E230016
  klaver icoon
Laatste revisie: 27-06-2024

E230016 - Voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten



Dit voorstel van de Europese Commissie betreft de herziening van een Richtlijn uit 2012 inzake het vaststellen van minimumnormen van rechten van slachtoffers van strafbare feiten.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in commissie Eerste Kamer.

nationaal

Op 31 oktober besloot de commissie dit voorstel in behandeling te nemen en te betrekken bij de behandeling van de vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (36.327).

Europees

Tijdens de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van 13 en 14 juni 2024 werd een algemene oriëntatie op het voorstel als hamerstuk afgedaan (32.317, OR).


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ

document Europese Commissie

COM(2023)424PDF-document, d.d. 12 juli 2023

rechtsgrondslag

artikel 82, lid 2, punt c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)

commissie Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Behandeling Eerste Kamer

Op 31 oktober besloot de commissie dit voorstel in behandeling te nemen en te betrekken bij de behandeling van de vaststelling van het nieuwe Wetboek van Strafvordering (36.327).


Standpunt Nederlandse regering

Het BNC-fiche, met daarin het standpunt van de regering over het voorstel, is op 6 oktober 2023 door de Kamer ontvangen. Het kabinet waardeert de voorstellen, maar heeft ook een aantal aandachtspunten. Zo deelt het kabinet op onderdelen de visie van de Commissie dat verdere verbeteringen in de ondersteuning van het slachtoffer en de uitoefening van diens rechten wenselijk zijn, maar kunnen sommige aspecten van het voorstel volgens het kabinet beter door de Lidstaten zelf gereguleerd worden op nationaal niveau.

Het kabinet is positief over de toenemende aandacht voor de rechten van slachtoffers. De Richtlijn uit 2012 en de EU-strategie slachtofferrechten 2020-2025 worden gezien als een goede basis om de positie van het slachtoffer onder de aandacht te brengen. Daarnaast erkent het kabinet dat verdere verbeteringen in de ondersteuning van het

slachtoffer en de uitoefening van diens rechten wenselijk zijn.

Volgens het kabinet zijn sommige aspecten echter beter overgelaten aan de Lidstaten. Zo schrijft het kabinet voorstander te zijn van een ruimere formulering van de artikelen zodat de voorziening voor de effectuering van de rechten van het slachtoffer niet noodzakelijkerwijs een rechtsmiddel betreft. Dit komt omdat het huidige voorstel op sommige onderdelen botst met het Nederlandse rechts- en zorgsysteem. Zo botst het punt over kosteloze psychologische ondersteuning met het verplicht eigen risico voor volwassenen en de positie die het slachtoffer krijgt binnen het strafrecht meer lijkt op die van een procespartij, wat tegen de beginselen van het Nederlandse nationale stelsel in zou gaan.

Het kabinet oordeelt positief op de bevoegdheid zoals omschreven in het voorstel. In het kader van subsidiariteit plaatst het kabinet echter een kanttekening. Over het algemeen is het kabinet positief over dit voorstel inzake subsidiariteit. Een hervorming van de vorige richtlijn uit 2012 kan ook alleen op Europees niveau plaatsvinden. De implicaties die het huidige voorstel hebben op de positie van het slachtoffer in het strafprocesrecht leiden er echter toe dat het kabinet van mening is dat deze onderdelen beter op nationaal niveau worden gereguleerd. Het kabinet is tevens slechts deels positief en deels negatief over de proportionaliteit. Zo schrijft het kabinet dat het voorgestelde optreden in algemene zin geschikt is voor het bereiken van de doelstellingen van de richtlijn, maar gaat het optreden op sommige punten verder dan noodzakelijk.

Op moment van schrijven van het BNC-fiche was het volgens het kabinet nog onduidelijk wat de formele standpunten van de overige Lidstaten zou zijn. Het kabinet schrijft dat de Lidstaten in algemene zin het belang van het waarborgen van de rechten van slachtoffers onderschrijven, al zouden de Lidstaten volgens het kabinet nog wel bedenkingen kunnen hebben bij sommige onderdelen van het voorstel. De positie van het Europees Parlement was tevens nog niet bekend tijdens het schrijven van het BNC-fiche.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het voorstel is op 12 juli 2023 gepubliceerd.

De Europese Commissie doet een voorstel tot wijziging van Richtlijn 2012/29/EU tot vaststelling van minimumnormen voor de rechten, de ondersteuning en de bescherming van slachtoffers van strafbare feiten, en ter vervanging van Kaderbesluit 2001/220/JBZ.

De komst van Richtlijn 2012/29/EU betrof een cruciale ontwikkeling in het versterken van de rechten van slachtoffers in de EU. In juni 2020 heeft de Europese Commissie de EU-strategie inzake de rechten van slachtoffers (2020-2025) vastgesteld ter verbetering van deze richtlijn met als doel dat alle slachtoffers van strafbare feiten, gelijke toegang tot de rechter hebben. Naar aanleiding van de strategie werd geëvalueerd of een herziening van de richtlijn noodzakelijk was en, zo ja, om de vereiste aanpassingen voor te stellen.

Uit het evaluatieverslag blijkt dat ondanks algehele verbetering, een aantal belangrijke knelpunten blijven bestaan. Zo krijgen slachtoffers bijvoorbeeld niet altijd voldoende informatie over hun rechten. Ook worden de beschermingsbehoeften van kwetsbare slachtoffers (kinderen, ouderen, personen met een beperking, et cetera) niet altijd op tijd beoordeeld, waardoor zij geen toegang hebben tot adequate beschermingsmaatregelen. Kwetsbare slachtoffers kunnen daarnaast vaak niet rekenen op specialistische zorg. Bovendien is de deelname van slachtoffers aan strafzaken vaak moeilijk vanwege een gebrek aan juridische bijstand. Ten slotte blijkt dat slachtoffers moeilijk schadeloos worden gesteld, doordat de uitvoering van de veroordeling van de dader om de schadevergoeding te betalen achter blijft, wat kan leiden tot een risico op secundaire victimisatie.

De herziening van de richtlijn richt zich op deze gesignaleerde problemen.


Behandeling Raad

Tijdens de formele bijeenkomst van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ) van 13 en 14 juni 2024 werd een algemene oriëntatie op het voorstel als hamerstuk afgedaan (32.317, OR).

Tijdens de informele JBZ-Raad van 20 en 21 juli 2023 presenteerde de Europese Commissie de verordening voor het eerst aan de lidstaten (32.317, nr 848)

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 11 april 2024 werd plenair ingestemd met het voornemen om aan de triloogonderhandelingen te beginnen.

Op 14 maart 2024 werd ingestemd met het verslagPDF-document van de commissies Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) en Vrouwenrechten en Gendergelijkheid (FEMM).

De commissies Burgerlijke Vrijheden, Justitie en Binnenlandse Zaken (LIBE) en Vrouwenrechten en Gendergelijkheid (FEMM) van het Europees Parlement behandelen het voorstel. De commissie Juridische Zaken (JURI) is aangesteld als adviescommissies, maar besloot geen advies uit te brengen.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 1 november 2023 nam de commissie voor Europese Zaken van het Tsjechische Huis van Afgevaardigden een resolutie aan en stuurde een briefPDF-document aan de Europese Commissie in het kader van de Politieke Dialoog.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen