E050127 - Voorstel voor een Richtlijn betreffende de verbetering van de meeneembaarheid van aanvullende pensioenrechten
De Europese Commissie is van mening dat de aanvullende pensioenstelsels in de lidstaten de mobiliteit van werknemers binnen de EU beperken. Een werknemer zal indien hij/zij daar nadelige effecten van ondervindt met betrekking tot zijn pensioenopbouw/-rechten minder snel de keuze maken in een ander land te gaan werken.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
Nationaal
Kamerstukdossier 34.933 geeft een volledig overzicht van de behandeling van het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijn 2014/50/EU in de Tweede en Eerste Kamer.
Europees
De richtlijn werd op 16 april 2014 vastgesteld door de Raad en het Europees Parlement.
document Europese Commissie
COM(2007)603, d.d. 9 oktober 2007
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
Op 30 april 2014 werd richtlijn 2014/50/EU betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (L128/1).
De richtlijn dient vóór 21 mei 2018 te zijn geïmplementeerd. De richtlijn heeft tot doel door het stellen van vereisten aan de voorwaarden voor verwerving, het behoud van aanspraken en de te verstrekken informatie de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten te verbeteren. Deze richtlijn vergt ten aanzien van twee onderdelen aanpassing van de Nederlandse regelgeving.
De eerste aanpassing is meegenomen bij de Wet waardeoverdracht klein pensioen (Stb. 2017, 505). Daarbij is toegelicht hoe de richtlijn op dit onderdeel is geïmplementeerd (Kamerstukken II, 2016/2017, 34 765, nr. 3, blz. 10 en 26). In verband met de tweede noodzakelijke aanpassing is een wetsvoorstel opgesteld waarin de wijziging van een enkel artikellid in Pensioenwet en in de Wet verplichte beroepspensioenregeling is opgenomen. Het betreft een aanpassing die betrekking heeft op een situatie die in de Nederlandse praktijk feitelijk niet voorkomt, maar toch formeel moet worden geïmplementeerd.
Op 19 juli 2018 is de Nederlandse regering door de Europese Commissie in gebreke gesteld wegens het overschrijden van de implementatietermijn.
Kamerstukdossier 34.933 geeft een volledig overzicht van de behandeling van de implementatiewet in zowel de Eerste als de Tweede Kamer.
Bron: Stand van zaken implementatie richtlijnen derde kwartaal 2018
-
Richtlijn 2014/50/EU betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten openbaarmaking Europese Commissie - Pb EU L128
30 april 2014
De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 21 juni 2013 kennis genomen van de voortgang in de onderhandelingen over dit dossier.
Een memo met de stand van zaken in onderhavig dossier werd op 25 september 2007 voor kennisgeving aangenomen door de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er wordt besloten dit dossier passief te blijven volgen.
Op 10 juli 2007 besloot de commissie SZW zich na het zomerreces te beraden op het nemen van nadere stappen ten aanzien van dit dossier.
Tijdens de vergadering van de commissie SZW op 3 juli 2007 werd besloten de onderhavige richtlijn in een komende vergadering nogmaals te agenderen opdat de nieuwe leden van de commissie kennis kunnen nemen van het onderhavige dossier.
De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloot op 4 april 2006 dat zij de minister mede zou delen dat zij op de hoogte wenst te blijven van de verdere stappen op dit terrein.
Op 14 februari 2006 werd de reactie namens de commissie verstuurd, hierop werd door de minister van SZW op 23 maart 2006 geantwoord. Het verslag van dit schriftelijke overleg vindt u hier.
Tijdens de commissievergadering van 24 januari 2006 werd besloten dat de door mevrouw Vedder-Wubben opgestelde concept-reactie inzake onderhavig voorstel zou worden aangevuld (aangepast op basis van opmerkingen vanuit de fracties van PvdA en VVD. Het aldus gewijzigde concept zal de commissie ter goedkeuring worden voorgelegd.
Op 17 januari 2006 kwam de commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bijeen en werd besloten dat een ontwerp-inbreng van kamerlid Vedder-Wubben zou worden verspreid onder de commissieleden.
Tijdens de commissievergadering van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 6 december 2005 werd besloten dat er op 17 januari 2006 een inbrengvergadering gepland zou worden.
In het kader van de vroegtijdige signalering van Europese wetgevingsvoorstellen en het gegeven dat maatschappelijke organisaties reeds vraagtekens hebben geplaatst, is onderhavig voorstel middels een memo expliciet onder de aandacht van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid gebracht.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stuurde op 19 oktober 2007 een brief met de stand van zaken en de inzet van de regering op een aantal EU-dossiers.
Tijdens het debat over de Raad Werkgelegenheid, Sociaal beleid, Volksgezondheid en Consumentenbescherming d.d. 24 mei 2007 dienden de leden Koppejan en Nicolaï een motie in die op 29 mei 2007 werd aangenomen.
-
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 4 december 2013, over de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 9 december 2013 Tweede Kamer - 21.501-31, TK, 329
27 januari 2014 -
Verslag van een algemeen overleg, gehouden op 12 juni 2013, over de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid d.d. 20 juni 2013 Tweede Kamer - 21.501-31, TK, 318
26 juli 2013 -
brief minister met toelichting Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21.501-31, nr. 132
19 oktober 2007 -
-
-
-
De Nederlandse regering heeft aangegeven tegen de ontwerprichtlijn voor de overdraagbaarheid van aanvullend pensioen te zijn vanuit subsidiariteit- en proportionaliteitsoogpunt. De regering wenst een eenvoudige simpel uit te voeren set van regels waarmee de pensioenrechten van werknemers van stelsel A naar (buitenlands) stelsel B verplaatst kunnen worden. Volgens de regering raakt onderhavig voorstel ook aan de toetreding tot een pensioenregeling en de inhoud daarvan en is derhalve niet conform het subsidiariteitsbeginsel. De richtlijn wordt tevens niet proportioneel geacht omdat er teveel uitzonderingsbepalingen in zijn opgenomen.
Inhoudelijk zet de regering in op de volgende aspecten:
-
-Ongeacht het financieringssysteem moet overschrijving van de pensioenrechten mogelijk worden zonder dat het ontvangende land meer pensioenrechten toe moet kennen dan op basis van de nationale rekenregels zou moeten.
-
-Handhaving van de uitgangspunten van het nationale stelsel, dat wil zeggen: - Sociale partners kunnen de pensioenregelingen inrichten; - Behoud van het nationale stelsel van waardeoverdracht: geen hogere aanspraak bij transfer dat op basis van nationale regels gerechtvaardigd is; - Mag geen positieve discriminatie plaatsvinden op Europees niveau ten aanzien van de slapende pensioenrechten.
Deze samenvatting is gebaseerd op het originele voorstel uit 2005:
De herziene Lissabonstrategie en de Sociale Beleidsagenda (2006-2010) benadrukken het belang van arbeidsmobiliteit voor de verbetering van de arbeidsmarktflexibiliteit. Overdraagbaarheid van aanvullend pensioen kan een rol spelen bij arbeidsmobiliteit.
De aandacht vanuit Europa voor de overdraagbaarheid van aanvullende pensioenen is niet nieuw. Ook vóór de herziene Lissabonstrategie zijn stappen ondernomen om vrij verkeer van werknemers in het kader van pensioenregelingen te verbeteren. Richtlijn 98/49 is daarvan een uiting.
De Commissie heeft de afgelopen 4 jaar conform artikel 138 EG-verdrag voorstellen op dit terrein besproken met de Europese sociale partners en de overheden in het Raadgevend Comité voor aanvullende pensioenen (Pensions forum). De sociale partners hebben geen overeenstemming bereikt over een voorstel voor een richtlijn.
Gedurende de consultatieronden is door het Pensions Forum een studie verricht naar Europese regels voor waardeoverdracht. Conclusie was o.a. dat door de verschillen in pensioenstelsel en in de fiscale behandeling van pensioenen, een pakket uniforme rekenregels niet haalbaar was. Daarmee zijn de vooruitzichten niet gunstig om zo'n uniform stelsel van actuariële rekenregels in een puur wetgevend kader alsnog te realiseren.
Omdat de rol van aanvullende pensioenregelingen belangrijk is in de private en de publieke sector en overigens in omvang licht toeneemt en er wegens de vergrijzing behoefte is aan meer mobiliteit op de Europese arbeidsmarkt, acht de Commissie de tijd rijp voor het wegnemen van belemmeringen voor de arbeidsmobiliteit in de aanvullende pensioenregelingen. Regelgeving op dit punt is door de Commissie aangekondigd in het Lissabon actieplan.
De conceptrichtlijn bevat 4 inhoudelijke bepalingen:
-
-artikel 4: een minimumrecht inzake over te schrijven pensioen, toetredingsleeftijd van ten hoogste 21 jaar, wachtperiode van maximaal een jaar en een vestigingsperiode van maximaal 2 jaar (wachtperiode en vestigingsperiode zijn vormen van vertraagde toetreding tot de pensioenregeling);
-
-artikel 5: een 'faire' aanpassing van slaperrechten (dat zijn pensioenrechten opgebouwd bij een vorige werkgever) en een mogelijkheid tot afkoop van opgebouwde rechten tot een door de lidstaten te bepalen grens;
-
-artikel 6: een recht op waardeoverdracht (dit is overdracht van de actuariele waarde van opgebouwde pensioenrechten naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever), waarvoor een uitzonderingsmogelijkheid wordt geboden aan omslaggefinancierde pensioenregelingen, regelingen op basis van boekreserves en aan de Unterstutzungskassen in Duitsland;
-
-artikel 7: een informatieplicht voor de pensioenuitvoerder van de vertrekkende werknemer.
-
Commissiemededeling overeenkomstig artikel 294, lid 6, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie over het standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers door verbetering van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten commissievoorstel Europese Commissie - COM(2014)98
19 februari 2014 -
-
-
De Raad heeft op 17 februari 2014 het standpunt in eerste lezing met het oog op de vaststelling van de onderhavige richtlijn betreffende minimumvereisten voor de vergroting van de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten door het verbeteren van de verwerving en het behoud van aanvullende pensioenrechten vastgesteld. Doordat de Europese Commissie het standpunt onderschrijft is het mogelijk dat het Europees Parlement de tekst in tweede lezing kan goedkeuren voor het einde van hun zittingsperiode.
De Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken heeft op 9 december 2013 een politiek akkoord bereikt ten aanzien van het geamendeerde voorstel.
De Raad voor Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Consumentenzaken en Volksgezondheid heeft op 20 juni 2013 een algemene oriëntatie vastgesteld. Volgens het verslag van het ministerie hieven de lidstaten die nog voorbehouden hadden op de tekst deze op. Het Voorzitterschap gaf aan het compromisvoorstel (beperking tot grensarbeiders) als enige mogelijke uitweg te zien om tot overeenstemming te komen. Hetvoorzitterschap noemde het niet de meest bevredigende oplossing, maar een hanteerbaar en werkbaar compromis. De Eurocommissaris uitte zijn dankbaarheid aan het huidige en afgelopen voorzitterschap, Cyprus en Ierland, voor de presentatie van dit gedurfde compromis. Nederland complimenteerde eveneens deze twee voorzitterschappen en stelde dat het resultaat een vooruitgang voor mobiele werknemers is en dat het door zijn beperkte reikwijdte de competenties die lidstaten zelf hebben op pensioengebied respecteert.
In 2012 riep de Europese Raad op tot maatregelen om de duurzaamheid van pensioensystemen and het behoud van grensoverschrijdende pensioenrechten te versterken. Het bestuderen van het geamendeerde voorstel leidde tot een raadswerkgroep inzake sociale vragen op 5 november 2012.
Omdat de onderhandelingen niet hebben geresulteerd in een gewenst resultaat werden de werkzaamheden op dit dossier in 2008 gestopt.
Tijdens de raad werkgelegenheid, sociaal beleid, volksgezondheid en consumentenzaken d.d. 5 december 2007 is gesproken over het gewijzigd voorstel van de commissie (COM(2007)603) en kwam men tot de conclusie dat de vereiste eenparigheid van stemmen niet kon worden bereikt en dat bepaalde punten onopgelost blijven, met name de duur van de drempelperiode. Tijdens de komende voorzitterschappen zal aan dit dossier verder moeten worden gewerkt.
In het verslag van het ministerie van Sociale Zaken werd een toezegging aan de Tweede Kamer gestand gedaan door een technische uiteenzetting te geven over het onderhavige voorstel. Deze uiteenzetting bevat informatie over de achtergrond en inhoud van het dossier, het standpunt van Nederland en het verloop van de onderhandelingen in Brussel.
