard, omvang en impact van het wetsvoorstel, korter of langer duren. Er zijn enkele varianten mogelijk. De meest gebruikelijke zijn:

  • 1. 
    De commissie brengt een blanco verslag uit, waarna het voorstel in de volgende plenaire vergadering als hamerstuk wordt afgehandeld.
  • 2. 
    De commissie besluit zich tot één schriftelijke ronde te beperken en brengt een verslag uit, waarop in een nota naar aanleiding van het verslag wordt geantwoord; hierna kan direct een debat plaatsvinden.
  • 3. 
    De commissie brengt een verslag uit, waarop door de indiener in een nota naar aanleiding van het verslag wordt gereageerd. Na dit antwoord bepaalt de commissie of zij een tweede schriftelijke ronde nodig acht, waarna eventueel ook nog een derde schriftelijke ronde mogelijk is.