28.764

Goedkeuring Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties



Dit wetsvoorstel regelt de goedkeuring van het Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties (Trb. 2002, 112)PDF-document. Het verdrag verplicht partijen om de rechtspersoonlijkheid en de rechtsbevoegdheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, zoals verkregen in het land van vestiging, te erkennen.

Daarnaast bevat dit voorstel twee regelingen die zijn gericht op de bestrijding van rechtspersonen en andere juridische lichamen die zich in Nederland schuldig maken aan gedragingen die een inbreuk vormen op de openbare orde. De eerste regeling voorziet in de mogelijkheid om de rechter te verzoeken een verklaring voor recht af te geven waarin het doel of de werkzaamheid van een buitenlandse corporatie in strijd met de openbare orde wordt verklaard. De tweede regeling bepaalt dat organisaties die zijn geplaatst op een EU terrorismelijst gedurende de vermelding in de lijst van rechtswege verboden zijn en niet bevoegd om in Nederland rechtshandelingen te verrichten.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel is op 20 juni 2006 aangenomen door de Tweede Kamer. D66, Groep Wilders, VVD, CDA, ChristenUnie, SGP en LPF stemden voor.

De plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 7 november 2006. Bij deze behandeling is de Motie-Franken (CDA) c.s. over een transparante en verantwoorde procedure inzake plaatsing op en verwijdering van de lijsten van de Verenigde Naties en de Europese Unie met betrekking tot terroristische organisaties ingediend (EK 28.764, E). De Eerste Kamer heeft de motie op 14 november 2006 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen. Het wetsvoorstel is op 14 november 2006 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. PvdA, GroenLinks en SP stemden tegen.

De Eerste Kamercommissie voor Justitie heeft op 10 januari 2007 een brief van de minister van Buitenlandse Zaken (EK 28.764, F) met een reactie op de aangenomen motie Franken c.s. ontvangen en heeft deze brief op 23 januari 2007 besproken. Naar aanleiding van deze brief heeft de commissie op 30 januari 2007 een antwoordbrief aan de minister vastgesteld. Op 27 februari 2007 heeft de commissie besloten een brief aan de regering te schrijven waarin in aansluiting op de eerdere correspondentie over de Motie-Franken (CDA) c.s. gevraagd wordt hoe de Europese Raad van Ministers en de Nederlandse regering gevolg gaat geven aan het vonnis van het Europese Gerecht in Eerste Aanleg van 12 december 2006 in de zaak betreffende de Iraanse volksmujahedeen, waarin de plaatsing van deze organisatie op de EU-terrorismelijst nietig werd verklaard. Op 3 april 2007 heeft de commissie de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 30 maart 2007 met zijn antwoord op de commissievraag besproken. De commissiebrieven en de antwoordbrief van de minister van Buitenlandse Zaken zijn opgenomen in het verslag van het schriftelijk overleg dat de commissie op 30 maart 2007 heeft uitgebracht (EK 28.764, G herdruk). Naar aanleiding van de brief van minister van Buitenlandse Zaken van 30 maart 2007 heeft de commissie op 17 april 2007 een brief gestuurd aan de ministers van Buitenlandse Zaken en Justitie inzake de handhaving van de MKO (Mujahedin-e Khalq Organisation) op de EU-terrorismelijst. De brief van de commissie met het antwoord van de minister van Buitenlandse Zaken van 15 juni 2007 zijn gedrukt als verslag van een schriftelijk overleg (EK 28.764, H). De commissie heeft op 3 juli 2007 een reactie op het antwoord van de minister vastgesteld. De minister van Buitenlandse Zaken heeft de brief beantwoord bij brief van 10 oktober 2007. Beide brieven zijn gedrukt als verslag van een schriftelijk overleg (EK 28.764, I) dat de commissie op 6 november 2007 heeft uitgebracht en op 13 november 2007 heeft besproken.

De commissie heeft op 11 maart 2008 een mondeling overleg gevoerd met de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie over de EU- en VN-terrorismelijsten. Bij dit overleg werd tevens het Rapport van de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa over onder andere terrorismelijsten betrokken. Ter voorbereiding op het mondeling overleg op 11 maart 2008 heeft de commissie op 23 januari 2008 een brief (EK 28.764, J) met een aantal vragen aan de ministers verzonden. De ministers hebben tijdens het overleg mondeling antwoorden op de in deze brief gestelde vragen gegeven. Het verslag van dit mondeling overleg is door de commissie van Justitie op 19 maart 2008 vastgesteld (EK 28.764, K).

De commissie heeft naar aanleiding van de bespreking van de brief van de minister van Buitenlandse Zaken van 13 mei 2008 inzake de uitspraak in het Britse MKO-proces (EK 28.764, L) bij brief van 14 augustus 2008 nadere vragen gesteld aan de minister van Buitenlandse Zaken. De minister heeft hierop bij brief van 18 september 2008 geantwoord. Beide brieven zijn opgenomen in het verslag van een schriftelijk overleg dat de commissie op 24 september 2008 heeft uitgebracht. De commissies voor BDO, voor Justitie en voor de JBZ-raad bespraken dit verslag (EK 28.764, M) op 30 september 2008. Tevens bespraken deze commissies het initiatief "In search of Justice, European committee for de-listing the PMOI".PDF-document Naar aanleiding van deze bespreking hebben de commissies bij brief 30 september 2008 (en bijlage)PDF-document de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie aanvullende vragen voorgelegd. De minister van Buitenlandse Zaken heeft op 11 november 2008 zijn reactie gestuurd. Beide brieven zijn opgenomen in het verslag van een schriftelijk overleg dat de commissie op 13 november 2008 heeft uitgebracht (EK 28.764, N).

De commissies voor Justitie, voor de JBZ-Raad en voor BDO hebben bij brief van 25 november 2008 de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie vragen voorgelegd over de toestemmingsvereiste voor publicatie van de motivering van plaatsing op de lijst, de kennelijk bestaande nieuwe beroepsprocedure en de status van op de terrorismelijst geplaatste personen. De commissies hebben bij brief van 16 december 2008 de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie gevraagd naar de gevolgen van het arrest van 4 december 2008 van het Gerecht van Eerste Aanleg over de MKO. Beide brieven en de reactie van de regering van 26 januari 2009 zijn opgenomen in het verslag van een schriftelijk overleg (EK 28.764, O). De commissies voor Justitie, voor BDO en voor JBZ-Raad hebben op 19 mei 2009 het verslag van een schriftelijk overleg van 6 mei 2009 over de rechtsbescherming bij de procedures met betrekking tot plaatsing op en schrapping van terrorismelijsten op EU- en VN-niveau (EK 28.764, P) besproken. De commissies zullen de regering onder meer verzoeken om een voortgangsrapportage in het najaar 2010.


Kerngegevens

ingediend

20 januari 2003

titel

Goedkeuring van het op 24 april 1986 te Straatsburg totstandgekomen Europees Verdrag inzake de erkenning van de rechtspersoonlijkheid van internationale niet-gouvernementele organisaties, alsmede invoering van enige regels met betrekking tot in een terrorismelijst vermelde organisaties en andere organisaties waarvan het doel of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde

schriftelijke voorbereiding

inbreng geleverd door

ondertekening

  • minister van Justitie

inwerkingtreding

Met ingang van de eerste dag van de derde kalendermaand na de datum van uitgifte van het Staatsblad waarin de wet wordt geplaatst


Documenten

  • 20 juni 2006
    stemming (aangenomen, voor: D66, Groep Wilders, VVD, CDA, ChristenUnie, SGP en LPF) Handelingen TK 2005/2006, nr. 92, blz: 5623-5624
  • 8 juni 2006
    voortzetting behandeling Handelingen TK 2005/2006, nr. 88, blz: 5375-5384
  • 15 maart 2006
    behandeling Handelingen TK 2005/2006, nr. 58, blz: 3727-3736