Op 2 oktober namen vier leden van de Staten-Generaal deel aan de vergadering van de Interparlementaire Commissie (IPC) van de Nederlandse Taalunie in het Vlaams Parlement in Brussel. De delegatie bestond uit Tweede Kamerleden Martin Bosma (PVV, delegatieleider), Judith Tielen (VVD) en Hatte van der Woude (VVD) en Eerste Kamerlid Rik Janssen (SP). Vanuit het Vlaams Parlement namen zes leden deel.
De IPC controleert de Nederlandse Taalunie (NTU), een beleidsorganisatie waarin Nederland, Vlaanderen en Suriname samenwerken op het gebied van de Nederlandse taal, het taalonderwijs en letteren. In de ochtend was de Vlaams minister-president Jan Jambon namens het Comité van Ministers aanwezig om mondelinge vragen van de IPC-leden te beantwoorden.
In het middagdeel werden toelichtingen gegeven over taalvaardigheid in Nederland en Vlaanderen door de heer Pedro de Bruyckere, algemeen directeur van Leerpunt en docent aan de Universiteit Utrecht en door de heer Jan Rijkers van de Vlaams Nederlandse Taalraad. De Bruyckere informeerde de leden over de dalende taalvaardigheid in Nederland en Vlaanderen. Om de geletterdheid te verbeteren pleit hij voor de combinatie van technisch lezen, achtergrondkennis en leesmotivatie, zowel binnen als buiten school. De heer Jan Rijkers sprak over de wijzigingen die nodig zijn in het onderwijs. De Vlaams-Nederlandse Taalraad had de opdracht te adviseren bij de uitwerking en invulling van de visie op het onderwijs in Nederlands zoals beschreven in 'Iedereen taalcompetent' dat is uitgewerkt in een actieplan. Het actieplan gaat uit van het centraal stellen van taalcompetentie bij vernieuwing in het onderwijs in Nederlands en gericht op de ondersteuning van de leraar.
Senator Janssen vroeg naar de rol van de parlementariërs bij dit actieplan. Ook vroeg Janssen of veranderingen in het onderwijs een rol spelen bij de dalende taalvaardigheid of is het mede een gevolg van de veranderingen in het taalgebruik zoals afkortingen en straattaal. De heer De Bruyckere liet weten dat het lastig is een oorzaak aan te wijzen, wel speelt de algehele ontlezing hierbij een rol. De heer Rijkers voegde daar aan toe dat minder tijd in het onderwijs van Nederlands in beide landen ook een negatieve invloed heeft.
De bestuursvoorzitter Wim Vandenbussche en directeur Anne Sluijs van de Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN) gaven een toelichting op de activiteiten van de IVN, de samenwerking met de Taalunie en de uitvoering van het Nederlandse amendement waarmee extra middelen zijn vrijgemaakt voor de internationale Neerlandistiek. Delegatieleider Bosma merkte op dat de afname van de mogelijkheden binnen het Erasmusprogramma projecten in Indonesië gericht op het onderwijs Nederlands beperken. Daarnaast gaf hij aan dat in Zuid-Afrika het Afrikaans is verdwenen uit het universitair onderwijs en overwogen wordt Afrikaanstalige (private) universiteiten op te richten. De Vlaamse leden hadden hun vraagtekens bij het Nederlandse amendement dat één miljoen toekende aan de IVN ter bevordering van de Neerlandistiek, en niet via de Taalunie waar de IPC controle heeft op de besteding van middelen.
De Interparlementaire Commissie van de Nederlandse Taalunie is het parlementaire orgaan van de Taalunie. De IPC bestaat uit 11 Nederlandse en 11 Vlaamse volksvertegenwoordigers. Het voorzitterschap rouleert en is momenteel in Vlaamse handen. Vanaf 2024 is Nederland voorzitter van de IPC en zullen de vergaderingen in Den Haag plaatsvinden. De IPC kan het Comité van Ministers aanspreken op het functioneren en op het realiseren van de doelstellingen van de Taalunie. Momenteel is Nederland voorzitter van het Comité van Ministers.
Deel dit item: