In dit kamerstukdossier treft u documenten met betrekking tot de implementatie van EU-richtlijnen. Deze stand van zaken wordt in elk individueel e-dossier bijgewerkt.
In deze brief biedt de minister van Justitie het onderzoeksrapport "De omzetting van Europese richtlijnen: Instrumenten, technieken en processen in zes lidstaten vergeleken" aan beide Kamers aan en benadrukt het belang van tijdige implementatie van Europese richtlijnen in de nationale wetgeving.
De conclusies in het onderzoek komen overeen met het in juli 2004 uitgebrachte kabinetsstandpunt (EK 29.200 VI, F) over de wenselijkheid van bijzondere wettelijke bepalingen voor het waarborgen van tijdige implementatie. De maatregelen die het kabinet reeds heeft genomen staan in een brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie van 9 november 2004 (TK, 21.109, nr. 144).
De Eerste Kamercommissies voor Justitie en voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat hebben op 31 januari 2006 besloten deze brief plenair te behandelen. Deze plenaire behandeling vond plaats op 14 maart 2006. Tijdens deze behandeling is de Motie-Jurgens (PvdA) c.s inzake het niet toelaten van het afwijken van de wet door de regering bij het maken van lagere regelgeving (EK 21.109, A) ingediend. Deze motie is op 21 maart 2006 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen. De minister van Economische Zaken heeft per brief van 20 april 2006 (TK 29.474 nr. 13) gereageerd op de motie. De commissies hebben deze brief op 16 mei 2006 voor kennisgeving aangenomen en besloten de brief te zijner tijd te betrekken bij het wetsvoorstel Wet totstandkoming en implementatie EG-besluiten op het terrein van de energie, post en telecommunicatie (29.474).
De voortzetting van het debat van 14 maart 2006, gezamenlijk met de behandeling van het kabinetsstandpunt ten aanzien van het rapport "De Nederlandse Grondwet en de Europese Unie", vond plaats op 15 mei 2007. Daarbij wordt ook de brief van de minister van Justitie van 13 februari 2007 met betrekking tot parlementaire betrokkenheid bij gedelegeerde regelgeving (EK 30.800 VI, C) betrokken. Deze brief is aangehouden. De brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 24 april 2007 met een kabinetsstandpunt ten aanzien van het rapport "De Nederlandse Grondwet en de Europese Unie" (EK 26.200 VI nr. 65, A) en de brief versnelde implementatie EU-richtlijnen (21.209, nr. 159) zijn op 15 mei 2007 voor kennisgeving aangenomen. Tijdens dit debat is de Motie-Jurgens (PvdA) c.s. inzake het niet meer gebruiken van de machtiging aan lagere wetgevers om regels te stellen, ook als deze afwijken van de wet, dan wel als deze in de plaats worden gesteld van bestaande wetteksten (26.200 VI, nr. 65 / 21.109, C) ingediend. Deze motie is later gewijzigd in de Gewijzigde Motie-Jurgens (PvdA) c.s. inzake het niet meer gebruiken van de machtiging aan lagere wetgevers om regels te stellen, ook als deze afwijken van de wet, dan wel als deze in de plaats worden gesteld van bestaande wetteksten (26.200 VI, nr. 65 / 21.109, D). Deze motie is op 22 mei 2007 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.
De Eerste Kamercommissie voor Justitie besprak op 30 september 2008 de brief van de minister van Justitie van 1 september 2008 inzake de uitvoering van de moties Jurgens (EK 26.200 VI nr. 65 / 21.109 / 30.800 VI, F en bijlage).
Verschillende Eerste Kamercommissies bespraken op 21 oktober 2008 de voortgang van de uitvoering van de Gewijzigde Motie-Jurgens (PvdA) c.s. inzake het niet meer gebruiken van de machtiging van lagere wetgevers om regels te stellen, ook als deze afwijken van de wet, dan wel als deze in de plaats worden gesteld van bestaande wetteksten (EK 26.200 VI, nr. 65 / 21.109, D).
De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 30 september 2008 besloten schriftelijk te reageren op de brief van de minister van Justitie van 1 september 2008 (EK 26.200 VI nr. 65 / 21.109 / 30.800 VI, F en bijlage) inzake de uitvoering van de Gewijzigde motie-Jurgens c.s. Hiervoor is inbreng gevraagd uit de andere commissies van de Eerste Kamer. De commissie voor Justitie zelf besprak op 18 november 2008 de uitvoering van deze motie en heeft besloten de regering te vragen bij de bepalingen 73 en 78 de buitengewone omstandigheden toe te lichten.