Beslispunten:
-
-
wenst u een datum te bepalen voor het leveren van inbreng voor het (eerste) verslag?
-
-
zijn er leden in uw fractie die geen lid zijn van de commissie BIZA, maar die op grond van artikel 37, lid 2 RvO actief deel zouden willen nemen aan het voorbereidend onderzoek?
Toelichting
CVO-voorstel voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen op grond artikel 131 RvO
Het voorstel van CVO voor een Gedragscode ongewenste omgangsvormen geeft invulling aan artikel 131 Reglement van Orde (RvO): “Bij afzonderlijke regeling van de Kamer wordt een Gedragscode ongewenste omgangsvormen vastgesteld waarin voorschriften worden gegeven ter voorkoming van ongewenst gedrag door leden van de Kamer. In deze afzonderlijke regeling wordt tevens een instrumentarium vastgelegd ten behoeve van de naleving en interpretatie van deze Gedragscode.”
Op dit moment heeft de Kamer nog geen code vastgesteld.
Voorbereidend onderzoek in de vaste commissie BIZA
De wijze van totstandkoming van een Gedragscode wordt geregeld in artikel 140 RvO. Daarin staat dat de artikelen uit hoofdstuk XV van het RvO van overeenkomstige toepassing zijn op voorstellen tot vaststelling van de overige op grond van het RvO door de Kamer vast te stellen regelingen. De Kamer heeft op 18 maart jl. op grond van artikel 133, lid 1 RvO en na besprekingen in het College van fractievoorzitters de vaste commissie BIZA belast met het voorbereidend onderzoek van het voorstel.
Voorbereidend onderzoek vergelijkbaar met dat van een wetsvoorstel
Voor wat het voorbereidend onderzoek van het voorstel in de commissie betreft, geldt dat het voorstel op de gewone wijze, als is het een wetsvoorstel, wordt behandeld. Artikel 136, lid 1 RvO bepaalt immers dat het voorstel ‘op dezelfde wijze [wordt behandeld] als een wetsvoorstel dat aan de commissie is toevertrouwd, waarbij de voorsteller in de plaats treedt van de minister.’ Het CVO zal de vragen in het verslag/de verslagen schriftelijk beantwoorden met een nota naar aanleiding van het verslag.
Het voorbereidend onderzoek kent maximaal drie schriftelijke vraag- en antwoordenrondes (artikel 45 RvO) (artikel 46 RvO: met toestemming van de Kamer vier) en ook kan het commissie-instrumentarium worden benut (artikel 38 RvO). Anders dan bij wetsvoorstellen kunnen leden amendementen voorstellen (artikel 134 RvO) en kan CVO - waanneer bijvoorbeeld vragen/opmerkingen daartoe aanleiding geven - het voorstel wijzigen (artikel 135 RvO). Mocht een lid overwegen een amendement in te dienen, dan wordt aangeraden het concept voor indiening voor een wetstechnische toets voor te leggen aan de stafmedewerker van de commissie BIZA, Dr. Sofie Wolf.
Openbaarheid - beslotenheid vergadering over dit agendapunt
Artikel 36, lid 1, regelt dat de vergaderingen van een commissie openbaar zijn, ‘tenzij een commissie besluit dat een vergadering, of een gedeelte daarvan, besloten zal zijn.’ Hoewel openbaarheid dus het uitgangspunt is voor commissievergaderingen, kan de commissie derhalve op ieder moment en telkens opnieuw besluiten om in beslotenheid over dit agendapunt (inzake de voorgestelde Gedragscode) te beraadslagen of om dat niet te doen.
Publicatie
Los van het al dan niet openbaar vergaderen, moet opgemerkt worden dat alle vergaderstukken onder de Woo in beginsel openbaar moeten worden gemaakt. Dit geldt ook voor de korte aantekeningen, maar deze hoeven van een besloten deel van de vergadering niet gemaakt te worden.
Ook volgt uit het feit dat de behandeling van het voorstel de procedure volgt van een wetsvoorstel, dat de ingediende vragen vanuit de commissie en de antwoorden van het College van Voorzitter en Ondervoorzitters openbaar worden gepubliceerd als kamerstuk (verslagen (artikel 47, lid 3 RvO) en nota’s naar aanleiding van het verslag). Ook eventuele nota’s van wijziging en amendementen worden openbaar als kamerstuk gepubliceerd (artikel 134, lid 1 RvO en artikel 135 RvO).
Tot slot
Op verzoek zijn alleen ter kennisneming toegevoegd de volgende documenten, die betrekking hebben op de ambtelijke organisatie: