E110077
  klaver icoon
Laatste revisie: 09-07-2012

E110077 - Voorstel voor een verordening betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014 – 2020)



Dit voorstel betreft de voortzetting van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de looptijd van het meerjarig financieel kader (zie dossier E110035a), van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020. ) Dit fonds is in 2006 opgericht voor de duur van de periode 2007-2013 (zie dossier E060045) om werkenden die werkloos zijn geworden tengevolge van uit de globalisering voortvloeiende structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen, te ondersteunen bij een terugkeer naar de arbeidsmarkt.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

nationaal

De commissie heeft de reactie van de Europese Commissie besproken op 19 juni 2012 en ziet af van een reactie hierop en neemt de brief voor kennisgeving aan.

Europees

Op 20 december 2013 werd verordening (EU) Nr.1309/2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van verordening (EG) nr.1927/2006, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (L347/855PDF-document).


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2011)608PDF-document, d.d. 6 oktober 2011

rechtsgrondslag

Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 175, derde alinea, en de artikelen 42 en 43

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwante dossiers


Implementatie

Op 20 december 2013 werd verordening (EU) Nr.1309/2013 betreffende het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (2014-2020) en tot intrekking van verordening (EG) nr.1927/2006, bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie (L347/855PDF-document).


Behandeling Eerste Kamer

De commissie heeft de reactie van de Europese Commissie besproken op 19 juni 2012 en ziet af van een reactie hierop en neemt de brief voor kennisgeving aan.

Op 13 juni 2012 stuurde de Europese Commissie een reactie op het door het Nederlandse parlement geformuleerde subsidiariteitsbezwaar. De Europese Commissie laat hierin onder andere weten dat zij de verschillende instellingen en belanghebbenden binnenkort de uitkomst zal doen toekomen van de tussentijdse evaluatie van de doeltreffendheid en van de duurzaamheid van de resultaten van het EGF. De Commissie hoopt dat de resultaten die tot dusver zijn geboekt, het Parlement zal overtuigen van de meerwaarde van dit fonds.

De Eerste Kamer stemde op 6 december 2011 plenair over een conceptbrief die samen met de Tweede Kamer daags erna aan de Europese instellingen gestuurd werd.

Een meerderheid van de commissie SZW liet tijdens de commissievergadering op 29 november 2011 weten van mening te zijn dat het voorstel niet voldoet aan de beginselen van subsidiariteit en sluit zich aan bij het subsidiariteitsbezwaar van de Tweede Kamer. De commissie zal de Eerste Kamer voorstellen dit oordeel over te nemen, zodat door de beide Kamers der Staten-Generaal gezamenlijk een gemotiveerd advies aan de Europese Commissie kan worden verstuurd. In dit stadium ziet de commissie vooralsnog af van schriftelijk overleg met de regering.

Op 22 november 2011 heeft de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) gesproken over de subsidiariteitsbezwaren ten aanzien van dit voorstel van de Tweede Kamercommissie SZW. De fracties in de Eerste Kamer zullen bezien of zij zich kunnen aansluiten bij deze bezwaren. Het voorstel voor een verordening zal op 29 november 2011 in de commissie SZW geagendeerd worden ten einde - zo nodig - plenaire besluitvorming op 6 december voor te bereiden.


Behandeling Tweede Kamer

Op 13 juni 2012 stuurde de Europese Commissie een reactie op het door het Nederlandse parlement geformuleerde subsidiariteitsbezwaar. De Europese Commissie laat hierin onder andere weten dat zij de verschillende instellingen en belanghebbenden binnenkort de uitkomst zal doen toekomen van de tussentijdse evaluatie van de doeltreffendheid en van de duurzaamheid van de resultaten van het EGF. De Commissie hoopt dat de resultaten die tot dusver zijn geboekt, het Parlement zal overtuigen van de meerwaarde van dit fonds.

De staatssecretaris van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie heeft op 17 april 2012 een brief gestuurd waarin hij de Kamer informeert over de voortgang in de Europese onderhandelingen inzake het Cohesiebeleid 2014-2020.

Tijdens het Algemeen Overleg op 16 november 2011 is toegezegd de Kamer te informeren indien de Nederlandse inzet voor deze onderhandelingen wijzigt. Deze toezegging is ook gedaan door de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid tijdens het Algemeen Overleg op dezelfde datum over het Europees Sociaal Fonds (ESF, zie dossier E110053)). Zoals bekend is het ESF één van de fondsen van het cohesiebeleid, samen met het EFRO (Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling).

In de brief wordt eerst weergeven waar de nederlandse regering nu staat in de onderhandelingen over de verordeningen. Vervolgens wordt ter illustratie enkele goede projecten van de huidige periode toegelicht. Tot slot wordt een inzicht gegeven in de voorbereidingen die in Nederland getroffen worden voor de programmaperiode 2014-2020.

Op 6 december 2011 werd plenair gestemd over een brief die gezamenlijk met de Eerste Kamer naar de Europese instellingen gestuurd werd om het subsidiariteitsbezwaar ten aanzien van dit voorstel kenbaar te maken.

Het betreffende BNC-fiche behorend bij onderhavig voorstel werd geagendeerd voor een algemeen overleg met de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) op 30 november 2011.

De commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer heeft op 25 oktober 2011 besloten dat zij onderhavig voorstel aan een subsidiariteitstoets wil onderwerpen.


Standpunt Nederlandse regering

In het BNC-fiche laat de Nederlandse regering onder andere weten dat zij akkoord gaat met de gekozen rechtsgrondslag van het voorstel. De Commissie baseert de bevoegdheid van de Europese Unie op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, artikel 175, derde alinea, en de artikelen 42 en 43.

De Nederlandse regering beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel echter als negatief. Het enige argument dat de Commissie gebruikt voor dit financiële instrument op Europees niveau is het solidariteitsprincipe. Nederland is van mening dat het ondersteunen van werknemers die hun baan (dreigen te) verliezen een nationale zaak is (werkgevers, werknemers en overheid). Nederland was en is kritisch ten aanzien van het Europees Globaliseringsfonds (EGF) als middel om de effecten van globalisering tegen te gaan. Andere instrumenten zijn hiervoor meer gepast. De regering is van mening dat Lidstaten prikkels moeten behouden om economisch beleid te voeren om op globalisering te anticiperen.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit voorstel betreft de voortzetting van het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFG) voor de looptijd van het meerjarig financieel kader (zie dossier E110035a), van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2020.

Het EFG voorziet in financiële ondersteuning van werkenden die ontslagen worden ten gevolge van structurele veranderingen in wereldhandelspatronen, handelsovereenkomsten die van invloed zijn op landbouw of onverwachte (economische) crises. De steun is gericht op een snelle terugkeer op de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld door hulp bij het vinden van een baan of het stimuleren van ondernemerschap, of het afstappen van of aanpassen van (landbouw)activiteiten (waaronder investeringen in fysieke bedrijfsmiddelen). Het EFG is niet bedoeld als sociaal vangnet (pensioenfonds dan wel werkeloosheidsuitkeringen), maar richt zich op het verbeteren van sociale cohesie en concurrentievermogen. Het EFG zal meer categorieën werknemers gaan ondersteunen dan voorheen: ook werknemers met contracten voor bepaalde tijd, uitzendkrachten, eigenaren-bedrijfsleiders van micro-, kleine en middelgrote ondernemingen en zelfstandigen (inclusief landbouwers) kunnen een beroep doen op EFG-steun.

Lidstaten kunnen een aanvraag doen bij het EFG voor 50% (in sommige regio's 65%) van de te maken kosten voor arbeidsmarktmaatregelen. De drempel voor een aanvraag voor een onderneming is 500 ontslagen binnen een bepaalde periode, met de mogelijkheid voor uitzonderingsgevallen voor o.a. kleine arbeidsmarkten. Voor landbouwers geldt een speciale procedure. De lidstaat voert de subsidiabele acties uiterlijk 24 maanden na de datum van aanvraag uit.

Lees meer: uitgebreide samenvatting


Behandeling Raad

De Raad Werkgelegenheid, Sociaal Beleid, Volksgezondheid en Consumentenzaken heeft op 21 juni 2012 een voortgangsrapportage van het Voorzitterschap besproken. De minister van SZW laat in het verslag onder andere weten dat een blokkerende minderheid van lidstaten, waaronder Nederland, tegen voortzetting van het fonds in de nieuwe financiële periode is. Er is dan ook weinig voortgang in de onderhandelingen. Een groot deel van de lidstaten van de blokkerende minderheid reageerde op de bijdragen van de voorstanders door te stellen dat de doelstelling van het EGF beter op nationaal niveau of via het ESF kan worden gerealiseerd.

Het Deense voorzitterschap streeft er naar om ten aanzien van de door de Commissie voorgestelde Cohesie-verordeningen een zogenaamde 'partial general approach' te bereiken. Dat wil zeggen: een akkoord op specifieke deelonderwerpen van het hele pakket. Daarbij geldt het principe dat «nothing is agreed until everything is agreed ». Zo zal de Raadspositie nog kunnen veranderen als gevolg van de lopende onderhandelingen over andere onderdelen van de Cohesieverordeningen, over het financiële reglement en over het Meerjarig Financieel Kader. Deelakkoorden op de resterende onderdelen van de Cohesieverordeningen zullen naar verwachting volgen in de loop van 2012.

De Raad Algemene Zaken van 16 december 2011 stond in het teken van het cohesiebeleid. Op basis van een voortgangsrapport van het Voorzitterschapvond hielden de betrokken ministers een beleidsdebat.

De lidstaten kwamen overeen dat het Gemeenschappelijke Strategisch Kader, waarin de Europese Commissie (bindende) richtsnoeren geeft voor het bereikend van synergie tussen verschillende beleidsterreinen en fondsen en voor de link met de Europa2020-strategie, door de Raad en het Europees Parlement wordt vastgesteld in een bijlage van de algemene verordening. Alle lidstaten hebben te kennen gegeven te hechten aan

een goede verbinding van de ontwikkelbehoeften van landen en regio's met de Europa 2020-strategie en de meeste lidstaten geven de voorkeur aan het gebruiken van het Nationaal Hervormingsprogramma als uitgangspunt voor deze verbinding. Alle lidstaten steunen de door de Commissie voorgestelde thematische concentratie en focus op een beperkt aantal doelen. Er zijn verdere besprekingen nodig over het mechanisme voor concentratie, het gebruik van percentages en eventuele uitzonderingen daarop.

Op 25 november 2011 vond een informele ministeriële bijeenkomst plaats over het cohesiebeleid. De Eurocommissaris voor regionaal beleid benadrukte dat het cohesiebeleid zich moet richten op een beperkt aantal doelen, waarbij vooraf een duidelijke definitie van de beoogde resultaten vaststaat. Ook stelde de eurocommissaris voorop dat de Commissie de institutionele -dit is een ex ante- conditionaliteit van groot belang acht om ervoor te zorgen dat de randvoorwaarden van de investeringen in orde zijn.

De doelen en algemene principes van de Commissie werden door de lidstaten in het algemeen ondersteund, zo blijkt tijdens de bijeenkomst. Er was met name kritiek op de uitwerking en de onnodige bureaucratie.

Het merendeel van de lidstaten heeft tijdens de bijeenkomst steun uitgesproken voor een aantal Nederlandse speerpunten, zoals de inzet op de doelen van de Europa2020-strategie, de focus op een beperkt aantal doelen, meer effectief en resultaatgericht cohesiebeleid en meer synergie met andere Europese fondsen. Het Nederlandse standpunt dat het cohesiebeleid idealiter beperkt zou moeten blijven tot de armste regio's in de armste landen wordt niet gesteund door andere lidstaten.

Het voorstel van de Commissie om de structuurfondsen volledig te richten op de Europa2020-strategie en de daartoe opgezette thematische concentratie waarbij gefocust wordt op een aantal doelen, is door de lidstaten goed ontvangen. Er is wel kritiek op de verplichte percentages bij de besteding van de middelen in de verschillende thema's. Ook Nederland is terughoudend wat betreft de verplichte percentages en is tegenstander van een verplichting voor sociale inclusie en armoedebestrijding.

In het voorgestelde cohesiebeleid van de Commissie is sprake van drie nieuwe vormen van conditionaliteit, waarbij het uitkeren van structuurfondsen wordt opgeschort of ingetrokken wanneer lidstaten niet aan verschillende eisen voldoen. De lidstaten reageren verdeeld op de macro-economische conditionaliteit, waarbij de uitkering kan worden opgeschort wanneer een lidstaat niet voldoet aan de eisen van het Stabiliteits- en Groeipact (SGP). Nederland is voorstander van deze vorm van conditionaliteit. De institutionele conditionaliteit, waarbij een lidstaat vooraf moet aantonen dat de randvoorwaarden voor investeringen op orde zijn en de nodige hervormingen worden doorgevoerd, wordt daarentegen door de meeste lidstaten ondersteund.

De prestatieconditionaliteit is gebonden aan de doelen en mijlpalen van de investeringen. Op deze conditionaliteit gingen de meeste landen niet in.

Het Deens voorzitterschap heeft te kennen gegeven meer focus te willen brengen in het cohesiebeleid om zo optimaal te kunnen bijdragen aan de groei en concurrentiekracht in Europa. Zij willen met name eerst de strategische onderwerpen, zoals conditionaliteit en resultaatmeting, behandelen. Vervolgens komen de onderwerpen 'financieel beheer' en 'vereenvoudiging' aan bod.

Het cohesiebeleid werd betrokken bij het oriënterend debat over het Meerjarig Financieel Kader 2014-2020 tijdens de Raad Algemene Zaken op 15 november 2011. Uit het verslag van het ministerie van Buitenlandse Zaken van 21 november 2011 blijkt dat uit de interventies van de Europese lidstaten kon worden afgeleid dat het krachtenveld op alle terreinen nog sterk verdeeld is.

Een groep lidstaten sprak zorgen uit over de voorstellen voor nieuwe conditionaliteiten bij de structuurfondsen, terwijl andere zich juist voorstander betoonden van strengere voorwaarden om de resultaatgerichtheid van het Cohesiebeleid te waarborgen. Ook over het voorstel om bij het Cohesiebeleid een nieuwe categorie transitieregio's in te voeren (BBP tussen 75% en 90% van het EU-gemiddelde) waren de meningen verdeeld. De staatssecretaris van Buitenlandse Zaken bepleitte dat het Cohesiebeleid in beginsel beperkt moet blijven tot de armste regio's van de armste lidstaten en gaf aan voorstander te zijn van aangescherpte conditionaliteiten.

Tijdens de raad Algemene Zaken van 11 oktober 2011 is het pakket voorstellen voor het cohesiebeleid gepresenteerd.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Naar verwachting zal de commissie voor Werkgelegenheid en Sociale Zaken zich in oktober 2012 buigen over het rapport met betrekking tot onderhavig voorstel.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling in Comité van de Regio's

Op 3 mei 2012 heeft het Comité van de Regio's haar advies vastgesteld.


Behandeling EESC

De plenaire zitting van het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 23 februari 2012 een advies vastgesteld ten aanzien van het Globaliseringsfonds.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

De commissie voor de Arbeidsmarkt van het Zweeds parlement heeft een subsidiariteitsbezwaar over het Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering. Na bespreking van het advies van de commissie heeft het parlement op 1 december 2011 een met redenen omkleed advies aan de instellingen gestuurd.

De Deense Folketinget heeft op 8 december 2011 een met redenen omkleed advies aan de Europese instellingen gestuurd waarin onder andere wordt vermeld dat het voorstel intervenieert met het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten van de EU.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen