E120022
  klaver icoon
Laatste revisie: 28-08-2014

E120022 - Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor een regeling van financiële aansprakelijkheid in verband met scheidsgerechten voor beslechting van geschillen tussen investeerders en staten bij internationale overeenkomsten waarbij de EU partij is



Het verordeningsvoorstel regelt, voor geschillen tussen investeerders van buiten de EU en de EU(-lidstaten), wie van de zijde van de EU financieel aansprakelijk is en wie de verdediging voert bij geschillen. De Europese Commissie heeft dit verordeningsvoorstel gepubliceerd om het investeringsklimaat binnen de EU te verbeteren. De Commissie gaat ervan uit dat de Verordening voor rechtszekerheid en voorspelbaarheid zal zorgen voor investeerders van buiten de EU. De Europese Commissie beschouwt het voorstel als een stap naar een veelomvattend EU-investeringsbeleid.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

nationaal

De commissies voor Veiligheid en Justitie (V&J) en Economische Zaken (EZ) besloten op 24 september 2013 geen inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg over deze verordening. Wel hebben een aantal fracties behoefte inhoudelijk met de regering van gedachten te wisselen over dit onderwerp.

Europees

Het Europees Parlement stelde op 16 april 2014 haar standpunt in eerste lezing vast. De verordening is vervolgens aangenomen tijdens de Raad Algemene Zaken op 23 juli 2014. De verordening werd op 28 augustus 2014 gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor een regeling van financiële aansprakelijkheid in verband met scheidsgerechten voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten, die zijn ingesteld bij internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie partij is

document Europese Commissie

COM(2012)335PDF-document, d.d. 21 juni 2012

rechtsgrondslag

artikel 207 lid 2 van het Verdrag betreffende de werking van de EU

commissies Eerste Kamer

beleidsterrein


Implementatie

Verordening (EU) nr. 912/2014 werd op 28 augustus 2014 gepubliceerd in Pb EU L257.


Behandeling Eerste Kamer

De commissies voor Veiligheid en Justitie (V&J) en Economische Zaken (EZ) besloten op 24 september 2013 geen inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg over deze verordening. Wel hebben een aantal fracties behoefte inhoudelijk met de regering van gedachten te wisselen over dit onderwerp. Enkele woordvoerders zullen het verslag van het gevoerde schriftelijk overleg onder de aandacht brengen van de commissie BDO, zodat het desgewenst mee kan worden genomen bij de te plannen plenaire behandeling van wetsvoorstel 33.446. De commissie wacht de plenaire behandeling af en zal naar aanleiding daarvan bezien of in de commissie behoefte bestaat tot het voeren van een (mondeling) overleg met de minister.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) en de commissie voor Economische Zaken (EZ) besloten op 10 september 2013 om naar aanleiding van de reactie van de minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking op 24 september 2013 inbeng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de regering.

De minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingsamenwerking reageerde op 8 juli 2013 op de brief van de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) en de commissie voor Economische Zaken (EZ) van 5 juni 2013. In de brief geeft de minister onder andere aan dat de juiste rechtsgrondslag van de voorgestelde verordening voor de financiële aansprakelijkheid in investeringsgeschillen onderwerp van discussie is. Verder geeft de minister onder meer aan geen commentaar te geven op het INTA-rapport omdat het de onderhandelingspositie van de Raad kan ondermijnen. De commissies zullen de reactie van de minister op 10 september 2013 bespreken.

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) en de commissie voor Economische Zaken (EZ) hebben op 4 juni 2013 inbreng geleverd voor nader schriftelijk overleg met de regering naar aanleiding van de reactie van de Europese Commissie van 24 april 2013 op vragen van de commissies van 5 oktober 2012. De brief aan de regering is op 5 juni 2013 verstuurd. De commissies stellen onder andere vragen over de opvatting van de regering over de rechtgrondslag van het voorstel zoals voorzien door de Europese Commissie. Daarnaast worden er onder meer vragen gesteld over de visie van de regering op een rapport van de commissie Internationale Handel (INTA) van het Europees Parlement, opgesteld door externe deskundigen, en een aantal amendementen die de INTA commissie heeft ingediend bij het verordeningsvoorstel.

Op 7 mei 2013 bespraken de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) en de commissie voor Economische Zaken (EZ) de reactie van de Europese Commissie van 24 april 2013 op de vragen van de commissies van 5 oktober 2012.

De vicevoorzitter van de Europees Commissie heeft op 24 april 2013 gereageerd op de brief aan de Europese Commissie van 5 oktober 2012. In de brief geeft de vicevoorzitter onder andere aan dat met het voorstel niet wordt beoogd te voorzien in een mechanisme dat tot de vervanging van de bilaterale investeringsovereenkomsten van de lidstaten moet leiden. Verder geeft de vicevoorzitter aan dat ondanks de bedenkingen van de Nederlandse regering, de Europese Commissie artikel 207, lid 2 VWEU de juiste rechtgrondslag voor het voorstel acht. De Europese Commissie is van oordeel dat de bevoegdheden waarin artikel 207 voorziet, beantwoorden aan de hoofdoelstelling van het voorstel voor een verordening, en dat elke andere rechtgrondslag accessoir zou zijn.  

De staatssecretaris van EL&I heeft op 1 november 2012 gereageerd op de brief aan de regering van 5 oktober 2012. Op november 2012 besloten de commissies V&J en EL&I het antwoord van de Europese Commissie op haar vragen af te wachten alvorens te besluiten over eventuele vervolgstappen. 

De staatssecretaris van EL&I heeft op 1 november 2012 gereageerd op de brief van de commissies V&J en EL&I. 

Op 5 oktober 2012 zijn er brieven verstuurd aan de Europese Commissie en aan de ministers van Buitenlandse Zaken en van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie namens de commissie V&J en de commissie EL&I met vragen over het verordeningsvoorstel over investeringsgeschillenbeslechting. In beide brieven vragen de commissies onder meer naar de rechtsgrondslag van het voorstel. De Nederlandse regering geeft in het BNC-fiche aan dat niet artikel 207, lid 2 VWEU, maar artikel 64, lid 2 van dit verdrag de juiste rechtsgrondslag van het voorstel zou moeten vormen. Artikel 64, lid 2 VWEU betreft het vrij verkeer van kapitaal en voorziet, anders dan artikel 207 VWEU, in een gedeelde bevoegdheid van de Unie en de lidstaten. 

De commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) en de commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) hebben op 25 september 2012 inbreng geleverd voor schriftelijk overleg met de minister van Buitenlandse Zaken over het verordeningsvoorstel financiële aansprakelijkheid bij investeringsgeschillen van investeerders uit derde landen. 

De commissie voor Veiligheid en Justitie stelde op 11 september 2012 voor de commissie voor Ecnomische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) te betrekken bij de behandeling van dit verordeningsvoorstel en in een gezamenlijke vergadering op 25 september 2012 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg. 

De commissie voor Veiligheid en Justitie besloot op 10 juli 2012 om op 11 september 2012 desgewenst inbreng te leveren over dit verordeningsvoorstel.  

De commissie voor Veiligheid en Justitie besloot op 3 juli 2012 om dit verordeningsvoorstel te agenderen voor procedure in de vergadering van 10 juli 2012.


Behandeling Tweede Kamer

Het fiche is geagendeerd tijdens een algemeen overleg op 27 november 2012 over de Handelsraad die op 29 november 2012 plaatsvond. 

Tijdens de procedurevergadering op 15 november 2012 van de commissie voor Buitenlandse Zaken sprak de commissie over het BNC-fiche over het verordeningsvoorstel investeringsgeschillenbeslechting en besloot deze te agenderen voor een algemeen overleg voorafgaand aan de Handelsraad van november 2012. 


Standpunt Nederlandse regering

De Nederlandse regering verwelkomt in zijn algemeenheid het voorstel van de Europese Commissie (EC) om te voorzien in afspraken tussen de Europese Unie (EU) en de lidstaten over financiële en juridische aansprakelijkheid en vertegenwoordiging in geschillen met investeerders uit derde landen.

In het BNC-fiche van 31 augustus 2012 laat de regering onder andere weten dat zij kritisch is ten aanzien van de gekozen rechtsbasis van artikel 207, tweede lid, VWEU. Deze is ontoereikend, omdat het voorstel voor een verordening niet alleen materie betreft die onder de exclusieve bevoegdheid van de Unie valt. Het voorstel raakt ook aan nationale competenties van de lidstaten, zoals de regels voor onteigening, het eigendomsrecht en nadeelcompensatie. Ook tast het voorstel de autonome procespositie van de lidstaten in bovengenoemde geschillen aan, omdat de rolverdeling tussen de Unie en de lidstaten op dit moment niet in balans is.

De regering kan zich dan ook niet zonder meer vinden in de volgende punten:

  • Op basis van te ruim geformuleerde criteria, kan de Commissie zelf in een geschillenbeslechtingsprocedure als verweerder optreden in plaats van de lidstaat die de litigieuze maatregel heeft genomen, terwijl de lidstaat financieel wel aansprakelijk blijft.
  • De Commissie kan verlangen dat de betreffende lidstaat gedurende de procedure een bepaald standpunt inneemt.
  • De Commissie kan besluiten tot minnelijke schikking van een geschil terwijl de lidstaat als verweerder optreedt.
  • De Commissie kan besluiten dat de lidstaat financieel aansprakelijk is, ook indien daarover tussen de Unie en de lidstaat (nog) geen overeenstemming bestaat.
  • De Commissie stelt dat de exclusieve bevoegdheid van de Unie zich ook uitstrekt tot het eigendomsrecht en onteigeningregels in relatie tot investeringsbescherming. Dit tast de nationale bevoegdheden en interne rechtsorden van de lidstaten aan.

De inzet van de Nederlandse regering in de onderhandelingen zal vooral gericht zijn om een evenwichtigere rolverdeling tussen de lidstaten en de Commissie in het kader van investeringsbeschermingsgeschillen met investeerders uit derde landen te bereiken. Daarnaast zal Nederland in de verdere onderhandelingen met de Commissie het standpunt uitdragen dat de gekozen rechtsgrondslag ontoereikend is en dat onteigening en het eigendomsrecht behoren tot de nationale competentie van de lidstaten. 

Op 20 juli 2012 heeft de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie de Kamers bericht dat het BNC-fiche over de verordening financiële aansprakelijkheid geschillen investeringsbeschermingsovereenkomsten niet binnen de termijn van zes weken aan de Kamers kan worden verzonden. 


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het verordeningsvoorstel regelt, voor geschillen tussen investeerders van buiten de EU en de EU(-lidstaten), wie van de zijde van de EU financiële aansprakelijk is en wie de verdediging voert bij geschillen. De Europese Commissie heeft dit verordeningsvoorstel gepubliceerd om het investeringsklimaat binnen de EU te verbeteren. De Commissie gaat ervan uit dat de Verordening voor rechtszekerheid en voorspelbaarheid zal zorgen voor investeerders van buiten de EU. De Europese Commissie beschouwt het voorstel als een stap naar een veelomvattend EU-investeringsbeleid.

Artikel 1 van de voorgestelde verordening bepaalt het toepassingsgebied van de verordening. Zij is van toepassing op de beslechting van geschillen tussen investeerders van buiten de EU en de EU(-lidstaten) over (de uitleg van) overeenkomsten. De Europese Commissie stelt een lijst van overeenkomsten op waarop de verordening van toepassing zal zijn. Wie er in welke gevallen financieel aansprakelijk is, is opgenomen in artikel 3. In beginsel is de EU financieel aansprakelijk wanneer de instellingen, organen of agentschappen van de Unie de handeling hebben verricht of wanneer de handeling was voorgeschreven door het recht van de EU. De lidstaten zijn in de overige gevallen financieel aansprakelijk. De uitzonderingen op deze hoofdregel zijn te vinden in het voorgestelde artikel 3. Wie zich verweert bij een geschil is geregeld in de artikelen 4, 5 en 8. Als de organen, instellingen of agentschappen van de EU de handeling hebben verricht, dan is de EU verweerder. Als de lidstaat de handeling heeft verricht, is de lidstaat verweerder in een geschil. Hierop zijn een aantal uitzonderingen geformuleerd in artikel 8. Tot slot bevat hoofdstuk IV van het voorstel een kader voor schikkingen en zijn in hoofdstuk V bepalingen opgenomen over de betaling van schadevergoedingen en schikkingen.


Behandeling Raad

De verordening is aangenomen tijdens de Raad Algemene Zaken op 23 juli 2014. 

Tijdens de informele Raad voor Buitenlandse Zaken/Handel op 27-28 februari 2014 is de laatste stand van zaken met betrekking tot het verordeningsvoorstel  besproken. Tijdens het voorzitterschap van Litouwen heeft de Raad een compromisvoorstel aan het Europees Parlement voorgelegd. Dit compromis werd afgewezen. In de komende maanden zullen de onderhandelingen tussen de Raad en het Europese Parlement voortgezet worden. Hoewel het lastig zal zijn, is de inzet om nog voor het verkiezingsreces van het Europees Parlement een compromis te bereiken. Tijdens de Raad stelde de Europese Commissie verder dat onder het Verdrag van Lissabon er geen nationale investeringszaken meer bestaan maar uitsluitend Europese, eventueel met een nationaal aspect. Zes Lidstaten, waaronder Nederland, gaven nogmaals aan dat hun betrokkenheid bij procesvoering goed gewaarborgd moet zijn waar hun aansprakelijkheid in het geding is.

Tijdens de Raad voor Buitenlandse Zaken/Handel op 18 oktober 2013 is de laatste stand van zaken met betrekking tot het verordeningsvoorstel besproken. De Raad bereikte overeenstemming om spoedig in overleg te treden met het Europees Parlement zodat de verordening snel in werking kan treden. Eurocommissaris De Gucht liet juist weten lastige onderhandelingen te voorzien, omdat de Raadspositie sterk afweek van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie. De Gucht sloot af met de oproep aan de Raad om pragmatisch te zijn, omdat hij dit dossier wilde afronden voor het einde van het mandaat van het huidige Europees Parlement (april 2014).

Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken/ Handel op 29 november 2012 werd de stand van zaken besproken van het verordeningsvoorstel internationale investeringsgeschillenbeslechting. De Raad stelt dat het voorstel een van de belangrijkste elementen is in de oprichting van een EU-investeringsbeleid. Onderdeel hiervan zijn onderhandelingen over nieuwe regels voor investeringen met de belangrijkste handelspartners en de continuïteit van bestaande bilaterale investeringsverdragen tussen lidstaten en derde landen.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Het Europees Parlement stelde op 16 april 2014 plenair haar standpunt in eerste lezing vast.

Tijdens de plenaire vergadering van het Europees Parlement op 23 mei 2013 heeft het Europees Parlement ingestemd met een aantal amendementen. Op verzoek van rapporteur Paweł Zalewski is de plenaire stemming over de ontwerpwetgevingsresolutie uitgesteld. De ontwerpwetgevingsresolutie is nu terugverwezen naar de commissie voor Internationale Handel (INTA).

Op 21 maart 2013 heeft de commissie voor Internationale Handel (INTA) het verslag van rapporteur Paweł Zalewski goedgekeurd met 24 stemmen voor, 3 tegen en 4 onthoudingen.

Op verzoek van de commissie Internationale Handel (INTA) werd een extern onderzoek ingesteld naar het verordeningsvoorstel. Het onderzoeksrapport werd op 3 december 2012 gepubliceerd.

In het Europees Parlement wordt het verordeningsvoorstel internationale investeringsgeschillenbeslechting behandeld in de commissie voor Internationale Handel (INTA).

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen