27.182

Wet Raad voor de rechtspraak



Het wetsvoorstel wijzigt een aantal wetten en strekt tot instelling van de Raad voor de rechtspraak. Het voornemen om een Raad voor de rechtspraak in te stellen sluit aan bij ontwikkelingen elders in Europa.

Het voorstel hangt nauw samen met andere wetsvoorstellen die strekken tot modernisering van de rechterlijke organisatie, met name het wetsvoorstel organisatie en bestuur gerechten (27.181). De staatssecretaris van Justitie heeft de Staten-Generaal per brief (27.182, nr. 30)PDF-document geïnformeerd over de hoofdlijnen van de activiteiten die noodzakelijk zijn om de oprichting van de Raad voor te bereiden.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 19 juni 2001 met algemene stemmen door de Tweede Kamer aangenomen.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 4 december 2001 zonder stemming aangenomen.

Het wetsvoorstel werd gezamenlijk behandeld met de voorstellen 27.181, 26.855, 27.824 en 27.878.


Kerngegevens

ingediend

8 juni 2000

titel

ambtenaren en enkele andere wetten in verband met de instelling van de Raad voor de rechtspraak (Wet Raad voor de rechtspraak)

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie
  • staatssecretaris van Justitie

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld


Hoofdlijnen

  • de Raad wordt ingesteld om de onafhankelijkheid van de rechterlijke organisatie te versterken
  • ook de verantwoordelijkheid van de rechtsprekende macht voor de eigen organisatie als geheel kan door de instelling van de Raad worden versterkt
  • de Raad zal worden belast met beheersmatige, adviserende en coördinerende taken
  • bij de vormgeving van de Raad zal in het bijzonder aandacht worden gegeven aan de wijze waarop de onafhankelijkheid van de rechter ter zitting, de wenselijkheid van een vorm van afstemming binnen de zittende magistratuur en de begrotingsbevoegdheid voor de organisatie van de rechterlijke macht met elkaar in overeenstemming zijn te brengen

Documenten

6