Toezegging Evaluatie algemene zorgplicht Wet op het financieel toezicht (33.632) (T02389)
De Minister van Financiën zegt de Kamer toe X nieuwe evaluatie te zullen uitvoeren naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.
Nummer | T02389 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 30 december 2016 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Brief |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Wet op het financieel toezicht zorgplicht |
Kamerstukken | Wijzigingswet financiële markten 2014 (33.632) |
Kamerstukken I 2016/2017, 33632, E, blz. 8
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, ontbreken harde empirische gegevens met betrekking tot de algemene zorgplicht in de Wft aangezien er tot op heden nog niet formeel gehandhaafd is en er vooralsnog geen bestuursrechtelijke rechtspraak tot stand is gekomen. Het is naar mijn oordeel dan ook te vroeg om verdergaande conclusies te trekken ten aanzien van de doeltreffendheid en de effecten van de algemene zorgplicht zoals neergelegd in de Wft. In die zin kan een evaluatietermijn van drie jaar voor een open norm en vangnetbepaling als de algemene zorgplicht ook worden beschouwd als een vrij korte termijn. Eerst zal meer zicht op onder meer de (formele) handhavingspraktijk en ontwikkeling in de bestuursrechtelijke rechtspraak moeten ontstaan. Om die reden kondig ik hierbij aan dat er een nieuwe evaluatie zal worden uitgevoerd naar de doeltreffendheid en de effecten van artikel 4:24a Wft in de praktijk. De Staten-Generaal zal uiterlijk 1 januari 2022 een verslag met de bevindingen van deze evaluatie ontvangen.
Brondocumenten
-
30 mei 2023
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 december 2016
toezegging gedaan
Toezegging De Kamer nader informeren over de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten (34.808) (T02630)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Prast (D66) en Vos (GroenLinks), toe de Kamer nader te zullen informeren over de naleving, handhaving en effecten van de implementatie van de vierde anti-witwasrichtlijn in andere EU-lidstaten.
Nummer | T02630 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 juli 2018 |
Deadline | 1 januari 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Ervaringen EU-lidstaten handhaving Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn naleving |
Kamerstukken | Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4
Mevrouw Prast (D66):
De heer Hoekstra zei daarnet dat er geen probleemgevallen bekend zijn bij de buitenlandse PEP's in Nederland. Dat begrijp ik wel, want dat is natuurlijk een specifieke categorie. Nu is deze richtlijn in een aantal andere EU-landen al omgezet in wetgeving, en die landen hebben een veel ruimere categorie, namelijk binnenlandse PEP's en hun naasten, of dat nou zakelijke naasten zijn of familie. Is er eigenlijk informatie over hoe het daar gaat met de naleving en de handhaving?
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14
Mevrouw Vos (GroenLinks):
Ik heb nog een vraag over de EU-landen, namelijk hoe de richtlijn elders geïmplementeerd is, of we al kunnen zien wat de effecten in die andere landen zijn en of er actuele gegevens en cijfers zijn. Onlangs is daar in de Tweede Kamer een motie over aangenomen. Kan de minister aangeven of hij inderdaad gaat zorgen dat dat overzicht en die cijfers er komen, zodat we meer van elkaar kunnen leren?
(...)
Minister Hoekstra:
Verder vroeg mevrouw Prast wat de ervaringen in andere landen zijn. Volgens mij is het verstandig, juist ook omdat dit in andere landen ook nieuw is, dat ik du moment dat hierover informatie is, dit deel met de Kamer. Mevrouw Vos vroeg hier ook naar. Ik vermoed dat men breder in Europa, zeker ook in bijvoorbeeld Duitsland, erin geïnteres-seerd is om te weten wat de effectiviteit hiervan is. Dat zullen we moeten monitoren. Dat gaat Europa ook monitoren en dat zullen we dan met de Kamers delen.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 38, item 3
-
22 oktober 2024
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
14 oktober 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 september 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 oktober 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
10 juli 2018
toezegging gedaan
Toezegging Toezicht DNB op eventueel weigeren door banken van politiek prominenten als klanten (34.808) (T02631)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Van Strien (PVV) en Prast (D66), toe dat toezichthouder DNB expliciet zal monitoren of banken, vanwege eventuele extra kosten of werkzaamheden als gevolg van verscherpt cliëntenonderzoek, politiek prominenten, hun naasten of geassocieerden zullen weigeren als klant. De minister zal het belang hiervan ook in zijn reguliere contacten met DNB onderstrepen.
Nummer | T02631 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 juli 2018 |
Deadline | 1 januari 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. H.M. Prast (PvdD) ir. drs. G.A. van Strien (PVV) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | banken De Nederlandsche Bank Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn politiek prominente personen toezicht |
Kamerstukken | Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) |
Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz.3, 6
De heer Van Strien (PVV):
(...) Ten eerste zitten er voor de bank nogal wat kosten en werk aan extra onderzoeken voor PPP's. Ten minste twee banken hebben al te kennen gegeven geen zaken te doen met PPP's vanwege de te hoge kosten. In Het Financieele Dagblad van vorige week las ik dat Van Lanschot alle klanten gaat wegsturen die te weinig willen beleggen en dus te weinig opbrengen. De minister is hier in de tweede memorie van antwoord heel luchtig over: hij gaat ervan uit dat er voldoende banken zijn waar wel diensten verkregen kunnen worden. Voor mijn fractie is dit antwoord niet aanvaardbaar. Wij vinden dat er voor alle banken een gelijk speelveld dient te zijn en dat banken niet mogen discrimineren voor PPP's. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.
(...)
Mevrouw Prast (D66):
In antwoord op onze schriftelijke vraag naar de geschatte financiële kosten van de screening kwam de minister meteen bedrag van €104 per gescreende per jaar, los van incidentele transacties. Van de banken horen wij een ruim drie keer zo hoog bedrag. Vermoedelijk ligt de waarheid met €200 per jaar in het midden, maar laten we nu eens aannemen dat de minister met zijn €104 plus incidentele kosten gelijk heeft. Klanten betalen €20 per jaar voor eenvoudige bankrekening. 20 min 104 is -84. Daarmee worden de naasten van een politiek prominent zo niet verliesgevend dan toch in elk geval minder aantrekkelijk voor de bank.
Wij hebben in de schriftelijke ronde gevraagd of dit ertoe kan leiden dat banken om redenen van rendement deze klanten zullen weren. Collega Van Strien wees daar ook al op. Het antwoord van de minister heeft ons geen duidelijkheid gegeven. Ik wil de minister daarom hierbij nogmaals deze vraag stellen. Dat banken afscheid mogen nemen van klanten als ze die onvoldoende renderend vinden, weten we inmiddels dankzij het bericht verleden week over Van Lanschot. Kan de minister toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn?
Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 11, 14
Mevrouw Prast (D66):
Dank u wel voorzitter. Allereerst hierbij de vraag die mij zojuist ontschoten was in mijn interruptie. Ik had in eerste termijn gevraagd of de minister kan toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn. Het gaat mij daarbij dus niet om een integriteitsvraag. Hierop is de minister niet ingegaan. Dat interpreteer ik zo dat hij dat op dit moment niet wil of kan toezeggen.
(...)
Minister Hoekstra:
(...) Zij vroeg mij om toe te zeggen dat banken in alle gevallen de PEP's moeten aannemen, ook al zijn ze financieel niet aantrekkelijk. Dat wringt wel met een ander basisprincipe, namelijk dat banken zelf over hun cliëntacceptatie gaan. In de volle breedte is dat gewoon waar. Als mevrouw Prast mij vraagt of ik vind dat er voldoende waarborgen zijn om ervoor te zorgen dat precies datgene wat zij niet wil ook niet gebeurt, dan is mijn antwoord: ja, absoluut. Dat heb ik in eerste termijn al geprobeerd te zeggen. Dat punt is namelijk heel expliciet met De Nederlandsche Bank gewisseld. De Nederlandsche Bank zal hier zeer expliciet toezicht op houden. En hoewel het aan de ene kant best een grote groep is, met die nieuwe PEP's en alles wat daaromheen hangt, is aan de andere kant het aantal casussen dat zich zal voordoen per maand vermoedelijk zeer beperkt. Dat wordt voor De Nederlandsche Bank dus ook niet wild ingewikkeld. Ik stel me echt voor dat DNB dan ook onmiddellijk in gesprek gaat. Ik zeg mevrouw Prast toe dat ik in mijn contacten met de president van De Nederlandsche Bank zal opnemen dat dat een zorgpunt is waar ik in het bijzonder DNB naar zal laten kijken. (...) DNB is, denk ik, daar het slot op de deur. Nogmaals, ik zeg mevrouw Prast toe om dit in mijn tweewekelijkse gesprekken met de president van De Nederlandsche Bank expliciet te markeren.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 38, item 3
-
behandeling Verslag EK 2017/2018, nr. 37, item 3
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
20 april 2021
nieuwe deadline: 1 oktober 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
9 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 september 2020
nieuwe deadline: 1 juli 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
10 juli 2018
toezegging gedaan
Toezegging Kamer op de hoogte te houden van de voortgang van de uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468) (T02935)
De Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om evenals de Tweede Kamer zeer frequent en regelmatig geïnformeerd te worden over de wijze van uitvoering van de Wet hardheidsaanpassing Awir na inwerkingtreding.
Nummer | T02935 |
---|---|
Status | deels voldaan |
Datum toezegging | 30 juni 2020 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen Belastingdienst hardheid kinderopvangtoeslag Wet hardheidsaanpassing Awir |
Kamerstukken | Wet hardheidsaanpassing Awir (35.468) |
Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 5.
De heer Essers (CDA):
[…] Zonder overdrijving kan worden gesteld dat de kinderopvangtoeslagaffaire de Belastingdienst in de grootste crisis heeft gestort sedert de Tweede Wereldoorlog. Als deze zaak iets heeft duidelijk gemaakt is het wel het belang van de rechtsstaat en van een integere en redelijke overheid, maar ook hoezeer een almachtige overheid argeloze burgers finaal in de vernieling kan helpen. Het is nu niet de plaats om deze affaire en het toeslagenstelsel ten principale te bespreken. Daar zal ongetwijfeld later dit jaar nog ruim gelegenheid voor zijn. Er zal lering uit moeten worden getrokken door de Belastingdienst, maar ook door onder meer de politiek en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Nu is het van belang dat zo spoedig mogelijk alles wordt gedaan om recht te doen aan de gedupeerde ouders. Mijn fractie stemt dan ook zonder meer in met het voorliggende wetsvoorstel. Het is als het ware omgekeerd evenredig aan de hardheid en de disproportionaliteit van de kinderopvangtoeslagregeling. De intentie van dit wetsvoorstel onderschrijven wij dan ook van ganser harte. De uitwerking ervan oogt wel erg bureaucratisch. Maar liefst vijf categorieën gedupeerde ouders worden onderscheiden bij de tegemoetkomende regelingen. De uitvoering is in handen van onder meer een Commissie van Wijzen, een bezwaarschriftencommissie, een Commissie aanvullende schadevergoeding, een Bestuurlijke Adviesraad, een ouderpanel en een kindpanel. Daarnaast is er nog het Strategisch Crisisteam, het Uitvoeringsorgaanhersteltoeslagen en de rest van de uitvoeringsorganisatie rondom de kinderopvangtoeslag. Gelet op alles wat er is gebeurd mag het duidelijk zijn dat de nodige argwaan bestaat hoe dit alles in de praktijk gaat uitwerken, ook al krijgen ouders dan een persoonlijke zaakbehandelaar die hen zal bijstaan in het gehele proces.
Wij sluiten ons dan ook graag aan bij de eis van de Tweede Kamer om het parlement zeer frequent en regelmatig te informeren over de wijze van uitvoering van dit wetsvoorstel na inwerkingtreding. Het spreekt ook voor zich dat bij dit dossier volledige transparantie voortaan hoofdzaak dient te zijn. Fouten moeten worden gemeld en hersteld. Graag vernemen wij hiervan een bevestiging door de staatssecretaris.
Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 7.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Zoals ik hier vorig jaar december zei: controle is goed, maar vertrouwen nog beter. Daarvoor is het ongelooflijk belangrijk dat de Belastingdienst ervoor gaat zorgen dat deze hersteloperatie een start is van een nieuwe manier van werken, een manier van werken vanuit de menselijke maat, ruimhartig, empathisch en rechtvaardig, zoals de heer Essers vanochtend al zei. Alleen streng en hard als het niet anders kan en met de grootste transparantie.
Handelingen 1 2019-2020, nr. 34 item 3, p. 10.
Staatssecretaris Van Huffelen:
Dan werd er over de rapportage gevraagd om u als Kamer ook goed op de hoogte te houden van wat er gebeurt. Datzelfde heb ik uiteraard toegezegd aan de Tweede Kamer en ik doe dat heel graag ook aan u. Ik denk dat het heel erg belangrijk is dat wij met elkaar nauwgezet volgen hoe deze hersteloperatie verloopt, wat daarin goed gaat, wat er ook niet in goed gaat en hoe we dan ook kunnen zorgen dat we alles wat daar niet snel en goed verloopt zo snel mogelijk kunnen herstellen. Maar ook om met elkaar informatie te delen over onderwerpen in de komende tijd waarvan we weten dat ze nog moeten komen, bijvoorbeeld het thema van het etnisch profileren. Is dat er nou geweest, ja of nee? We hebben al gezien dat er in ieder geval signalen van zijn, dat staat ook in de rapportage van de ADR die samen met Donner is uitgebracht. Maar het is vooral belangrijk om te kijken of dat effecten heeft gehad voor ouders en als dat zo is, wat dat dan ook nog betekent in het kader van deze hersteloperatie.
Brondocumenten
-
behandeling (zonder stemming aangenomen ) Verslag EK 2019/2020, nr. 34, item 3
-
11 april 2023
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
12 juli 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
21 juni 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
3 juni 2022
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane over de uitkomsten van de uitvoerings- en haalbaarheidstoetsen met betrekking tot de herijking van de hersteloperatie toeslagen
voor kennisgeving aangenomen op 21 juni 2022.
EK 35.704 / 35.468, T
-
-
10 november 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
13 oktober 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane over de stand van zaken rondom Herstel kinderopvangtoeslag
Op 10 november 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK 31.066, Q
-
-
6 oktober 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: deels voldaan
Voortgang: -
29 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane over de Derde Voortgangsrapportage Kinderopvangtoeslag
Op 6 oktober 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, F
-
-
22 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
11 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane over de voortgang van de hersteloperatie toeslagen
Op 29 september 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, D
-
-
11 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane over beleidsbesluiten toeslagen
Op 29 september 2020 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, E
-
-
20 augustus 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Implementatie ATAD 2 in andere EU-lidstaten ten behoeve van kennisdeling (35.241) (T02957)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie) toe om, bij de Europese Commissie aandacht te blijven vragen voor een overzicht van de wijze waarop ATAD 2 door lidstaten wordt geïmplementeerd en hierover in gesprek te gaan om van elkaar te kunnen leren.
Nummer | T02957 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 10 december 2019 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | ATAD2 belastingontduiking belastingontwijkingen Pakket Belastingplan 2020 |
Kamerstukken | Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241) |
Kamerstukken I 2019/20, 35 241, B, p. 5.
De leden van de fractie van de ChristenUnie:
Dubbele aftrek en aftrek zonder heffingsbetrekking, zo stelt de Richtlijn, dienen te worden geneutraliseerd. De documentatieverplichting is hierbij van groot belang. Kan de regering aangeven welke voorschriften hier gaan gelden en hoe de gegevens binnen EU-verband worden uitgewisseld, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Komt er een uniform documentatiemodel? Hoe is de gegevensuitwisseling geregeld tussen de nationale belastingdiensten? Is voorzien dat belastingdiensten in EU-landen van elkaar kunnen leren en zo ja, hoe?
Kamerstukken I 2019/20, 35 241, C, p. 10, 11.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of is voorzien dat belastingdiensten in EU-lidstaten van elkaar kunnen leren. Op dit moment is nog niet voorzien in een dergelijke mogelijkheid ten aanzien van ATAD2. Echter, op verzoek van de leden van diverse fracties van de Tweede Kamer heb ik al toegezegd dat ik de EC zal verzoeken of zij lidstaten een overzicht kan geven over de wijze waarop ATAD2 in de verschillende EU-lidstaten is
geïmplementeerd. Mede naar aanleiding van de vraag van deze leden zal ik gelijktijdig met dat verzoek de EC de suggestie doen een mogelijkheid te creëren waarbij vertegenwoordigers van EU-lidstaten (wetgevers en belastingadministraties) samenkomen zodat zij kunnen uitwisselen op welke wijze ATAD2 in hun eigen lidstaat is geïmplementeerd en hoe in hun lidstaat de handhaafbaarheid van deze regelgeving is gewaarborgd. Op deze wijze zou inzage kunnen worden verkregen in de toepassing van
ATAD2 door andere EU-lidstaten.
Handelingen I 2019/20, nr. 11, item 3, p. 7.
De heer Ester (ChristenUnie):
De ChristenUnie-fractie is verheugd dat dit kabinet nu voortvarend werk maakt van bestrijding van belastingontwijking. Nederland hoort niet in het rechterrijtje van fiscale doorsluislanden. Mijn fractie verwelkomt de bronbelasting op renten en royalty's en de implementatie van de ATAD 2-richtlijn. Om fiscaal aantrekkelijke effecten van hybridemismatchstructuren te neutraliseren is ingewikkelde wetgeving nodig. Hoe beoordeelt de staatsecretaris de handhaafbaarheid van deze wetgeving? Hoe is dat ingeregeld? Hoe gaan Europese lidstaten op dit punt van elkaar leren?
Handelingen I 2019/20, nr. 12, item 12, p. 22.
Staatssecretaris Snel:
[…]
Ik zal, zoals ook schriftelijk aan u en de Tweede Kamer toegezegd, bij de Commissie aandacht blijven vragen voor een overzicht van de wijze waarop bijvoorbeeld door andere lidstaten ATAD 2 wordt geïmplementeerd, want dat hadden we tot nu toe steeds niet. Daar blijven we om vragen. Hierdoor wordt in verhouding tot andere EU-lidstaten beter inzicht verkregen en kan zo nodig, en voor zover de richtlijn dat toestaat, de wetgeving worden aangescherpt, bijgestuurd, verduidelijkt of anderszins worden aangepast. Die mogelijkheid blijft dus over.
[…]
De heer Ester vroeg nog of we als Europese lidstaten op het punt van ATAD 2 niet meer van elkaar kunnen leren. Daar geldt eigenlijk het vorige antwoord voor. Wij weten nu nog niet precies hoe dat zit, maar als we dat hebben, zal het belangrijk zijn dat we met elkaar overleggen. Ik zal die suggestie bij de Commissie blijven doen, zodat wij daar zo snel mogelijk inzicht in kunnen hebben.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 12, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 11, item 3
-
12 juli 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
10 december 2019
toezegging gedaan
Toezegging Evaluatie effectiviteit en doelmatigheid schenkvrijstelling voor eigen woning (35.302) (T02964)
De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de PvdA-fractie, toe om de verruimde schenkingsvrijstelling te evalueren op de effectiviteit en doelmatigheid van het bestaande beleid.
Nummer | T02964 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 november 2019 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | (Nadere) Memorie van antwoord |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | Pakket Belastingplan 2020 schenk- en erfbelasting woningmarkt |
Kamerstukken | Belastingplan 2020 (35.302) |
Kamerstukken I 2019/20, 35 302, D, p. 8.
De leden van de PvdA-fractie:
De leden van de PvdA-fractie vragen of het, nu de woningmarkt zo krap geworden is, het niet wenselijk is de verruimde vrijstelling van de schenkbelasting voor kinderen bij de aankoop van een huis af te schaffen of sterk te beperken, omdat deze de ongelijkheid tussen starters op de woningmarkt enorm vergroot, tevens een onnodige lastenverschuiving naar de loon- en inkomstenbelasting impliceert. Deelt de regering de
conclusie van de fraaie studie van de Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) dat dit een fiscale subsidie is van vermogensoverdracht in rijke families?
Kamerstukken I 2019/20, 35 302, E, p. 13, 14.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:
De leden van de fractie van de PvdA vragen of het, nu de woningmarkt zo krap geworden is, niet wenselijk is de verruimde vrijstelling van de schenkbelasting voor kinderen bij de aankoop van een huis af te schaffen of sterk te beperken. Volgens hen vergroot deze vrijstelling de ongelijkheid tussen starters op de woningmarkt enorm en impliceert deze
een onnodige lastenverschuiving naar de loon- en inkomstenbelasting. Ook vragen deze leden in dit verband of het kabinet de conclusie van de CBS-studie deelt dat dit een fiscale subsidie van vermogensoverdracht in rijke families is. Ik neem aan dat deze leden doelen op het onderzoek «Schenkingen vooral van ouders aan vermogende kinderen» van 11 maart 2019. Dit onderzoek zag op de periode 2007 tot en met 2015 en heeft derhalve geen betrekking op de structureel verruimde schenkingsvrijstelling. Anders dan de tijdelijke verruiming staat de huidige vrijstelling los van de situatie op de woningmarkt. Bij de tijdelijke verruiming van de vrijstelling schenkbelasting voor de eigen woning die gold vanaf 1 oktober 2013 tot en met 31 december 2014 ging het erom de woningmarkt in een
tijd van crisis weer op gang te helpen. Deze verruiming had dan ook direct te maken met de situatie in de bouw. De met ingang van 1 januari 2017 ingevoerde structurele verruiming van de vrijstelling van de schenkbelasting voor de eigen woning daarentegen beoogt een bijdrage te leveren aan de reductie van de eigenwoningschuld. Met de schenking kunnen woningbezitters hun schuldniveau verlagen, zowel direct bij aankoop van de woning als door op de bestaande schuld af te lossen. Dit maakt woningbezitters minder kwetsbaar. Daarbij kan de maatregel bijdragen aan het wegwerken van de uit de crisis voortvloeiende onderwaterproblematiek. De verruimde schenkingsvrijstelling eigen woning is niet beperkt tot een schenking van ouders aan kinderen, iedereen tussen 18 en 40 jaar mag van een familielid of van een derde eenmalig een schenking van maximaal € 102.010 (bedrag 2019) vrij van schenkbelasting ontvangen, mits deze wordt aangewend voor de eigen woning. Deze vrijstelling kan verspreid over drie achtereenvolgende kalenderjaren worden benut. Bij de raming in 2015 van de derving van deze schenkvrijstelling van € 90 miljoen is rekening gehouden met de lagere aftrekbare kosten voor de eigen woning in box 1 en een minderopbrengst in box 3. Uiteraard vindt het kabinet het belangrijk om de effectiviteit en doelmatigheid van bestaand beleid te blijven evalueren. Voor 2020 is een evaluatie voorzien.
Brondocumenten
-
voorlopig verslag EK, D
-
memorie van antwoord EK, E
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
30 juni 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
22 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 september 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging Seminar over Tax Governance (35.305) (T02966)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de GroenLinks-fractie toe om een seminar te organiseren over tax Governance.
Nummer | T02966 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 28 november 2019 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris van Financiën |
Kamerleden | C.C.M. Vendrik (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | (Nadere) Memorie van antwoord |
Categorie | overig |
Onderwerpen | belastingontduiking belastingontwijkingen Pakket Belastingplan 2020 Wet bronbelasting 2021 governance |
Kamerstukken | Wet bronbelasting 2021 (35.305) |
Kamerstukken I 2019/20, 35 305, B, p. 3, 4.
De leden van de fractie van GroenLinks:
Met belangstelling en genoegen hebben de leden van de fractie van GroenLinks genoteerd dat de Staatssecretaris van Financiën belang hecht aan ethiek en daarover de discussie zoekt met «het veld». Is de Staatssecretaris het eens met deze leden dat de slechte naam die Nederland in het verleden heeft opgebouwd als land dat belastingontwijking maximaal heeft willen faciliteren deels op het conto komt van opvattingen bij bedrijven en professionele fiscale adviseurs dat elk fiscaal advies ter minimalisatie van de belastingplicht geoorloofd is, ongeacht de maatschappelijke gevolgen (zoals onder meer duidelijk werd in de Panama Papers? Deelt de Staatssecretaris de opvatting van deze leden dat in een tijd waarin allerwege behoefte is aan bedrijven die zich maatschappelijk verantwoord opstellen, dit navenant geldt voor de belastingadvies sector? Welke initiatieven ziet hij hier waar hij bij wil aansluiten, cq. welke oproep doet hij aan de fiscale adviespraktijk in Nederland? Wordt het tijd voor een maatschappelijk verantwoorde en gewortelde adviespraktijk waarbij fair share als een essentieel onderdeel van de professionele ethiek van de adviesbranche wordt bevorderd?
Kamerstukken I 2019/20, 35 305, C, p. 6,7.
De Staatssecretaris van Financiën, M. Snel:
De leden van de fractie van GroenLinks vragen of in een tijd waarin behoefte is aan bedrijven die zich maatschappelijk verantwoord opstellen, dit navenant geldt voor de belastingadviessector. Deze leden vragen verder welke initiatieven worden gezien en waarbij kan worden aangesloten, dan wel welke oproep aan de fiscale adviespraktijk in Nederland wordt gedaan. Ook vragen deze leden of het tijd wordt voor een maatschappelijk verantwoorde en gewortelde adviespraktijk waarbij fair share als een essentieel onderdeel van de professionele ethiek van de adviesbranche wordt bevorderd. Het is inderdaad belangrijk dat de belastingadviessector zich maatschappelijk verantwoord opstelt. In dit verband heb ik de discussie aangejaagd over tax governance. Ik zet mij graag in om stappen tot (vrijwillige) zelfregulering van het bedrijfsleven en de belastingadviessector in de vorm van een tax governance code te faciliteren die uitdrukking geeft aan hun besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid. Daarbij wordt ook het faciliteren van stakeholder-management op het gebied van belastingen beoogd. Ik organiseer daar op 30 januari 2020 een seminar over. Een essaybundel zal voorafgaand aan de conferentie worden gepubliceerd.
Brondocumenten
-
voorlopig verslag EK, B
-
memorie van antwoord EK, C Bevat bijlage
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 april 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten: -
22 september 2020
nieuwe deadline: 1 januari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
12 juni 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
28 november 2019
toezegging gedaan
Toezegging Evalueren effectiviteit UBO-register (35.179) (T02976)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe dat bij de evaluatie van de effectiviteit van het UBO-register gebruikers, zoals onderzoeksjournalisten, en andere stakeholders betrokken worden.
Nummer | T02976 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 16 juni 2020 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | F. Karimi (GroenLinks-PvdA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | evaluatie |
Onderwerpen | antiwitwasrichtlijn terrorismefinanciering uiteindelijk belanghebbenden |
Kamerstukken | Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179) |
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 2.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
Voorzitter. Kortom, er moet worden voorkomen dat deze wet wel veel bureaucratische rompslomp veroorzaakt, maar weinig impact heeft. Hoe is de regering van plan de effectiviteit van de wet te evalueren?
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p. 14.
Minister Hoekstra:
Mevrouw Karimi vroeg: hoe wordt de effectiviteit van het register geëvalueerd? Het is echt belangrijk dat gebruikers, maar ook andere stakeholders, daar steeds bij betrokken zullen worden. Ik noem de bevoegde autoriteiten, zoals de opsporingsinstanties, maar we zullen breder een uitvraag doen. Het gehele stelsel dat moet helpen bij de bestrijding van witwassen en terrorismefinanciering wordt eens in de zoveel tijd geëvalueerd. Dus daar zullen we dat ook nog in meenemen. Mevrouw Karimi weet dat minister Grapperhaus en ik er zeer op gebrand zijn om hierin belangrijke stappen voorwaarts te maken.
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 1.
Mevrouw Karimi (GroenLinks):
[…]
Mijn hoofdpunt was hoe het eigenlijk zit met de afweging tussen bescherming van de privacy en het doel van dit wetsvoorstel te realiseren, namelijk transparantie en maximale publieke duidelijkheid over wie de belanghebbenden zijn. Daarvan zou een preventieve werking moeten uitgaan die voorkomt dat er schimmige constructies plaats vinden. De minister zegt dat wij een gebalanceerde keuze hebben gemaakt. Ik bestrijd dat. Ik vrees ook dat Nederland ook dit keer met maximaal restrictief uitvoeren van deze richtlijn Europees in een verkeerde hoek belandt. Wij krijgen dan weer dat imago dat we bescherming van de aandeelhouders belangrijker vinden dan bestrijding van bijvoorbeeld witwassen of financiering van terrorisme. De journalisten, de maatschappelijke organisaties zullen zich niet laten weerhouden, ze zullen blijven doorsputteren, ze zullen gewoon hun onderzoek doen en de misstanden hopelijk ook publiek maken. Maar de combinatie van het aan de ene kant niet mogen zoeken op individuen en aan de andere kant het bijvoorbeeld betalen van vergoedingen, hoe klein die ook mogen zijn, betekent gewoon dat er sprake is van drempels. Al die drempels bij elkaar kunnen het werk van die groep mensen moeilijk maken. Is de minister dat met mij eens? Is hij bereid het gesprek aan te gaan met een collectief van onderzoeksjournalisten zoals Follow the Money, of met organisaties als Transparency International over hoe de effectiviteit van deze wet kan worden vergroot? Eigenlijk willen we allemaal hetzelfde, namelijk het bemoeilijken van witwassen en andere manieren van misbruik van het financiële stelsel, en terrorismebestrijding.
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 12, p. 6.
Minister Hoekstra:
[…]
Het tweede dat ik haar wil zeggen, is dat het zeker zo is dat ik ervoor open sta om bijvoorbeeld ook onderzoeksjournalisten te betrekken bij de effectiviteit. Eigenlijk leent zich dat voor een evaluatie, maar het is dus vaker mogelijk om tussendoor input te vragen van de gebruikers.
Brondocumenten
-
voortzetting behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 12
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 10
-
10 september 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Overzicht implementatie van het UBO-register in verschillende Europese lidstaten (35.179) (T02979)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Ester (ChristenUnie) en Essers (CDA) toe om aanvang 2022 (achttien maanden na de toezegging) een overzicht te geven van hoe andere Europese lidstaten omgaan met de bescherming van privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid.
Nummer | T02979 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 16 juni 2020 |
Deadline | 1 juli 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | antiwitwasrichtlijn kerkgenootschappen terrorismefinanciering uiteindelijk belanghebbenden privacy |
Kamerstukken | Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van vennootschappen en andere juridische entiteiten (35.179) |
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.6.
De heer Ester (ChristenUnie):
Voorzitter. Het UBO-register is een Europese verplichting. Dat brengt mijn fractie tot de voor de hand liggende vraag hoe andere Europese landen omgaan met de bescherming van de privacy en veiligheid van kerkbestuurders in hun UBO-beleid. Kan de minister zijn conclusies met ons delen? Klopt het dat Duitsland, Zweden en Italië een eigen lijn kiezen? Zo ja, welke lering trekt de minister hieruit?
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.10.
De heer Essers (CDA):
[…]
Overigens hebben volgens onze informatie Finland en Malta kerkgenootschappen uitgezonderd van de registratieplicht. Kan de regering dit bevestigen? En zijn er nog andere lidstaten waar deze uitzondering op van toepassing is? […]
Handelingen 1 2019-2020, nr. 32 item 10, p.19.
Minister Hoekstra:
[…]
De heer Ester en de heer Essers vroegen nog hoe het internationale speelveld eruitziet. De heer Ester vroeg naar Duitsland, Zweden en Italië en de heer Essers naar Finland en Malta, meen ik. Er is op dit moment geen overzicht beschikbaar. Bovendien geldt altijd dat lidstaten lastig met elkaar te vergelijken zijn. Ik zou willen voorstellen dat we daar een keer een overzicht van maken op het moment dat dit overal is geïmplementeerd. Dan wordt dat ook helder. Misschien kan dat dan meteen mee in die achttien maanden.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2019/2020, nr. 32, item 10
-
10 september 2024
nieuwe deadline: 1 juli 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
24 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
16 juni 2020
toezegging gedaan
Toezegging Ernaar kijken of het mogelijk is om in de monitoring de bronbelasting op royalty’s en rente te betrekken en ernaar kijken of er rekening mee gehouden zou kunnen worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen (35.572) (T03169)
De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe dat hij ernaar gaat kijken of het mogelijk is om in de monitoring de bronbelasting op royalty’s en rente te betrekken en ernaar te kijken of er rekening mee gehouden zou kunnen worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen.
Nummer | T03169 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | belastingontwijkingen bronbelasting multinationals |
Kamerstukken | Belastingplan 2021 (35.572) |
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 32
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik kom even terug op het vorige blokje, over belastingontwijking door multinationals. Ik heb vorig jaar aan de ambtsvoorganger van de staatssecretaris specifiek gevraagd naar de bronbelasting op royalty's en rente, en gevraagd waarom een aantal categorieën uitgezonderd is of niet onder de reikwijdte valt van die conditionele bronbelasting, bijvoorbeeld territoriale belastingregimes of belastingregimes die statutair wel boven de 9% zitten maar effectief eigenlijk eronder. Mijn vraag aan de staatssecretaris zou zijn of hij bereid is om in de monitoring daarnaar te kijken en in hoeverre dat nu daadwerkelijk gemist wordt en of daar misschien ook rekening mee gehouden kan worden in de vormgeving van toekomstige conditionele bronbelastingen, bijvoorbeeld op dividenden.
Vijlbrief:
Tijdshalve zou ik op beide vragen als antwoord ja willen geven. Ik ben op beide punten bereid ernaar te kijken. Ik begrijp de vragen. Ik weet niet of het kan, maar ik ben wel bereid om ernaar te kijken.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Mooi. Dank voor die toezegging.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 7
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Verhouding Wetsvoorstel excessief lenen tot de coronacrisis (35.577) (T03172)
De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe dat hij nog eens gaat kijken naar het wetsvoorstel en gaat kijken hoe het Wetsvoorstel excessief lenen zich verhoudt tot de coronacrisis, de vormgeving, et cetera.
Nummer | T03172 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Coronacrisis excessief lenen Pakket Belastingplan 2021 |
Kamerstukken | Wet aanpassing box 3 (35.577) |
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 34-35
De heer Otten (Fractie-Otten):
De staatssecretaris heeft het over box 2 en box 3. Ik krijg heel veel mails en telefoontjes van ondernemers. Zij hebben bijvoorbeeld box 2-vermogen gebruikt voor privéinvesteringen in box 3. In de huidige coronacrisis kan dat voor veel mkb-ondernemers tot behoorlijk lastige situaties leiden. Ik begrijp dat er per volgend jaar of het jaar daarop een heffing komt op box 2. Is er een mogelijkheid om dat eventueel uit te stellen? Dan krijgen die mensen in ieder geval tijd om zich te herpakken na de coronacrisis. Is dat een idee?
Vijlbrief:
Ik denk dat de heer Otten doelt op het wetsvoorstel Excessief lenen. Er is geen ambtenaar in de buurt, maar uit mijn hoofd gaat die wet in op 1 januari 2022, dacht ik. In 2023 zelfs. Dank u wel, zeg ik tegen de heer Essers. Ik wil daar best nog een keer naar kijken. Deze discussie is ook gaande met fiscalisten. Zij hebben ook twijfels bij deze regeling. Ik denk dat het verstandig is om dat aan te pakken. Dit zit een beetje in de categorie waar ik het eerder over had, van dingen die je niet zou moeten willen. Als de vraag van de heer Otten is of ik nog eens wil kijken hoe dit zich verhoudt tot de coronacrisis, de vormgeving, et cetera, dan wil ik dat altijd toezeggen. Ik ga niet toezeggen dat het later wordt, want in 2023 zouden we wel uit de coronacrisis moeten zijn. Maar ik wil best kijken naar uitwassen daarin, als dat de vraag van de heer Otten is.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Oké, dank.
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9 , blz. 17-18
Vijlbrief:
Ten slotte de motie van het lid Otten. In deze vorm ontraad ik die. In de motie wordt de regering verzocht plannen te ontwikkelen om in te brengen bij de kabinetsformatie. Wat ik de heer Otten zou kunnen toezeggen, is het volgende. De wet excessief lenen ligt op dit moment bij de Tweede Kamer. Ik weet niet of deze nog behandeld gaat worden voor het verkiezingsreces. Het lijkt mij allemaal nogal ambitieus. Wij zullen zien. Maar ik ben wel bereid om er nog eens een keer naar te kijken, een beetje à la de toezegging die ik deed aan de heer Van Rooijen. Die vroeg mij nog eens te kijken of ik bij de overdrachtsbelasting gevallen tegenkom waarvan je zegt: ja, maar dit kan toch niet de bedoeling zijn? Dat wil ik ook hier doen. Maar in deze vorm ontraad ik de motie, omdat daarin gewoon gezegd wordt dat de negatieve gevolgen gemitigeerd moten worden. Dat heeft trouwens ook een budgettair beslag, dus kan ik niet zo toezeggen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik ben blij met deze toezegging. Ik begrijp ook wel wat de staatssecretaris zegt, maar ik denk dat het toch goed is dat het nu onder de aandacht is. Ik wil de motie dan ook aanhouden, maar wel met het verzoek om de toezegging goed in het toezeggingenregister te registreren.
De voorzitter:
Alle toezeggingen worden goed geregistreerd, ook deze.
Op verzoek van de heer Otten stel ik voor zijn motie (35572, letter S) aan te houden. Daartoe wordt besloten.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling (wetsvoorstel 35.573 zonder stemming aangenomen) Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 9
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 7
-
12 juli 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 november 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Brief Wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer naar de Eerste Kamer sturen (35.576) (T03174)
De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe dat hij de brief Wijziging van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (Wet differentiatie overdrachtsbelasting) die naar de Tweede Kamer is gegaan, ook naar de Eerste Kamer stuurt.
Nummer | T03174 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | C.C.M. Vendrik (GroenLinks) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | overdrachtsbelasting Pakket Belastingplan 2021 woningcorporaties woningmarkt |
Kamerstukken | Wet differentiatie overdrachtsbelasting (35.576) |
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 38
Vijlbrief:
Wij hebben het volgende bedacht. Wij hebben afgelopen vrijdag een brief gestuurd naar de Tweede Kamer. Daar bieden we een oplossing bij de taakoverdracht tussen een corporatie in sanering aan een andere corporatie. Die zit in de brief. Dat doe ik via een ingewikkelde methode met de anbistatus van de corporaties.
Nu zijn er ook gevallen waarin er taakoverdrachten plaatsvinden zonder sanering. Drie weken geleden konden mevrouw Ollongren en ik in de Tweede Kamer nog niet toezeggen dat we ook dat konden oplossen, maar dat lijken we nu ook te kunnen oplossen. Dan zou het zo kunnen zijn dat we alles waar het gaat over taakoverdracht tussen corporaties kunnen vrijstellen van de 8%.
De voorzitter:
De heer Vendrik.
Vijlbrief:
Ik ken 'm goed. Hij kijkt mij spiedend aan.
De voorzitter:
Ja, ik zie dat ook.
De heer Vendrik (GroenLinks):
Dan is het probleem van die hogere overdrachtsbelasting van 8% voor de woningbouwcorporaties nog niet helemaal van tafel. En dat is toch eigenlijk onwenselijk.
Vijlbrief:
We hebben hier heel goed naar gekeken, maar anders kom ik er toch in de tweede termijn nog een keer op terug. Ik weet niet of de brief ook naar de Tweede Kamer toe gegaan is; anders zal ik die brief ook even laten sturen.
De voorzitter: U bedoelt de Eerste Kamer.
Vijlbrief:
Ja, naar de Eerste Kamer; hoe kan ik Tweede Kamer zeggen? Sorry, voorzitter. Ik zal ervoor zorgen dat die brief ook naar uw Kamer komt. Dan kom ik er in de tweede termijn nog even op terug, maar ik dacht we daarmee — laat ik het dan voorzichtig formuleren — het belangrijkste deel van het probleem van woco's zouden hebben opgelost.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 7
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
2 februari 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
14 december 2020
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-brief van de minister van BZK over de gevolgen van de voorgestelde wijziging van het tarief van de overdrachtsbelasting voor woningcorporaties
Op 2 februari 2021 voor kennisgeving aangenomen door de Commissie Financiën.
EK, H
-
-
8 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Steeds pleiten voor een bredere heffing van de luchtvrachtbelasting bij Ecofin-Raden (35.572) (T03179)
De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Teunissen (PvdD) , toe dat hij, zodra er weer vergaderingen in Brussel mogelijk zijn, steeds bij Ecofin-Raden zal pleiten voor een bredere heffing van de luchtvrachtbelasting.
Nummer | T03179 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | Drs. C. Teunissen (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Ecofin Luchtvrachtbelasting Pakket Belastingplan 2021 |
Kamerstukken | Belastingplan 2021 (35.572) |
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 11
Mevrouw Teunissen (PvdD):
(…)
Voorzitter. In ieder geval is duidelijk dat Nederland nationaal meer moet doen. We zijn momenteel het slechtste jongetje van de klas als het gaat om hernieuwbare energie in heel Europa. We zijn het ook verplicht aan jongere generaties. De vervuiler betaalt, is een effectief uitgangspunt. Vrachtvluchten zijn vervuilender en lawaaiiger dan passagiersvliegtuigen. We hebben eigenlijk nog tien jaar om broeikasgassen terug te dringen. Hoe we wat dat betreft anders gaan verduurzamen, is volstrekt onduidelijk. De sector komt ook niet met oplossingen. Als je dan maatregelen treft, zoals een vrachttaks, is het in ieder geval heel belangrijk dat je dat doet op basis van onafhankelijk onderzoek en dat je de feiten boven tafel krijgt, zodat je een goede afweging kunt maken tussen de positieve effecten en de neveneffecten, zoals gezondheid en schone lucht, en de mogelijk negatieve effecten. Als ik zie dat SEO met foutieve cijfers is gekomen, er nauwelijks onderzoek is gedaan naar de positieve effecten van de vrachttaks en de maatregel vervolgens wordt ingetrokken, dan kan ik dit geen serieus klimaatbeleid noemen.
Voorzitter. Op basis van slecht huiswerk de handdoek in de ring gooien, vind ik niet zoals we normaal gesproken in dit huis te werk gaan. Vandaar de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Teunissen, Koffeman en Nicolaï wordt de volgende motie voorgesteld:
Motie
De Kamer, gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de luchtvracht meer lawaai en vervuiling veroorzaakt dan personenvervoer;
overwegende dat de Kamer door het kabinet onjuist en onvolledig is ingelicht over de effecten van een belasting op luchtvracht en daar een onterechte conclusie aan verbonden heeft in de vorm van een novelle om de belasting op luchtvracht te schrappen;
verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek in te doen stellen naar de effecten van een luchtvrachtbelasting en de Kamer daarover binnen zes maanden te rapporteren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter P (35572).
Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 17
Vijlbrief:
(…)
Voorzitter. Dan motie 35572 op letter P van mevrouw Teunissen. Nee, we gaan niet nog weer een onafhankelijk onderzoek doen. Dat is al gedaan. Ik heb toegegeven dat het SEO-onderzoek de eerste keer niet goed was, en de tweede keer wel. Dat weet mevrouw Teunissen. Wij vinden een apart onderzoek niet nodig. Ik heb in het debat wel gezegd, en dat herhaal ik nog maar een keer — ik weet niet of dat helpt — dat de luchtvrachtbelasting wat mij betreft iets is wat Europees snel handen en voeten moet krijgen. Ik doe haar met veel plezier de toezegging dat, zodra we weer los mogen in Brussel en ik naar Ecofin-Raden toe ga, ik daar steeds zal pleiten voor een bredere heffing. Als Europa gewoon een kerosinetaks invoert, zou dat namelijk betekenen dat we straks van die passagiers in Nederlands af kunnen. Dat is natuurlijk de beste oplossing. Maar ik ben mezelf aan het herhalen.
(…)
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling (wetsvoorstel 35.573 zonder stemming aangenomen) Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 9
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Verdragen voorzien van antimisbruikbepalingen (35.572) (T03180)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Teunissen (PvdD), toe om zo snel mogelijk alle verdragen te voorzien van antimisbruikbepalingen, in het bijzonder die met de ontwikkelingslanden, zoals Oeganda.
Nummer | T03180 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 januari 2023 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | Drs. C. Teunissen (PvdD) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | antimisbruikbepalingen ontwikkelingslanden verdragen winstbelasting |
Kamerstukken | Belastingplan 2021 (35.572) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 9, blz. 12
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Dan nog een laatste punt over de verbeteringen in de aanpak van belastingontwijking. Mijn fractie is erg blij met de manier waarop de staatssecretaris daarop heeft gereageerd. Hij wil dat echt aanpakken. Ik heb erop gewezen dat Nederland er nog steeds via een verdrag medeverantwoordelijk voor is dat Oeganda 21 miljoen aan winstbelasting misloopt. De staatssecretaris heeft gezegd dat hij bekijkt of hij kan toezeggen dat belastingafwijking in Oeganda door brievenbusfirma's in het verdrag met Oeganda wordt uitgesloten. Ik ben heel erg benieuwd naar zijn antwoord daarop, dus of dat inderdaad mogelijk is.
Daarnaast ziet mijn fractie toch ook graag een meer structurele aanpak om misstanden door middel van degelijke verdragen te voorkomen. Vandaar de volgende en tevens mijn laatste motie.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 9, blz. 17
Staatssecretaris Vijlbrief:
Dan de motie Oeganda. Zo noem ik die maar even. Dat is motie 33572 op letter R. Er wordt nu een onafhankelijk IOB-onderzoek uitgevoerd naar de verdragen met ontwikkelingslanden. We hebben afspraken gemaakt om misbruik van die internationale verdragen aan te pakken. Ik heb gezegd dat ik mij ervoor inspan om snel alle verdragen te voorzien van antimisbruikbepalingen, in het bijzonder die met de ontwikkelingslanden. Ik kan hier twee kanten mee op. Vroeger had je nog de categorie "overbodig", maar die bestaat niet meer. In zekere zin is deze motie overbodig. Ik kan haar ontraden, of ik kan haar oordeel Kamer geven. Ik zal zo een oordeel geven. Ik bedoel: dit doen we. Ik zou bijna tegen mevrouw Teunissen willen zeggen dat deze motie echt niet nodig is. We gaan dit doen. Daarom ontraad ik haar maar, maar dat doe ik een beetje met pijn in mijn hart, want we doen dit al. Ik zou mevrouw Teunissen willen vragen om deze motie in te trekken, maar dat is natuurlijk aan haar. We doen dit gewoon.
Mevrouw Teunissen (PvdD):
Nog even over de vorige motie, de motie 35572 op letter R. In afwachting van de uitkomst van het onderzoek houd ik de motie graag aan.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling (wetsvoorstel 35.573 zonder stemming aangenomen) Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 9
-
30 mei 2023
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Schrijnende gevallen Wet differentiatie Overdrachtsbelasting (35.572) (T03181)
De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om te kijken op welke manier er iets geregeld kan worden in de Wet differentiatie overdrachtsbelasting voor schrijnende situaties, die ook niet onder de schenkingsvrijstelling vallen.
Nummer | T03181 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 8 december 2020 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst |
Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | koopwoningen overdrachtsbelasting schenkingen woningmarkt |
Kamerstukken | Belastingplan 2021 (35.572) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 13, item 4, blz. 19
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het doel is het verbeteren van de positie van de koopstarters op de woningmarkt met het nultarief. Wat begon met de motie-Dik-Faber/Ronnes heeft geleid tot een lastenverlichting met een prijskaartje van 220 miljoen. Maar ook tot een budgettaire opbrengst van 850 miljoen, door de beperking van het verlaagde tarief, 600 miljoen, en een verhoging van het algemene tarief, 250 miljoen. Voorwaar een budgettair kunststukje van de bovenste plank. Netto blijft er bij een verlaging toch een verzwaring van 600 miljoen over voor de schatkist. De uitvoering van de motie bleek niet zo eenvoudig. Eerst is gekeken naar de mogelijkheid om de beoogde groep beleggers te definiëren en gericht uit te sluiten van het 2%- tarief. De vraag was of het mogelijk was om niet alle huurders over één kam te scheren, maar de groep die men wil uitsluiten van het 2%-tarief specifieker te omschrijven. Dialogic kwam tot de conclusie dat onderscheid tussen starter en belegger niet mogelijk was. Zo kwam de trouvaille, anders kan ik het niet noemen, van het — daar gaan we weer in de fiscale wetgeving — hoofdverblijfcriterium. Indirect werden beleggers zwaarder belast. Er kon niet voorkomen worden dat verhuurders van woningen, zoals woningbouwcorporaties en pensioenfondsen, die niet concurreren met starters op de koopmarkt, toch zwaarder belast worden. Een uitzondering is niet uitvoerbaar en specifiek uitzonderen zou staatssteun zijn. Graag een uitleg van de staatssecretaris over deze slachtoffers van het zogenaamde starterstarief.
Mijn fractie heeft gevraagd of er een uitzondering mogelijk is voor ouders die een woning voor hun kind kopen. Dat kan een gehandicapt kind zijn, ouder dan 40 jaar, voor wie de ouders op hoge leeftijd willen zorgen voor een eigen woning voor hun kind, als de ouders er straks zelf niet meer zijn. Ik heb daar nogal wat schrijnende brieven over gekregen de afgelopen weken. Als het kind het huis zelf zou kopen met een lening van de ouders, waar de staatssecretaris op wijst, is het kind eigenaar van die woning en kunnen de toeslagen vervallen. Wij vinden het negatieve antwoord van de staatssecretaris teleurstellend. Natuurlijk zijn er de bezwaren die hij noemt: budgettair, moeilijke juridische afbakening, verzwakken van het hoofdverblijfcriterium en ontwijkconstructies. Allemaal begrijpelijk, maar het gaat om een pijnlijke en tere kwestie. Deze ouders voelen zich nu huisjesmelkers. Een ouder die voor een kind een huis wil kopen, is nu een huisjesmelker. Dat wordt als schrijnend ervaren. Ik moet even denken aan de mensen die door de toeslagen getroffen zijn, al gaat de vergelijking uiteraard grotendeels mank. Ik vraag de staatssecretaris nog eens klip-en-klaar uit te leggen waarom een uitzondering niet mogelijk is. Anders overwegen wij een motie in tweede termijn.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 14, item 7, blz. 37
Staatssecretaris Vijlbrief:
Dan heb ik goed geluisterd naar de heer Van Rooijen. Dat was het tweede punt waar ik vannacht over heb liggen zweten, niet van de heer Van Rooijen zelf, maar van het tarief van de beleggers en de vraag wie je daar nou mee raakt. Ik ga dus nog eens een keer kijken. Dit is de wet nu. Hij is nu uitvoerbaar. Dat weet de heer Van Rooijen ook. Dat heb ik eerder met hem gedeeld. Maar ik ben best bereid om nog eens te kijken of er voor de situatie die hij beschreef, moeizame gevallen, een uitzondering gemaakt kan worden. Daarmee wordt de wet niet eenvoudiger. Dat zeg ik tegen iemand die de uitvoerbaarheid ook hoog in het vaandel heeft staan. Maar ik ga er toch naar kijken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik dank de staatssecretaris voor wat hij in het laatste antwoord zei over moeilijke gevallen. Ik had het over ouders met gehandicapte kinderen van boven de 40 jaar. Op hen is de schenkingsvrijstelling niet van toepassing. Ik had hem gevraagd om daar nog eens naar te kijken. Kan ik hetgeen hij daarover gezegd heeft als een toezegging opvatten? Dan hoef ik er in tweede termijn niet op terug te komen.
Staatssecretaris Vijlbrief:
Ik ga precies zijn: het is een toezegging om te kijken of we op een manier iets kunnen doen voor gevallen zoals de heer Van Rooijen beschrijft, die ook nog eens niet onder de schenkingsvrijstelling vallen. Ik wil toezeggen dat ik daarnaar wil kijken. Het is geen toezegging om het te doen, want ik weet niet of het kan. De heer Van Rooijen is ook de uitvoering na aan het hart gelegen. Het moet wel kunnen.
Brondocumenten
-
voortzetting gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 14, item 7
-
gezamenlijke behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 13, item 4
-
2 november 2021
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
21 september 2021
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
15 juni 2021
nieuwe deadline: 1 januari 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
8 december 2020
toezegging gedaan
Toezegging Beoordeling en financiering van herstelplannen (35.711) (T03238)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe dat het (volgend) kabinet een vinger aan de pols zal houden bij de beoordeling van de herstelplannen van de lidstaten, uitgevoerd door de Europese Commissie, zodat het Europese geld verstandig wordt uitgegeven.
Nummer | T03238 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 18 mei 2021 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | ir. drs. G.A. van Strien (PVV) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | legisprudentie |
Onderwerpen | Eigenmiddelenbesluit Europese Commissie Herstelplan |
Kamerstukken | Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 11
De heer Van Strien (PVV):
Voorzitter. Italië lacht zich een bult, met name de heer Draghi, sinds februari de nieuwe premier. Eerst heeft hij er vanuit de ECB voor gezorgd dat ze in Italië geen rente hoeven te betalen over de gigantische schuldenberg die ze hebben door de rente gewoon negatief te maken, zodat ze nu voor hun bestaande schulden geld toe krijgen. Nu vlooit hij uit hoe hij 192 miljard uit het Herstelfonds moet gaan besteden. Dat valt helemaal nog niet mee, want Italië is gewoon schatrijk. Italianen zijn veel rijker dan Nederlanders, zoals de ECB een paar jaar geleden in de Household Finance and Consumption Survey publiceerde. Een van de plannen is het doortrekken van de hogesnelheidslijn van Salerno naar het zuiden, naar de punt van de laars. Als het zuiden groeit, groeit heel Italië, zei Draghi daarover in het Italiaanse parlement. Maar wij weten ook dat als het zuiden van Italië groeit, de maffia ook groeit. Giovanni Bombardieri, hoofdofficier van justitie in Zuid-Calabrië, die al jaren onderzoek doet naar fraude met Europese subsidies en menig antimaffia-actie in zijn streek leidde, waarschuwt: als Europese subsidies deze kant opkomen, dan heeft 'ndrangheta daar belangstelling voor. Wij weten in ieder geval waar onze zuurverdiende centen blijven. De provincies Drenthe, Flevoland, Friesland en Groningen kunnen voorlopig hun 9,5 miljard aan investeringen in spoorverbindingen wel vergeten. De Nederlandse regering heeft dat geld nodig om in Zuid-Italië spoorwegverbindingen te financieren. Ik zou de minister willen vragen hoe hij dit voor zijn verantwoording kan nemen.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45
Minister Hoekstra:
Dan heb ik nog een vraag van de heer Van Strien over de groei van de maffia en hoe die hier een rol in speelt. Ik denk dat het er hem primair om gaat dat je zorgt dat dat Europese geld verstandig wordt uitgegeven zonder dat het in verkeerde zakken belandt. Ik ben het zeer met hem eens, omdat ik vind dat geld dat Nederlanders, Duitsers, Finnen of wie dan ook met hard werken verdiend hebben en besluiten uit te geven, ook een verstandige bestemming verdient. Bovendien is het bij wederkerigheid en het geloof in dit type afspraken ontzettend belangrijk dat je vervolgens niet in de krant hoeft te lezen dat het geld dat is opgehoest — of dat nou is geleverd door de Italiaanse, Nederlandse of welke belastingbetaler dan ook — vervolgens allerlei kwalijke praktijken zou hebben gefinancierd. Uiteindelijk is de beoordeling daarvan aan de Commissie. De Commissie moet beoordelen of de audit- en controlesystemen uit de herstelplannen — die zitten straks ook in die herstelplannen — voldoende zekerheid bieden. Als men dat ontoereikend zou vinden, kan het plan niet worden goedgekeurd. Vervolgens moet de Commissie daar ook zelf toezicht op houden, samen met OLAF en met de Rekenkamer. Ik zou de heer Van Strien wel willen toezeggen dat het kabinet — dat zal dan een volgend kabinet zijn — hierbij ook zelf de vinger aan de pols zal houden, want dit is wezenlijk voor het vertrouwen dat we met elkaar moeten kunnen hebben in dit type afspraken.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 37, item 5
-
12 juli 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 mei 2021
toezegging gedaan
Toezegging Financial Transaction Tax (35.711) (T03239)
De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat gedurende de demissionaire periode van het huidige kabinet de financial transaction tax er niet komt.
Nummer | T03239 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 mei 2021 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | drs. M.J. van Rooijen (50PLUS) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | belastingheffing Eigenmiddelenbesluit pensioenfondsen financial transaction tax |
Kamerstukken | Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 28
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ten slotte punt vijf. Het aflossen van de leningen voor herstel zou moeten plaatsvinden uit bezuinigingen in het EU-budget, uit hogere bijdragen van de landen en volgens sommigen uit EU-belastingen. Deelt de minister onze opvatting dat de EU-begroting gefinancierd moet blijven op basis van het bruto nationaal product? Mijn fractie is in beginsel geen voorstander — dat wil ik hier duidelijk zeggen — van Europese belastingen en zeker niet van de financial transaction tax, die rampzalig zou uitpakken voor onze pensioenfondsen. Graag een reactie van de minister. Belastingheffing behoort het prerogatief van de lidstaten te blijven met maximale eigen democratische controle. Het is al gezegd door collega Essers: no taxation without representation. Deelt de minister onze opvatting dat ons vetorecht moet blijven bij fiscale voorstellen in de EU? We weten allemaal dat dat vetorecht eigenlijk ook het recht is om het niet te hoeven gebruiken.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 45
Minister Hoekstra:
Dan vroeg de heer Koole nog naar de invoering van de koolstofheffing, de financial transaction tax — de heer Van Rooijen sprong meteen op; die was daar minder enthousiast over — en de digital services tax. Het is belangrijk om onderscheid te maken tussen de fiscale voorstellen en voorstellen voor nieuwe eigen middelen. Het indicatieve tijdpad uit de routekaart van de Commissie ziet er als volgt uit. In juli 2021 komt er een voorstel voor de koolstofheffing aan de grens. Twee: er komt dan ook een digitale heffing. Drie: een emissiehandelssysteem ETS. Dat komt dus relatief snel. Tegelijk met deze voorstellen komen de voorstellen voor de nieuwe eigen middelen die hierop gebaseerd zijn. Dan zou de Raad in de zomer van 2022 moeten besluiten over de introductie van eventuele nieuwe eigen middelen per 1 januari 2023. Om helemaal compleet te zijn: in juni 2024 wordt dan een voorstel van de Commissie verwacht voor een financial transaction tax, inclusief een voorstel voor eigen middelen op basis van die financial transaction tax. Daarbij geldt overigens dat Nederland vanaf het begin heeft gezegd dat we er niet enthousiast over zijn. Dat vind ik overigens ook zeer verdedigbaar. Als je het namelijk pondspondsgewijs zou doen en je je realiseert dat de Nederlandse beurs net zo groot is als de Italiaanse beurs en er in belangrijke mate ook geld van Nederlandse gepensioneerden overheen gaat, dan kom je tot vrij extreme verdelingsvraagstukken als je daartoe zou overgaan. Dus het is niet een besluit dat door dit kabinet is genomen maar door een vorig kabinet. Daarom is er ook breed aarzeling over in de Nederlandse politiek, zo is mijn waarneming, maar dit is de tijdlijn waar de heer Koole volgens mij naar vroeg.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dank voor de opmerkingen over de financial transaction tax en de context die daarbij is geschetst. Het zou een ramp voor onze pensioenfondsen zijn. We zijn eigenlijk het enige land dat zo'n groot pensioenprivaatstelsel heeft waar inmiddels zo'n 1.700 miljard doorheen loopt, met alle transacties van dien. Is in Brussel voldoende duidelijk dat naar analogie van wat de Fransen "l'exception française" noemen, in dit geval zou moeten gelden "l'exception néerlandaise"? Want dit zou werkelijk onevenredig de gepensioneerden maar ook de mensen die 40 en 50 zijn en die nu sparen voor hun pensioen, treffen. Wie verzint het dat fondsen die al niet kunnen indexeren, dadelijk nog worden wegbelast door een nieuwe belasting op het werk dat ze doen met de gelden van de werknemers?
Minister Hoekstra:
Ik realiseer me dat ik het p-woord met nog meer voorzichtigheid had moeten uitspreken, want ik had kunnen weten wat ik over me af zou roepen. Volgens mij is de positie van het huidige demissionaire kabinet bekend in Brussel. Ik verzeker de heer Van Rooijen dat gedurende de demissionaire periode van dit kabinet die FTT er niet komt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar regeren is vooruitzien. Ik wil de minister niet ontlokken wat een nieuw kabinet moet doen, maar ik mag toch aannemen dat deze minister en zijn partij in onderhandelingen steeds duidelijk zullen zeggen: dit is voor ons een brug te ver.
Minister Hoekstra:
Ik verwees niet voor niets net naar die pensioenfondsen en naar de situatie van die effectenbeurs. Het is een groot goed in Nederland dat die relatief groot is. Dus ik vind het echt logisch om daaraan vast te houden. Ik zal hier niet de verschillende petten op en af gaan doen want dan maak ik het voor de leden wel erg ingewikkeld. Ik vind wel dat in Brussel merkwaardig genoeg weinig wordt gesproken over een tussenvariant, waarbij lidstaten allemaal zouden overgaan tot een bepaald soort belasting waarbij je het speelveld harmoniseert maar de opbrengsten toekomen aan de lidstaten. Dan heb je namelijk niet het probleem dat de een zich onevenredig bevoor- of benadeeld voelt; lidstaten voelen zich overigens niet vaak onevenredig bevoordeeld maar zeker wel benadeeld. Dat heb je dan niet. Tevens zou je het andere probleem van heel verschillende regimes kunnen oplossen. Dat is bijvoorbeeld ook iets wat we met de vliegbelasting proberen te realiseren. Er zitten inmiddels meer landen op de koers van die vliegbelasting. Het liefste zou je dat willen op het gebied van een gemeenschappelijk speelveld. Tegelijkertijd: als je dat dan vervolgens allemaal aan Brussel zou afdragen, dan kan je op je vingers natellen dat Duitsland, Frankrijk en Nederland een onevenredig deel van de rekening betalen omdat de meest gebruikte luchthavens in continentaal Europa liggen in Duitsland, Frankrijk en Nederland.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 37, item 5
-
12 juli 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 mei 2021
toezegging gedaan
Toezegging Gesprekken met planbureaus en Rekenkamer over brede welvaart (35.711) (T03240)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Backer (D66), toe om in de gesprekken met de planbureaus en de Algemene Rekenkamer het onderwerp ‘brede welvaart’ te blijven benoemen. Tevens zegt hij toe om de informatie die beschikbaar komt uit deze gesprekken met de Kamer te delen.
Nummer | T03240 |
---|---|
Status | voldaan |
Datum toezegging | 18 mei 2021 |
Deadline | 1 januari 2022 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Jhr.mr. J.P. Backer (D66) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | Algemene Rekenkamer Brede welvaart Centraal Planbureau |
Kamerstukken | Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 13
De heer Backer (D66):
Voorzitter. Ik heb eerder beweerd, in een vorig debat, dat wij als Nederland de vruchten plukken van de gemeenschappelijke markt. Daar hebben wij net al een kort interruptiedebatje over gehad. Ik denk dat voor de beeldvorming van toekomstige discussies over de eigen middelen het belangrijk is dat we daarover blijven spreken. In het debat van de Europese Beschouwingen is een motie aangenomen onder stuk nr. 35403, letter E. Dat is de motie-Backer c.s. Die vraagt om onderzoek te doen naar de baten van de EU voor ons land. U herinnert zich misschien die discussie. De minister van Buitenlandse Zaken heeft dat toen namens de regering niet aangemoedigd, maar de motie is aanvaard en hij heeft dat onderzoek in gang gezet. Daar ben ik hem dankbaar voor. Daar hebben wij op 22 februari een voortgangsbrief over gekregen (35403, letter P). Dat was op zichzelf een geval van het glas is halfvol. De studie wordt gedaan door het CPB in samenwerking met het CBS. De interne markt wordt vergeleken met de situatie als er geen interne markt van goederen en diensten zou zijn. Wat is de bijdrage aan de welvaart? En wat is het scenario als die interne markt zou ontbreken? Ik dank de regering voor die inzet. Ik zou erg graag willen weten of er nog voortgang is bij die eerste verkenning en of daar nog inzichten behaald zijn, want we zitten nu alweer in mei.
Voorzitter. Nu kom ik op de andere helft. Er zou ook gekeken worden naar de brede welvaartseffecten. Die zijn er, zoals in de brief staat, "om methodologische redenen" buiten gebleven. Dat vind ik wel teleurstellend. De minister — ik denk dat "de minister" de coördinerend minister is van Buitenlandse Zaken — is wel in gesprek met de drie planbureaus, maar er is nog niet veel te vertellen. Zo vertaal ik het maar even. Dat kan een ambtelijke formulering zijn voor dat de zaak in een bureaulade verdwijnt, een soort yes-minister-antwoord. Maar ik wil toch deze minister aansporen om het daar niet bij te laten en te kijken of dat tweede deel van die studie toch iets kan gaan opleveren, en zo ja op welke termijn. Als dat vandaag niet gedetailleerd kan, kan dat ook schriftelijk. Het onderwerp is belangrijk.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 46
Minister Hoekstra:
Voorzitter. Dan heb ik nog een paar dingen in de categorie overig. De heer Backer vroeg naar planbureauonderzoek en het welvaartsperspectief. Het wezenlijke punt dat hij volgens mij aansnijdt — dat moet je toch elke keer weer benadrukken, ook in dit soort debatten; daar zou je eigenlijk elke keer mee moeten beginnen — is: wat is nou het waarom van de Europese Unie voor Nederland? Ik ben en blijf ervan overtuigd dat de Unie grote toegevoegde waarde heeft voor Nederland, niet in de laatste plaats in financieel-economisch opzicht. We hebben er in het verleden heel erg van geprofiteerd, en naar mijn overtuiging zullen we dat in de toekomst hoogstwaarschijnlijk ook nog doen. Tegelijkertijd liggen er wel grote vragen op tafel, bijvoorbeeld over de euro. Zoveel goeds als er te zeggen is over de Unie als geheel, zoveel kan je ook opmerken over de manier waarop we dat naar mijn mening verstandige idee van de euro hebben ingevoerd. Maar dat is niet zozeer een discussie over het wat, als wel een discussie over het hoe. Veel van de weeffouten ten aanzien van de euro zijn er met vallen en opstaan uit gehaald, maar ik denk dat we nog niet klaar zijn met dat traject. Zie de discussie over de bankenunie. Zie de discussie die er nog is over bijvoorbeeld de kapitaalmarktunie, waar ik ook graag stappen op zou willen zetten. Destijds was ik zeer content dat ik de Duitsers en de Fransen had weten te verleiden om daarbij mee te doen aan een initiatief.
Ik wil even heel concreet tegen de heer Backer zeggen wat we hierop nog kunnen doen en hoe we dat perspectief nou aangereikt krijgen. Het eerste spoor is nieuw CPB-onderzoek naar de gevolgen van de interne markt voor de Nederlandse economie. We verwachten een rapport dit najaar, maar ik heb geen eerste bevindingen beschikbaar. De heer Backer wordt daarover nog bediend. Het kabinet blijft in gesprek met de planbureaus en de Rekenkamer over manieren om meer inzicht te krijgen in de maatschappelijke effecten van EU-beleid op deelterreinen. Dat is het tweede spoor op langere termijn. Veel discussies die wij hier hebben, gaan vaak over de vraag of je er ideologisch voor of tegen bent. Daardoor komt de echte essentie van wat het effect is geweest soms niet boven tafel. Dan ga je een beeld zien dat het klopt wat veel onderzoeken uit het verleden laten zien: dat de Europese Unie een grote toegevoegde waarde voor Nederland heeft. Maar onder de motorkap ga je vermoedelijk grote verschillen zien in de effectiviteit van verschillende policy measures. Ik verwacht dat daarop dan geïntervenieerd gaat worden. Voorzitter. De heer Ester zei dat er heel veel fondsen en instrumenten zijn.
De heer Backer (D66):
Dank voor het eerste deel. Ik was even bang dat het tweede deel in een lade zou komen en de minister bevestigt die zorg door zijn antwoord. Ik zou van hem willen weten of hij erop toe wil zien, of zijn ambtsgenoten daartoe wil aansporen, dat dit tweede deel toch ook handen en voeten krijgt. Ik denk dat dit heel belangrijk is, omdat het op onderdelen van de brede welvaart, voor met name de Europese Unie, waarde toevoegt, die eigenlijk nooit wordt meegeteld.
Minister Hoekstra:
Zeker. Kijk, de voorzichtigheid zit 'm in twee dingen. Het eerste is dat ik niet staatsrechtelijk de opdrachtgever kan zijn van de instituten die ik noemde. Het tweede is dat zij hebben aangegeven dat zij hiermee bezig zijn, maar ook zelf willen gaan over de momenten van die inzichten. Wat ik de heer Backer graag wil toezeggen, is dat ik in gesprekken, zoals ik die bijvoorbeeld heb met de president van de Rekenkamer, dit onderwerp weer eens zal meenemen. Dat is alleen wat anders dan richting andere onderzoeksinstituten waar ik gewoon kan zeggen: luister eens, kan je deze vraag voor me uitzoeken en dan wil ik het graag dan en dan hebben. Dat is eigenlijk de enige clausulering die ik heb willen maken.
De heer Backer (D66):
De voorzitter van de Rekenkamer moet een verspreking zijn, want het gaat om het CPB.
Minister Hoekstra:
Het gaat om het planbureau, maar ook de Nederlandse Rekenkamer is geïnteresseerd in zaken die te maken hebben met brede welvaart. Zie ook het hele debat dat we de afgelopen jaren hebben zien ontstaan, onder andere door de heren Snels en Sneller in de Tweede Kamer. Dat gaat over brede welvaart en de Rekenkamer is daarin geïnteresseerd. De Rekenkamer is sowieso geïnteresseerd in effecten van beleid, ook van Europees beleid. Vandaar dat het ook daar een plaats zou kunnen krijgen. Ik zeg de heer Backer toe dat als er informatie beschikbaar is van een van deze sporen, ik die met de Kamer zal delen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 37, item 5
-
12 juli 2022
nieuwe status: voldaan
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 mei 2021
toezegging gedaan
Toezegging Intergenerationele effecten van het Herstelfonds (35.711) (T03241)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester (ChristenUnie), toe om bij een van de eurogroepen de Europese Commissie te vragen om de intergenerationele balans in de diverse lidstaten te monitoren, zodat de intergenerationele effecten van het Herstelfonds in kaart worden gebracht.
Nummer | T03241 |
---|---|
Status | afgevoerd |
Datum toezegging | 18 mei 2021 |
Deadline | 1 januari 2024 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Dr. P. Ester (ChristenUnie) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | overig |
Onderwerpen | Herstelfonds intergenerationele balans |
Kamerstukken | Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 19
De heer Ester (ChristenUnie):
Dat Herstelfonds maakt terecht een groot punt van het belang van het pakket maatregelen voor de jongste generatie Europeanen. Het vignet NextGenerationEU — een beetje slecht Engels overigens — geeft dit belang goed weer. Zij waren de grootste slachtoffers van de economische crisis en dreigen dat nu door de covidcrisis wederom te worden. Een verloren generatie is niet denkbeeldig na deze twee enorme klappen. Hoe voorkomen we, zo vraagt de ChristenUniefractie aan de minister, dat vooral jongeren voor de kosten van het fonds opdraaien? De eindafrekening is immers pas eind 2058 voorzien. Is naar zijn oordeel de intergenerationele balans op orde? Heeft de minister op dit punt zorgen? Is hij bereid om die intergenerationele effecten eens op hoofdlijnen aan het papier toe te vertrouwen en te delen met de Kamer? In zijn tijd als senator — ik herinner mij dat goed — was de minister zeer begaan met jongeren en hun maatschappelijke positie, dus deze toezegging zal hem daarom niet moeilijk vallen.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37
Minister Hoekstra:
De heer Ester vroeg nog terecht naar de intergenerationele balans. Hoe zorg je dat dit ook werkt voor de jongeren? Ik denk dat dit een zeer terecht punt is, want als je bijvoorbeeld kijkt naar de staatjes van de jeugdwerkloosheid, met name in de zuidelijke lidstaten, dan is dat iets om je grote zorgen over te maken. Al weten wij natuurlijk allemaal dat een deel van die jongeren wel werkt, maar dan in de informele economie. Toch zien die statistieken er tranentrekkend uit. Daar moeten wij iets mee. Ik vind het ook een zeer terecht punt voor mij, en voor een volgend kabinet, om mee te nemen. Ik zie alleen niet — ik hoop dat de heer Ester dat zal kunnen aanvaarden — hoe ik het voorstel zoals dat nu bijna overal geaccommodeerd is, nog van een extra intergenerationele toets kan voorzien. Ik wil mij voor veel inspannen, maar dit is zeker voor mij te hoog gegrepen.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 54
De heer Ester (ChristenUnie):
Dan de intergenerationele balans. Het antwoord van de minister daarop viel mij een beetje tegen. Ik ken zijn bezorgdheid over de positie van jongeren. De minister vindt dat belangrijk, maar acht zich op een of andere manier niet de aangewezen actor om die intergenerationele effecten in kaart te brengen. Die zijn toch vrij belangrijk. Het gaat over jongeren, maar ook over ouderen. Het is van belang om dat goed voor het voetlicht te krijgen. Mijn simpele vraag is of hij bereid zou zijn om deze vraag aan het CPB en het SCP voor te leggen. Ik zou dat nog graag horen. Zij kunnen dat goed aan. Ze zijn erop geprepareerd. Ik denk dat dit belangrijk is.
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 37
Minister Hoekstra:
Ik begin bij de heer Ester. Dank voor de diverse complimenten die hij het kabinet of mij maakte. Hij vond dat ik op de intergenerationele balans misschien wat te kort door de bocht was en zocht daarvoor nog verdere verrijking. Het enige punt waar ik realistisch in heb geprobeerd te zijn, is mijn vermogen om nog een intergenerationele toets toe te voegen aan het plan in deze fase van het proces. Ik vind zijn suggestie om het verder te onderzoeken en dat in kaart te brengen een hele goede. Ik stel echter een andere route voor. Ik stel hem voor dat ik dat inbreng bij een van de eurogroepen en dat ik daar aan de Commissie zal vragen om dat te monitoren. Mijn vermoeden is dat de heer Ester eigenlijk wil weten hoe het zit in de diverse lidstaten. Ik kan het wel allemaal aan het planbureau cadeau doen, maar ik denk dat dat lastiger is dan dat het voor de Commissie is. Ik zie hem knikken, dus hij lijkt zich daarmee te kunnen verenigen.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 37, item 5
-
10 september 2024
nieuwe status: afgevoerd
Voortgang: -
24 juli 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2024
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 mei 2021
toezegging gedaan
Toezegging Rol van artikel 116 van het werkingsverdrag Europese Unie (35.711) (T03242)
De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om zijn standpunt ten opzichte van artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie met de Kamer te delen, nadat hij de analyse of het voorstel van de Europese Commissie heeft ontvangen over de rol van artikel 116 van het werkingsverdrag in relatie met belastingstelsels.
Nummer | T03242 |
---|---|
Status | openstaand |
Datum toezegging | 18 mei 2021 |
Deadline | 1 januari 2025 |
Verantwoordelijke(n) | Minister van Financiën |
Kamerleden | Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA) |
Commissie | commissie voor Financiën (FIN) |
Soort activiteit | Plenaire vergadering |
Categorie | brief/nota |
Onderwerpen | belastingstelsels Europese Unie Werkingsverdrag |
Kamerstukken | Goedkeuring nieuw Eigenmiddelenbesluit van de Europese Unie (35.711) |
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 26
De heer Essers (CDA):
De laatste tijd is er discussie gaande over de vraag of artikel 116 van het verdrag inzake de werking van de Europese Unie een optie biedt om fiscale harmonisatie op basis van gekwalificeerde meerderheid mogelijk te maken in plaats van de huidige unanimiteitseis. In de memorie van antwoord zegt de regering op onze vraag of zij over deze kwestie een uitgebreide reactie wil geven, dat zij met die reactie wil wachten totdat de Europese Commissie hier haar visie op heeft gegeven. Maar ongetwijfeld heeft de minister over deze belangrijke kwestie ook een eigen mening, los van die van de Europese Commissie. In het kader van de nieuwe politieke cultuur van transparantie en open debat nodigen we hem dan ook van harte uit om die visie vandaag met ons te delen.
(…)
Handelingen I 2020-2021, nr. 37, item 5, blz. 58
Minister Hoekstra:
Voorzitter. Dan vroeg de heer Essers terecht aan het einde van de eerste termijn naar zijn vraag over artikel 116 en het werkingsverdrag. Dit moet ik even heel precies doen. De Commissie heeft inderdaad aangegeven te onderzoeken of artikel 116 van het werkingsverdrag ook in relatie met belastingstelsels kan worden toegepast. Dit zou mogelijk het geval kunnen zijn als de nationale wetgeving van een lidstaat niet voldoet aan de mededingingsvoorwaarden en zodoende een verstoring veroorzaakt van de interne markt. Op dit moment is nog niet duidelijk of en zo ja, wanneer de Commissie met een analyse of voorstel hierover komt. Ik vind het prudent — ik hoop dat de heer Essers dat kan volgen — dat ik pas wanneer de zienswijze van de Commissie bekend is over de precieze rol van artikel 116 van het werkingsverdrag en in hoeverre dat gaat spelen op het gebied van belastingen, mijn standpunt ga bepalen. Want dan moet ik me ook verhouden tot die opvattingen van die Commissie. Tot dat moment vind ik het prematuur. Met zijn goedvinden wacht ik daarop. Zodra ik die informatie heb, zal ik die met de Kamer delen en dan zal ik ook mijn standpunt bepalen. Als hij zich daarin kan vinden, zou ik die double whammy met hem willen afspreken.
De heer Essers (CDA):
De minister is consistent in zijn beantwoording van mijn vragen. Ik heb nog steeds niet zijn mening, maar ik begrijp de prudentie heel goed. Het geeft me ook enig inzicht in hoe hij daartegenover staat. Als hij artikel 116 volledig zou omarmen, had hij dat allang gezegd. Of vergis ik me nu?
Minister Hoekstra:
Dan komen we op de exegese van wat het kabinet bedoeld zou kunnen hebben. Een exegese moet je altijd aan anderen laten, is mijn conclusie.
Brondocumenten
-
behandeling Verslag EK 2020/2021, nr. 37, item 5
-
30 mei 2023
nieuwe deadline: 1 januari 2025
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
17 mei 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang:documenten:-
-verslag van een schriftelijk overleg met de minister van Financiën over (deels) openstaande toezeggingen
Op 30 mei 2023 voor kennisgeving aangenomen door de Eerste Kamercommissie voor Financiën (FIN).
EK, E
-
-
12 juli 2022
nieuwe deadline: 1 januari 2023
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
23 juni 2022
nieuwe status: openstaand
Voortgang: -
18 mei 2021
toezegging gedaan