E090211
Laatste revisie: 21-07-2011

E090211 - Europees contractenrecht



Al geruime tijd bestaan er binnen de Europese Gemeenschap regels ten aanzien van het contractenrecht / verbintenissenrecht, meer specifiek ten aanzien van het consumentenrecht. De regels vormen echter niet een volledig eenheid. In november 2004 heeft de Raad daarom in het Haags Programma, het vijfjarenprogramma voor het beleid op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken, vastgelegd dat de kwaliteit van het Europese contractenrecht moest worden verbeterd. Hiertoe zou onder meer een gemeenschappelijk referentiekader (Common Frame of Reference, CFR) moeten worden ontwikkeld. De plannen voor het CFR zijn eveneens vastgelegd in een medeling van de Europese Commissie van 11 oktober 2004 over het Europees verbintenissenrecht.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.


Kerngegevens

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwant dossier


Behandeling Eerste Kamer

Op 3 juni 2008 wordt de brief van de minister van Justitie d.d. 27 mei 2008 voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor de JBZ-Raad. Zij ziet de resultaten van de aangekondigde onderzoeken met belangstelling tegemoet.

Op 22 april 2008 heeft de commissie voor de JBZ-Raad besloten de regering te vragen hoe zij de ontwikkeling van het gemeenschappelijk referentiekader ziet en welke betekenis aan het concept moet worden gehecht. De minister van Justitie heeft op 27 mei 2008 deze vragen per brief beantwoord.

Op 8 april 2008 heeft de commissie voor de JBZ-Raad besloten het concept gemeenschappelijk referentiekader (zoals in december 2007 gepresenteerd) te agenderen voor bespreking op 22 april 2008.


Behandeling Tweede Kamer

De Europese Commissie zal dit najaar met een reactie komen op het wetenschappelijk ontwerp voor een gemeenschappelijk referentiekader voor Europees contractenrecht. Deze reactie zal mogelijk bestaan uit een witboek. Om voorbereid te zijn op deze reactie heeft de minister van justitie een aantal onderzoeken laten verrichten. De resultaten hiervan zijn vervolgens in een rapport uitgebracht en per brief van de minsiter van Justitie d.d. 23 juni 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden.

Het onderzoek bestaat uit drie delen:

  • een onderzoek naar de rechtsgrondslag voor een gemeenschappelijk refentiekader in het EG-Verdrag;
  • een onderzoek naar de behoeftes aan een gemeenschappelijk referentiekader bij het Nederlandse bedrijfsleven;
  • een onderzoek naar de bepalingen van consumentenrecht uit het wetenschappelijke gemeenschappelijk referentiekader.

Op 5 oktober 2007 heeft de staf van de commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer een notitie opgesteld met betrekking tot het gemeenschappelijk referentiekader.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Al geruime tijd bestaan er binnen de Europese Gemeenschap regels ten aanzien van het contractenrecht / verbintenissenrecht, meer specifiek ten aanzien van het consumentenrecht. De regels vormen echter niet een volledig eenheid. In november 2004 heeft de Raad daarom in het Haags Programma, het vijfjarenprogramma voor het beleid op het terrein van Justitie en Binnenlandse Zaken, vastgelegd dat de kwaliteit van het Europese contractenrecht moest worden verbeterd. Hiertoe zou onder meer een gemeenschappelijk referentiekader (Common Frame of Reference, CFR) moeten worden ontwikkeld. De plannen voor het CFR zijn eveneens vastgelegd in een medeling van de Europese Commissie van 11 oktober 2004 over het Europees verbintenissenrecht (zie dossier E040256).

Het CFR is bedoeld als niet-bindend instrument om de kwaliteit en de consistentie van het acquis op het gebied van het verbintenissenrecht te verbeteren en zou uit drie onderdelen moeten bestaan:

A.) algemene principes, zoals contractsvrijheid, goede trouw en pacta sunt servanda (gemaakte afspraken dienen te worden nagekomen);

B.) definities van een aantal standaardbegrippen, zoals 'overeenkomst' en 'schade'; en

C.) modelbepalingen, onder meer over precontractuele verplichtingen van onderhandelende partijen of over de overdracht van vorderingen aan derden.

