Dit wetsvoorstel maakt deel uit van het pakket Belastingplan 2019 en bevat een pakket maatregelen gericht op belastingontwijking en op het behouden en verstevigen van een aantrekkelijk ondernemings- en investeringsklimaat voor ondernemingen. Oorspronkelijk maakte afschaffing van de dividendbelasting onderdeel uit van dit (toen nog Wet bronbelasting 2020 geheten) wetsvoorstel. Het schrappen van de afschaffing was aangekondigd in de brief van de staatssecretaris van Financiën van 15 oktober 2018 (EK, A) over de heroverweging van het fiscale pakket vestigingsklimaat.
Het pakket maatregelen omvat onder andere de verlaging van het hoge tarief in de vennootschapsbelasting (vpb) naar uiteindelijk 20,5% in 2021 en de verlaging van het lage tarief naar 15% in 2020.
Een belangrijke grondslagverbredende maatregel die niet is opgenomen in dit wetsvoorstel omdat het een implementatie van een EU-richtlijn betreft is de earningsstrippingmaatregel. Deze is opgenomen in het implementatiewetsvoorstel ATAD1 (35.030) dat geen deel uitmaakt van het pakket Belastingplan 2019.
Voor de conditionele bronbelastingen op interest en royalty’s zal in 2019 een wetsvoorstel worden ingediend met een inwerkingtredingsdatum van 2021.
Het voorstel (EK, B) is op 15 november aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: D66, VVD, SGP, CDA en ChristenUnie.
Tegen: FvD, PVV, GroenLinks, SP, PvdA, PvdD, DENK en 50PLUS.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 18 december 2018 na stemming bij zitten en opstaan stemmen aangenomen.
Voor: SGP, ChristenUnie, VVD, CDA en D66.
Tegen: PvdA, GroenLinks, PvdD, 50PLUS, OSF, SP en PVV.
De plenaire behandeling van het voorstel door de Eerste Kamer, gezamenlijk met de andere wetsvoorstellen van het pakket Belastingplan 2019, met het voorstel Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030) en met het voorstel Wet fiscale maatregel rijksmonumenten (34.556), vond plaats op 11 december 2018.
Op maandag 19 november 2018 werd voor de commissie door medewerkers van het ministerie van Financiën een technische briefing over het wetsvoorstel verzorgd.
ingediend
18 september 2018titel
Wijziging van enige wetten in verband met enkele maatregelen voor het bedrijfsleven (Wet bedrijfsleven 2019)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
inwerkingtreding
-
1.Deze wet treedt in werking met ingang van 1 januari 2019, met dien verstande dat artikel 7.3, onderdelen A, B, C, D, E, F, G, H, J, K, L, M, N, O, P, Q, R, T en U, en de artikelen 7.8 en 8.1 voor het eerst toepassing vinden met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2019 en met dien verstande dat artikel 7.3, onderdeel Ta, terugwerkt tot en met 1 maart 2018.
-
2.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 7.4 in werking met ingang van 1 januari 2020, met dien verstande dat artikel 7.4, onderdelen E tot en met H, voor het eerst toepassing vindt met betrekking tot boekjaren die aanvangen op of na 1 januari 2020.
-
3.In afwijking van het eerste lid treedt artikel 7.5 in werking met ingang van 1 januari 2021.
-
-
-
30 november 2018
memorie van antwoord EK 35.026 / 35.027 / 35.028 / 35.029 / 35.031 / 35.033, D Bevat bijlage -
-
-
15 oktober 2018
brief van de staatssecretaris van Financiën over de heroverweging van het fiscale pakket vestigingsklimaat EK 35.028, A