34.562

Initiatiefvoorstel-Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs Wet erkenning Nederlandse gebarentaal



Dit initiatiefwetsvoorstel van de Tweede Kamerleden Kuiken (PvdA), Dik-Faber (ChristenUnie) en Van Eijs (D66) beoogt de Nederlandse Gebarentaal (NGT) juridisch te erkennen. Hiermee vormt dit wetsvoorstel het sluitstuk van een proces van dertig jaar waarin er wel maatschappelijke en politieke erkenning is gekomen voor de NGT als moedertaal van de Nederlandse dovengemeenschap, maar juridische (wettelijke) erkenning tot nu toe achterwege is gebleven.

Met dit wetsvoorstel wordt deze juridische erkenning geregeld en worden tevens een aantal hieruit voortvloeiende rechten en plichten vastgelegd, zoals het recht om een eed, belofte of bevestiging af te mogen leggen in de NGT en de plicht voor de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties om het gebruik van de NGT te bevorderen. Daarnaast wordt een adviesorgaan ingesteld dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hierover adviseert.

Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.


Stand van zaken

Het voorstel (EK, A) is op 22 september 2020 met algemene stemmen aangenomen door de Tweede Kamer.

De Eerste Kamer heeft het voorstel op 13 oktober 2020 na stemming bij zitten en opstaan met algemene stemmen aangenomen.

De initiatiefnemers hadden bij brief van 27 september 2019 (TK, 4) medegedeeld dat, gelet op het vertrek van één van de oorspronkelijke initiatiefnemers (het lid Van Laar) uit de Tweede Kamer, het voorstel van wet mede zou worden verdedigd door het Tweede Kamerlid Kuiken en dat het Tweede Kamerlid Van Eijs het voorstel van wet zou medeverdedigen.


Kerngegevens

ingediend

3 oktober 2016

titel

Voorstel van wet van de leden Kuiken, Dik-Faber en Van Eijs ter erkenning van Nederlandse gebarentaal (Wet erkenning Nederlandse gebarentaal)

schriftelijke voorbereiding

ondertekening

inwerkingtreding

Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip


Documenten

  • 13 oktober 2020
    stemming Verslag EK 2020/2021, nr. 5, item 7