Een vreemde plek

Het Binnenhof in Den Haag is een eigenaardige plek. Niet alleen is het de enige regeringszetel in de westerse wereld die niet in de hoofdstad van het land ligt, ook de vorm ervan is opvallend. In andere landen is het landsbestuur namelijk verdeeld over verschillende gebouwen, terwijl regering en parlement in Nederland in één complex zijn gevestigd, waarvan het middeleeuwse uiterlijk nog deels intact is gebleven.


Neutraal terrein

Dat het Binnenhof nog altijd zo’n belangrijke plek is, hangt samen met de lange geschiedenis van het complex. Al in de middeleeuwen was het een belangrijk bestuurscentrum. Hier was het hof van de graaf van Holland, werd rechtgesproken en kwamen de afgevaardigden van Hollandse steden in vergadering bijeen. Ook na de Nederlandse Opstand, in de Republiek der Verenigde Nederlanden, bleef het Binnenhof het voornaamste politieke toneel. Hier woonden de stadhouders en het was de vergaderplaats van zowel de Staten van Holland als de Staten-Generaal. Het Binnenhof was aantrekkelijk omdat het niet in een van de grote steden lag. Zo konden de afgevaardigden op min of meer neutraal terrein vergaderen.


Naar Amsterdam

Nadat Nederland begin negentiende eeuw echt één land was geworden, was het niet meer vanzelfsprekend dat het bestuur in Den Haag was gevestigd. De nieuwe Franse machthebbers vonden het Binnenhof ongeschikt voor een modern land. Daarom verplaatsten zij de regering in 1808 naar Amsterdam. Vijf jaar lang werd het land vanuit de hoofdstad bestuurd. In die jaren deed het Binnenhof onder meer dienst als kadettenschool en ziekenhuis.


Restauratie

In 1813 kreeg Nederland een nieuwe vorst, Willem I. Hij was de zoon van de laatste stadhouder, die met zijn gezin in 1795 het land uit was gevlucht. De regering keerde daarop terug naar zijn vertrouwde onderkomen, het Binnenhof. Door terug te vallen op oude gewoonten hoopte Willem I de indruk te wekken dat er niets in het land veranderd was. De terugkeer naar het Binnenhof was misschien wel het meest zichtbare deel van deze ‘restauratiepolitiek’. Sinds Willem I is de positie van Den Haag als regeringszetel eigenlijk onomstreden gebleven. Hoewel er nog verschillende plannen zijn gemaakt om de bestaande bebouwing te vervangen, is een vertrek uit de Hofstad nooit meer serieus overwogen.