Rappelabele toezeggingen Financiën (Rappel september 2021)



Dit is het rappel tot 02-07-21.

 




Toezegging SNS (34.300) (T02187)

De Minister van Financiën zegt de Kamer toe, naar aanleiding van het lid Van Apeldoorn, de Kamer te informeren over de SNS.


Kerngegevens

Nummer T02187
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2015
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen nutsbedrijf
retailbanken
SNS Bank
volksbank
Kamerstukken Miljoenennota 2016 (34.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 3

De heer Van Apeldoorn (SP):

Hoe staat het nu met de privatiseringsplannen met betrekking tot SNS? De eigen partij van de minister is het met ons eens dat SNS beter een nutsbedrijf kan blijven. Hoe kijkt de minister daartegen aan? De SP-fractie vraagt zich af inhoeverre de minister zich altijd laat leiden door het publieke belang van een stabiele Nederlandse bancaire sector en of hij zich niet te vaak laat inpakken door de sterke lobby van diezelfde sector. De recente onthullingen, die de geschiedenis in zullen gaan als "cocogate", doen onze fractie vrezen dat we te vaak de banken de dienst uit laten maken in plaats van proberen die banken echt dienstbaar te maken aan de samenleving. Cocogate staat helaas niet op zichzelf. De lobbymacht van grootbanken en hun al te nauwe banden met de politiek en toezichthouders - we zien dit bijvoorbeeld ook met de ECB, getuige recente onthullingen in de Financial Times - is een structureel probleem, dat onze democratie ondermijnt en voorkomt dat echt doorgepakt wordt. ING vindt dit soort "meedenken" normaal. Vindt de minister dat eigenlijk ook? Kan hij ons vertellen wie er nog meer "meedenkt" op dit niveau? Laat de minister bijvoorbeeld kritische ngo's op hetzelfde niveau meedenken?

Handelingen I 2015-2016, nr.8 , - blz. 43

Minister Dijsselbloem:

De SP-fractie had een vraag over SNS. Moet SNS niet worden behouden als volksbank voor de nutsfunctie? Alle grote retailbanken in Nederland, die we allemaal kennen, hebben een nutsfunctie. Zij dragen namelijk bij aan het bestaan van betalingsverkeer. Zij vervullen een nutsfunctie voor het betalingsverkeer voor particulieren en bedrijven. Dat zit voor mij niet in één bank. Dat zit ook niet in de vraag of die bank wel of niet in overheidshanden is. Ik wil die nutsfunctie veiligstellen. Dat doen we op verschillende manieren. Het model voor SNS is een eenvoudige bank met eenvoudige producten: de basic bank. Dat is precies de strategie en visie die SNS Bank nu ontwikkelt. Ook daar is dus wat mij betreft geen discussie over. Dan blijft de vraag over of de overheid dan die bank in handen moet houden. Daarover hebben we nog geen beslissing genomen. Die nemen we medio 2016. Ik zeg er wel bij dat mijn uitgangspunt is dat al deze interventies van de Staat tijdelijk waren. Dat heeft minister Bos gezegd toen hij ABN AMRO overnam, dat heeft Jan Kees de Jager na hem gezegd en ik zeg het beiden na. Dat waren tijdelijke interventies, dat is het uitgangspunt. De specifieke beslissing per instellingnemen we zorgvuldig en pas op zijn vroegst in de tweede helft van 2016 kom ik over SNS verder te spreken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Tussenlaag zzp-middeling (34.036) (T02259)

De Staatssecretaris van Financiën zegt toe, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Strien (PVV), erop toe te zien dat de tussenlaag van zzp-bemiddeling wordt voorkomen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02259
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen tussenlaag zzp-bemiddeling
zorg
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.27

De heer Van Strien (PVV):

In het nieuwe stelsel hebben opdrachtnemer en opdrachtgever een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Ze stellen immers samen een contract op of sluiten samen een of ander standaardcontract, terwijl die verantwoordelijkheid eerst vrijwel uitsluitend bij de opdrachtnemer lag. De opdrachtnemer hoefde immers alleen die VAR aan te vragen en toonde die desgewenst aan de opdrachtgever. Doordat nu de opdrachtgever ook effectief onderwerp van handhaving door de Belastingdienst kan worden, wat overigens op zich heel logisch lijkt, bestaat het risico dat opdrachtgevers middelen zoeken om eventuele risico's van inhuur van zzp'ers uit te sluiten. Het ontstaan van een tussenlaag van zzp-bemiddeling is in de pers genoemd. Een situatie waarbij de marges voor tussenpersonen bizar hoog zijn. Vooral in de zorg zou dit voorkomen. Het uiteindelijke gevolg zou kunnen zijn dat de zelfstandige hierdoor een lager tarief krijgt. Dat lijkt mijn fractie een ongewenste situatie. Ik zou het dan ook op prijs stellen als de staatssecretaris vooral op dit punt uitgebreid in zou willen gaan. Mogelijk kan hij onze zorgen op dit punt wegnemen. Het gaat ons daar bij vooral om de volgende vragen. Ziet de staatssecretaris ook die ontwikkeling van tussenpersonen tussen zzp'er en uiteindelijke opdrachtgever? Zo ja, acht hij die ontwikkeling ook ongewenst? Is hij bereid om ongewenste ontwikkelingen als deze, indien die zich voordoen krachtig te bestrijden?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.42

Staatssecretaris Wiebes:

Disintermediation is in volle gang en dan zouden wij het tegenovergestelde gaan doen door het laten vervallen van de VAR. Dat is niet wenselijk en niet logisch. Ik kan ook niet bedenken waar dat aan zou kunnen liggen. De kern is namelijk dat intermediairs, zo ze bestaan en waar ze bestaan, ook ondernemingen zijn. Ze moeten zich op dezelfde manier aan dezelfde wet houden, met mogelijkerwijs modelovereenkomsten die van dezelfde site af komen. Voor hen geldt de DBA ook en zij worden ook gecontroleerd. Je kunt niet zeggen: ik word nu gecontroleerd, ik ben er verantwoordelijk voor, maar ik schuif het af naar iemand die buiten het blikveld zit. Dat kan niet want ook daar werkt de Belastingdienst. Ook voor intermediairs geldt dat een ondernemer een ondernemer is, een dienstverband een dienstverband en een werknemer een werknemer. De kaart van de payrolling wordt stevig getrokken, maar in veel gevallen heeft dit met andere dingen te maken dan met deze wet.

De heer Van Strien maakt zich zorgen of dit ook in de zorg zou kunnen gebeuren. Het lijkt mij onwenselijk als dit als gevolg hiervan gaat gebeuren. Het lijkt mij ook onlogisch. Ik verwerk het daarom in een toezegging. Ik ken nog twee andere collega's in het kabinet die dit onlogisch, maar ook zeer onwenselijk zouden vinden. Ik ga met hen afspreken dat wij er stevig op gaan letten. Ik ben ook bereid om, voordat de wet in werking treedt, terug te koppelen over wat wij zien gebeuren wat dit betreft. Als wij iets zien gebeuren, zal ik ook aangeven wat eraan te doen is. Er is namelijk geen reden voor, het levert geen maatschappelijke winst op, het is niet wenselijk en niet logisch, maar sommige onlogische dingen gebeuren echter toch. We zien ze nog niet, maar het is een belangrijk punt. Ik zeg daarom toe dat wij er speciaal op zullen letten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Inschatting aandeel schijnzelfstandigheid bij de formele evaluatie na 3 jaar (34.036) (T02264)

De Staatssecretaris van Financiën zegt, naar aanleiding van een vraag van het lid Köhler (SP), de Kamer toe dat hij beziet of bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging gedaan kan worden om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten.


Kerngegevens

Nummer T02264
Status voldaan
Datum toezegging 26 januari 2016
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden F. Köhler (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen evaluaties
schijnzelfstandigheid
Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties
Kamerstukken Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties (34.036)


Uit de stukken

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.25

De heer Köhler (SP):

De Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties kan bij een goede uitvoering leiden tot het meer aansprakelijk stellen van werkgevers die gebruikmaken van schijnzelfstandigen, met als achterliggend doel het aantal schijnzelfstandigen te laten afnemen en betrokkenen te helpen aan een normaal dienstverband als werknemer. Maar het is zeker niet vanzelfsprekend dat dit doel gehaald wordt. Sommige mensen vrezen dat er nieuwe schijnconstructies ontstaan, bijvoorbeeld door een langere keten van contracten via intermediairs, waardoor de zelfstandige uiteindelijk nog slechter af is.

Het is daarom goed dat de wet na invoering binnen drie jaar geëvalueerd wordt. Om te zien of de schijnzelfstandigheid afneemt, is het nuttig om met een nulmeting te werken. Is of komt er zo'n meting?

Handelingen I 2015-2016, nr.17 item 7, - blz.45

Staatssecretaris Wiebes:

De tweede vraag van de heer Köhler was om nog even na te denken over de nulmeting. We hebben nu 2% tot 14%.Een nulmeting? Dat is een nulmeting van niets. Het is een prulmeting. Die is natuurlijk niet-benchmarkbaar. Die meting is geen grondslag voor een nauwkeurige vergelijking tussen nu en de toekomst. Ik kan toezeggen — dat kan ik nu al vastleggen — dat ik bezie of we bij de formele evaluatie na drie jaar op een of andere manier een poging kunnen doen om het aandeel schijnzelfstandigheid opnieuw te schatten. Dat is dan meer geschikt voor onafhankelijke oordeelsvorming dan voor vergelijking. Een vergelijking wordt nooit erg precies. Ik snap wel het verlangen van de heer Köhler om te weten of we maatschappelijk tevreden kunnen zijn met wat er ligt. Voor benchmarking is zij echter weinig geschikt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Budgettaire norm voor ontwikkeling zorguitgaven onderzoeken (34.775/34.700) (T02507)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid De Grave (VVD), toe om in samenspraak met de het Centraal Planbureau en de WRR de mogelijkheid van een eigenstandige budgettaire norm voor de zorguitgaven, die is gekoppeld aan de ontwikkeling van het bbp, te zullen onderzoeken en de Kamer hierover een notitie te doen toekomen.


Kerngegevens

Nummer T02507
Status voldaan
Datum toezegging 12 december 2017
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. F.H.G. de Grave (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Bruto Binnenlands Product
nationaal inkomen
zorgnorm
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2018 (34.775)
Kabinetsformatie 2017 (34.700)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 3 - blz. 5

De heer De Grave (VVD):

Tevens leeft bij mijn fractie de gedachte of voor zorguitgaven niet aparte budgettaire afspraken zouden moeten worden gemaakt, een soort eigenstandige Zalmnorm; de Hoekstranorm mag die dan ook heten. Daarbij zou gedacht kunnen worden aan een koppeling aan de groei van het bbp. Dit betekent dat de zorguitgaven in de regeerperiode als percentage van het bbp gelijk blijven, wellicht met afwijkingen als het bbp duidelijk meer of minder groeit dan het langjarig gemiddelde. Het grote voordeel hiervan is dat er dan geen sprake meer is van verdringing van andere belangrijke collectieve uitgaven als veiligheid en onderwijs,evenals een oplopende zorgrekening voor burgers en bedrijven. Afwijking van deze norm kan natuurlijk altijd ex post op basis van politieke besluiten. Dan moet tevens worden aangegeven ten laste van welke andere collectieve uitgaven dit gaat of dat dit ten laste gaat van burgers of bedrijven.

Mijn fractie vraagt de minister van Financiën of hij bereid zou zijn om in samenspraak met het CPB deze Kamer een notitie te doen toekomen waarin hij nader ingaat op de voor- en nadelen van een aparte budgettaire norm voor de zorg, gekoppeld aan de groei van het bbp. Ik kijk uit naar zijn reactie.

Handelingen I 2017-2018, nr. 12, item 7 - blz.32

Minister Hoekstra:

Om de heer De Grave verder te beantwoorden, zou ik nog een paar dingen willen opmerken. Ook de financieel woordvoerders in de Tweede Kamer hadden in grote meerderheid interesse in dit onderwerp, als dat de formulering is. Ook zij hebben gewezen op de risico’s die wij lopen door de verder oplopende zorgkosten. Zij hebben mij gevraagd de WRR te verzoeken om met een rapport tekomen over dit onderwerp. Daarover ben ik op dit momentmet de WRR in gesprek. Ik ga ook met het Planbureau in gesprek. Ik zou de heer De Grave om enige tijd willen vragen, zodat ik die dingen in samenhang kan bekijken en de Kamer daar in ieder geval schriftelijk, en indien gewenst en nodig ook mondeling, over kan informeren. Het probleem is evident. Ik denk dat we daar zeker de hulp van het Planbureau en de WRR bij kunnen gebruiken. Een belangrijkdeel van de vraag gaat over het hoe.

Dan nog even specifiek over die norm. Zou die daarbij kunnen helpen? Dat zou ik eigenlijk onderwerp willen maken van de dialoog met beide instituten. Dat lijkt mij zeer terecht. Ik zou die norm overigens graag direct willen omdopen tot de De Grave-norm, want als die er dan toch komt, lijkt het me verstandig dat ik niet beschuldigd word van nepotisme, maar uitsluitend van de inhoud.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het breed evalueren van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808) (T02629)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Knip (VVD), Prast (D66), Köhler (SP), Vos (GroenLinks) en Ester (ChristenUnie), toe om - naast de geplande Europese evaluatie - ook zelf een brede evaluatie te zullen uitvoeren naar de uitwerking van de Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn en de Eerste Kamer te zullen informeren over de uitkomsten hiervan. De Minister zal de Kamer nog per brief informeren over de specifieke onderdelen van deze voorziene evaluatie.


Kerngegevens

Nummer T02629
Status voldaan
Datum toezegging 10 juli 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Drs. M.A.J. Knip (VVD)
F. Köhler (SP)
Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie evaluatie
Onderwerpen Autoriteit Financiële Markten
cliëntenonderzoek
De Nederlandsche Bank
evaluaties
Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn
monitoring
politiek prominente personen
toezicht
uitvoerbaarheid
Kamerstukken Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn (34.808)


Uit de stukken

Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz. 4, 5

De heer Köhler (SP):

Voorzitter. Ten slotte nog een vraag over de evaluatie van deze wet. Ik neem aan dat de Europese Commissie deze vierde richtlijn gaat evalueren, net als indertijd de derde richtlijn, en dat de lidstaten, dus ook Nederland, daarvoor gegevens gaan leveren. Ik vraag de minister deze gegevens ook aan onze Kamer te rapporteren. In of buiten dat kader wil mijn fractie graag over enkele jaren horen hoe vaak een cliëntenonderzoek naar een PEP heeft geleid tot het niet aangaan of verbreken van een zakelijke relatie en hoe vaak tot een melding bij een Fiscale inlichtingeneenheid en/of bij het Openbaar Ministerie, en hoe vaak dat heeft geleid tot vervolging en veroordeling van zo'n prominente politieke functionaris of een familielid. Wil de minister toezeggen de Kamer hierover te rapporteren?

Handelingen I 2017-2018, nr. 37, item 3, blz. 6

Mevrouw Prast (D66):

Wij hebben in de schriftelijke ronde gevraagd of dit ertoe kan leiden dat banken om redenen van rendement deze klanten zullen weren. Collega Van Strien wees daar ook al op. Het antwoord van de minister heeft ons geen duidelijkheid gegeven. Ik wil de minister daarom hierbij nogmaals deze vraag stellen. Dat banken afscheid mogen nemen van klanten als ze die onvoldoende renderend vinden, weten we inmiddels dankzij het bericht verleden week over Van Lanschot. Kan de minister toezeggen dat hij banken niet zal toestaan klanten te weigeren simpelweg omdat ze geassocieerd zijn met een politieke prominent en daarom financieel onaantrekkelijk zijn?

Handelingen I, 2017-2018, nr. 37, item 3, blz. 8

De heer Knip (VVD):

Het VCO, het cliëntenonderzoek, is naar zijn aard preventief en risicogebaseerd. Vermoedens van strafbare feiten zijn niet nodig en er is geen sprake van opsporingsbevoegdheden. Dat klinkt geruststellend, maar de werkelijkheid is juist een andere. Het betekent gewoon dat degene die een VCO uitvoert, een willekeurige medewerker van een bank of financiële instelling dus, veel meer mag doen dan een opsporingsambtenaar. Dat, in combinatie met de hiervoor genoemde vaagheden, laat voor bepaalde groepen bankcliënten weinig over van de in ons land normale rechtsposities van natuurlijke personen. Nergens wordt in het voorstel of in de toelichting aangegeven hoe wordt voorkomen dat er ruimte ontstaat voor ongebreidelde bemoeizucht en nieuwsgierigheid van willekeurige bankmedewerkers. Dat voorkomen is echter wel nodig. (...) Welke concrete rol, zo vraag ik de minister, ziet de regering hier voor de toezichthouders? Hoe wordt inhoud gegeven aan hun zogenaamde guidance op dit punt en in hoeverre houdt de minister daarbij zelf de vinger aan de pols? Wanneer worden de door De Nederlandsche Bank en de AFM opgestelde regels voor financiële instellingen geëvalueerd? Kan de minister toezeggen dat de Kamer daarover actief wordt geïnformeerd?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 4

Minister Hoekstra:

Mevrouw Prast en de heer Köhler vroegen of ik wil rapporteren over het eventuele weigeren, met de nadruk op "eventuele", zeg ik. Nogmaals, er zijn geen signalen bekend. Maar ik wil de heer Köhler en mevrouw Prast dat graag toezeggen. We hebben overigens al gezegd tegen DNB dat dit een zorg is die in mijn waarneming leeft in beide Kamers der Staten-Generaal, dus dat dit ook gemonitord moet worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 9

Minister Hoekstra:

Voorzitter. De heer Knip vroeg wanneer de regels worden geëvalueerd, met name waar het DNB en de AFM betreft. Hij vroeg ook of ik de Kamer kan toezeggen dat ik daar actief over zal informeren. Ja, absoluut. (...) Ik zei niet voor niks net dat het voor een deel ook echt terra incognita is. Dat betekent wat mij betreft dat je bij dit soort wetgeving altijd moet willen evalueren en waar nodig ook moet bijsturen. Ik wil het in Nederland doen, maar ik vind het echt verstandig dat het ook in Europees verband gedaan zal worden.

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 11

De heer Köhler (SP):

Ten slotte nog iets over de evaluatie. Ik heb daar een aantal gerichte vragen over gesteld. Op een aantal punten heb ik gevraagd of de minister over een aantal jaren wil rapporten hoe dat in de praktijk uitpakt met die PEP's. Hij heeft een van die vragen samengetrokken met een vraag van mevrouw Prast en gezegd: ja, dat wil ik. Mag ik daaruit opmaken dat hij op alle door mij gevraagde punten bereid is over een paar jaar een rapportage aan de Kamer te doen toekomen?

Handelingen I 2017-2018, nr. 38, item 3, blz. 13, 14, 15

Mevrouw Vos (GroenLinks):

(...) De zorgen van mijn fractie bij deze wet zitten op het punt van de privacy, mogelijk misbruik van gegevens voor andere doeleinden zoals commerciële doeleinden; kortom, eigenlijk in de uitvoering van deze wet. Daar zien wij nog tal van kwetsbaarheden waarvan nog niet duidelijk is of zeallemaal getackeld worden. De minister geeft aan dat het budget voor de Autoriteit Persoonsgegevens is verdubbeld om de toezichtstaak goed uit te voeren. Kan de minister iets meer aangeven hoe hij ziet dat de autoriteit dit op een goede wijze kan doen? Zal hij dit monitoren? Zal dit ook uitdrukkelijk aan de orde komen in een evaluatie?

(...)

De minister zegt dat deze wet ook voor kleine instellingen uitvoerbaar is, al kost het natuurlijk extra tijd en menskracht. Zal de uitvoerbaarheid, ook voor de kleinere instellingen, in de gaten worden gehouden, gemonitord worden en betrokken worden in een evaluatie?

(...)

De evaluatie. Het is duidelijk. Ik heb al op verschillende momenten gezegd dat een gedegen evaluatie echt van groot belang is om de mogelijke kwetsbaarheden die in de wet zitten in de gaten te houden. Zal de minister de vinger aan de pols houden op dit punt, ook tijdens de rit? Wanneer kunnen wij die evaluatie verwachten?

Minister Hoekstra:

(...) Ik heb meer vragen van mevrouw Vos, maar ik zeg ook meteen in haar richting dat ik het stuk van de uitvoerbaarheid bij kleine ondernemingen zeker ga meenemen, want dat is gewoon een relevant stukje van de puzzel.

(...)

Voorzitter. De heer Köhler vroeg ook nog naar de rapportage. Hij zei: de minister heeft een paar dingen gezegd over de rapportage, maar niet alles, dus ik neem aan dat alle punten van de heer Köhler automatisch worden meegenomen in de rapportage. Dat vond ik wel een heel grootse beweging. Het meeste wat hij in eerste termijn heeft gezegd kan ik reproduceren, maar niet alles. Ik denk dat het goed is dat ik nog een brief naar de Kamer stuur waarin ik expliciet maak welke punten ik in ieder geval ga evalueren. Volgens mij heb ik met de Kamer gewisseld dat wij allemaal benieuwd zijn hoe dit uitwerkt. Niet voor niks heb ik daarvoor de uitdrukking "terra incognita" gebruikt. Ik zal dat dus niet smal maar breed aanvliegen. Maar ik wil niet op voorhand zeggen dat ik alles wat de heer Köhler daarbij in gedachten heeft sowieso ga doen, want dat kan ik niet meer tot in dat detail reproduceren. Ik zeg wel toe dat ik het breed zal aanvliegen.

(...)

De heer Ester (ChristenUnie):

(...) Ik gaf al het voorbeeld van de mogelijkheid dat slechtwillende ouders via hun eigen kinderen geld witwassen. Dat willen we natuurlijk absoluut niet. Kunt u daar wat meer toezeggen? U had het straks over de monitoring van het geheel. Kunt u toezeggen dat dit echt een expliciet evaluatiecriterium is, juist gelet op de kwetsbare positie van kinderen?

Minister Hoekstra:

Heel graag. De heer Ester slaat de spijker op z'n kop, want dit is precies wat vaak gebeurt. (...) Ik zeg dit dus graag toe. Ik ben het eens met de heer Ester wat betreft de kwetsbaarheid van kinderen om op die manier als stroman gebruikt te worden.

(...) Voorzitter. Ik kom op nog een paar laatste, heel begrijpelijke vragen van mevrouw Vos, die ik ook dankzeg voor haar steun. Ze vroeg of ik het punt van de Autoriteit Persoonsgegevens wil meenemen in de monitoring. Ja, absoluut. Het is dus een verdubbeling van het budget, maar indien nodig is het meer dan een verdubbeling van het budget. Dat geeft, denk ik, ook wel aan dat we daar zeer serieus over zijn. (...) Maar ik wil het heel graag meenemen in de monitoring.

De actuele cijfers zijn er nog niet, maar die wil ik wel heel graag met de Kamer delen. Ik zeg ook in de richting van mevrouw Vos dat, naast de Europese evaluatie, ik ook zelf ga evalueren. Zoals eerder toegezegd zal ik een lijst maken met de onderdelen waarop ik ga evalueren. Daar kom ik dan ook vanzelf bij de Kamer op terug.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In EU bespreken bruikbaarheid structurele saldo (35.000) (T02634)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van de vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe in de EU het gesprek aan te gaan over de bruikbaarheid van het begrip “structurele saldo”, in het bijzonder de normen van 3% en 60%.


Kerngegevens

Nummer T02634
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen EU-begrotingsnorm
Structurele saldo
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr.8 item 8 - blz.1-2

De heer Postema (PvdA):

Hieraan gerelateerd is het capitum selectum over de toekomst van het Europese Stabiliteits- en Groeipact. De minister is er net als zijn voorgangers doorgaans als eerste bij om de collega's in Europa te herinneren aan de noodzaak van budgettaire discipline, maar gaat daarmee voorbij aan het feit dat de onvrede over het pact groot is en dat er een herziening aan de orde is. Er is de afgelopen jaren immers sprake geweest van een steeds uitgebreidere set van soms tegenstrijdige regels binnen het SGP, die in toenemende mate onwerkbaar blijken. Daarnaast constateert mijn fractie dat de belangrijke automatische stabilisatoren die in ons trendmatige begrotingsbeleid zijn ingebouwd, als het er echt op aankomt in hun werking worden beperkt door het SGP. Een door deze Kamer in 2013 aangenomen motie van mijn collega Klaas de Vries riep de regering reeds op om de schadelijke effecten van deze normering voor de werkloosheidsbestrijding onder ogen te zien. In het verlengde hiervan is ook gepleit voor een Europese werkloosheidsnorm van maximaal 5%. Financiën zijn immers geen doel, maar een middel om het goede mee te bewerkstelligen. In dit kader zijn de voorstellen van het Europees Begrotingscomité interessant. Dit onafhankelijke adviesorgaan van de Europese Commissie pleit voor een overheidsschulddoelstelling zoals we die kennen, in combinatie met — en dat is nieuw — een limiet op de groeivoet van de nominale primaire overheidsuitgaven. Daarbij is de limiet gebaseerd op de potentiële groei, zodat de regel een aanzienlijk meer stabiliserend effect heeft dan de huidige saldoregel. Immers, feitelijke groei boven potentieel leidt tot daling van de primaire overheidsuitgaven als deel van het bbp, terwijl een tijdelijk lagere groei juist tot stijging van deze uitgavenpost als deel van het bbp leidt. Daarmee worden de automatische stabilisatoren versterkt in plaats van verzwakt. Kan de minister een appreciatie geven van deze gedachte?

Handelingen I 2018-2019, nr.8 item 8 - blz.23-24

De heer Rinnooy Kan (D66):

Als dan zo veel op te merken valt over dat structurele saldo aan de ene kant, wat ik overigens heel goed kan begrijpen, en als aan de andere kant het toch ook wenselijk lijkt te zijn dat de Europese landen in het algemeen begrotingsbeleid voeren dat laten we maar zeggen bestand is tegen conjunctuurschommelingen, dan wijst dat toch in de richting van de noodzaak van een ander instrument om dat effectief te beoordelen en zo nodig te becommentariëren? Mijn slotvraag aan de minister: zou u zich daarvoor sterk willen maken? Wat zou dat instrument moeten zijn? Zou dat iets zijn om op Europees niveau ter discussie te stellen?

Minister Hoekstra:

Wat in de discussie niet genoemd is maar natuurlijk wel relevant is, zijn de markers die we eigenlijk het meeste gebruiken, namelijk de 3% en de 60%. Terecht vraagt de heer Rinnooy Kan hoe relevant dat structurele cijfer is. Daar is wel wat op aan te merken. Tegelijkertijd geeft het wel iets van een langetermijndoorkijk. Ik ben heel graag bereid, zoals ik al tegen de heer Postema zei, om dat gesprek in Europa te voeren. Zoiets als het houdbaarheidstekort zou daarbij kunnen helpen. Ik wijs er wel op dat het een ingewikkelde discussie is, want dat structurele saldo is er, als ik het mij goed herinner, mede op voorspraak van Nederland in gekomen, juist omdat je voorbij het hier en nu wilt kijken. Misschien moet het mandje nog net wat anders worden ingericht, waarop de heer Rinnooy Kan zal vragen of het niet wat simpeler kan. Graag, maar het gaat erom dat iets wordt verzonnen waaraan je je grosso modo houdt.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanbieden berekening Planbureau inzake houdbaarheidstekort (35.000) (T02635)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Postema (PvdA), toe de berekening van het Planbureau met betrekking tot het gasbesluit en het effect hiervan op het houdbaarheidstekort de Eerste Kamer aan te bieden.


Kerngegevens

Nummer T02635
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gaswinning
Groningen
houdbaarheidstekort
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz.25

De heer Postema (PvdA):

Toch even om daar precies over te zijn. In de Miljoenennota lees ik op pagina 25 dat het houdbaarheidstekort er nu is. De houdbaarheidsraming leidt tot een houdbaarheidstekort van 0,4% bbp. Die prognose houdt nog geen rekening met het besluit om de gaswinning op termijn stop te zetten.

Minister Hoekstra:

Nogmaals, het zijn twee dingen. In de eerste plaats is er de derving van de opbrengsten. De heer Postema kan het teruglezen in mijn reactie richting de Raad van State: onze overtuiging als kabinet is, zo zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan, dat we die derving niet hebben gedekt met incidentele, maar met structurele meevallers. Dat heeft vanzelfsprekend geleid tot intensieve dialogen in het kabinet: hoe doen we dat op een verstandige manier? Maar daar ondervindt het houdbaarheidssaldo geen negatief effect van. Dat is anders bij het stuk schade en versterken. De rekening van schade en versterken is voor een deel nog onbekend. Dat is niet meegenomen in de laatste maal dat het houdbaarheidstekort is uitgerekend. Dat is voor het laatst uitgerekend bij de startnota of rond de kabinetsformatie. Het is goed om richting de heer Postema te zeggen dat ik aan de Kamer heb toegezegd om aan het Planbureau te vragen om ook dat sommetje nog een keer te maken, dus om het houdbaarheidstekort nog een keer uit te rekenen. Ik zal zorgen dat dit ook met de Eerste Kamer gedeeld wordt. Dat gaan we doen ergens tussen nu en de Miljoenennota van volgend jaar.

De heer Postema (PvdA):

Tot slot. Dat laatste stel ik sowieso op prijs. Dat zien we graag tegemoet. Maar ik ben toch wat in verwarring. Ik citeerde de Miljoenennota, waaruit blijkt dat die er nog niet in zit. Hierdoor loopt de overheid in de toekomst inkomsten mis. Dus het gaat wel degelijk over het eerste deel van mijn vraag. Uit de beantwoording van de minister leid ik af dat het dan weliswaar niet mee was genomen in de berekening van het houdbaarheidstekort, maar dat de minister daar inmiddels een andere mening over heeft of daar in ieder geval een andere invulling aan heeft gegeven.

Minister Hoekstra:

Het zijn twee keer twee dingen, om het helemaal volledig te zeggen. Net heb ik het met de heer Rinnooy Kan gehad over het saldo jaar op jaar, maar ook over het structureel saldo en het houdbaarheidstekort. Dat houdbaarheidstekort, dat überhaupt niet of nauwelijks terugkomt in de Miljoenennota, is al een tijd niet uitgerekend. Tegen de Tweede Kamer heb ik gezegd dat ik me goed kan voorstellen dat het nuttig is om dat nog een keer te doen. In de loop van 2019 zullen we dat doen. Wat betreft het houdbaarheidstekort voorzie ik geen extra schade omdat we de kraan dichtdoen. De gederfde inkomsten van de kraan compenseren we met structurele meevallers. Daar leidt het saldo geen schade onder. Dat is anders voor de extra uitgaven voor schade en versterken. Die lopen via de NAM. Dat gaat ook om niet kinderachtige bedragen. Die lopen, zo is de afspraak, in het saldo. Dat zal wel degelijk een effect hebben. Ik hoop dat ik het op die manier helder heb uitgelegd. Ik zal zorgen dat die berekeningen ook in de Eerste Kamer belanden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeksresultaten WRR en SER inzake zorgkosten aanbieden (35.000) (T02637)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van de leden Rinnooy Kan (D66) en Postema (PvdA), toe de onderzoeksresultaten van de WRR en de SER inzake de zorgkosten aan te bieden en het gesprek hierover voort te zetten met de ministers van VWS.


Kerngegevens

Nummer T02637
Status voldaan
Datum toezegging 20 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. A. Postema (PvdA)
Prof.dr. A.H.G. Rinnooy Kan (D66)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen houdbaarheidssaldo
zorgkosten
Kamerstukken Miljoenennota 2019 (35.000)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 2

De heer Postema (PvdA):

Dit brengt ons bij een volgend hoofdstuk waar de regering aandacht aan had kunnen en wat ons betreft had móeten besteden. Een belangrijke factor in het houdbaarheidssaldo zijn immers de zorguitgaven en de vergrijzing. Ook college Wever wees daarop in zijn maidenspeech. Dit zijn geen thema's om de verkiezingen mee te winnen, maar toch mogen wij van de minister van Financiën verwachten dat hij zijn collega's van VWS aanzet tot het ontwikkelen van een gedegen visie op dit vraagstuk. Het probleem is evident. De zorg is in 2019 niet alleen de grootste, maar ook de snelst groeiende uitgavenpost uit de collectieve middelen. Dit wordt onder meer vertaald in een sterke stijging van de zorgverzekeringspremie voor de burgers. De zorgverzekeraars kwamen deze maand met een premiestijging van tussen de €50 en €100 per jaar. Voor de grote verzekeraars is dat een toename van circa 7,5%. Veel cao's moeten dit jaar nog worden afgesloten, maar daarvan zullen er nogal wat zijn die op jaarbasis nog niet eens een derde van dit percentage stijgen. Daarmee gaan zorguitgaven een steeds groter beslag op ons inkomen leggen, als een autonome ontwikkeling waaraan geen integraal regeringsbeleid ten grondslag ligt.

Waar wel een duidelijke beleidskeuze ligt, of zou moeten liggen, is het waarborgen van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de zorg. En dat maakt dit nu juist zo'n belangrijk en ingewikkeld vraagstuk: hoe wordt tot een verantwoord niveau van zorguitgaven gekomen binnen de harde randvoorwaarden van kwaliteit en toegankelijkheid? Welke keuzes dienen dan te worden gemaakt? Wij verwachten van de regering meer sturing op dit vraagstuk dan enkel een set kortetermijnakkoorden met de diverse branches in de zorg. Kan de minister aangeven hoe het kabinet met dit langere termijnvraagstuk wil omgaan, zodat ieder zeker kan zijn en blijven van de benodigde zorg?

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 7

De heer Rinnooy Kan (D66):

Voorzitter. Niet lang geleden herdachten wij in deze Kamer een van de grote voorgangers van deze minister, Wim Kok. Hij was zich als geen ander bewust van de grote bijdragen die juist vanuit het ministerie van Financiën geleverd kunnen worden aan de brede welvaart van ons land, juist ook in de betekenis die de Raad van State aan dat concept toekent. De belangrijke hervormingsprioriteiten die dit kabinet zich heeft gesteld zullen veelal ook dat ministerie raken, van arbeidsmarkt, gezondheidszorg en pensioenen — bij de twee laatste wachten we dus graag op de kabinetsvoorstellen — tot aan onderwijs, onderzoek en innovatie. Elk daarvan draagt bij aan de kernopgave om te streven naar een land waarin welvaart en welzijn duurzaam kunnen groeien en in solidariteit worden verdeeld. Dat is ook een land dat zich onderdeel weet van een sterk en verenigd Europa en dat zijn verantwoordelijkheid neemt in een onrustige wereld. De fractie van D66 ziet uit naar de bijdrage van deze minister en zijn staatssecretaris aan dat proces en naar hun reactie op onze punten van aandacht.

Handelingen I 2018-2019, nr. 8 item 8 - blz. 32

Minister Hoekstra:

Een aantal specifieke opmerkingen. We hebben bij de start van het kabinet al maatregelen genomen waardoor de zorgkosten structureel minder hard stijgen dan het basispad, en wel met ruim 2,2 miljard. Daarmee zijn wij er nog niet, zeg ik ook richting de heer Rinnooy Kan en de heer Postema. Het heeft mijn nadrukkelijke aandacht en ook die van de beide ministers op VWS. We hebben inmiddels de WRR en de SER gevraagd om ons van een onderzoek te voorzien over hoe dit te doen. Daarnaast zijn de ministers en ik met een aantal experts uit het veld in gesprek over hoe je die dubbele doelstelling kunt verwezenlijken. Wat we allemaal niet willen, is dat we alleen maar naar de kosten gaan kijken. De opdracht is nu juist om ervoor te zorgen dat die heel goede zorg in Nederland — die hebben we echt — die ook voor iedereen beschikbaar moet blijven, betaalbaar blijft. Ik neem de Kamer graag mee in de uitkomsten van dat onderzoek en de acties die wij eraan verbinden. Misschien dat ik de heer Rinnooy Kan en Postema mag voorstellen om daarna samen met de ministers van VWS hierover het gesprek voort te zetten.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Het onderzoeken van de garantieregeling voor polishouders van verzekeraars en de besmettingsrisico’s specifiek voor de Nederlandse situatie (34.842) (T02690)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Prast (D66) mede namens de leden van de fracties VVD, SP, PvdA en de ChristenUnie, toe het onderzoeksrapport van EIOPA en de appreciatie van de regering met de Kamer te delen. Tevens naderhand een additioneel onderzoek uit te voeren naar de specifieke situatie in Nederland inzake de besmettingsrisico’s en de garantieregeling voor polishouders van verzekeraars.


Kerngegevens

Nummer T02690
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2018
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. H.M. Prast (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen afwikkeling
garantieregeling
verzekeraars
Kamerstukken Wet herstel en afwikkeling van verzekeraars (34.842)


Uit de stukken

Handelingen I 2018-2019, nr. 9 item 8 blz. 4-5

Minister Hoekstra:

Dat brengt mij bij de toezegging van mij waar mevrouw Prast naar op zoek is. Het is misschien goed om nog iets te zeggen over de situatie zoals die nu ligt in Europa en ook met EIOPA. EIOPA doet een onderzoek naar de wenselijkheid van garantiestelsels en heeft daar inmiddels de onderzoeksfase van afgesloten. Men verwacht daarover in de eerste helft van het volgend jaar te publiceren. Ik denk dat het ingewikkeld wordt om zelf nog als Nederland nog een onderzoek te doen en dat als input te gebruiken richting EIOPA om te laten zien wat wij zelf hebben gedaan. Maar wat ik me wel kan voorstellen, is dat ik de conclusies van EIOPA deel met de Eerste Kamer en uiteraard met mevrouw Prast in het bijzonder, waarbij we ingaan op de kant van de garantieregeling, maar ook op die van de besmettingsrisico's, dus het tweede gedeelte van de zorgen van mevrouw Prast. Daarbij zullen we bekijken of het EIOPA-onderzoek die beide componenten afdoende heeft afgedekt. Ik kan me verder voorstellen dat ik daarvan een appreciatie geef. Als mijn indruk is dat dat onvoldoende is gebeurd, zullen we zelf nader onderzoek moeten doen, bijvoorbeeld naar de besmettingsrisico's. Een alternatief is dat als mijn appreciatie zou zijn dat dat voldoende is en mevrouw Prast het daar niet mee eens is, het aan haar is om mij daar vervolgens opnieuw toe te verleiden. Maar ik vermoed dat we echt aan dezelfde kant van het touw trekken als het gaat om de garantieregeling en de besmettingsrisico's. Ik zou het zo met haar af willen afspreken dat ik haar toezeg dat ik het rapport van EIOPA met haar deel, dat ik daar een appreciatie bij doe en dat ik ook concludeer, in hoeverre dat nog leidt tot onderzoeksvragen en vervolgstappen van de kant van het kabinet. Vanzelfsprekend hebben we daar dan, indien dat nuttig en wenselijk is, weer een debat over.

Mevrouw Prast (D66):

Om niet te veel tijd kwijt te zijn in de tweede termijn, wil ik het volgende vragen. Dat onderzoek van EIOPA is een onderzoek naar de noodzaak van een Europees netwerk van nationale garantieregelingen voor verzekeraars, met funding en voldoende harmonisatie. Het is dus een onderzoek naar de noodzaak van een Europees netwerk. In mijn perceptie is dat toch echt iets anders dan onderzoeken hoe het in Nederland zit met het aantal polishouders die, ik zeg maar wat, met het kapitaal bij de verzekeraar hun hypotheek hadden willen aflossen, maar misschien niet genoeg hebben als een verzekeraar in afwikkeling gaat. Dat ik heb gezegd dat dat mogelijk als input voor EIOPA kan worden gebruikt, was eigenlijk om aan te geven dat je dat soort onderzoek eigenlijk toch moet doen. We vragen dus niet zo heel veel van de minister. Ik hoor nu dat dat onderzoek niet op tijd zal zijn, want EIOPA is al volop bezig. Het is ook niet zo dat EIOPA hetzelfde wil gaan onderzoeken als dat waar ik om heb gevraagd namens vijf fracties. Dat de minister dat onderzoek van EIOPA met mij deelt, is mooi, maar ik kom daar zelf ook wel achter.

Minister Hoekstra:

Ik ga de toezegging aan mevrouw Prast nog goudgerander maken. Het puur Nederlandse stuk, waarom het haar gaat, over wat je in Nederland nog zou moeten willen weten, zal inderdaad niet specifiek uit dat EIOPA-onderzoek komen. Wat natuurlijk wel uit het EIOPA-onderzoek komt, is juist welke stappen je eventueel in Europees verband nog zou moeten willen zetten. Ik denk dat mevrouw Prast het met mij eens is dat veel van dit soort regelingen zich bij uitstek leent voor een Europese oplossing — ik zie haar glunderen — in een steeds Europesere verzekeringsmarkt. Die logica delen we met elkaar. Ik stel het volgende voor. Ik wacht wel met het uitzetten van additioneel onderzoek totdat ik EIOPA gehad heb, want anders zouden er zomaar nog andere open stukjes kunnen zitten in de vragen die we met elkaar beantwoord willen hebben. Dat onderzoek zal in ieder geval naar die zaken vragen die mevrouw Prast specifiek voor de Nederlandse situatie van belang vindt. Dan kunnen we dat in één keer integraal uitvragen. Dat lijkt mij wel charmant om dat woord eens te gebruiken. Als mevrouw Prast daarmee kan leven, dan zeg ik dat bij dezen toe.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Onderzoeken beleidsmogelijkheden voor rente-asymmetrie (35.110) (T02774)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), mede namens de leden van de fracties van de VVD en D66, toe bij de voorbereiding van een nieuw Besluit de beleidsmogelijkheden inzake rente-asymmetrie te onderzoeken.


Kerngegevens

Nummer T02774
Status voldaan
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen Rente-asymmetrie
Kamerstukken Wet fiscale arbitrage (35.110)


Uit de stukken

Kamerstukken I, 2018-2019, 35 110, B, blz. 3

In transfer pricing-geschillen komt het nogal eens voor dat niet de hoogte van de «geconsolideerde winst» ter discussie staat, maar slechts de verdeling ervan tussen de twee landen. In dergelijke gevallen kan een dubbele rentelast (als gevolg van rente-asymmetrie) worden voorkomen door de berekening van heffingsrente in beide landen op te schorten onder de voorwaarde dat de onderneming het bedrag aan belasting over de «geconsolideerde winst» (onder aftrek van reeds betaalde belasting) afstort op een rentedragende geblokkeerde rekening. Bij het bereiken van een oplossing van de MAP, worden de landen gerechtigd tot het overeengekomen deel van de belasting over de «geconsolideerde winst» inclusief rente. In hoeverre is de regering bereid om de beleidsmogelijkheden op dit gebied te onderzoeken in het kader van een nieuw Besluit?

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3

De leden van de fracties van het CDA, de VVD en D66 vragen verder of het kabinet bereid is om beleidsmogelijkheden te onderzoeken voor de problematiek van rente-asymmetrie bij de procedure voor onderling overleg. In het huidige besluit over de procedure voor onderling overleg is reeds aandacht geschonken aan deze problematiek. Het kabinet herkent de geschetste problematiek en zal bij de voorbereiding van het nieuwe besluit mogelijkheden onderzoeken. Daarbij wordt aangetekend dat de wettelijke bepalingen met betrekking tot rente per land nogal verschillen en dat voor de door de leden van de fracties van het CDA, de VVD en D66 genoemde oplossing internationale consensus nodig zal zijn.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer een afschrift verzenden van een uiteenzetting over de wijze waarop EU-lidstaten omgaan met opties binnen de EU-arbitragerichtlijn (35.110) (T02775)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), mede namens de leden van de D66-fractie, toe de Kamer een afschrift te versturen van een uiteenzetting aan de Tweede Kamer over welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn.


Kerngegevens

Nummer T02775
Status openstaand
Datum toezegging 9 juli 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit (Nadere) Memorie van antwoord
Categorie overig
Onderwerpen EU-arbitragerichtlijn
Kamerstukken Wet fiscale arbitrage (35.110)


Uit de stukken

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, B, blz. 3

De leden van de fractie van GroenLinks constateren dat in het debat in de Tweede Kamer vragen zijn gesteld over de keuzes die andere lidstaten in hun implementatie wetgeving hebben gemaakt. De regering had op het moment van behandeling niet de beschikking over informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de arbitragelijn. Is deze informatie inmiddels beschikbaar? Zo ja, kan de regering deze informatie delen met het parlement en voorzien van een appreciatie? Is er naar de mening van de regering aanleiding om de voorliggende implementatie-wetgeving al dan niet aan te passen? Indien deze informatie nog niet beschikbaar is, kan de regering aangeven wanneer dat wel het geval zal zijn?

Kamerstukken I 2018-2019, 35 110, C, blz. 3

De leden van de fracties van GroenLinks en D66 vragen of informatie over de wijze waarop andere lidstaten omgaan met de lidstaatopties binnen de EU-arbitragerichtlijn inmiddels beschikbaar is. Deze informatie is nog niet beschikbaar. De EU-arbitragerichtlijn schrijft niet voor dat lidstaten keuzes kenbaar moeten maken aan andere lidstaten. Hierdoor dient zelfstandig onderzoek te worden gedaan naar de keuzes van andere lidstaten. Zoals ik heb toegezegd bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer zal een uiteenzetting worden gegeven wanneer duidelijk is welke keuzes de andere lidstaten hebben gemaakt bij de implementatie van de EU-arbitragerichtlijn. Deze uiteenzetting zal ik ook naar de Eerste Kamer verzenden. Een exacte termijn waarbinnen de uiteenzetting beschikbaar is, kan niet worden gegeven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging De Kamer informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven (35.300) (T02802)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Wever (VVD), toe om de Kamer te informeren over het overleg met de WRR en de SER inzake de zorguitgaven.


Kerngegevens

Nummer T02802
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. R. Wever (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Bruto Binnenlands Product
zorgnorm
zorguitgaven
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 3 - blz. 7

De heer Wever (VVD):

Op het gebied van de uitgaven in de zorg blijft de vraag overeind staan, die wij als VVD-fractie al vaker hebben gesteld, of het niet verstandig is om de uitgaven in de zorg op een of andere wijze te koppelen aan de ontwikkeling van het bbp, zowel positief als negatief. Hiermee zou stabiliteit in de ontwikkeling kunnen ontstaan en kan je vaste kaders ontwikkelen waarbinnen zorguitgaven zich mogen bewegen. Daarnaast zal je je moeten blijven inzetten om bijvoorbeeld de kosten van medicijnen te blijven drukken. Hier wordt al hard aan gewerkt. Dat kan je niet alleen nationaal doen, maar dat zal je ook in Europees en in mondiaal verband moeten doen. Ook ten aanzien van de zorg roepen wij op om te blijven streven naar vermindering van regeldruk en bureaucratie. Dat kan nog behoorlijke besparingen opleveren. Wij zijn benieuwd hoe het kabinet daartegen aankijkt.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 43

Minister Hoekstra:

Dan ben ik terug bij de heer Wever, die naar de zorguitgaven vroeg. Hij heeft overduidelijk met de heer De Grave van gedachten gewisseld, want die heeft mij hier ook wel eens gevraagd naar het koppelen van de zorguitgaven aan het bbp. Ik ben het zeer met de VVD-fractie en de heer Wever eens dat het ontzettend belangrijk is om te zorgen dat de zorg, die in Nederland van heel hoge kwaliteit is, van heel hoge kwaliteit blijft. Dat is één. Twee is dat we er met elkaar voor zorgen dat er, ongeacht wat iemand verdient, toegang is tot dat uitstekende systeem. Dat is een enorm voorrecht. Je hoeft maar in Amerika te komen en te zien hoeveel mensen daar met een rottend gebit in hun mond rondlopen om te bedenken wat de repercussies zijn van dat stelsel. En drie: het moet wel organiseerbaar en betaalbaar blijven. Het is heel terecht dat de VVD daar aandacht voor vraagt. Het is overigens zo dat beide ministers, en in het bijzonder de minister voor Medische Zorg, ten aanzien van de hoofdlijnakkoorden en een aantal andere zaken, bijvoorbeeld op het gebied van de medicijnen, proberen paal en perk te stellen aan die kosten. Ik wil me zelf graag laten inspireren door de SER en de WRR en zal dan ook met enthousiasme met beide betrokken bewindspersonen dit dossier hernemen.

(…)

De heer Wever (VVD):

Dank voor de beantwoording van de minister. Ik ben blij dat hij die zorg over de zorg ook uitspreekt. Ik ben erg benieuwd naar het overleg met de WRR en de SER. Op welke termijn wordt dat gevoerd en op welke termijn kunnen wij daarvan een terugkoppeling in deze Kamer krijgen?

Minister Hoekstra:

Ik heb eerder gezegd dat dat heel gedegen gebeurt en dat het er dus niet onmiddellijk is. Ik mag misschien in tweede termijn een inschatting maken van wanneer we denken dat die rapporten er zijn.

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 – blz. 72

Minister Hoekstra:

Ik was de heer Wever nog een antwoord schuldig op een vraag in eerste termijn. Ik kom zo terug op zijn vraag in tweede termijn over de onderzoeken van de WRR en de SER. De WRR is begin 2019 gestart en is eind 2020, begin 2021 klaar, voor de verkiezingen. De SER is voornemens om in het voorjaar van 2020 de verkenning af te ronden. Dan zullen we dat gesprek ongetwijfeld hernemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In de Voorjaarsnota 2021 ingaan op onderbesteding (35.300) (T02805)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe om in de Voorjaarsnota 2021 in te gaan op het onderwerp ‘onderbesteding’.


Kerngegevens

Nummer T02805
Status voldaan
Datum toezegging 19 november 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen begrotingsbeleid
onderbesteding
overheidsinvesteringen
Kamerstukken Miljoenennota 2020 (35.300)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 1-2

Mevrouw Sent (PvdA):

Het gevolg van de onderbesteding van 2,5 miljard is dat de economie 0,3% minder groeit. Achter die cijfers gaan schrijnende verhalen schuil van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers. Voor rechters en officieren van justitie is het steeds moelijker om hun werk te doen op het niveau waar onze samenleving recht op heeft. Leraren bezwijken onder de werkdruk en krijgen geen eerlijk salaris. Ook het academisch personeel is de werkdruk en de ondermaatse overheidsinvesteringen in het onderwijs zat. Volgens de vakbonden moet er veel meer geld bij Defensie. De zorg schreeuwt om personeel, maar hoge werkdruk jaagt verpleegkundigen weg. En bij de politie piept en kraakt het vanwege het personeelstekort.

Daarom heb ik de volgende vragen aan de minister van Financiën. Welke inspanningen mogen wij van hem verwachten om het geld wél uit te geven en zichtbare resultaten te boeken? Welke mogelijkheden ziet hij bijvoorbeeld om werken aantrekkelijker te maken voor mensen met een parttimecontract, om zo de werkdruk van rechters, leraren, politiemensen, militairen en zorgmedewerkers te verlichten? Ziet de staatssecretaris van Financiën hierin een rol voor zichzelf weggelegd?

Handelingen I 2019-2020, nr. 7, item 8 - blz. 72

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Mevrouw Sent vroeg opnieuw — begrijpelijk ook — aandacht voor de onderbesteding. Zij vroeg mij haar te informeren over hoe dat gaat. Misschien mag ik het zo met haar afspreken dat ik dat in ieder geval doe bij Voorjaarsnota. Het is wel een gesprek dat natuurlijk in de boezem van kabinet begint. Ik zal niet zeggen dat het daar een donker en duister werk is, maar het is wel iets wat ik ook primair met andere bewindspersonen te doen heb. Maar uiterlijk bij Voorjaarsnota zal ik daar de Kamers — meervoud — over informeren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Jaarlijks de wenselijkheid te inventariseren van aanvullende wetgeving teneinde FATF-standaarden te implementeren (35.245) (T02918)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Karimi (GroenLinks), toe jaarlijks de wenselijkheid te inventariseren van aanvullende wetgeving teneinde de FATF-standaarden te implementeren.


Kerngegevens

Nummer T02918
Status voldaan
Datum toezegging 21 april 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen FATF-standaarden
minimumimplementatie
Kamerstukken Implementatiewet wijziging vierde anti-witwasrichtlijn (35.245)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.2

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De richtlijn beoogt een minimumharmonisatie door alle EU-lidstaten van wetgeving rondom witwassen en terrorismefinanciering. Maar verschillende EU-landen gaan, in tegenstelling tot Nederland, bij de implementatie verder dan het minimum van de richtlijn, bijvoorbeeld door het integreren van de standaarden voor virtuele valuta's van de zogenaamde Financial Action Task Force, de FATF. Kan de minister bevestigen dat onder andere Duitsland, Ierland en Luxemburg die standaarden geïntegreerd hebben in hun wetgeving? Kan de minister aangeven welke andere landen dit nog meer gedaan hebben? Ik zit namelijk met het volgende punt. De richtlijn is bijna twee jaar geleden aangenomen. Technologische ontwikkelingen in de sector van virtuele valuta's gaan razendsnel; twee jaar is in die sector heel lang. Waarom heeft de minister niet gekozen om de standaarden van de FATF te integreren in deze wetgeving? Zeker nadat het idee van het vergunningplichtig maken van deze aanbieders was losgelaten, lag het voor de hand de wet op een andere manier robuuster te maken, zo meent mijn fractie.

Handelingen I 2019-2020, nr. 25, item 10, p.16

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dan zou mijn vraag aan de minister zijn of u bereid bent niet te wachten tot er een volgende richtlijn van Europa komt, maar om gewoon te kijken naar die standaarden, om te zien hoe u die in aanvullende wetgeving kunt vertalen.

Minister Hoekstra:

Zal ik het dan als volgt doen? Echt, ik meen wat ik net zei. Dit debat is nog minimaal een decennium lang bij ons, dus er zullen updates volgen. Laat ik dan ook het volgende zeggen. Zodra er de eerstvolgende keer weer een update is van juist de materie die we vandaag aan de hand hebben, en we bij weging van onderdelen op het gebied van wat mevrouw Karimi aangeeft en wat nu dus net buiten de boot is gevallen, of aanpalend aan een van de terreinen die ook zijn aangehaald, eigenlijk zeggen "hé, dat verdient het toch om omgezet te worden in wetgeving", dan doen we dat. Is dat niet een mooi antwoord op haar vraag?

[…]

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ja, tot slot, voorzitter. Dat is een goede handreiking, die neem ik ook zeker aan. Ik zou het wel graag willen koppelen aan een bepaalde termijn, dus dat u zegt: bij een volgende update — u heeft volgens mij al gezegd één keer per jaar — bij die bepaalde datum ga ik kijken wat voor nieuwe wetgeving nodig is om te introduceren.

Minister Hoekstra:

Ja, dat wil ik graag toezeggen. Maar ik wil er wel voor zorgen dat ik over één ding geen teleurstelling in de toekomst organiseer. Dus ik wil heel graag al deze dingen inventariseren, maar dan moet vervolgens de weging nog wel plaatsvinden, ook over de vraag of het kabinet het dan proportioneel vindt om een aantal van die ideeën vervolgens alsnog in wetgeving om te zetten. En mocht het zo zijn dat een fractie zegt dat het kabinet daar niet scheutig genoeg in is, dan kunnen we daar natuurlijk weer een debat over hebben. Maar laten we voor nu dan met elkaar afspreken dat ze niet van het wagentje vallen, en we ze in ieder geval weer zullen hernemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aandacht voor doelmatigheid arbeidskorting in het fiscale bouwstenentraject (35.302) (T02951)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Ester toe om de fiscale instrumenten in den brede periodiek te blijven toetsen op doelmatigheid en de arbeidskorting in relatie tot arbeidsparticipatie in het fiscale bouwstenentraject mee te nemen.


Kerngegevens

Nummer T02951
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Dr. P. Ester (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen arbeidskortingen
arbeidsparticipatie
Belastingplan 2020
belastingplannen
bouwstenen belastingstelsel
Kamerstukken Belastingplan 2020 (35.302)


Uit de stukken

Handelingen I, 2019-2020, nr. 12, item 3, p. 9, 10 en 11.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Ik gaf net aan dat een van de uitgangspunten van het kabinet was om ervoor te zorgen dat die hoge pieken in de marginale druk in ieder geval naar beneden zouden gaan. Dat hebben we volgens mij vrij succesvol gedaan. Het is nog steeds hoog, maar pieken van ver boven 100% zijn er in ieder geval niet meer. Tegelijkertijd is het de vraag hoe we de druk nog verder naar beneden brengen.

[…]

Ik probeer alleen maar te zeggen dat als wij op zoek willen gaan naar een andere marginale druk, juist rond inkomens van €30.000 tot €32.000 — daar zie je dat topje ontstaan — we ook bereid moeten zijn om echt fundamenteel andere keuzes te maken. Dat doen we met de bouwstenen, die over een paar maanden bekend worden.

[…]

Het gevaar van de bouwstenen is dat, als we niet oppassen, het een duizenddingendoekje wordt. Maar een aantal elementen, waaronder de een- en tweeverdieners en de marginale druk, maar ook de inkomenssamenstelling en de gelijkheid tussen inkomen en vermogen zijn typisch zaken waar wij de afgelopen jaren terecht veel over gesproken hebben, ook in deze Kamer. Het zijn nou eenmaal punten waarop we allemaal niet helemaal tevreden zijn met de manier waarop we het hebben ingeregeld, nog even los van de ingewikkeldheid van al die bouwstenen.

[…]

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik luister aandachtig naar de staatssecretaris, ook naar datgene wat hij daarstraks zei over de arbeidskorting. Ik zou ervoor willen pleiten om in het kader van die bouwstenen heel nauwkeurig te kijken in hoeverre bijvoorbeeld zo'n arbeidskorting, die vroeger een hele aparte bedoeling had — dat geldt voor veel fiscale maatregelen — maar die we gaandeweg een beetje vergeten zijn of nu anders framen, effectief is om arbeidsparticipatie te bevorderen. U noemde daarstraks het planbureau. Als je die studies goed leest, is ook daar het geluid: "Ze zijn eigenlijk een beetje aan het einde van hun fiscale Latijn. Ze doen niet meer wat ze beoogden te doen. Het is te bot geworden." De arbeidsparticipatie is al heel hoog in Nederland. Zou ik u mogen vragen om nu of in het kader van die bouwstenen daar heel nadrukkelijk, serieus en out of the box naar te kijken?

Staatssecretaris Snel:

Jazeker. Het toeval wil dat ik net toe was aan de arbeidskorting. De heer Ester was mij voor. Het klopt; je moet blijven kijken naar de effectiviteit van de instrumenten en je moet er niet van uitgaan dat als een instrument ooit effectief was, het in de jaren daarna ook effectief is. Bijvoorbeeld de arbeidsparticipatie is al veel hoger dan in het verleden. Logischerwijs zal waarschijnlijk een arbeidskorting minder effect sorteren dan een aantal jaren geleden. Dus we moeten daar ook naar kijken. We vragen ook aan het planbureau om daar in studies elke keer aandacht aan te geven. Overigens heeft die arbeidskorting wel bijgedragen aan het feit dat de arbeidsparticipatie nu zo hoog is, maar ik ben het helemaal met de heer Ester eens dat we niet alleen moeten kijken naar successen uit het verleden. We moeten blijven evalueren of het de meest effectieve manier is om onze economie zo goed mogelijk vooruit te helpen, inclusief de participatie. Dus het is volgens mij prima. Ik ben ook voornemens om deze fiscale instrumenten in den brede periodiek te blijven toetsen op doelmatigheid. Zoals u weet, zijn we daar dol op bij het ministerie van Financiën. Ook hiervoor geldt — en dat kan ik de heer Ester wel toezeggen — dat dit punt rondom participatie in het fiscale bouwstenentraject is meegenomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Administratieve lasten ATAD2 meenemen in monitoring maatregelen belastingontwijking (35.241) (T02956)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Geerdink (VVD) toe om bij de monitoring van de effecten van de aanpak tegen belastingontwijking, de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten van de ATAD 2 mee te nemen en de Kamer hierover te informeren.


Kerngegevens

Nummer T02956
Status openstaand
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2025
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingontduiking
belastingontwijkingen
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 21.

Mevrouw Geerdink (VVD):

[…]

Dan naar aanbeveling nummer twee: belastingwetgeving moet niet leiden tot het in Europees verband verslechteren van de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven. Dat brengt me bij de twee wetsvoorstellen die gebaseerd zijn op de Europese richtlijnen ATAD 2 en DAC6 over anti-misbruik en meldingsplicht voor intermediairs en belastingplichtigen. De voorstellen gaan op diverse punten verder dan op basis van de Europese richtlijnen nodig is. Daarover heeft de VVD-fractie veel vragen gesteld in haar schriftelijke inbreng. De VVD-fractie is op dit punt heel helder: ze leiden tot disproportionele maatregelen die zeer waarschijnlijk in relatie tot Europees recht niet houdbaar zullen zijn en de facto ons hele bedrijfsleven, niet alleen de multinationals maar ook het mkb, op achterstand zetten, Europees en mondiaal. Waarom is dat nodig, zo vragen wij de regering. En is de regering bereid om de koppen die erop zijn gezet, er volgend jaar weer af te halen via reparatiewetgeving? Wij zijn benieuwd naar het antwoord van de regering en zullen in tweede termijn hierover waarschijnlijk een motie indienen.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 21, 22.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Mevrouw Geerdink had een vraag over ATAD 2. Zij vroeg— kennelijk vroeg de heer Essers daar daarnet ook al een beetje naar — of de implementatie van ATAD 2 niet verder gaat dan de richtlijn vereist. Ook vraagt zij of het kabinet bereid is om door het kabinet gemaakte keuzes volgend jaar via de wetgeving terug te draaien. ATAD 2 biedt lidstaten op onderdelen keuzes bij de implementatie. Dat is expliciet ook de bedoeling. Het kabinet kiest er in enkele gevallen voor om verder te gaan dan de minimumnorm in de richtlijn. Nederland implementeert in alle gevallen de zogenoemde secundaire regel, terwijl ATAD 2 bij vier typenhybride mismatches — voorzitter, ik weet dat uw voorganger dat altijd een heerlijke term vond, dus dat zeiden we dan zo vaak mogelijk — de mogelijkheid bood om secundaire maatregelen te implementeren. Ook neemt het kabinet een tijdelijke uitzondering van de banken die mogelijk was, niet over. Het kabinet wil heel bewust belastingontwijking met hybride mismatches tegengaan en gebruikt daarom ook het gehele instrumentarium dat ATAD 2 ons biedt. Hiermee implementeert het kabinet niet alleen naar de letter, maar ook naar de geest van de richtlijn, hoe ingewikkeld het wellicht ook voor de heer Essers is om daar een beeld bij te krijgen.

Aangezien het een weloverwogen keuze is, die het kabinet in alle transparantie voorstelt, is het kabinet niet voornemens volgend jaar ook andere wetten of keuzes te maken die deze gemaakte keuzes terugdraaien. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat alles altijd maar in beton gegoten is, maar het kabinet beseft dat de implementatie van ATAD 2 gevolgen heeft voor belastingplichtigen. Daarom houdt het kabinet de vinger aan de pols.

Op verzoek van de Tweede Kamer — ik deel dat graag ook weer met uw Kamer, voorzitter — zal het kabinet de effecten van de documentatieverplichting op de administratieve lasten blijven monitoren en op basis van praktijkervaringen blijven kijken of er mogelijk nadere handvatten ten aanzien van de documentatieverplichting kunnen worden ontwikkeld. Dat onderdeel is in de Tweede Kamer aan de orde gekomen. Ook zullen wij de effecten van de aanpak op belastingontwijking blijven monitoren, zoals ik zojuist zei. Daar hoort ook ATAD 2 bij. […]


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verzilverbaarheid van heffingskortingen in fiscale bouwstenentraject (35.302) (T02960)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks) toe dat in het bouwstenentraject aandacht zal zijn voor de verzilverbaarheid van alle heffingskortingen.


Kerngegevens

Nummer T02960
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingen
Belastingplan 2020
bouwstenen belastingstelsel
heffingskorting
Uitvoeringstoets
Kamerstukken Belastingplan 2020 (35.302)


Uit de stukken

Handelingen I, 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 31, 32.

De heer Vendrik (GroenLinks):

[…]

De fiscale vernieuwingsagenda is zo bezien fors: stevige vergroening, meer evenwicht in fiscale druk tussen kapitaal en arbeid, het werk van de heer Ter Haar en zijn commissie, een agenda voor een inclusieve arbeidsmarkt (Borstlap), meer evenwicht in druk op hoge en lage inkomens, de aanpak van vermogensongelijkheid, terugdringen van marginale druk, een oud probleem, het oplossen van de verzilveringsproblematiek — die gaat ook al jaren mee —voor werkende mensen rond het minimum, het oplossen van het toeslagendrama en een aanzienlijke reductie van complexiteit. Dat zijn zo ongeveer de grote verlangens die wij hebben voor een nieuw fiscaal stelsel. Dat moet vooral de begrijpelijkheid en de uitvoering daarvan zodanig bevorderen dat het stelsel weer een voldoende publiek gezicht heeft. De bouwstenenexercitie die nu loopt, zo begrijpen wij, moet daar handvatten voor bieden. En dan? Gaat de staatssecretaris zich dan wagen aan een eerste fiscale agenda voor de toekomst? Laat hij dat over aan een volgend kabinet? Daarbij is ook heel relevant om te bezien wat de Belastingdienst de komende vijf jaar of misschien wel de komende tien jaar feitelijk aankan. Mooie plannen, maar kunnen ze uitgevoerd worden in de praktijk? Ik heb die vraag eerder gesteld aan de staatssecretaris. Nu doe ik het nog maar een keer met dezelfde indringendheid: hoe kan hij het politieke proces de komende twee, drie jaar faciliteren met betrekking tot deze uiterst relevante vraag?

Handelingen I, 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 34 .

De heer Vendrik (GroenLinks):

[…]

In de schriftelijke behandeling heeft mijn fractie aandacht gevraagd voor het verzilveringsprobleem. Een oud probleem, dat groter wordt voor mensen met een relatief laag inkomen — met name maar niet alleen voor bijvoorbeeld alleenstaande ouders — die de staande heffingskortingen niet of niet volledig kunnen verzilveren. Dit probleem neemt toe ter waarde van 300 miljoen door de verhoging van de algemene heffingskorting en de arbeidskorting. Dat is nogal wat. Het gaat om mensen met een laag inkomen uit werk of een uitkering, zoals de Wajong, voor wie lastenverlichting het meest geboden is, maar wat als instrument het minst effectief is. De staatssecretaris meldt dat in de schriftelijke antwoorden, maar hij verbindt er geen conclusie of beoordeling aan. Ik vraag hem dit alsnog te doen. Zijn er geen andere routes denkbaar om juist de mensen voor wie de lastenverlichting het meest gewenst is hier toch vooruit te helpen?

Handelingen I, 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 50.

Staatssecretaris Snel:

[…] Dan zijn we bij een vraag van de heer Vendrik over het absorptievermogen van de Belastingdienst als het gaat om het doorvoeren van grote wijzigingen, zoals bijvoorbeeld die bouwstenen. We hebben daar eigenlijk al een discussietje over gehad. Het is gewoon een terecht punt. Er moet elke keer in detail aandacht zijn per uitgewerkt voorstel. Niet alleen voor een plan dat is bedacht, gaan wij op de hand wegen of een uitvoeringstoets nodig is. Ook als die wetten er echt zijn, moeten we dat blijven bekijken. We moeten ook blijven kijken naar de stapeling van maatregelen. Als we dat doen, is het volgens mij, als wij dat slim doen en in de juiste volgorde, best mogelijk om nog steeds wat te doen aan het absorptievermogen.

Hij had ook nog een afgeleid vraagstuk rondom die verzilverbaarheid. Ik zeg de heer Vendrik toe dat ik in het bouwstenentraject ook aandacht zal hebben voor de verzilverbaarheid van alle heffingskortingen. Dat is de afgeleide vraag die erachter zat en dat zeg ik hem graag toe. Voor alle vervolgtrajecten en -afspraken, ook van de bouwstenen, geldt dat er een stevige uitvoeringstoets zal komen. Wij zullen die onverkort volgen en als waar aannemen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aanschafsubsidie omgebouwde elektrische personenauto’s (35.304) (T02961)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe dat hij de suggestie, om de ombouw van fossiele auto’s naar elektrische auto’s te betrekken bij de maatregelen ter stimulering van het gebruik van elektrische auto’s, aan de staatssecretaris voor Milieu en Wonen zal doorgeven.