Over de toekomstige status van het CFR bestaat nog veel onduidelijkheid. Het Duitse voorzitterschap heeft de Raad daarom in april gevraagdWord-document zich te buigen over het doel van het referentiekader (instrumentarium voor de Europese en/of nationale wetgever dan wel een instrument dat van toepassing kan worden verklaard op bepaalde contracten?), over de mogelijke inhoud (hoe gedetailleerd moet het CFR uiteindelijk worden?)en over het toepassingsgebied (alleen consumentenovereenkomsten of juist het volledige burgerlijk verbintenissenrecht?).

De Europese Commissie heeft het opstellen van het CFR onder het zesde kaderprogramma voor onderzoek en onderwijs uitbesteed aan een groep wetenschappers, het 'Network of Excellence: Common Principles of European Contract Law'. In dit netwerk zijn universiteiten uit verschillende lidstaten vertegenwoordigd, waaronder het Tilburg Law and Economics Center van de Universiteit van Tilburg, alsmede een 150-tal zelfstandige onderzoekers. Naar verwachting zullen zij eind 2007 of begin 2008 het resultaat presenteren van hun werkzaamheden. Eerste indicaties lijken er op te wijzen dat het CFR een zeer omvangrijk werk zal worden, waarin, naast de algemene beginselen, aandacht zal worden bestaat aan

  • contracten en overige rechtshandelingen;
  • contractuele en niet-contractuele rechten en plichten;
  • bijzondere vormen van overeenkomst;
  • zaakwaarneming;
  • onrechtmatige daad;
  • ongerechtvaardigde verrijking;
  • overdracht van roerende goederen;
  • zekerheidsstelling, en
  • bewaarneming.

Op 1 juli 2010 heeft de Europese Commissie het groenboek over beleidsopties voor de ontwikkeling van een Europees contractenrecht voor consumenten en ondernemingen gepubliceerd (zie dossier E100036).  


Behandeling Raad

JBZ-Raad 4 en 5 juni 2009 (agendapunt B10)

Uit het verslag blijkt dat de voorzitter aangaf dat in het voorliggende document de stand van zaken juist wordt weergegeven. Commissaris Barrot merkte op tevreden te zijn dat in de conclusies de beginselen van contractsvrijheid, contractuele zekerheid en goede trouw zijn opgenomen. De ontwerp-conclusies met betrekking tot de instelling van een Gemeenschappelijk Referentiekader voor het Europees Contractenrecht werden door de Raad goedgekeurd

In december 2008 heeft een groep wetenschappers uit verschillende lidstaten een wetenschappelijk ontwerp voor een gemeenschappelijk referentiekader voor Europees contractenrecht aan de Europese Commissie aangeboden. Eerder tijdens de bijeenkomst van de Raad 17 en 18 april 2008, had de Raad al een voorlopig standpunt ingenomen over het doel, de inhoud, het toepassingsgebied en het bindend effect van een eventueel gemeenschappelijk referentiekader. In vervolg daarop heeft de Raad in november 2008 basisrichtlijnen gegeven ten aanzien van structuur, toepassingsgebied, respect voor diversiteit en de betrokkenheid van Raad, Europees Parlement en de Commissie bij het project.

Uit de agenda blijkt dat het Tsjechische voorzitterschap voorstelt dat tijdens deze bijeenkomst van de Raad een standpunt wordt ingenomen ten aanzien van de fundamentele beginselen, definities en modelregels die in een Gemeenschappelijk Referentiekader zouden kunnen worden opgenomen. Bovendien wordt een standpunt voorgesteld ten aanzien van de relatie van het Gemeenschappelijk Referentiekader tot het voorstel voor een kaderrichtlijn consumentenrecht en ten aanzien van de vorm van een gemeenschappelijk referentiekader. Voorgesteld wordt om in ieder geval de beginselen van contractsvrijheid, contractuele zekerheid en goede trouw op te nemen. Het wordt nog te vroeg geacht om definities te noemen die in een Gemeenschappelijk Referentiekader zouden moeten worden opgenomen. Met betrekking tot de modelregels wordt gesteld dat de modelregels een algemeen karakter zouden moeten hebben zodat ze eenvoudig toepasbaar zijn op alle contractuele situaties. Niet uitgesloten is dat modelregels voor bijzondere contracten, die vallen onder het Gemeenschapsacquis, op een later moment ook worden opgenomen in een Gemeenschappelijk Referentiekader. Ten aanzien van de relatie tot het voorstel voor een kaderrichtlijn consumentenrecht wordt gesteld dat, om consistentie te bewerkstelligen, het wenselijk is dat bij het opstellen van een Gemeenschappelijk Referentiekader gelet wordt op de ontwikkelingen in de onderhandelingen over de voorgestelde kaderrichtlijn. Tenslotte wordt aangegeven dat de vorm van een Gemeenschappelijk Referentiekader het mogelijk moet maken om een niet-bindend instrument op te stellen met richtsnoeren die zullen dienen als een gemeenschappelijke inspiratiebron voor de Europese Gemeenschapswetgever.

Voorts kan Nederland instemmen met het voorgestelde standpunt.

JBZ-Raad van 27 en 28 november 2008 (agendapunt B15)

Blijkens het verslag heeft de Raad ingestemd met het ontwerp-verslag betreffende een algemeen kader voor het Europees verbintenissenrecht. De voorzitter merkte op dat thans moet worden uitgegaan van een niet-bindend instrument. Het is een evolutief proces; als het gemeenschappelijk referentiekader eenmaal gaat werken zullen de lidstaten, voor wat betreft de juridische tradities, naar elkaar toegroeien.

Het Franse voorzitterschap steld in de agenda voor dat de Raad tijdens deze bijeenkomst een standpunt inneemt met betrekking tot enkele basisrichtlijnen om de Commissie richting te geven bij de verdere werkzaamheden met betrekking tot een gemeenschappelijk referentiekader. Ten aanzien van vier aspecten (structuur, toepassingsgebied, respect voor diversiteit en de betrokkenheid van Raad, Europees parlement en de Commissie) worden voorstellen gedaan. Als structuur wordt voorgesteld een gemeenschappelijk referentiekader te laten bestaan uit drie delen: definities, fundamentele beginselen van contractenrecht en modelregels. Als toepassingsgebied wordt voorgesteld dat een gemeenschappelijk referentiekader betrekking zou moeten hebben op algemeen contractenrecht en consumentenrecht. Daarbij wordt gewezen op het belang van coherentie met de kaderrichtlijn consumentenrecht. Ten aanzien van bijzondere overeenkomsten buiten het consumentenrecht wordt voorgesteld deze niet met voorrang te behandelen. Eventueel kunnen bijzondere overeenkomsten die onder het Gemeenschapsacquis vallen op een later tijdstip onder het gemeenschappelijk referentiekader worden gebracht. Met betrekking tot het respect voor diversiteit wordt voorgesteld dat alle juridische tradities van de lidstaten worden gerespecteerd bij het opstellen van een gemeenschappelijk referentiekader. Tenslotte wordt benadrukt dat het belangrijk is dat zowel Raad, Europees Parlement als de Commissie volledig bij het opstellen van een gemeenschappelijk referentiekader worden betrokken. Nederland kan instemmen met het voorgestelde standpunt.

JBZ-Raad van 18 april 2008 (agendapunt B9)

Blijkens het verslag (zie tevens de brief van 27 mei 2008 van de minister van Justitie) werd het standpunt van de Raad over een Gemeenschappelijk Referentiekader voor het Europees verbintenissenrecht zonder discussie vastgesteld.

Uit de geannoteerde raadsagenda blijkt dat het Sloveense voorzitterschap, vooruitlopend op een Mededeling van de Europese Commissie, wil proberen om overeenstemming te bereiken over een gezamenlijk raadsstandpunt. Dit standpunt zou betrekking moeten hebben op vier aspecten van het CFR en is bedoeld om de toekomstige werkzaamheden van de Commissie richting te geven. De vier aspecten bestaan uit het doel, de inhoud, het toepassingsgebied en het bindend effect van een eventueel gemeenschappelijk referentiekader. Als doel van een eventueel gemeenschappelijk referentiekader wordt voorgesteld het referentiekader te beschouwen als een van de mogelijke instrumenten voor de Europese wetgever om betere wetgeving te maken. De inhoud van een eventueel gemeenschappelijk referentiekader zou kunnen bestaan uit een reeks definities, algemene beginselen en modelvoorschriften op het gebied van het contractenrecht. Op de precieze inhoud daarvan wordt nog niet vooruitgelopen. Voorgesteld wordt onder het toepassingsgebied van een eventueel gemeenschappelijk referentiekader het algemene contractenrecht en het consumentenovereenkomsten-recht te laten vallen. Een eventueel gemeenschappelijk referentiekader zou geen bindend karakter moeten krijgen maar een vrijwillige inspiratiebron in het Europese wetgevingsproces moeten zijn.

Nederland kan instemmen met het voorgestelde standpunt onder twee voorwaarden. In de eerste plaats dient het voorlopige standpunt van de Raad toekomstige besprekingen betreffende het gemeenschappelijk referentiekader, nadat de Commissie een concreet ontwerp voor een gemeenschappelijk referentiekader heeft ingediend, geheel onverlet te laten. In de tweede plaats moet onder meer nog een discussie worden gevoerd over een eventuele rechtsgrondslag voor een eventueel gemeenschappelijk referentiekader.

JBZ-Raad van 6 en 7 december 2007 (agendapunt B14)

Blijkens de aanvullende geannoteerde agenda is dit agendapunt komen te vervallen.

Uit de geannoteerde agenda:

De Commissie heeft de werkgroep-Von Bar verzocht eind 2007 rapport uit te brengen over het gemeenschappelijk referentiekader. Daarna zal de Commissie in 2008 bepalen of en op welke wijze het rapport een rol kan spelen bij de aanpassing van Europese regelgeving en in het bijzonder bij aanpassing van het consumentenacquis. Mogelijkheden omvatten onder meer een zogenaamde gereedschapskist (door de Commissie te gebruiken bij het opstellen van nieuwe regelgeving) en een modelwetgeving voor lidstaten die het burgerlijk recht herzien. Dat laatste speelt vooral in de nieuwe lidstaten. Uit de besprekingen in het Comité Burgerlijk Recht komt naar voren dat veel lidstaten vooralsnog gereserveerd staan tegenover de wens van het Europees Parlement om het rapport te benutten als basis voor het ontwikkelen van een systeem van gemeenschappelijk burgerlijk recht. Daarvoor ontbreekt ook een rechtsbasis in het verdrag. Op 28 november 2007 wordt in het Comité Burgerlijk Recht de stand van zaken besproken. Nederland zal met andere lidstaten de Commissie verzoeken om duidelijkheid over de belangrijkste vragen in relatie tot het gemeenschappelijk referentiekader: doel, toepassingsbereik, inhoud en beperkingen.

JBZ-Raad van 19 en 20 april 2007 (agendapunt B6)

Het voorzitterschap had dit onderwerp geagendeerd omdat de discussie tot nu toe alleen heeft plaatsgevonden in de Raad Concurrentievermogen. Het voorzitterschap heeft dit dossier op de agenda gezet om het Comité Burgerlijk Recht met de taak te belasten om dit onderwerp verder te bestuderen.

Verschillende lidstaten spraken hun instemming hierover uit. Ook werd benadrukt dat het instrument niet bindend zou mogen zijn, wat het voorzitterschap beaamde. Het voorzitterschap concludeerde dat de Raad het Comité Burgerlijk Recht zal opdragen om dit onderwerp verder te bestuderen.

JBZ-Raad van 15 februari 2007 (agendapunt B11)

Blijkens de aanvullende geannoteerde agenda is dit agendapunt komen te vervallen.


Behandeling Europees Parlement

Op 12 december 2007 heeft het EP een resolutie over Europees verbintenissenrecht aangenomen. In de resolutie spreekt het EP haar waardering uit voor het door wetenschappers opgestelde concept voor een gemeenschappelijk referentiekader (CFR). Voorts wordt benadrukt dat het CFR vooralsnog geen bindend karakter mag krijgen. Daarnaast verzoekt het EP betrokken te worden in het proces bij het opstellen van het definitieve CFR.

Op 7 september 2006 heeft het EP een resolutie aangenomen over Europees verbintenissenrecht. In de resolutie wordt het belang van een gemeenschappelijk referentiekader onderschreven. Daarnaast benadrukt het EP het belang van harmonisatie van het burgerlijk recht met het oog op een goede werking van de interne markt.


Reacties Derden

Op 29 december 2007 hebben de Study Group on a European Civil Code en de Research Group on EC Private Law een eerste ontwerpPDF-document voor het Gemeenschappelijk Referentiekader aan de Europese Commissie aangeboden.


Alle bronnen