E090239
Laatste revisie: 25-08-2011

E090239 - Kaderbesluit inzake gemeenschappelijke onderzoeksteams (initiatief België, Franse Republiek, Spanje, Verenigd Koninkrijk)



Dit ontwerp-kaderbesluit heeft ten doel artikel 13 van de overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten vervroegd in werking te laten treden. De tekst van artikel 1 van het kaderbesluit is dus identiek aan artikel 13 van het verdrag. De artikelen 2 en 3 zien of de strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de gedetacheerde ambtenaren. Het kaderbesluit zal niet langer van kracht zijn wanneer het verdrag in werking is getreden.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

Nationaal

Goedkeurings- en uitvoeringswetgeving is inmiddels aangenomen (zie kamerstukken in series 28350 en 28351).

Europees

Kaderbesluit 2002/465/JBZ is geïmplementeerd. Het is opgenomen in uitvoering EU-rechtshulpovereenkomst.


Kerngegevens

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Implementatie

Kaderbesluit 2002/465/JBZ is geïmplementeerd. Het is opgenomen in uitvoering EU-rechtshulpovereenkomst. Goedkeurings- en uitvoeringswetgeving is inmiddels aangenomen (zie kamerstukken in series 28350 en 28351).

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-richtlijnen, stand per 30 juni 2004.


Behandeling Eerste Kamer

  • p. 1069 Eerste Kamer - 20, 1022-1074
    26 februari 2002
  • p. 492 Eerste Kamer - 10, 472-493
    4 december 2001

Behandeling Tweede Kamer

Tijdens een Algemeen Overleg in de Tweede Kamer op 5 december 2001 heeft de minister van Justitie met name gesproken over de rol van Eurojust in relatie tot de gezamenlijke onderzoeksteams. Eurojust kan de lidstaten bijstaan bij het opzetten van een dergelijk team. De justitiële autoriteiten van de lidstaten zijn echter verantwoordelijk voor het functioneren van het team.


Standpunt Nederlandse regering

22112, nr. 211, fiche 7. De regering spreekt een positief oordeel uit over de subsidiariteit, proportionaliteit en deregulering, aangezien Nederland al eerder het rechtshulpverdrag heeft ondertekend. De regering wil meewerken aan de totstandkoming van dit kaderbesluit. Wel zal goed aandacht moeten worden besteed aan het gegevensbeschermingsniveau van de verzamelde informatie, ook na ontbinden van het onderzoeksteam.

  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 211 fiche 7
    18 oktober 2001

Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit ontwerp-kaderbesluit heeft ten doel artikel 13 van de overeenkomst van 29 mei 2000 betreffende de wederzijdse rechtshulp in strafzaken tussen de lidstaten vervroegd in werking te laten treden. De tekst van artikel 1 van het kaderbesluit is dus identiek aan artikel 13 van het verdrag.

De artikelen 2 en 3 zien of de strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de gedetacheerde ambtenaren. Het kaderbesluit zal niet langer van kracht zijn wanneer het verdrag in werking is getreden.

Het onderzoek in kwestie zal gezamenlijk worden gevoerd, waarbij de leden van het onderzoeksteam grotendeels via de regels van hun eigen lidstaat te werk zullen gaan. De leden die niet afkomstig zijn uit de lidstaat waar het onderzoek plaatsvindt, kunnen daar na toestemming van de bevoegde autoriteiten bepaalde onderzoekshandelingen uitvoeren. De verkregen gegevens in het kader van een gezamenlijk onderzoeksteam kunnen enkel worden gebruikt voor het doel van het onderzoek waarvoor het team is opgericht, tenzij er toestemming is van de verstrekkende autoriteiten de informatie tevens voor andere doeleinden te gebruiken.


Behandeling Raad


Behandeling Europees Parlement

  • standpunt EP Europees Parlement - aangenomen tekst
    13 november 2001
  • PDF-document definitief verslag EP-commissie Europees Parlement - A5-0369/2001
    23 oktober 2001

Alle bronnen