E040010
Laatste revisie: 02-08-2005

E040010 - Mededeling van de Commissie aan de Raad en het Europees Parlement over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest.



Naar aanleiding van het Europese optreden inzake de verkiezingswinst van J. Haider in Oostenrijk (2000) werd herziening van artikel 7 Verdrag van de Europese Unie op de agenda van de intergouvernementele conferentie te Nice (9 december 2000) geplaatst. Besloten werd een preventiemechanisme toe te voegen: "de vaststelling dat er een duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending van de Europese beginselen ". Deze vaststelling kan geschieden door de Raad (met instemming van het Europees Parlement) op basis van een met redenen omkleedt advies van een derde van de Europese lidstaten, het Europees Parlement of de Europese Commissie. In de onderhavige mededeling gaat de Commissie in op de tot haar beschikking staande mogelijkheden, met name het preventieve traject.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2003)606PDF-document, d.d. 15 oktober 2003

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwant dossier


Behandeling Eerste Kamer

De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft in haar vergadering d.d. 17 februari 2004 besloten de onderhavige richtlijn onder de aandacht te brengen van de commissie Europese Samenwerkingsorganisaties.

Op 2 maart 2004 is de mededeling geagendeerd in de commissie ESO alwaar besloten is te informeren naar het standpunt van de Nederlandse regering betreffende de uitvoering van de bepalingen, zoals vastgelegd in artikel 7 van het Verdrag van de Europese Unie. Door het onderwerp nogmaals te agenderen in de commissie Buitenlandse Zaken kan het op de agenda geplaatst worden voor het kennismakingsgesprek met de Minister van Buitenlandse Zaken. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 9 maart 2004.

In oktober 2004 presenteerde de Europese Commissie een mededeling inzake de oprichting van een Europees Bureau voor de Grondrechten (zie dossier 4.3.81), gelet op de samenhang met onderhavige mededeling over artikel 7 van het Verdrag betreffende de Europese Unie: Eerbiediging en bevordering van de waarden waarop de Unie is gegrondvest, werden beide dossiers gezamenlijk nogmaals geagendeerd tijdens een commissievergadering van de commissies voor Europese Samenwerkingsorganisaties en Buitenlandse Zaken op dinsdag 14 december 2004.

De commissies besloten een brief te schrijven aan de minister teneinde enkele vragen voor te leggen alsmede enige punten van zorg over te brengen. Deze brief is op 21 december aan de Minister van Buitenlandse Zaken gezonden. De reactie van de regering is op 1 februari 2005 ontvangen.

De behandeling van de reactie van de regering alsmede de inhoudelijke behandeling van onderhavige mededeling zijn in verband met de samenhang en overlap van beide dossiers verder terug te vinden in dossier

E090293.

  • korte aantekening Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties - 34838/KvD
    21 december 2004
  • brief 22112, D (I) Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties;Commissie voor Buitenlandse Zaken - 22.112, 132532U
    21 december 2004
  • korte aantekening Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties - 34806/KvD
    14 december 2004

Behandeling Tweede Kamer

Op 2 oktober 2003 heeft de Tweede Kamer de motie Dittrich c.s. (Tweede Kamer 2003-2004; 29201, nr. 8) aangenomen waarin de Nederlandse regering wordt verzocht te onderzoeken hoe invulling kan worden gegeven aan een systeem van «peer review» waarbij de naleving van de Uniewaarden versterkt kan worden. Deze motie werd niet specifiek met het oog op onderhavige mededeling aangenomen.

Op 5 juli 2004 werd het door de staatssecretaris van Europese Zaken toegezegde onderzoek aangeboden aan de Kamer. Het onderzoek bevat de inhoud van de aangenomen motie Dittrich, de ontwikkelingen binnen de EU omtrent het naleven van de Uniewaarden, de plaats die "peer review" in kan nemen binnen die ontwikkelingen en het voorkomen van overlapping in activiteiten die de EU onderneemt en de activiteiten die ondernomen worden door de Raad van Europa en de OVSE. Het onderzoek wordt afgesloten met een aantal voorlopige conclusies.


Standpunt Nederlandse regering

Toetsing aan het subsidiariteits- en proportionaliteitsbeginsel zijn nog niet aan de orde. De Nederlandse regering wijst in fiche 1 op de mogelijke overlap met het Europees agentschap voor de mensenrechten en het Nederlandse onderzoek wat op basis van de Tweede Kamermotie is gestart naar een "peer review mechanism".

  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 302[1]
    23 januari 2004

Samenvatting voorstel Europese Commissie

Na inwerkingtreding van het Verdrag van Nice, op 1 februari 2003, heeft de Europese Commissie op basis van het gewijzigde art. 7 van het VEU, de bevoegdheid gekregen, waar nodig, voorstellen te doen aan de Raad opdat deze constateert dat er duidelijk gevaar bestaat voor een ernstige schending door een lidstaat van de gemeenschappelijke beginselen waarop de Unie is gegrondvest, en de Raad aan de betrokken lidstaat passende aanbevelingen doet. Ingeval van ernstige en voortdurende schending van deze beginselen kan de Raad tot sancties besluiten.

De Commissie gaat ervan uit dat het in de praktijk niet tot sancties zal behoeven te komen, mits een goed preventief traject wordt ingezet. In dit kader wijst de Commissie op het in 2002 als proefproject opgerichte netwerk van deskundigen dat als voornaamste taak heeft de voorbereiding van een jaarlijks verslag over de situatie van de grondrechten in de Unie, waarmee een nauwkeurig beeld kan worden verkregen van de situatie per lidstaat. De Commissie wil dit netwerk continueren en van een juridische basis voorzien, waarbij overlap met het Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat moet worden voorkomen. Teneinde de lidstaten nauwer bij deze activiteiten te betrekken, stelt de Commissie voor dat in elk van de lidstaten speciale contactpunten worden benoemd waarmee de Commissie informeel overleg kan voeren over door het netwerk naar voren gebrachte punten. Tenslotte meldt de Commissie dat zij intensief wil (blijven) samenwerken met de Raad van Europa, in het bijzonder de Commissaris voor de Rechten van de Mens, en met de civiele maatschappij.

  • PDF-document commissievoorstel Europese Commissie - COM(2003)606
    15 oktober 2003

Behandeling Raad

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Reacties Derden

In het 'Report on the situation of fundamental rights in the EU in 2004' van het EU netwerk van onafhankelijke grondrechtspecialisten is specifiek ingegaan op waarborging en naleving van artikel 7 van het EU-verdrag.


Alle bronnen