Dit initiatiefvoorstel van de Tweede Kamerleden Mutluer (GroenLinks-PvdA), Boswijk (CDA), Ellian (VVD), Bikker (ChristenUnie) en Diederik van Dijk (SGP) geeft de minister voor Rechtsbescherming de bevoegdheid om ondermijnende organisaties te verbieden. Ondermijnende organisaties zijn organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden, waardoor zij een ernstige bedreiging vormen voor de veiligheid van burgers en voor het openbaar gezag. De initiatiefnemers richten zich met dit voorstel specifiek op het verbieden van criminele motorbendes (Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s)) en vergelijkbare organisaties.
De initiatiefnemers willen met dit voorstel de procedure voor het verbieden van organisaties die de samenleving ondermijnen versnellen. Verder stellen de initiatiefnemers voor om
-
1.het verbod dezelfde reikwijdte te geven als Boek 10 BW doet voor buitenlandse corporaties;
-
2.regels op te nemen over het toerekenen van gedragingen aan de organisatie;
-
3.expliciet te bepalen dat politieke partijen, kerkgenootschappen en vakbonden niet bestuursrechtelijk verboden kunnen worden;
-
4.voorlopige hechtenis mogelijk te maken bij verdenking van strafbare voortzetting van de werkzaamheid van de verboden organisatie, en daarmee ook het gebruik van bijzondere opsporingsbevoegdheden, zoals observatie met technische middelen;
-
5.het strafmaximum voor strafbare voortzetting te verhogen.
Het voorstel (EK, A) is op 23 juni 2020 aangenomen door de Tweede Kamer.
Voor: PvdA, DENK, 50PLUS, D66, VVD, SGP, CDA, ChristenUnie en Van Haga.
Tegen: PVV, GroenLinks, SP, PvdD, FVD en Krol/Kooten-Arissen.
De Eerste Kamercommissie voor Justitie en Veiligheid (J&V) heeft op 2 maart 2021 het eindverslag uitgebracht. De plenaire behandeling vindt op dinsdag 14 januari 2025.
Overnames initiatiefvoorstel
De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft bij brief van 24 september 2024 medegedeeld dat de leden Mutluer (GroenLinks-PvdA), Boswijk (CDA), Ellian (VVD), Bikker (ChristenUnie) en Diederik van Dijk (SGP) de verdediging van dit initiatiefvoorstel overnemen van de leden Kuiken (PvdA), Kuik (CDA), Van Wijngaarden (VVD), Van der Graaf (ChristenUnie) en Van der Staaij (SGP) (EK, I).
De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft bij brief van 2 juni 2022 medegedeeld dat het lid Van der Graaf (ChristenUnie) de plaats zal innemen van het lid Bikker (ChristenUnie) bij de verdediging van dit initiatiefvoorstel (EK, H).
De Voorzitter van de Tweede Kamer heeft bij brief van 9 juni 2021 medegedeeld dat de leden Kuik (CDA) en Bikker (ChristenUnie) de verdediging van dit initiatiefvoorstel overnemen van de leden Van Toorenburg (CDA) en Van der Graaf (ChristenUnie) (EK, G).
De initiatiefnemers hebben bij brief van 12 september 2019 (TK, 9) gemeld dat door het vertrek van het lid Drost (ChristenUnie) dit voorstel in het vervolg mede wordt verdedigd door het lid Van der Graaf (ChristenUnie).
De initatiefnemers hebben bij brief van 18 april 2019 (TK, 4) gemeld dat door het vertrek van het lid Van Oosten (VVD) en het tijdelijke vertrek van het lid Van der Graaf (ChristenUnie) uit de Kamer dit voorstel mede wordt verdedigd door de leden Van Wijngaarden (VVD) en Drost (ChristenUnie).
ingediend
13 november 2018titel
Voorstel van wet van de leden Kuiken, Kuik, Van Wijngaarden, Van der Graaf en Van der Staaij houdende regels over het bestuursrechtelijk verbieden van organisaties die een cultuur van wetteloosheid creëren, bevorderen of in stand houden (Wet bestuurlijk verbod ondermijnende organisaties)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister voor Rechtsbescherming
inwerkingtreding
-
1.Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
-
2.Deze wet vervalt zeven jaar na de inwerkingtreding van artikel 2, tenzij bij algemene maatregel van bestuur anders wordt bepaald.
-
3.De voordracht voor een krachtens het tweede lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet eerder gedaan dan vier weken nadat het ontwerp aan beide kamers der Staten-Generaal is overgelegd.
-
4.Het oude recht blijft van toepassing op een verbod, opgelegd op grond van artikel 2, eerste lid.
18