E090224
Laatste revisie: 28-07-2010

E090224 - Kaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit



In COM(2005)6PDF-document doet de Europese Commissie een voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Het voorstel dient ter vervanging van het gemeenschappelijk optreden over de deelneming aan een criminele organisatie van 21 december 1998. Het onderhavige ontwerpkaderbesluit is mede gebaseerd op de VN Conventie inzake Transnationale Georganiseerde Criminaliteit (TOC-Verdrag 1998) en het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (2002, zie dossier E090305). Het voordeel van een kaderbesluit is dat lidstaten hierdoor worden gedwongen de nationale wetgeving aan de in het voorstel genoemde minimumeisen te laten voldoen. Voor de aanvaarding van dit kaderbesluit is unanimiteit (en daardoor tevens instemming van de Nederlandse Staten-Generaal) benodigd.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2005)6PDF-document, d.d. 19 januari 2005

rechtsgrondslag

Verdrag betreffende de EU artikel 29, 31 lid 1 en artikel 34 lid 2

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Implementatie

Kaderbesluit 2008/841/EGPDF-document diende voor 11 mei 2010 te zijn geïmplementeerd. Er was echter geen aparte implementatiewetgeving voor nodig en hierover is op 2 april 2009 een notificatie gestuurd aan het ministerie van Buitenlandse Zaken.


Behandeling Eerste Kamer

Op 3 oktober 2006 heeft de Eerse Kamer ingestemd met het ontwerpkaderbesluit.

Op 14 juli 2006 heeft de Eerste Kamer per brief laten weten dat zij in verband met het zomerreces geen uitspraak kan doen en dat derhalve instemming wordt onthouden. Bij ontvangst van het verslag van de Raad van 24 juli 2006 heeft de Kamer er nota van genomen dat dit onderwerp van de agenda was afgevoerd dus men heeft zich er niet meer over beraden.

Op 25 april 2006 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden.

Op 29 november 2005 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden.

Naar aanleiding van de bespreking van de (aanvullende) geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 1 en 2 december heeft de bijzondere commissie voor JBZ-Raad de minister van Justitie een brief gestuurd met vragen en opmerkingen over een viertal onderwerpen op de agenda, waaronder het ontwerpkaderbesluit en de definitie voor het lidmaatschap van een criminele organisatie. De minister heeft op 30 januari 2006 per brief gereageerd. Deze brief is voor kennisgeving aangenomen.


Standpunt Nederlandse regering

In fiche 1 stelt de Nederlandse regering gematigd positief te zijn ten aanzien van zowel de subsidiariteit als de proportionaliteit. De regering beseft dat georganiseerde criminaliteit steeds vaker een internationaal karakter heeft en is daarom een voorstander van een Europese regeling op dit vlak. Zij vraagt zich echter wel af welke toegevoegde waarde onderhavig voorstel heeft voor de versterking van de samenwerking tussen de lidstaten. Bovendien laat de regering blijken zich zorgen te maken over de ruimte die het kaderbesluit aan de lidstaten laat om een en ander op evenwichtige wijze in de nationale wetgeving in te passen.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

In COM(2005)6PDF-document doet de Europese Commissie een voorstel voor een kaderbesluit van de Raad ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Het voorstel dient ter vervanging van het gemeenschappelijk optreden over de deelneming aan een criminele organisatie van 21 december 1998. Het onderhavige ontwerpkaderbesluit is mede gebaseerd op de VN Conventie inzake Transnationale Georganiseerde Criminaliteit (TOC-Verdrag 1998) en het Kaderbesluit inzake terrorismebestrijding (2002, zie dossier E090305). Het voordeel van een kaderbesluit is dat lidstaten hierdoor worden gedwongen de nationale wetgeving aan de in het voorstel genoemde minimumeisen te laten voldoen. Voor de aanvaarding van dit kaderbesluit is unanimiteit (en daardoor tevens instemming van de Nederlandse Staten-Generaal) benodigd.

Het ontwerpbesluit beoogt minima vast te leggen voor de maximale strafmaat voor misdrijven begaan onder het mom van een criminele organisatie. Verder wordt bepaald dat het leiderschap van een dergelijke organisatie zwaarder moet worden gestraft dan enkel het lidmaatschap. Het besluit bevat daarnaast bepalingen om de strafmaat te verhogen of verlagen wanneer er verzwarende dan wel verzachtende omstandigheden zijn en om de strafbaarstelling te regelen van rechtspersonen die betrokken zijn bij een criminele organisatie. Ten slotte is een bepaling opgenomen ten aanzien van de vestiging van de rechtsmacht en de coördinatie van de vervolging, wat zal moeten gebeuren in overleg met Eurojust.

  • PDF-document commissievoorstel Europese Commissie - COM(2005)6
    19 januari 2005

Behandeling Raad

JBZ-Raad 25 september 2008 (agendapunt 2c)

Vanwege een parlementair voorbehoud van een van de lidstaten is de formele vaststelling van dit kaderbesluit totnogtoe aangehouden. Indien het parlementaire voorbehoud door deze lidstaat wordt ingetrokken, zal het kaderbesluit als A-punt door de Raad kunnen worden aangenomen.

JBZ-Raad d.d. 5/6 oktober 2006 (agendapunt 2i)

Blijkens het verslag stond dit onderwerp uiteindelijk niet op de lijst met A-punten.

JBZ-Raad van 24 juli 2006 (agendapunt 2a)

Uit het verslag blijkt dat dit onderwerp uiteindelijk niet op de lijst met A-punten stond.

Tijdens zijn vergadering van 28 april 2006 bereikte de Raad een politiek akkoord over de tekst van dit ontwerp-kaderbesluit, waarbij door Italië een voorbehoud werd gemaakt hangende de totstandkoming van een nieuwe regering in dat land. Als dit voorbehoud is opgeheven kan de Raad dit kaderbesluit vaststellen.

JBZ-Raad van 27/28 april 2006 (agendapunt B14)

Blijkens het verslag bereikte de Raad min of meer politieke overeenstemming over het voorstel voor een kaderbesluit inzake de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, in afwachting van een definitief instemmen door één lidstaat. Deze lidstaat kon alleen ad referendum accorderen in afwachting van het aantreden van de nieuwe minister van justitie.

De Commissie legde een schriftelijke verklaring af dat de Commissie slechts kan vaststellen dat het voorliggende compromis geen bijdrage levert aan de -mede in het Haags Programma beoogde- toenadering van wetgeving en dat het kaderbesluit in feite geen meerwaarde heeft ten opzichte van het al bestaande Gemeenschappelijk Optreden van 1998. Een aantal lidstaten (waaronder Nederland) handhaafden een parlementair voorbehoud.

UIt de geannoteerde agenda:

Het Oostenrijkse voorzitterschap is voornemens tijdens deze Raad een politiek akkoord te bereiken over het ontwerpkaderbesluit. Blijkens de geannoteerde agenda is er nog een drietal openstaande kwesties, waarbij de meningen van de lidstaten overigens niet zeer ver uiteenlopen.

  • Samenspanning: Een enkele lidstaat heeft nog moeite met de definitie van samenspanning als alternatief voor deelname aan een criminele organisatie. Het voorzitterschap wil deze definitie echter niet zwakker maken dat de definitie die is opgenomen in het TOC-Verdrag. De Nederlandse regering is flexibel op dit punt.
  • Strafmaximum: Het voorstel van het voorzitterschap, gesteund door onder andere Nederland, is om een minimale maximumstraf op te nemen van tussen de twee en vijf jaar cel. Lidstaten houden de vrijheid om zelf een hoger minimum voor te schrijven.
  • Strafverzwarende omstandigheid: In het oorspronkelijke voorstel was voorzien in een bepaling dat deelname aan een criminele organisatie tevens moest worden opgenomen in de nationale wetboeken als een strafverzwarende omstandigheid. Onder meer Nederland heeft in de onderhandelingen aangegeven tegen een dergelijk verplichting gekant te zijn. Het voorstel van het voorzitterschap om de verzwarende omstandigheid facultatief op te nemen in het kaderbesluit kan wel op steun van de regering rekenen.

JBZ-Raad van 1/2 december 2005 (agendapunt B15)

Uit het verslag blijkt dat dit onderwerp is komen te vervallen.

Het ontwerpkaderbesluit staat geagendeerd voor een eerste bespreking. Enkel de artikelen 1 (de definitie van een criminele organisatie) en 2 (de reikwijdte van de strafbaarstelling) zullen aan de orde worden gesteld.

De Nederlandse regering heeft in de geannoteerde agenda voor de JBZ-Raad van 1 december, waar enkel de eerste twee artikelen worden besproken, aangegeven akkoord te kunnen gaan met de definitie van een criminele organisatie zoals deze wordt gegeven in artikel 1 van het ontwerpkaderbesluit.

De meeste problemen ontstaan ten aanzien van artikel 2. Verschillende lidstaten hebben aangegeven het "lidmaatschap van een criminele organisatie" niet strafbaar te willen stellen, omdat dit in strijd zou zijn met hun grondwettelijk gewaarborgde vrijheid van vereniging, van pers en van meningsuiting. Als alternatief zou de strafbaarstelling van de echte deelneming in een criminele organisatie kunnen worden vervangen door de strafbaarstelling van samenspanning. Volgens de regering staat dit alternatief samenwerking op het terrein van de georganiseerde criminaliteit niet in de weg. Het voorzitterschap stelt daarnaast voor om een overweging in de preambule op te nemen waarin wordt verklaard dat het kaderbesluit lidstaten niet verplicht maatregelen te nemen die in strijd zijn met hun Grondwet. De Nederlandse regering acht deze overweging echter te vaag. Beter zou dan de tekst van artikel 2 kunnen worden aangepast.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Tijdens de plenaire zitting van 26 oktober 2005 heeft het Parlement op voorstel van de rapporteur een resolutie aangenomen waarin een veertigtal amendementen is opgenomen. De belangrijkste voorgestelde wijzigingen zijn de invoeging van een clausule waarin de waarborging van de grondrechten wordt gegarandeerd, de versterking van de rol van Europol (waarbij tegelijkertijd de controle over Europol door het Parlement moet worden versterkt) en de instelling van een Unit Ernstige en Georganiseerde Misdaad en een Unit Vordering Activa in iedere lidstaat.

Het verslagPDF-document van de rapporteur is op 28 september 2005 door de commissies vastgesteld.

Het ontwerpkaderbesluit is op 12 april 2005 aan het Europees Parlement toegezonden. Bill Newton Dunn (VK, Liberalen) is als rapporteur aangewezen. De behandeling heeft plaatsgevonden in de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken (LIBE), evenals in de commissies buitenlandse zaken (AFET) en justitie (JURI).

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.

  • standpunt EP Europees Parlement - P6_TA(2005)0405
    26 oktober 2005
    www.europarl.europa.eu/...
  • PDF-document definitief verslag EP-commissie Europees Parlement - A6-0277/2005
    28 september 2005

Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen