E090298
Laatste revisie: 14-12-2012

E090298 - Richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele-eigendomsrechten te waarborgen



Op 26 april 2006 presenteerde de Europese Commissie een gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen. In eerste instantie waren nog twee samenhangende voorstellen ingediend, waarbij de strafrechtelijke bepalingen waren opgenomen in een kaderbesluit. Naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie inzake milieustrafrecht heeft de Europese Commissie echter besloten beide voorstellen samen te voegen tot één ontwerprichtlijn.

De kern van de richtlijn is de verplichting voor de Europese lidstaten om inbreuken op intellectuele eigendommen, en dan met name piraterij en namaak van goederen, strafbaar te stellen in hun nationale wetgeving. De betrokken handelingen moeten op commerciële schaal zijn verricht. Onder de richtlijn vallen tevens de pogingen hiertoe, alsmede het ondersteunen of aanzetten tot het maken van inbreuken op intellectuele eigendommen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

Europees

Het voorstel is op 18 september 2010 door de Europese Commissie ingetrokken. 


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2006)168PDF-document, d.d. 26 april 2006

rechtsgrondslag

VwEU artikel 83 lid 2

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen


Behandeling Eerste Kamer

Op 7 november 2006 hebben de vaste commissie voor Justitie en de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad kennis genomen van de brief van Eurocommissaris Frattini in reactie op de gezamenlijke brief van de Eerste en Tweede Kamer over onderhavig voorstel en het verslag van de JBZ-Raad van 5 en 6 oktober. De Nederlandse regering is per brief verzocht aan te geven of het Nederlandse standpunt zal worden dan wel is gewijzigd naar aanleiding van de conclusies van het voorzitterschap van de Raad.

Op 3 oktober 2006 heeft de Eerste Kamer instemming onthouden aan de ontwerprichtlijn, mede op grond van de subsidiariteitsbezwaren die al eerder kenbaar zijn gemaakt. De onderhandelingen worden nauw gevolgd. Het fiche waarover in de geannoteerde agenda gesproken wordt is nog niet ontvangen.

Op 3 oktober 2006 hebben de Staten-Generaal per brief een antwoord ontvangen van Eurocommissaris Frattini. Via de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets is deze brief doorgestuurd aan de betreffende vakcommissies (zie TCS 28).

De plenaire vergadering van de Eerste Kamer heeft op 13 juni 2006 ingestemd met het gewijzigd adviesPDF-document van de TCS. Dit gewijzigd advies is aanvaard door de Eerste en Tweede Kamer, waarna Eurocommissaris voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid Frattini per brief op de hoogte is gesteld van de overwegingen. (Volgens een artikel op de website van Intellectual Property Watch heeft een woordvoerder van de eurocommissaris gemeld dat het parlement een antwoord tegemoet kan zien.) Deze brief is tevens in afschrift naar het COSAC-secretariaat, de voorzitter van de Raad en de voorzitter van het Europees Parlement gestuurd. Ten slotte is ook de staatssecretaris voor Europese Zaken, de heer Nicolaï, geïnformeerdWord-document over de brief die naar de Europese Commissie is verzonden.

Op 30 mei 2006 hebben de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad en de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties besloten een advies uit te brengen aan de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) waarin wordt aangegeven dat een meerderheid tot een negatief oordeel komt ten aanzien van de bevoegdheid van de Europese Commissie en de subsidiariteit van het voorstel.

Tevens zullen de commissies een brief sturen aan de betrokken bewindslieden.

Op 23 mei 2006 hebben de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad en de vaste commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties het gewijzigde voorstel gezamenlijk besproken. Besloten is de het onderwerp opnieuw te agenderen op 30 mei 2006.


Behandeling Tweede Kamer

Op 21 mei 2007 heeft de minister van Justitie een brief naar de Tweede Kamer gezonden, waarin wordt ingegaan op de stand van zaken in de onderhandelingen over het richtlijnvoorstel. De onderhandelingen in de Raad liggen op dit moment stil, zo blijkt uit de brief, inafwachting van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie in de zaak over scheepsverontreiniging. De uitspraak, die in het najaar van 2007 wordt verwacht, zal mogelijk meer duidelijkheid geven over de bevoegdheden van de Gemeenschap (i.e. bij wetgeving binnen de eerste pijler) op het terrein van het strafrecht. De minister kondigt voorts aan dat de Kamer op korte termijn een BNC-fiche zal ontvangen, waarin onder meer wordt ingegaan op de amendementen die het EP heeft goedgekeurd.

Het gewijzigd advies van de TCS is op 15 juni 2006 besproken in de plenaire vergadering van de Tweede Kamer en vervolgens terugverwezen naar de TCS. Daar is het gewijzigde advies op 20 juni besproken en in stand gebleven, waarna het op 29 juni 2006 alsnog plenair is vastgesteld door de Tweede Kamer.

Op 31 mei 2006 heeft de vaste commissie voor Justitie van de Tweede Kamer een gemotiveerd advies naar de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets gestuurd.


Standpunt Nederlandse regering

De Nederlandse regering is in fiche twee zeer kritisch ten aanzien van het voorstel voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Zo wordt onder meer gesteld dat in de richtlijn de bevoegdheden van de Gemeenschap deels worden overschreden door de introductie van een algemene verplichting tot strafbaarstelling. De Nederlandse regering is weliswaar voorstander van een degelijke handhaving van de intellectuele eigendomsrechten, maar de richtlijn kan niet verder gaan dan enkel de Europese regelgeving. Nationale regelgeving dient van het bereik van de richtlijn te worden uitgesloten. Zowel het subsidiariteits- als het proportionaliteitsoordeel leveren derhalve een gemengd beeld op.

Van strafrechtelijke handhaving van intellectuele eigendomsrechten kan volgens de regering enkel sprake zijn als ultimum remedium. De regering wil dan ook dat nadrukkelijk de mogelijkheid wordt opengelaten voor andere handhavingsvormen dan de strafrechtelijke (zoals bijvoorbeeld de bestuurlijke boete). Voorts toont de regering zich een voorstander van een bredere discussie over mogelijke harmonisering van de hoogtes van geldstraffen. Dit zou niet, zoals nu het geval is, op ad hoc basis moeten gebeuren.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het voorstel is op 18 september 2010 door de Europese Commissie ingetrokken. 

Op 26 april 2006 presenteerde de Europese Commissie een gewijzigd voorstel voor een richtlijn inzake strafrechtelijke maatregelen om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten te waarborgen. In eerste instantie waren nog twee samenhangende voorstellen ingediend, waarbij de strafrechtelijke bepalingen waren opgenomen in een kaderbesluit. Naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie inzake milieustrafrecht heeft de Europese Commissie echter besloten beide voorstellen samen te voegen tot één ontwerprichtlijn.

De kern van de richtlijn is de verplichting voor de Europese lidstaten om inbreuken op intellectuele eigendommen, en dan met name piraterij en namaak van goederen, strafbaar te stellen in hun nationale wetgeving. De betrokken handelingen moeten op commerciële schaal zijn verricht. Onder de richtlijn vallen tevens de pogingen hiertoe, alsmede het ondersteunen of aanzetten tot het maken van inbreuken op intellectuele eigendommen.

De ontwerprichtlijn schrijft voor dat de lidstaten een maximumstraf voor een dergelijke inbreuk moeten stellen van tenminste vier jaar wanneer de handelingen zijn gepleegd door personen handelend onder het mom van een criminele organisatie als bedoeld in het kaderbesluit ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (zie dossier E090224). Een gelijke straf dient te gelden wanneer de inbreuk een gezondheids- of veiligheidsrisico vormt. Indien de overtredingen zijn gepleegd door natuurlijke of rechtspersonen dient een maximumstraf te gelden van ten minste €300.000 voor de ernstigste gevallen en ten minste €100.000 in alle andere gevallen. Voorts moeten de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid krijgen goederen toebehorend aan de veroordeelden geheel of gedeeltelijk in beslag te nemen.

In de ontwerprichtlijn is tenslotte nog een aantal bepalingen opgenomen over het verloop van het strafrechtelijk onderzoek. Voor het openen hiervan mag het niet noodzakelijk zijn dat de benadeelde eigenaar van het intellectueel eigendomsrecht een klacht indient, althans wanneer het feit is gepleegd in de lidstaat die het feit zal onderzoeken. Wel moet de eigenaar in de gelegenheid worden gesteld zelf, of door middel van vertegenwoordigers en experts, bij het onderzoek te assisteren.


Behandeling Raad

JBZ-Raad van 5 oktober 2006 (agendapunt B13)

Tijdens de bespreking over de inzet van strafrechtelijke maatregelen ter handhaving van intellectuele eigendomsrechten liepen de meningen van de lidstaten sterk uiteen. Enkele lidstaten gaven aan overtuigd te zijn van de noodzaak voor deze maatregelen, andere lidstaten bepleitten het tegendeel. Een groep lidstaten (waaronder Nederland) wil wachten op uitspraak van het Hof in verband met de rechtsgrondslag van het Commissievoorstel. De meeste lidstaten gaven aan voorstander te zijn van een beperkt toepassingsgebied: alleen de intellectuele eigendomsrechten die op communautair niveau geregeld zijn. Verschillende lidstaten (waaronder Nederland) onderstreepten dat niet voldaan is aan de voorwaarden van proportionaliteit en subsidiariteit.

Nederland pleitte ervoor de uitspraak van het Hof af te wachten.

Voorts staan de beginselen van subsidiariteit en proportionaliteit aan het voorstel van de Commissie in de weg. Nederland benadrukte voorstander te zijn van bestrijding van piraterij e.d., maar het is voor Nederland niet duidelijk waarom dit via het Commissievoorstel zou moeten worden geregeld.

De voorzitter concludeerde dat de behoefte aan inzet van het strafrecht verder bestudeerd zal worden in de betreffende Raadswerkgroep, zonder de uitspraak van het Hof af te wachten. Bij de bespreking zal worden uitgegaan van een beperkt toepassingsgebied dat alleen betrekking heeft op de intellectuele eigendomsrechten die op communautair niveau zijn geregeld.

Uit de (aanvullende) geannoteerde agenda blijkt dat het voorzitterschap de Raad waarschijnlijk zal informeren over de stand van zaken in de onderhandelingen over dit voorstel. De openstaande kwesties hebben met name betrekking op de noodzaak voor een strafrechtelijk kader voor de handhaving van intellectuele eigendomsrechten, de verhouding tussen de eerste en de derde pijler en de reikwijdte van de richtlijn. De Nederlandse regering geeft aan zeer kritisch te zijn over het voorstel en ziet bijvoorbeeld niet de noodzaak voor een strafrechtelijk instrument. Bovendien zou beter worden afgewacht hoe de jurisprudentie van het Hof van Justitie inzake strafmaatregelen zich ontwikkeld, naar aanleiding van onder meer rechtszaak C440/05 (verontreiniging door schepen).

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 25 april 2007 heeft het EP een wetgevingsresolutie aangenomen over het gewijzgde richtlijnvoorstel.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling EESC

  • Word-document advies Economisch en Sociaal Comité - CESE 981/2007
    12 juli 2007

Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Op 27 juni 2007 stuurt FOBID (Juridische Commissie, FJC) een afschrift van hun briefPDF-document aan minister Hirsch Ballin inzake onderhavige ontwerprichtlijn naar de Eerste Kamer. In deze brief stelt FJC zich aan te sluiten bij het advies van Consumentenbond (zie hieronder) het voorstel te verwerpen in de Raad van ministers.

Op 21 juni 2007 ontving de Eerste Kamer een afschrift van een briefPDF-document van de Consumentenbond (geschreven mede namens de Stichting Vrijschrift) aan de minister van Justitie over de handhaving van intellectuele eigendomsrechten. Bij de brief is een gezamenlijk rapport van juni 2007 gevoegd van diverse organisaties die zich bezighouden met intellectuele eigendomsrechten (FFII, EFF, EBLIDA en BEUC). Zij uiten kritiek op het door het Europees Parlement gewijzigde voorstel voor de richtlijn intellectuele eigendomsrechten. Naar het oordeel van de organisaties is de voorgestelde richtlijn niet proportioneel, onder meer door te ruime aansprakelijkstellingen en een te brede werking. Daarnaast stellen de organisaties dat het Hof van Justitie te veel ruimte voor interpretatie krijgt, omdat de in de richtlijn opgenomen formuleringen te vaag en te zwak zijn. Om het voorstel acceptabel te maken zal veel veranderd moeten worden, maar beter zou zijn om het voorstel volledig van tafel te vegen, aldus het rapport.

Op 14 juni 2006 heeft het House of Commons (VK) gerapporteerd over de subsidiariteit en proportionaliteit van het gewijzigde voorstel.


Alle bronnen