E090136 - Richtlijn betreffende de verblijfstitel met korte geldigheidsduur die wordt afgegeven aan de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie of mensenhandel die met de bevoegde autoriteiten samenwerken
Dit voorstel werd aangekondigd in de mededeling van de EC over de bestrijding van illegale immigratie. De EC noemt België, Nederland, Italië en Spanje als de landen waar reeds een regeling geldt voor het verstrekken van een beperkt geldige verblijfstitel wanneer slachtoffers van mensenhandel met de autoriteiten samenwerken bij onderzoeken en strafprocedures tegen hun uitbuiters. Het richtlijnvoorstel heeft tot doel de instrumenten ter bestrijding van de illegale immigratie te versterken door een verblijfstitel voor de slachtoffers van hulp bij illegale immigratie en mensenhandel in te voeren en deze slachtoffers aan te moedigen om in de strijd tegen vermoedelijke daders van genoemde strafbare feiten met de bevoegde autoriteiten samen te werken.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
Nationaal
Er is geen wetgeving nodig om de richtlijn te implementeren.
Europees
Richtlijn 2004/81/EG is gepubliceerd in Pb EU L 261 van 6 augustus 2004.
document Europese Commissie
COM(2002)71, d.d. 11 februari 2002
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
Richtlijn 2004/81/EG dient voor 6 augustus 2006 te worden geïmplementeerd. Er is geen wetgeving nodig, melding hiervan heeft reeds plaatsgevonden.
Bron: kwartaaloverzicht omzetting EG-richtlijnen, stand per 31 maart 2006.
Op 27 april 2004 werd ingestemd.
Bij brief van 15 april 2004 werden enkele vragen voorgelegd, die op 22 april 2004 werden beantwoord door minister Verdonk.
Op 6 april 2004 werd instemming onthouden; de bijzondere commissie voor de JBZ-Raad wil de minister enkele vragen voorleggen (zie 131463U).
Op 20 januari 2004 werd instemming onthouden omdat men de definitieve tekst wenst af te wachten.
Op 25 november 2003 werd instemming onthouden (motie Jurgens).
Op 4 november 2003 werd instemming onthouden (document te laat, motie Jurgens).
Tijdens een AO over JBZ-Raad 28 februari 2002 vroeg van Oven (sprekend over het actieplan tegen illegale immigratie) wat bedoeld wordt met "bepaalde voordelen" voor slachtoffers die meewerken met de autoriteiten en waarschuwde hij voor misbruik (en daardoor minder waardevolle informatie). De staatssecretaris beaamde dit, doch wees ook op het reeds bestaan van een dergelijke regeling in Nederland.
De regering geeft aan dat de EC in het voorstel de slachtoffers van mensenhandel en mensensmokkel op een lijn stelt, omdat de delicten elkaar in de praktijk erg overlappen. De regering steunt het voorstel alleen in zoverre het mensenhandel betreft. T.a.v. mensensmokkel vreest de regering dat er een aanzuigende werking zou kunnen uitgaan van een regeling die slachtoffers beschermt. Nederland heeft reeds beleid gericht op de bescherming van slachtoffers van mensenhandel en is ook voornemens dit te continueren.
Met dit voorstel beoogt de EC een minimale harmonisatie te bewerkstelligen van de toelatingsregels die lidstaten hanteren wanneer slachtoffers van mensensmokkel of illegale immigratie medewerking verlenen aan de politiële/justitiële autoriteiten om de daders te berechten.
Lidstaten mogen een hoger beschermingsniveau bieden. Het gaat dan om het toekennen van verblijfstitels van korte duur (procedure, criteria voor afgifte, voorwaarden voor verblijf, niet-verlenging of intrekking). Getuigenbescherming e.d. wordt niet geharmoniseerd in dit voorstel. De richtlijn geldt voor meerderjarigen en kan gelden voor minderjarigen.
Er wordt uitdrukkelijk bepaald dat de richtlijn geen afbreuk doet aan bescherming voor vluchtelingen, subsidiair beschermden en asielzoekers en dat het non-discriminatiebeginsel gerespecteerd moet worden.
In hoofdstuk II wordt de te volgen procedure nader uitgewerkt. Wanneer de autoriteiten in contact komen met een slachtoffer en ook van oordeel zijn dat hier sprake is van een slachtoffer (bedreiging leven, aantasting lichamelijke integriteit) dan stellen zij (of een plaatselijke autoriteit, een vereniging of NGO) het slachtoffer op de hoogte van het bestaan van de bepalingen van de richtlijn.
Het slachtoffer krijgt vervolgens 30 dagen bedenktijd (om een risicoafweging te kunnen maken), die ingaat op het moment dat alle contact wordt verbroken met de mensensmokkelaars. Tijdens de bedenktijd hebben de slachtoffers al recht op materiële bijstand en spoedeisende medische/psychische hulp. Kosteloze rechtsbijstand en taalkundige bijstand.
Tijdens deze bedenktijd mag een eventueel te nemen verwijderingsbesluit niet uitgevoerd worden. Deze bedenktijd wordt beëindigd wanneer het slachtoffer weer contact opneemt met de mensensmokkelaars, wanneer het slachtoffer besluit niet mee te werken met de autoriteiten of wanneer openbare orde of binnenlandse veiligheid dit vergt.
Wanneer wel medewerking wordt verleend krijgt het slachtoffer vervolgens een verblijfstitel. De onderzoeksautoriteit moet beslissen of 1) de aanwezigheid van het slachtoffer nuttig is, 2) het slachtoffer duidelijk blijkt heeft gegeven van de wil tot samenwerking en 3) daadwerkelijk alle contact heeft verbroken met de mensensmokkelaars. Als dit leidt tot een gunstig advies wordt een verblijfsvergunning afgegeven voor zes maanden, te verlengen indien de drie oorspronkelijke criteria nog steeds gelden. Familieleden kunnen op humanitaire gronden een verblijfstitel krijgen.
Hoofdstuk III regelt de voorwaarden voor verblijf. Het slachtoffer krijgt toegang tot de arbeid of studie en medische en psychologische hulp. Als lidstaten de minderjarigen (facultatief) onder de werking van deze richtlijn brengen dan moeten zij ook voorzien in toegang tot onderwijs en overigens naar behoren rekening houden met de belangen van het kind (bv. verlenging bedenktijd) en verder een vertegenwoordiger in rechte regelen (eventueel ook in het kader van de strafprocedure) en familie zoeken.
De afgifte van een verblijfstitel mag afhankelijk gesteld worden van de medewerking aan integratie- of terugkeerprogramma's.
Hoofdstuk IV regelt niet-verlenging en intrekking:
-
-Niet-verlenging indien niet meer aan de voorwaarden wordt voldaan, indien het strafproces beëindigd is of indien niet wordt deelgenomen aan integratie- of terugkeerprogramma. Na afloop gewone vreemdelingenrecht van toepassing. Slachtoffer kan verblijfstitel op andere grond aanvragen. Bij de beoordeling wordt dan rekening gehouden met de verleende medewerking.
-
-Intrekking bij het contact opnemen met de daders, misleiding of kwader trouw of i.v.m. openbare orde en binnenlandse veiligheid.
In hoofdstuk V staan de slotbepalingen. O.m. implementatie voorzien uiterlijk 30 juni 2003.
JBZ-Raad 27/28 november 2003 (agendapunt 2b)
Uit het verslag van de Raad van 27/28 november blijkt dat dit onderwerp uiteindelijk niet geagendeerd is.
Over deze richtlijn is tijdens de bijeenkomst van de Raad op 6 november jl. een politiek akkoord bereikt. Het onderwerp ligt nu ter definitieve besluitvorming aan de Raad voor.
In de aanvullende geannoteerde agenda meldt de minister dat deze aanvulling heeft voorgelegen in de JBZ-Radengroep van 19 november jl. Nederland heeft hiertegen geen bezwaren ingebracht. De Richtlijn wacht vervolgens op het akkoord van het Europees Parlement. Een nieuw document waarin de aanvulling is verwerkt is helaas nog niet beschikbaar.
JBZ-Raad 6 november 2003 (agendapunt B6)
In het verslag meldt de minister dat er een politiek akkoord werd bereikt. Twee lidstaten konden hun voorbehoud opheffen als er in de preambule enkele aanvullingen zouden worden opgenomen. Het betreft hier in hoofdzaak de benadrukking van het voorlopige karakter van de status en de twijfels m.b.t. de subsidiariteit. Nederland hief haar voorbehoud op bij artikel 12 (toestaan van werk en opleiding).
De voorzitter concludeerde dat er, naast bovengenoemde aanpassingen, een akkoord is op de tekst van deze richtlijn. Het bereikt politieke akkoord werd verwelkomd, met resterende parlementaire voorbehouden van Nederland en Frankrijk.
De tekst zal nog worden aangepast conform de discussie en ter raadpleging aan het Europees Parlement worden aangeboden.
In de annotatie meldt de minister dat het voor Nederland belangrijkste knelpunt, dat het voorstel aanvankelijk geen onderscheid maakte tussen mensenhandel en mensensmokkel, is opgelost door het aan de Lidstaten zelf over te laten of men de richtlijn wil hanteren voor "slachtoffers" van smokkel. De richtlijn is onverkort van toepassing op slachtoffers van mensenhandel.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
-
-
-
-
aanbiedingsbrief met instemmingsverzoek brief Ministerie van Justitie - 5257418/03/BIZ
21 november 2003 -
aanbiedingsbrief geannoteerde agenda met instemmingsverzoek brief Ministerie van Justitie - 5255473/03/BIZ
12 november 2003 -
-
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.