E130057
  ruit icoon
Laatste revisie: 30-01-2018

E130057 - Voorstel voor een richtlijn betreffende voorlopige rechtsbijstand voor verdachten en beklaagden wie de vrijheid is ontnomen en rechtsbijstand in procedures ter uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel



Dit voorstel maakt deel uit van een reeks voorstellen (zie ook E130055 en E130056) die moeten leiden tot gemeenschappelijke EU-normen in alle strafprocedures, zoals voorgesteld in het programma van Stockholm. Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie te garanderen dat verdachten al in het vroegste stadium van een strafprocedure (wanneer beklaagden bijzonder kwetsbaar zijn, met name bij vrijheidsbeneming) toegang hebben tot rechtsbijstand.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

Op 1 april 2014 besloot de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) het richtlijnvoorstel voor kennisgeving aan te nemen.

Europees

Op 26 oktober 2016 is het uiteindelijke akkoord getekend, op 4 november 2016 is de richtlijn in het publicatieblad gepubliceerd. 


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2013)824PDF-document, d.d. 27 november 2013

rechtsgrondslag

Artikel 82(2) van het VWEU

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwante dossiers


Implementatie

Richtlijn (EU) 2016/1919PDF-document werd op 26 oktober 2016 ondertekend door de Raad en het Europees Parlement en werd op 4 november 2016 gepubliceerd in Pb EU L 297/1. De richtlijn diende uiterlijk 5 mei 2019 geïmplementeerd te zijn. 

Op 20 oktober 2017 is de richtlijn in de staatscourant gepubliceerd.

Bron:  Stand van zaken implementatie richtlijnen vierde kwartaal 2017  


Behandeling Eerste Kamer

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) besloot op 1 april 2014 het richtlijnvoorstel voor kennisgeving aan te nemen.

Op 28 januari 2014 besloot de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) de behandeling op te schorten in afwachting van de uitkomsten van het algemeen overleg in de Tweede Kamer op 20 maart 2014 over het behandelvoorbehoud EU-wetgevingspakket waarborgen in strafrechtelijke procedures.

De Eerste Kamer ontving het BNC-fiche op 17 januari 2014. De commissie voor Veiligheid en Justitie zal op 28 januari 2014 inbreng leveren voor schriftelijk overleg.

De commissie voor Veiligheid en Justitie stuurde op 13 december 2013 een brief aan de minister van Veiligheid en Justitie en een brief aan de minister van Buitenlandse Zaken met daarin het verzoek om de BNC-fiches over de drie ontwerprichtlijnen en twee bijbehorende aanbevelingen, welke moeten leiden tot gemeenschappelijke EU-normen in alle strafprocedures, voor 17 januari 2014 aan de Kamer te doen toekomen.

Op 10 december 2013 besprak de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) de procedure voor behandeling van het richtlijnvoorstel. De commissie V&J besloot de regering te verzoeken het BNC-fiche uiterlijk op 17 januari 2014 aan de Kamer te zenden. De commissie zal op 28 januari 2014 inbreng leveren voor schriftelijk overleg over het richtlijnvoorstel.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft dit voorstel als prioritair geselecteerd uit het werkprogramma 2012 van de Europese Commissie.


Behandeling Tweede Kamer

Op 7 oktober 2015 tijdens een algemeen overleg over de JBZ-Raad van 8 en 9 oktober 2015 zegde de minister van Veiligheid en Justitie toe de uitspraak van het Hof van Justitie over het Europees aanhoudingsbevel toe te lichten. Op 13 oktober 2015 stuurde de minister een brief met deze informatie aan de Tweede Kamer. 

Op 3 december 2014 voerde de commissie voor Veiligheid en Justitie een algemeen overleg met de minister voor Veiligheid en Justitie over de JBZ-Raad van 4-5 december 2014. De voorstellen gegevensbescherming kwamen uitgebreid ter sprake.

Op 25 maart 2014 stemde de Tweede Kamer plenair in met het advies van de commissie Europese Zaken. Het parlementair behandelvoorbehoud werd daarmee, met inachtneming van onderstaande afspraken, officieel beëindigd.

Op 21 maart 2014 stuurde de voorzitter van de commissie voor Europese Zaken een brief aan de voorzitter van Tweede Kamer met daarin het bericht dat dat de commissie voor Veiligheid en Justitie heeft geadviseerd het parlementair behandelvoorbehoud met de volgende afspraken formeel te beëindigen:

  • 1. 
    De Tweede Kamer zal tijdig worden geïnformeerd over de opties die ter beantwoording voorliggen in de Raad en de onderliggende overlegflora die gevolgen hebben voor belangrijke elementen van de voorgestelde richtlijn en/of de Nederlandse inzet daarbij;
  • 2. 
    De Tweede Kamer wordt geïnformeerd wanneer de minister van Veiligheid en Justitie voorziet dat de onderhandelingen afwijken van het kabinetsstandpunt zoals weergegeven in het BNC-fiche en/of nadien is vastgelegd met de Tweede Kamer;
  • 3. 
    De Tweede Kamer wordt standaard over de voortgang van de onderhandelingen van de richtlijn geïnformeerd;
  • 4. 
    De informatieafspraken gemaakt in het kader van het behandelvoorbehoud op de richtlijn over het vermoeden van onschuld en rechtsbijstand dienen te gelden voor het gehele EUwetgevingspakket inzake waarborgen in strafrechtelijke procedures, zoals besproken in de Tweede Kamer op donderdag 20 maart 2014.

De voorzitter van de commissie voor Europese Zaken verzoekt de voorzitter van de Tweede Kamer dit advies en aan de Tweede Kamer ter besluitvorming voor te leggen.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft op 20 maart 2014 een algemeen overleg houden over het behandelvoorbehoud EU-wetgevingspakket waarborgen in strafrechtelijke procedures (zie ook E130055 en E130056). Voorafgaand hieraan werden de Kamerleden op 11 maart 2014 in besloten setting geïnformeerd door ambtenaren van het ministerie over het wetgevingspakket.

De Tweede Kamer plaatste op 21 januari 2014 een behandelvoorbehoud bij het voorstel.

De commissie V&J besloot op 18 december 2013 het voorstel te onderwerpen aan een behandelvoorbehoud, een algemeen overleg te houden voor 24 maart 2014 en daaraan voorafgaand een technische briefing te organiseren.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) heeft dit voorstel ook als prioritair geselecteerd uit het werkprogramma 2012 van de Europese Commissie. 


Standpunt Nederlandse regering

De minister van Veiligheid en Justitie stuurde op 17 januari 2014 het BNC-fiche aan de Kamer. Hieruit blijkt onder andere dat Nederland positief staat tegenover het invoeren van een minimumstandaard voorlopige rechtsbijstand in de zwaardere strafzaken. Artikel 82, tweede lid, VWEU biedt echter alleen een grondslag voor het scheppen van minimumvoorschriften aangaande personen in de strafvordering. Op onderdelen gaat het voorstel verder dan noodzakelijk om het gestelde doel van een gelijkwaardig minimumniveau te bereiken, namelijk door deze vorm van gefinancierde rechtsbijstand voor te schrijven voor alle strafzaken en niet alleen de zwaardere strafzaken. NL staat voorts negatief tegenover de plicht te voorzien in gefinancierde rechtsbijstand in de lidstaten die een EAB uitvaardigen.

Op 18 december 2013 stuurde de minister van Veiligheid en Justitie een brief aan de Tweede Kamer met daarin het bericht dat de BNC-fiches inzake de voorstellen voor drie richtlijnen over gemeenschappelijke EU-normen in strafprocedures, niet binnen de daarvoor geldende drie-weken termijn naar de Kamer kunnen worden verzonden. De minister geeft aan dat de fiches op zo kort mogelijk termijn alsnog aan de Kamer zullen worden gezonden.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit voorstel maakt deel uit van een reeks voorstellen (zie ook E130055 en E130056) die moeten leiden tot gemeenschappelijke EU-normen in alle strafprocedures, zoals voorgesteld in het programma van Stockholm. Met dit voorstel beoogt de Europese Commissie te garanderen dat verdachten al in het vroegste stadium van een strafprocedure (wanneer beklaagden bijzonder kwetsbaar zijn, met name bij vrijheidsbeneming) toegang hebben tot rechtsbijstand. Daarmee is nader invulling gegeven aan het fundamentele recht op een eerlijk proces, op grond waarvan een redelijk evenwicht tussen de procespartijen is vereist.   

Het recht op toegang tot voorlopige rechtsbijstand is intrinsiek gekoppeld aan het recht op toegang tot een advocaat. De richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat regelt echter niet het recht op toegang tot voorlopige rechtsbijstand voor minvermogenden. Het recht op toegang tot voorlopige rechtsbijstand is derhalve in dit voorstel uitgewerkt. Daarnaast verzekert het voorstel personen die op grond van een Europees aanhoudingsbevel zijn aangehouden van voorlopige rechtsbijstand. De Europese Commissie baseert haar bevoegdheid voor deze ontwerprichtlijn op artikel 82, lid 2 VWEU.  De gemeenschappelijke minimumnormen moeten bijdragen aan het vergroten van wederzijds vertrouwen tussen lidstaten en daarmee aan het vergemakkelijken van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning. 

Aanvullende aanbevelingen

Als onderdeel van een pakket maatregelen zijn naast dit voorstel twee aanbevelingen uitgebracht door de Europese Commissie, te weten: een aanbevelingPDF-document betreffende procedurele waarborgen voor kwetsbare personen die verdachte of beklaagde zijn in een strafprocedure én een aanbevelingPDF-document inzake het recht op rechtsbijstand voor verdachte of beklaagde in een strafprocedure.      


Behandeling Raad

JBZ-Raad 8-9 oktober 2015 (agendapunt II.12)

Tijdens de Raad zijn de laatste stand van zaken gegeven over dit voorstel, waarbij onder andere is aangegeven dat de triloog in juli 2015 is gestart.   

JBZ-Raad 15-16 juni 2015 (agendapunt III.9)

Het Voorzitterschap gaf een korte toelichting op de stand van zaken over deze richtlijn, waarbij werd aangegeven dat een algemene benadering is bereikt in de Raad van maart 2015 en dat EP-eindrapportage in mei is aangenomen. Nu de posities van de Raad en het Europees Parlement bekend zijn, zal binnen afzienbare termijn de triloog aanvangen.

JBZ-Raad 12-13 maart 2015 (agendapunt II.8)

Tijdens de Raad is een algemene oriëntatiePDF-document over het richtlijnvoorstel vastgesteld en de onderhandelingen met het Europees parlement kunnen starten. Nederland gaf aan te kunnen instemmen met de voorliggende tekst als basis voor de onderhandelingen met het EP maar zorgen te houden bij de proportionaliteit. Nederland benadrukte dat de tekst veel elementen bevat waar Nederland zich achter kan scharen, zoals schrapping van de bepaling over gefinancierde rechtsbijstand in de uitvaardigende lidstaat in EAB-procedures en de uitzondering op het recht op voorlopige gefinancierde rechtsbijstand in artikel 4(2a). Maar Nederland behoudt bij die bepaling ook zorgen. De interests of justice, de criteria van het EHRM, moeten bepalend zijn voor de beoordeling of sprake is van een recht op gefinancierde rechtsbijstand. Het is volgens Nederland aan de lidstaten om te bepalen hoe een toets daarop wordt ingevuld. Nederland gaf aan dat het parlementaire studievoorbehoud is opgeheven.

Een groep van zeven lidstaten heeft zorgen bij de voorliggende tekst omdat die het recht op voorlopige gefinancierde rechtsbijstand te zeer zou beperken.

JBZ-Raad 4-5 december 2014 (agendapunt II.7)

Tijdens de Raad is de laatste stand van zakenPDF-document over het richtlijnvoorstel besproken. Het Voorzitterschap informeerde de lidstaten over de stand van zaken van de onderhandelingen over de richtlijn voorlopige gefinancierde rechtsbijstand. Het Voorzitterschap schat in dat de Raad onder Lets Voorzitterschap overeenstemming zal kunnen bereiken. Het Voorzitterschap wees erop dat op dit moment een groep lidstaten voorstander is van beperking van de reikwijdte van de richtlijn voor lichtere strafbare feiten. Enkele lidstaten achten juist een uitbreiding van de reikwijdte wenselijk, maar het is niet zeker of dat voorstel het zal halen, zo gaf het Voorzitterschap aan.

Informele JBZ-Raad 23-24 januari 2014 (agendapunt I.2)

Tijdens de informele Raad heeft de Europese Commissie een discussie ingeleid over het richtlijnvoorstel. Een klein aantal lidstaten sprak steun uit voor de uitvoering van de routekaart ter versterking van de procedurele rechten van verdachten en beklaagden in strafprocedures.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 4 oktober 2016 stelde het Europees Parlement na een plenair debat haar standpunt in eerste lezing vast. 

Op 6 mei 2015 heeft de commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) ingestemd met het ontwerpverslag van rapporteur De Jong. Het verslag werd op 18 mei 2015 gepubliceerd. Het EP wenst de richtlijn op substantiële onderdelen verder uit te breiden dan het voorstel van de Commissie. Zo wil het parlement de reikwijdte uitbreiden naar niet-aangehouden verdachten en wil hij de richtlijn niet beperken tot voorlopige gefinancierde rechtsbijstand, dat wil zeggen in de periode tussen de vrijheidsberoving en het moment waarop op een aanvraag tot gefinancierde rechtsbijstand is beslist. Het Europees Parlement wil ook die 'reguliere' gefinancierde rechtsbijstand onder de reikwijdte van de richtlijn plaatsen. Voorts zijn amendementen aangenomen die zien op de kwaliteit van raadslieden en de onafhankelijkheid van het orgaan dat beslist over toekenning van gefinancierde rechtsbijstand (in Nederland is dat de Raad voor Rechtsbijstand).

Op 18 maart 2014 publiceerde de commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) van het Europees Parlement een werkdocument over het voorstel. Het werkdocument is gepubliceerd omdat het Europees Parlement in de huidige zittingstermijn geen standpunt in eerste lezing meer kan vaststellen. In het werkdocument wordt een eerste gezamenlijke beoordeling van het voorstel gegeven, gedeeld door alle schaduwrapporteurs, gevolgd door een aantal persoonlijke opmerkingen van de rapporteur.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

De deadline voor het indienen van eventuele subsidiariteitsbezwaren was gesteld op 12 februari 2014.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

De commissie Meijers publiceerde op 1 december 2014 een notitie naar aanleiding van de JBZ-Raad van 4-5 december 2014. Met betrekking tot het voorstel stelt de commissie Meijers in de notitie onder meer verheugd te zijn met het voorstel van een aantal lidstaten om naast voorlopige rechtsbijstand ook gewone rechtsbijstand binnen de reikwijdte van deze richtlijn te brengen. Verder raadt de commissie Meijers aan om een bepaling over de verdeling van kosten in grensoverschrijdende strafzaken op te nemen.

De Commissie Meijers stuurde op 18 maart 2014 een notitie aan de commissie voor Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken van het Europees Parlement over de EU-voorstellen gemeenschappelijke normen in strafprocedures, waar dit voorstel deel van uitmaakt. Een afschrift van de brief werd tevens aan de Eerste Kamer gezonden.


Alle bronnen