E040257
Laatste revisie: 23-03-2015

E040257 - Voorstel voor een verordening betreffende wederzijdse administratieve bijstand ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap tegen fraude en andere onwettige activiteiten



Voorstel ingetrokken per 7 maart 2015.

\

In COM(2004)509PDF-document wordt een verordening voorgesteld waarmee de Europese Commissie, via het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), een coördinerende en ondersteunende rol wil gaan spelen voor de nationale activiteiten op het gebied van fraudebestrijding. Voor de doeltreffendheid van multilaterale operationele samenwerking in een Europese Unie van 25 lidstaten is een snellere administratieve samenwerking benodigd, met name is een gemeenschappelijke informatie-uitwisseling nodig op het gebied van de BTW-fraude, het witwassen van geld (voortvloeiend uit fraude en onregelmatigheden die de Europese financiële belangen schaden) en fraude met de Europese structuurfondsen.

Door middel van de verordening worden de lidstaten verplicht gesteld elkaar - op verzoek - informatie en bijstand op het gebied van toezicht te verstrekken.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

Europees

In afwachting van de beslissing van de Raad.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2004)509PDF-document, d.d. 20 juli 2004

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen


Behandeling Eerste Kamer

De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft in haar vergadering d.d. 8 maart 2005 besloten het onderhavige voorstel onder de aandacht te brengen van de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad.

De bijzondere commissie voor de JBZ-Raad heeft in haar vergadering d.d. 15 maart 2005 besloten dat het voorstel in dit stadium geen aanleiding geeft tot het stellen van vragen.


Standpunt Nederlandse regering

In het Europees Verdrag is vastgelegd dat de lidstaten het optreden om de (Europese) financiële belangen tegen fraude te beschermen coördineren en daartoe samen met de Europese Commissie (en bevoegde autoriteiten) nauwe en geregelde samenwerking organiseren. Op basis van dit artikel (artikel 280 EG-Verdrag) en de in dit artikel vermelde doelstellingen valt de toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel positief uit. In het onderhavig voorstel stelt daarenboven de Europese Commissie alleen die taken op zich te nemen die beter op Europees niveau kunnen geschieden dan op lidstaatniveau (coördinatie).

De regering geeft in fiche 5 echter aan twijfels te hebben omtrent de proportionaliteit van het voorstel. De Europese Commissie stelt dat met het voorstel tot een verordening niet verder wordt gegaan dan nodig is om het doel te bereiken. De regering twijfelt echter of hiervoor een nieuwe verordening noodzakelijk is. Voorts wordt gesteld dat mogelijk de nieuwe rol van de Europese Commissie en/of OLAF in verhouding tot de nationale strafrechtelijke bevoegdheden te ver gaat. Bijvoorbeeld het aspect dat de Commissie lidstaten kan verzoeken bijzonder toezicht en administratief onderzoek te verrichten ter voorkoming en opsporing van het witwassen van geld, dient volgens de regering een lidstaatbevoegdheid te blijven wanneer het gaat om belastingheffing.

Ook worden zorgen geuit omtrent de implementatie: voorstel is twintig dagen na publicatie, Nederlandse regering wenst minimaal zes maanden.

Tenslotte acht de regering het zeer wenselijk dat een scherpe(re) afbakening wordt gerealiseerd tussen de mandaten en taken van OLAF en Europol. Implementatie van onderhavige verordening betekent (toenemende) raakvlakken tussen beide werkterreinen.

  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 350[5]
    15 december 2004

Samenvatting voorstel Europese Commissie


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit voorstel heeft tot doel de bescherming van de financiële belangen van de EG tegen fraude en andere onwettige activiteiten (waaronder het witwassen van opbrengsten uit EG-fraude en fraude met BTW) te versterken en de rol van de Commissie en het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) bij het ondersteunen en coördineren van activiteiten van de lidstaten op dit gebied te vergroten. De verordening vindt zijn oorsprong in:

  • de mededeling van de Commissie over een globale strategie voor de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap uit 2000, waarin het belang van een horizontale, pijleroverstijgende aanpak van fraude benadrukt wordt;
  • het werkprogramma van de Commissie voor 2003, waarin melding gemaakt wordt van de voorbereiding van een verordening ten behoeve van samenwerking tussen bevoegde autoriteiten ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap;
  • het actieplan van de Commissie over 2001-2003, waarin het belang van samenwerking (om witwassen van de opbrengsten van fraude en andere activiteiten die de belangen van de EG schaden aan te pakken) onderstreept wordt.

De ontwerp-verordening voorziet in een wettelijk (verplichtend) kader voor administratieve samenwerking en de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten onderling en tussen deze autoriteiten en de Commissie, met inbegrip van OLAF. In dit kader dienen bevoegde autoriteiten op verzoek van een andere lidstaat of de Commissie (met inbegrip van OLAF) binnen 6 weken informatie en bijstand te verlenen bij het voorkomen en opsporen van fraude en andere onwettige activiteiten die op Communautair niveau van bijzonder belang zijn en die de financiële belangen van de Gemeenschap schaden. Voorts wordt op basis van deze verordening de Commissie (met inbegrip van OLAF) toegang verleend tot het 'VAT information exchange system' (een systeem voor de uitwisseling van BTW-gegevens in de zin van EG-verordening 1798/2003). Verder moeten lidstaten informatie die verkregen is op basis van richtlijn 92/12/EEG (inzake accijnzen), aan de Commissie verstrekken voor zover deze informatie bewijs voor onregelmatigheden zoals gedefinieerd in de voorgestelde verordening kan leveren. Tevens dient aan de Commissie (met de inbegrip van OLAF) - ook zonder verzoek hiertoe - alle relevante informatie verstrekt te worden over transacties die onregelmatigheden in de zin van de verordening vormen of lijken te vormen. De Commissie wenst deze informatie te gebruiken om haar nieuwe coördinerende rol uit te oefenen (analyse van ontvangen informatie, onderzoeken van trends en doorgeven van relevante informatie aan de lidstaten of het verzoeken om een onderzoek in te stellen). De toepassing van de verordening wordt 3 jaar na de inwerkingtreding geëvalueerd.

  • PDF-document commissievoorstel Europese Commissie - COM(2004)509
    20 juli 2004

Behandeling Raad

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen