E060149 - Voorstel voor een verordening tot oprichting van het Europees Technologie-Instituut
Onderhavig voorstel maakt deel uit van de zogenoemde lijst van elf, die door de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets aan een toetsing worden onderworpen. Op 7 december 2006 hebben de Eerste en Tweede Kamer Eurocommissaris voor onderwijs, opleiding, cultuur en meertaligheid, de heer Figel', per brief op de hoogte gesteld van de overwegingen, evenals de Europese Raad en het EP. Tevens is de Nederlandse regering geïnformeerd over het eindadvies van de TCS.
De Europese Commissie heeft op 8 februari 2007 een reactie gestuurd op de brief van de TCS.
De TCS nodigt iedereen uit commentaar te leveren op nieuwe Europese voorstellen. Kan het beter in Nederland geregeld worden? Willen we wel een Europese aanpak, maar gaat het voorstel te ver voor Nederland? Wat zijn de consequenties?
Een snelle reactie kan worden betrokken bij het advies van de TCS, maar ook in een later stadium kan uw reactie meegenomen worden in de dialoog tussen regering en parlement over het verloop van de onderhandelingen. Uw reactie kan - met uw instemming - als 'commentaar derden' in dit dossier worden geplaatst.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
document Europese Commissie
COM(2006)604 def/2, d.d. 13 november 2006
commissies Eerste Kamer
beleidsterrein
verwante dossiers
Tijdens de vergadering van 7 november 2006 heeft de commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs besloten de behandeling aan te houden tot 14 november 2006 .
De commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs heeft op 14 november 2006 besloten in te stemmen met verzending van het concept-antwoord aan de voorzitter van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets, onder het voorbehoud van het akkoord van de CDA-fractie. De brief is op 22 november 2006 verstuurd.
De plenaire vergadering van de Eerste Kamer heeft op 5 december 2006 ingestemd met het advies van de TCS.
De commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs heeft op 20 maart 2007 de reactie van de Europese Commissie d.d. 8 februari 2007 inzake onderhavig voorstel besproken. De commissie zal het kabinet laten weten dat zij de bezwaren deelt tegen oprichting van een EIT dat eigen onderzoek verricht, maar wel de oprichting van een (virtueel) instituut zou kunnen steunen dat tot taak heeft de samenwerking van reeds bestaande instellingen in Europa te faciliteren en stimuleren. Een brief aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap werd op 28 maart 2007 verstuurd..
-
-
-
-
-
-
brief 136539.01U; mbt COM(2006)604 commissie voor wetenschapsbeleid en hoger onderwijs - 30870, D
22 november 2006 -
-
De plenaire vergadering van de Tweede Kamer heeft op 7 december 2006 ingestemd met het advies van de TCS.
De oprichting van het EIT is aan de orde geweest tijdens een algemeen overleg dat de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Onderwijs, cultuur en wetenschap op 15 februari 2007 hebben gevoerd met de minister van OCW en de staatssecretaris van EZ.
Tijdens een Algemeen Overleg tussen de vaste commissie voor Economische Zaken en de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en de minister van Economische Zaken op 19 april 2007 is onder andere gesproken over het EIT. De minister heeft toegezegd de vragen omtrent de besluitvorming in de tweede fase, de rol van de Europese Commissie en de Europese Raad en het Europees Parlement is en wat de gevolgen zijn voor de begroting opnieuw in te brengen.
In het Algemeen Overleg van 15 mei 2007 geeft de minister van Economische Zaken aan dat de vragen van Nederland inzake onderhavig voorstel nog niet beantwoord zijn en besluitvorming dus nog niet mogelijk is. Nederland zal zich constructief, maar kritisch blijven opstellen.
Naar aanleiding van o.a. het verslag van de OJC-raad d.d. 16 februari 2007 hebben enkele fracties de minister vragen voorgelegd, waaronder vragen over onderhavig voorstel. Deze zijn door de minister bij brief beantwoord op 19 juni 2007. Vragen en antwoorden vindt u hier.
Op 21 juni 2007 vond er een Algemeen Overleg plaats over het verslag en de agenda voor de Raad voor Concurrentievermogen waarin het Europees Technologie Instituut ook aan de de orde kwam.
Blijkens fiche één is de Nederlandse regering nog niet overtuigd door de plannen van de Europese Commissie voor een EIT. Hoewel de doelstellingen van de verordening worden gesteund, spreekt de regering haar twijfels uit over de subsidiariteit en de proportionaliteit van de plannen.
Met name het beoogde budget van 2,37 miljard euro stuit op bezwaren, omdat dit onvoldoende zou zijn onderbouwd. De Commissie zal dan ook worden verzocht een toelichting te geven. De regering merkt bovendien op dat de oprichting van het EIT niet ten koste mag gaan van de budgetten voor de verschillende onderwijsprogramma's. De KIG's kunnen wél aanspraak maken op de budgetten voor specifieke projecten, maar de regering wil niet dat delen van de begroting hiervoor speciaal worden geoormerkt.
Voorts blijft de regering van mening dat het Instituut niet de bevoegdheid mag krijgen om eigenstandig diploma's en graden te verlenen. Ten aanzien van de 'joint degrees', waarover eveneens wordt gesproken, merkt de regering op dat dit binnen de huidige wetgeving niet mogelijk is. Het wetsvoorstel 30588 (Wet voor Hoger Onderwijs en Onderzoek) voorziet hier wel in.
Een ander kritiekpunt is de voorgestelde rechtsbasis. Deze schiet volgens de regering tekort. Bij de Commissie zal er dan ook op worden aangedrongen om artikel 149 EG-Verdrag aan de rechtsbasis toe te voegen. Tenslotte meent de regering dat het EIT zou moeten voldaan aan dezelfde randvoorwaarden die gelden voor de oprichting van een regelgevend agentschap. De waarborgen verwoord in het ICER-advies en het advies van de Raad van State op dit punt moeten dan ook in de verordening worden opgenomen.
Het voorstel voor een verordening tot oprichting van een Europees Instituut voor Technologie is op 18 oktober 2006 gepresenteerd en vervolgens tijdens de informele Europese Raad op 20 oktober 2006 door de staats- en regeringsleiders verwelkomd. Wel wees een belangrijk aantal lidstaten erop dat de voorstellen voor het EIT nog nadere bespreking behoeven.
De Europese Commissie ziet het Europees Instituut voor Technologie (EIT) als het vlaggenschip van de Lissabonagenda, een instituut bestaande uit twee niveau's waarin een top-downbenadering wordt gecombineerd met een bottom-upbenadering. Aan de ene kant is er het EIT zelf: een rechtspersoon, die zal bestaan uit de Raad van Bestuur en een zestigtal wetenschappelijke en ondersteunende medewerkers. Daarnaast zijn er de zogenoemde kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's), die bestaan uit partnerorganisaties die universiteiten, onderzoekorganisaties ne het bedrijfsleven vertegenwoordigen. Deze samenwerkingsverbanden moeten een geïntegreerd partnerschap gaan vormen, dat zich bezighoudt met onderwijs, onderzoek en innovatie. Als bijlage bij de ontwerpverordening COM(2006)604 zijn tevens de ontwerpstatuten opgenomen, waarin onder meer de positie van de bestuursorganen en de KIG's wordt omschreven.
Doelstelling en taakomschrijving
De doelstelling van het EIT wordt geformuleerd in artikel 3 van de ontwerpverordening en luidt: "het bijdragen aan de industriële concurrentiekracht door de innovatiekracht van de lidstaten en de Gemeenschap te versterken". De uit te voeren taken ter verwezenlijking van dit doel staan opgesomd in artikel 4. Dit zijn:
-
-Het identificeren van strategische uitdagingen op lange termijn in gebieden van potentieel groot economisch of maatschappelijk belang;
-
-Het bepalen van de eigen prioriteiten op basis van de gedefinieerde strategische uitdagingen;
-
-Het verhogen van het bewustzijn bij mogelijke partnerorganisaties;
-
-Het selecteren en aanwijzen van kennis- en innovatiegemeenschappen;
-
-Het losweken van de nodige fondsen uit zowel publieke als private middelen, waarbij de nadruk steeds meer op private middelen zal moeten komen te liggen;
-
-Het bevorderen van de erkenning door de lidstaten van de door het EIT verleende graden en diploma's.
Organisatiestructuur
Het EIT krijgt een viertal in de verordening omschreven bestuurslichamen: een raad van bestuur, een uitvoerend comité, een directeur en een audit-comité.
-
-De Raad van Bestuur (RvB) zal bestaan uit 15 leden. Zij worden voor een eenmalige periode van zes jaar benoemd door de Europese Commissie, op advies van identificatiecomité, waarin vier experts van de Commissie plaatsnemen. De leden van de Raad van Bestuur worden geselecteerd op basis van hun persoonlijke kwaliteiten in hetzij het bedrijfsleven, hetzij de academische / onderzoekswereld. Naast de 15 benoemde leden nemen ook vier leden zitting in de Raad die voor een eenmalig hernieuwbare termijn van drie jaar worden gekozen door de medewerkers en studenten van het EIT en de KIG's.
De RvB heeft tot taak om de belangen van het EIT te behartigen en zal onder meer het driejaarlijkse werkprogramma en de bijbehorende begroting opstellen. Daarnaast bepaalt de RvB op welke terreinen KIG's zullen worden opgericht en hoe deze worden samengesteld. Bovendien zal de Raad een regeling opstellen voor het beheer van de intellectuele eigendomsrechten die voortvloeien uit activiteiten van het EIT. De besluiten van het RvB worden genomen bij enkelvoudige meerderheid.
-
-Het uitvoerend comité (UC) bestaat uit vijf leden, die allen deel uitmaken van de Raad van Bestuur. De voorzitter van de RvB is tevens de voorzitter van het UC. De vier overige leden worden door de RvB gekozen uit de 15 benoemde leden. Het UC is verantwoordelijk voor de voorbereiding van de vergaderingen van de RvB, voor de implementatie van het driejaarlijkse werkprogramma en voor het toezicht op de selectieprocedure van de KIG's. Daarnaast kunnen taken van de RvB aan het UC worden gedelegeerd.
-
-De directeur van het EIT, een persoon van hoog aanzien die geacht wordt over expertise te beschikken in de terreinen waarop het EIT actief is, wordt door de Raad van Bestuur benoemd voor een periode van vier jaar. Deze periode kan eenmalig met vier jaar worden verlengd. De directeur is de dagelijks bestuurder van het instituut en legt verantwoording af aan de RvB. Hij zal onder meer voorstellen doen aan de Raad voor het te voeren beleid en de bijbehorende begroting. Bovendien is hij verantwoordelijk voor de administratieve, financiële en personele gang van zaken bij het instituut.
-
-Het audit-comité wordt voor een periode van vier jaar ingesteld door de Raad van Bestuur, na raadpleging van de Commissie, en zal bestaan uit vijf leden. Het comité zal de voorlopige jaarrekeningen controleren en naar aanleiding van de controle aanbevelingen doen aan de directeur en de RvB.
-
-Het overige personeel van het EIT zal in dienst worden genomen op basis van contracten voor bepaalde tijd. Het totale aantal personeelsleden, zowel inhoudelijk als facilitair, wordt geschat op circa 60 personen.
De kennis- en innovatiegemeenschappen
De taakomschrijving van de kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) is vierledig. In de eerste plaats krijgen zij de opdracht om activiteiten te ondernemen op het gebied van innovatie, waarbij onderwijs en onderzoek worden gecombineerd. Ten tweede dient kwalitatief hoogstaand onderzoek te worden uitgevoerd op terreinen met innovatiepotentieel en een economisch of maatschappelijk belang voor de Gemeenschap. Voorts dienen de KIG's onderwijsactiviteiten op master- en doctoraalniveau te ontplooien. Tenslotte dienen beproefde praktijken te worden verspreid, met name waar het gaat om het beheer van op innovatie gerichte organisaties.
De selectieprocedure van een KIG zal concurrerend, open en transparant zijn, waarbij in elk geval dient te worden gelet op de mogelijke innovatiekracht van een partnerschap en de financiële middelen die kunnen worden ingebracht. Daarnaast dient de organisatiestructuur te zijn afgestemd op door het EIT te stellen eisen. De werkomgeving wordt geacht dynamisch, flexibel en aantrekkelijk te zijn. Het selectieproces wordt uitgevoerd door het Uitvoerend Comité, onder toezicht van de Raad van Bestuur.
Een KIG wordt in de ontwerpverordening gedefinieerd als een samenwerkingsverband (ongeacht de rechtsvorm) tussen een aantal partnerorganisaties. Dit kunnen onder meer onderzoeksorganisaties en instellingen voor hoger onderwijs zijn, maar ook publieke of private ondernemingen, financiële instellingen, regionale dan wel lokale autoriteiten en stichtingen. Opvallend detail is dat de partnerorganisaties niet allen in een lidstaat gevestigd hoeven te zijn. Indien zij op een positieve manier aan een KIG kunnen bijdragen, is ook deelname va partijen uit derde landen toegestaan.
De onderwijsactiviteiten van de KIG's zouden uiteindelijk moeten leiden tot de verlening van een graad of diploma door het EIT. Het instituut zal de partnerorganisaties aanmoedigen om ervoor te zorgen dat de graden en diploma's worden verleend namens alle partners gezamenlijk. Er wordt echter niet uitgesloten dat slechts één of enkele van de partners de graden en diploma's verlenen. Wel wordt als voorwaarde gesteld dat te allen tijde de verleende graden en diploma's kenbaar zijn als afkomstig van het EIT. De lidstaten worden geacht deze te erkennen.
Een KIG wordt in beginsel opgericht voor een periode van 7 - 15 jaar, afhankelijk van de beoordelingen op evaluatiemomenten en het al dan niet bereiken van de beoogde doelstellingen. Indien nodig voor het verwezenlijken van de doelstellingen van het EIT, kan de Raad van Bestuur besluiten de hierboven genoemde termijn te verlengen. Bij disfunctioneren kan eventueel worden besloten een KIG te korten op haar financiële middelen of in extremis zelfs op te heffen.
-
tevens gedrukt als kamerstuk 30870, A/1 commissievoorstel Europese Commissie - COM(2006)604 def/2
13 november 2006 -
-
Tijdens de (informele) Europese raad d.d. 20 oktober 2006 hebben de regeringsleiders hun steun uitgesproken voor de oprichting van een Europees Instituut voor Technologie.
Naast de modernisering van het hoger onderwijs in Europa (zie dossier E060137) werd er tijdens de Raad onderwijs, Jeugdzaken en Cultuur d.d. 13 november 2006 ook gesproken over onderhavig voorstel voor een verordening. Onder andere kwam naar voren dat een goedkeuring van het voorstel eind 2007 voor ogen staat.
Tijdens de (informele) Raad voor Concurrentievermogen van 26-28 april 2007 wil het Duits voorzitterschap de discussie over het EIT richten op de ontwikkeling en perspectieven van het instituut en op de voortgang in de besluitvorming. Het standpunt van Nederland wordt door de minister van Economische Zaken in de geannoteerde agenda uiteen gezet.
Blijkens het verslag van de informele Raad voor Concurrentievermogen waren slechts weinig lidstaten, waaronder Nederland, kritisch tijdens de discussie over het op te richten EIT. Met name de onvoldoende financiële onderbouwing door de Europese Commissie leidde tot een groot aantal vragen. Andere punten van kritiek betroffen de bereidheid van de private sector om deel te nemen in een EIT en de onduidelijkheid omtrent de tweefasen aanpak.
Het Duits voorzitterschap beoogt, volgens de geannoteerde agenda voor de Raad van 21 en 22 mei, in juni a.s. een politiek akkoord te bereiken. De openstaande vragen maken die de haalbaarheid echter onzeker.
Tijdens de Raad Concurrentievermogen d.d. 21-22 mei 2007 heeft een gedachtewisseling plaatsgevonden die gebaseerd was op een compromistekst die het voorzitterschap had opgesteld. De voorbereidingen zullen nu worden gericht op het bereiken van een akkoord op hoofdlijnen (general approach) in afwachting van een definitief politiek akkoord.
Op 25 juni 2007 bereikte de Raad Concurrentievermogen overeenstemming over een gemeenschappelijke aanpak met betrekking tot het EIT. De oorspronkelijke plannen van de Europese Commissie zijn flink afgeslankt. In eerste instantie zal het EIT een netwerkorganisatie worden met 2 à 3 kennisgemeenschappen. Mogelijk wordt klimaatverandering en energie een van de onderwerpen voor een kennisgemeenschap. Het budget voor het EIT zal worden teruggeschroefd tot €308,7 miljoen. Hiervoor is nog geen dekking gevonden in de EU-begroting. In 2012 zal worden besloten over de eventuele continuering van het EIT. Het EU-talenregime wordt van toepassing verklaard op alle officiële publicaties van het EIT.
Een politiek akkoord inzake het EIT werd bereikt tijdens de Raad Concurrentievermogen op 22 november 2007.
Verordening (EG) nr. 294/2008 werd op 11 maart 2008 door het Europees Parlement in tweede lezing aangenomen en gepubliceerd in Pb EU L97 d.d. 9 april 2008.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
-
-
-
-
-
-
bevat tevens geannoteerde agenda Raad 21/22 mei 2007 verslag Raad concurrentievermogen - 21501-30, 158
8 mei 2007 -
-
-
De commissie voor Industrie, onderzoek en energie van het Europees Parlement (EP) nam op 23 juli 2007 het verslag aan met betrekking tot onderhavig voorstel. De bijbehorende wetgevingsresolutie werd op 26 september 2007 aangenomen tijdens de plenaire vergadering.
Het Europees parlement steunt de oprichting van het EIT, maar wil wel dat het instituut zich vooral richt op innovatie. Verder heeft het Europees parlement amendementen aangenomen om te garanderen dat de op te richten kennis- en innovatiegemeenschappen (KIGs) juridisch onafhankelijk zijn van het EIT. De KIGs moeten de kern vormen van de activiteiten van het EIT, waarvan het netwerkkarakter door het EP benadrukt wordt.
Het EP formuleert ook een aantal criteria om als KIG aangemerkt te worden, zoals innovatie, excellentie en internationale samenwerking. Het EP heeft ook amendementen aangenomen over de financiering, het bestuur en de omvang van de KIGs. De financiering mag niet ten koste gaan van het Zevende Kaderproramma vor onderzoek.
Op 11 maart 2008 is het Europees Parlement akkoord gegaan met de gemeenschappelijke positie van de Raad, nadat de Raad een aantal wezenlijke amendementen van het Parlement had overgenomen.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
Op 17 april 2007 heeft de House of Lords (UK) een (Interim) rapport gepubliceerd over de onderhavige ontwerpverordening. Een vervolg hierop is gepubliceerd in een tweede rapport dat op 4 juli 2007 is verschenen.
-
Report with evidence advies House of Lords (Select committee on the European Union) - HL Paper 130
4 juli 2007
www.publications.parliament.uk/... -
[en] advies House of Lords (Select committee on the European Union) - HL Paper 69
17 april 2007
www.publications.parliament.uk/... -