Het was tijdens de Raad van 30 mei 2007 niet mogelijk om een voor alle delegaties bevredigend compromis te vinden, dus moest de voorzitter tot zijn spijt vaststellen dat de Raad voorshands niet tot overeenstemming over de tekst kon komen, daar de vereiste eenparigheid van stemmen niet kon worden bereikt. Men wachtte het standpunt van het Europees Parlement af alvorens de behandeling van onderhavig dossier voort te zetten.
Tijdens de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken op 1 december 2006 is besloten dat er geen EU-recht komt voor de overdraagbaarheid van pensioenrechten. Het betreffende artikel hierover is verwijderd uit het onderhavige voorstel.
Tijdens de Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Gezondheid en Consumentenbescherming d.d. 1 juni 2006 werd in afwachting van het standpunt van het Europees Parlement (wordt naar verwachting in november 2006 plenair behandeld) een voortgangsverslag besproken.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
Standpunt van de Raad in eerste lezing met het oog op de vaststelling van een richtlijn meeneembaarheid pensioenrechten raadsdocument Raad van de Europese Unie - 17612/1/13 REV 1
18 februari 2014 -
brief regering; Verslag van de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 9 december 2013 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21.501-31, TK, 327
19 december 2013 -
brief regering; Verslag van de Landbouw- en Visserijraad van 16 en 17 december 2013 Ministerie van Economische Zaken - 21.501-32, TK, 761
19 december 2013 -
brief regering; Geannoteerde agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 9 december 2013 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21.501-31, TK, 325
28 november 2013 -
brief regering; Geannoteerde Agenda Informele Raad WSB 11-12 juli 2013 en verslag Raad WSB 20 juni 2013 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21.501-31, TK, 317
8 juli 2013 -
Algemene oriëntatie gewijzigd voorstel meeneembaarheid pensioenrechten rapport Comité van Permanente Vertegenwoordigers - 10890/13
17 juni 2013 -
brief regering; Geannoteerde Agenda Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid (WSBVC) 20 juni 2013 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21.501-31, TK, 313
5 juni 2013 -
brief regering; Verslag van de Europese Raad en Eurozone Top d.d. 28 en 29 juni 2012 Ministerie van Buitenlandse Zaken - 21.501-20, TK, 668
2 juli 2012 Bevat bijlagen -
Europese Raadsconclusies 2 juli 2012
-
-
-
-
-
-
-
-
-
geannoteerde agenda Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21.501-31, nr. 113
22 november 2006 -
-
Bijlagen verslag van raad Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21501-31, 106
23 juni 2006 -
Het Europees Parlement en vertegenwoordigers van de lidstaten hebben op 26 november 2013 een akkoord bereikt over onderhavig voorstel dat al zes jaar op tafel ligt. Dit informele akkoord werd op 4 december 2013 ondersteund door de vertegenwoordigers van de lidstaten (Coreper) en vervolgens op 9 december 2013 door de commissie voor werkgelegenheid. Naar verwachting word er in februari 2014 plenair over gestemd.
Tijdens de plenaire vergadering op 20 juni 2007 heeft het Europees Parlement een wetgevingsresolutie aangenomen ten aanzien van onderhavige richtlijn.
Het verslag van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid werd op 27 maart 2007 vastgesteld.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
De Stichting van de Arbeid heeft op 10 juli 2006 een brief gestuurd aan de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid waarin zij laat weten dat het voorliggende voorstel en de in bespreking zijnde aanpassingen niet effectief zijn voor het bereiken van het beoogde doel van het voorstel, namelijk het wegnemen van belemmeringen voor arbeidsmobiliteit binnen de EU die voortkomen uit aanvullende pensioenregelingen, en bovendien nadelig zijn voor de Nederlandse aanvullende pensioenen.
Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 20 april 2006 een advies uitgebracht ten aanzien van onderhavig voorstel.
Op 20 oktober 2005 liet de European Federation for Retirement Provision (EFRP) in een persbericht onder andere weten dat alhoewel de EFRP de voorgestelde richtlijn steunt, zij nog wel nog bedenkingen ten aanzien van de praktische uitvoering van deze richtlijn aangezien er in de EU grote verschillen bestaan in o.a. beroepspensioensstelsels.
-
-
-
[en] persbericht European Federation for Retirement Provision (EFRP) - Persbericht EFRP
20 oktober 2005