Kerngegevens

Nummer T02961
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen elektrische auto's
Kabinetsaanpak Klimaatbeleid
mobiliteit
Pakket Belastingplan 2020
Kamerstukken Wet fiscale maatregelen Klimaatakkoord (35.304)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 11, item 3, p. 35.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het kabinet kiest voor een afbouw van de stimulering van aanschaf en gebruik van elektrische auto's en er komen maatregelen voor de tweedehandsmarkt. Mag ik ervan uitgaan dat bij deze maatregelen — we weten nog niet precies welke dat worden — ook de ombouw van fossiele auto's naar elektrische auto's wordt betrokken? Dat is een Nederlandse markt. Nederlandse ondernemingen zijn daarbij betrokken. Dat is mooie nieuwe circulaire werkgelegenheid. Ik begrijp in ieder geval uit de beantwoording van de staatssecretaris dat deze omgebouwde auto's — dat worden er steeds meer — mits volledig CO2-vrij, volledig meelopen in de staande EV-regelingen voor de motorrijtuigenbelasting en de bijtelling. Dat vind ik goed nieuws. Nu is er deze volgende stap. Gaarne reactie.

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 50.

Staatssecretaris Snel:

[…]

Dan had de heer Vendrik nog vragen over de autobelastingen en ook over de aankoopregeling tweedehands elektrische auto's. Hij had daarover een heel specifieke vraag. Het klopt dat het kabinet op dit moment werkt aan een aanschafsubsidie voor tweedehands auto's. Ik denk dat het ook belangrijk is dat we dat doen. Zijn specifieke vraag was of die subsidie ook gold voor omgebouwde auto's, dus zeg maar tweedehands auto's die eerst niet elektrisch waren en later wel. Ik heb het antwoord daarop niet een, twee, drie paraat. Ik weet wel dat er nu aan die aanschafregeling wordt gewerkt en ik weet ook dat mijn collega voor Milieu en Wonen dit doet. Ik zal haar in ieder geval van harte aanbevelen om uw suggestie daarin mee te nemen, want ik kan me voorstellen dat dit precies hetzelfde doel heeft, namelijk elektrisch rijden voor niet-nieuwe auto's en dus elektrisch rijden mogelijk maken voor mensen die een wat minder volle portemonnee hebben. Dat lijkt mij een goed idee. Ik heb alleen geen flauw idee of je dat kunt controleren en hoe dat werkt, maar ik zal dit, met een positief hart, aan haar doorgeven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Aandacht voor de uitvoering bij presentatie fiscale bouwstenentraject (35.302) (T02962)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe dat de uitvoering en vereenvoudiging van het belastingstelsel onderdeel zullen zijn van de presentatie van het bouwstenentraject.


Kerngegevens

Nummer T02962
Status voldaan
Datum toezegging 10 december 2019
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingen
Belastingplan 2020
bouwstenen belastingstelsel
heffingskorting
herziening belastingstelsel
Uitvoeringstoets
Kamerstukken Belastingplan 2020 (35.302)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 12, item 12, p. 50.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

De staatssecretaris zei net dat hij bij de bouwstenenactiviteit, dus bij de voorstellen, beleidsopties en hervormingen die in dat traject bekeken worden, ook de uitvoeringstoets in beeld brengt. Begrijp ik nu dat er al een uitvoeringstoets komt bij de bouwstenen, dus de plannen voor hervormingen, of gebeurt dat pas bij de wetsontwerpen? Ik vind het overigens niet onverstandig als dat al in een vroeg stadium gebeurt, maar dat is nieuw. Tot dusver hebben we uitvoeringstoetsen bij wetsvoorstellen. Ik begrijp van de staatssecretaris nu dat hij in een eerder stadium al uitvoeringstoetsen wil gaan inbrengen. Dat lijkt mij overigens heel verstandig, want dan kunnen dingen die niet mogelijk zijn, missions impossible

, al geëcarteerd worden.

Staatssecretaris Snel:

Het fijne is dat de heer Van Rooijen en ik het hier helemaal over eens zijn. Het is eigenlijk zoals bij een nieuw regeerakkoord en de formatieplannen. Als bijvoorbeeld het systeem van de huidige heffing wordt veranderd, kijken we grofweg of dat kan. Tegelijkertijd komt pas bij de echte wetgeving de formele uitvoeringstoets. We doen dus eigenlijk beide. Bijvoorbeeld ook als het gaat om de maatregelen die wij in het Klimaatakkoord aan alle tafels hebben behandeld. Wij hebben van tevoren gezegd: beste klimaattafels, er is een aantal uitgangspunten waarmee u rekening moet houden. Als u zus en zo allemaal doet, dan kan het waarschijnlijk snel. Als u daarmee geen rekening houdt, kost dat meer tijd. Het helpt dus al bij het voorbereiden van de ideeën. Bij de bouwstenen kunnen we wel degelijk ook al een soort aanwijzing meegeven. Maar uiteindelijk doen we de echte uitvoeringstoets bij het indienen van het wetsvoorstel, omdat the devil in the details zit.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Dank voor dit antwoord, maar wat is dan de status van een eerste verkenning van de uitvoeringstoets? Kan die een soort oranje tot rood licht geven? Of is het alleen maar een waarschuwingssignaal: weet dat het een probleem is, maar ga voorlopig verder? Dat is natuurlijk een groot verschil.

Staatssecretaris Snel:

Dat ligt er een beetje aan. Stel dat iemand met een ontzettend goed idee komt dat in de uitvoering net iets mist, dan zeg ik: zou je dat idee zodanig kunnen aanpassen dat wij het wel kunnen uitvoeren? Dus: let op dat je dit en dit en dit doet, want dan kan je een deel van het idee bewaren. Soms is ook duidelijk dat het een doodlopende weg is en dat het niks wordt. Dat wordt echt een rood stoplicht. Maar het helpt enorm. Heel vroeger werd in Den Haag wetgeving gemaakt nadat de beleidskolommen klaar waren. Zij hadden met z'n allen dus fantastisch beleid bedacht waar de wetgevers chocola van mochten proberen te maken. Dat gold ook voor de fiscale wetgevers. Een van de dingen die we in de jaren negentig en begin deze eeuw hebben aangepast, is dat we wetgevers laten meekijken op het moment dat de beleidsvoorstellen uitgaan. Dat is ontzettend belangrijk, omdat je daarmee kan voorkomen dat heel beleidsmakend Nederland al verliefd is geworden op een maatregel die in de uitvoering bijna onmogelijk is.

[…]

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mag ik de staatssecretaris vragen of hij bij de presentatie van de bouwstenen toch een soort eerste voorlopige uitvoeringstoets kan doen bij de voorstellen en bij de thema's die worden voorgesteld en in kaart zijn gebracht?

Staatssecretaris Snel:

De uitvoering en vereenvoudiging van het stelsel is zelfs een onderdeel van de bouwstenen, dus het kan bijna niet anders dan dat we daar ook in de rapportage uitgebreid op terugkomen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kamer informeren over monitoring inkomenspositie werknemers KLM bij de herstructureringsplannen (35.505) (T02989)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van een monitoring van de inkomenspositie van KLM-werknemers bij de herstructureringsplannen naar aanleiding van de steunmaatregelen KLM.


Kerngegevens

Nummer T02989
Status voldaan
Datum toezegging 7 juli 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Air France–KLM
Financiën, begroting
COVID-19
Kamerstukken Zesde incidentele suppletoire begroting Financiën 2020 inzake Steunmaatregelen KLM (35.505)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p.8, 9.

De heer Schalk (SGP):

Ik wil terug naar het wat eenvoudiger en overzichtelijker onderwerp, hoewel pijnlijk, van het loonoffer. De minister zei daar zojuist al iets over. Overigens heeft mijn collega Stoffer het aan de overkant gehad over het gezinsbudget van de middeninkomens. Dat maakt het toch wat overzichtelijker. Nu heeft de minister heel terecht gezegd dat hij als minister natuurlijk niet die onderhandelingen moet voeren, maar dat dit bij de vakbonden hoort. Alleen heeft de minister wel in de Tweede Kamer de motie oordeel Kamer gegeven en daarmee ook een bepaalde verplichting op zich genomen. Hij heeft aangegeven dat er inmiddels contact is geweest, maar op welke manier wordt dat uitgewerkt? Krijgt hij daar terugkoppeling van? Ik heb ook gevraagd of er een terugkeer mogelijk is. Wanneer stopt dat loonoffer weer? Is er eventueel ook compensatie? Neemt u dat ook mee in die afwegingen?

Minister Hoekstra:

Dat laatste is ook aan de onderneming, maar ligt niet voor de hand. Ik begrijp dat de heer Schalk kritisch is op het feit dat ik de SGP-motie oordeel Kamer heb gegeven. Ik zou dat natuurlijk kunnen heroverwegen. Dat is staatsrechtelijk wat ingewikkeld, maar als hij aandringt en persisteert, zal ik daar misschien de pauze voor moeten benutten. Ik heb gemeend de ruimte te kunnen zien in juist het fundamentele onderscheid van de SGP-motie ten opzichte van de SP-motie. De inbreng van de SP was buitengewoon kritisch. Waarom hadden we niet met vakbonden gepraat en waarom was het aan werkgevers en werknemers? Vervolgens eindigde het met een motie die mij verplichtte om het acuut daar ter plekke in de Tweede Kamer te regelen. Dat vond ik niet verstandig en ook niet geheel consistent. De motie van de SGP liet juist veel ruimte, want daarin ging het over het gezinsbudget. Dat was inderdaad de juiste formulering. Bovendien was dat ook een onderwerp om nog eens te bezien, zonder dat daar een verplichting aan ten grondslag lag. Ik wil natuurlijk niet of de ene of de andere kant uit. Om aan dat pakket waar we maanden overgesproken hebben met de onderneming, met de Franse staat, met Air France-KLM en met naar ik meen elf banken, nog een beetje te figuurzagen, daar help ik niemand mee.

De heer Schalk (SGP):

Dat is precies wat ik bedoelde, dus dank. Het heeft ook een vervolg. U bent en blijft in gesprek. Wordt er gemonitord naar de toekomst toe op welk moment je dat weer kunt stoppen? Wat was de reactie van het bedrijf toen het ging over die middeninkomens?

Minister Hoekstra:

Op dat eerste punt zeg ik: deze afspraken gelden voor de periode waarin de overheid support verschaft. Dat vind ik ook redelijk, want daarna is het aan de onderneming om zelf te bepalen hoe men hierin wil acteren.

Ik vind het eerlijk gezegd niet zo verstandig om op dat tweede punt in detail uit de doeken te doen wat er besproken is met de onderneming. De onderneming realiseert zich dat wanneer ik een motie oordeel Kamer geef, dat politiek betekent dat ik een positieve grondhouding aanneem. Maar ik heb ook duidelijk gemarkeerd in dat debat, met de appreciatie van de motie, dat ik het echt aan de onderneming vond en dat de onderneming zelf moet bezien of dat mogelijk en redelijk is. Hoe dat uiteindelijk zal uitkristalliseren, dat moet de toekomst uitwijzen, want men moet nog met vakbonden in gesprek.

De heer Schalk (SGP):

Ik vind dat een voorzichtig maar glashelder antwoord. Dank.

Minister Hoekstra:

Dank daarvoor.

 

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 24.

De heer Schalk (SGP):

[…] Ik begin met minister Hoekstra. Die heeft met mij gesproken over de personeels-kwestie, arbeidsvoorwaarden, sterker nog, het loonoffer. We hopen natuurlijk dat de sterkste schouders de zwaarste lasten zullen gaan dragen. In ons gesprekje had ik het erover dat de minister het oordeel Kamer had gegeven, en dat vraagt iets van de minister. De minister heeft een voorzichtig antwoord gegeven, maar ik zei daarbij dat het wat mij betreft glashelder was, oftewel het sprak boekdelen. Er is in ieder geval een heldere richting afgesproken. Mijn vraag aan de minister is of hij zou willen toezeggen dat hij in ieder geval die richting en de ontwikkelingen daarvan kan monitoren en de Kamer daarover wil informeren. Dat is de vraag die ik aan de minister van Financiën heb.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 27, 28.

Minister Hoekstra:

Dan ben ik bij de heer Schalk. Dank voor zijn opmerkingen. Ik had al het compliment tot mij genomen dat ik in eerste termijn glashelder was ten aanzien van de motie. Hij zei daarbij dat hij graag geïnformeerd wil worden. Dat zeg ik de Kamer graag toe. Ik moet even kijken wat daar de geëigende momenten voor zijn. Ik denk dat het ofwel zal moeten als we überhaupt rapporteren over de staatsdeelnemingen ofwel als er een logisch moment is om de Kamer te informeren over het hele herstructureringspakket. Ik zou het er niet separaat uit willen trekken. Dat was volgens mij ook helemaal niet de vraag van de heer Schalk. Ik zeg hem graag toe dat ik de Kamer daarover informeer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over invulling steunmaatregelen KLM en in het bijzonder de duurzaamheidsvoorwaarden (35.505) (T02990)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Pijlman (D66), toe om de Kamer met een zekere regelmaat te rapporteren over hoe het er voor staat met de steunmaatregelen KLM en de Kamer, indien gewenst, vertrouwelijk te informeren. Daarnaast zegt de Minister van Infrastructuur en Waterstaat, naar aanleiding van dezelfde vraag van het lid Pijlman (D66) toe om de Kamer in het najaar van 2020 te informeren over de voortgang van de duurzaamheidseisen.


Kerngegevens

Nummer T02990
Status voldaan
Datum toezegging 7 juli 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Drs. H.J. Pijlman (D66)
Commissie commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving (IWO)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Air France–KLM
duurzaamheid
Financiën, begroting
COVID-19
Kamerstukken Zesde incidentele suppletoire begroting Financiën 2020 inzake Steunmaatregelen KLM (35.505)


Uit de stukken

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 26.

De heer Pijlman (D66):

[…]

Ik heb u gevraagd naar de state agent. U hebt daar het nodige over gezegd. In het rapport van de Rekenkamer wordt gezegd: verwacht daar nu niet te veel van. Mijn vraag is: als de tweede of de derde tranche van de lening straks beschikbaar moet worden gesteld, wat is dan de rol van de state agent? Ik denk dat het belangrijk is om te weten hoe de vorderingen van de onderneming gaan en hoe u een en ander weegt. Mijn vraag is ook: zijn die rapportages openbaar?

Voorzitter. 1 oktober is een heel belangrijk punt. De KLM moet dan, onder de voorwaarden die u heeft weergegeven, haar herstructureringsplan indienen, waaronder de vraag hoe men verder omgaat met de duurzaamheidseisen. Dat is voor de toekomst van de onderneming van heel groot belang. Wij zouden graag de toezegging krijgen dat ook de senaat wordt geïnformeerd over dit herstructureringsplan, inclusief uw appreciatie daarvan.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 28.

Minister Hoekstra:

De heer Pijlman vroeg: kan openbaar worden gemaakt wat de state agent aangeeft? Dat is volgens mij lastig. Ik zou u wel in algemenere zin willen informeren gedurende de rapportages die ik net beloofde. Nogmaals, mocht de Kamerbehoefte hebben aan vertrouwelijke informatie over wat die state agent precies doet, dan zullen we dat vertrouwelijk moeten bespreken. Maar het gaat bijna per definitie over bedrijfsgevoelige en koersgevoelige informatie.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 29.

De heer Pijlman (D66):

De minister was bijna aan het eind van de beantwoording. Ik heb gevraagd of het herstructureringsplan van de KLM op 1 oktober met uw appreciatie ook hier kan komen. Ik kan me voorstellen dat u via de zaakwaarnemer niet letterlijk alle stukken kunt openbaren. Daar zit natuurlijk vertrouwelijke informatie in, maar ik zou u wel willen verzoeken om met een zekere regelmaat een rapportage aan deze Kamer te sturen van hoe het ervoor staat.

Minister Hoekstra:

Wat kan ik goed toezeggen? Ik kan goed toezeggen: met een zekere regelmaat rapporteren. Dat gaat zeker lukken. Ik kan ook nog een keer de toezegging herhalen om de Kamer eerlijk gezegd in behoorlijk wat detailniveau te informeren; zie ook de brief van vorige week of twee weken geleden. Ik kan ook toezeggen de Kamer vertrouwelijk nog over meer dan dat te informeren. Wat ik niet kan toezeggen, is het delen van dat herstructureringsplan. De simpele reden daarvan is dat dat echt het hart van de bedrijfsvertrouwelijke en de koersgevoelige informatie raakt. Als ik het zo met de heer Pijlman mag afspreken, komen we er volgens mij dus helemaal uit.

Handelingen I 2019-2020, nr. 36, item 16, p. 30.

Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:

Ten slotte nog de vraag om over de voorwaarden voor duurzaamheid geïnformeerd te worden. Ik heb in het Tweede Kamerdebat toegezegd om in het najaar over de voortgang daarvan te rapporteren. Ik kan me voorstellen dat we dat synchroon laten lopen en dat ik dezelfde info die ik aan de Tweede Kamer doe toekomen, ook naar uw Kamer zal sturen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Beoordelingscommissie informeren over Europese taxonomie (35.570 XIX) (T03074)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van vragen van het lid Vendrik (GroenLinks), toe de beoordelingscommissie van het Nationaal Groeifonds de Europese taxonomie als inspiratiebron mee te geven.


Kerngegevens

Nummer T03074
Status voldaan
Datum toezegging 15 december 2020
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Economische Zaken en Klimaat / Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (EZK/LNV)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Nationaal Groeifonds, begroting
Kamerstukken Begrotingsstaat Nationaal Groeifonds 2021 (35.570 XIX)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 16, item 25, blz. 7.

De heer Vendrik (GroenLinks):

(…)

Dan mijn allerlaatste vraag. Ik snap dat het kabinet niet afdwingt dat de commissie die de projecten beoordeelt, de Europese taxonomie gebruikt. Oké, maar het zou wel heel fijn als het kabinet de commissie nadrukkelijk in kennis stelt van het feit dat dat een mogelijkheid is, want die taxonomie in Europa hebben we niet voor niks. Graag ook op dat punt een milde toezegging van beide ministers.

Handelingen I 2020-2021, nr. 16, item 25, blz. 15.

Minister Hoekstra:

(…)

Voorzitter. Ik heb nog een paar laatste opmerkingen. De heer Vendrik vroeg nog naar de Europese taxonomie. Zijn interesse daarvoor en voor wat er op dat gebied breder gebeurt in de financiële sector komt mij zeer bekend voor. Volgens mij zijn hij en ik het erover eens dat de verduurzaming in de financiële sector verder moet. Nederland speelt daarin overigens echt een leidende rol. Dat is echter niet direct toepasbaar op het Groeifonds. Wat ik wel kan doen en hem ook kan toezeggen, is het volgende. Ik geef de gedachte dat die taxonomie als inspiratie zou kunnen dienen voor de beoordelingscommissie nog eens aan hen mee. Dat is wel in die context. Ik denk niet dat je het er een-op- een kan opplakken.

Handelingen I 2020-2021, nr. 16, item 25, blz. 16-17.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat betreft de taxonomie: ik snap de toezegging van de minister. De taxonomie is inderdaad geboren om transparantie in de financiële sector te bevorderen, tegen greenwashing enzovoorts. Maar het levert een fantastische staalkaart op van wat echt duurzame economie is. Laat dat een grote inspiratiebron zijn voor degenen in de commissie die gaan over de beoordeling van projecten. Het kan ze helpen. Ik denk dat wij, met zijn allen, ervan kunnen genieten hoe zij experimenteergewijs die taxonomie toepassen.

De voorzitter:

Dus de vraag is?

De heer Vendrik (GroenLinks):

De vraag is of de minister dat niet alleen wil aanbevelen, maar ook de commissie wil vragen: vertel ons, bevalt het, wordt de beoordeling beter, en wat kunnen we in de taxonomie verbeteren, zodat we aan twee kanten progressie boeken op de brede welvaart?

Minister Hoekstra:

Laat ik het zo doen dat ik aan de commissie meegeef dat sommige leden van deze Kamer nog een cri de coeur aan deze inspiratie hebben toegevoegd.

De voorzitter:

"Dank u voor deze toezegging", zou ik zeggen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank. Mijn andere vraag in eerste termijn ging over de focus van het fonds. Deze minister heeft het over de koektrommel waar iedereen met zijn fikken af moet blijven. Dat snap ik. Er is een zware procedure opgetuigd om dat zo veel mogelijk te bevorderen. Mijn punt in eerste termijn was — misschien wil de minister daar expliciet op reageren — dat het voorkomen van misbruik van de koektrommel begint met een goede focus. Wat zit er eigenlijk in c.q. wat hoort erin te zitten? Waartoe dient het fonds? Daar hebben we vorig jaar over gedebatteerd. Nu, na een jaar, weten we wat het kabinet wil. Is dat nou voldoende gelukt. Kan de minister dat nog eens kort toelichten?

Minister Hoekstra:

Ja, volgens mij wel. Ik denk dat de heer Wiebes net heeft gezegd dat dit ook evident blijkt uit de behandelingen in de Tweede Kamer en de eerdere dingen die we daar ook hier- over besproken hebben. Ik moet hier toch nog wat meer tijd aan besteden, voorzitter. Als je kijkt wat nou duurzame groei oplevert en als je langs die lijnen iets goeds wil doen voor het land, dan zeggen eigenlijk alle experts die we over de hele wereld geconsulteerd hebben dat je dan verstandige dingen moet proberen uit te zoeken met lange horizons op het gebied van innovatie, R&D, kennisontwikkeling en infrastructuur. Het gaat om dat type projecten. Dan zit je natuurlijk ook dicht tegen andere vormen van onderwijs aan, maar dat hele palet levert typisch langetermijngroei, duurzame groei, op. Vervolgens hebben wij natuurlijk zelf, ook hier en in de dialoog met de heer Vendrik, allerlei criteria toegevoegd die maken dat je dat wel doet maar vervolgens niet in een ander probleem verzeild raakt en per ongeluk een fantastisch verdienmodel voor de twintigste eeuw aan het optuigen bent. Denk aan de opmerking die de heer Wiebes vaak gemaakt heeft. Hij wil niet een nieuw petrochemisch cluster in Rotterdam neerzetten. Dat is volstrekt evident. Ik denk dat dat is wat ik hier kortheidshalve over kan zeggen. Volgens mij is dat ook helemaal in lijn met de consistentie die ik heb betracht en ook met de inspiratie die de heer Vendrik op dit punt eerder nog heeft willen toevoegen.

De voorzitter:

De heer Vendrik, tot slot.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Oké, voorzitter. Ook hier helpt de taxonomie, maar dat zeg ik er ten overvloede even voor de gezelligheid bij. De laatste vraag. We hebben het zojuist over de interne CO2-prijs gehad. Ik neem aan dat wanneer de commissie projecten heeft beoordeeld en daarvan verslag doet aan het kabinet en het kabinet besluit om het over te nemen en daar budget voor vrij te maken, wij dat hier terugzien in de stukken. Ik denk dat het dan, ook voor het lerend vermogen van ons allen, zeer gedienstig zou zijn als we in de rapportage over die projecten waar het kabinet groen licht voor geeft en waarvoor het dus aan het parlement voorstelt om daar vanuit het fonds geld voor te alloceren, goed snappen hoe die interne CO2-prijs nou gewerkt heeft, hoe hoog die was, hoe die in de sommen meegelopen heeft en hoe die door de commissie in de eindafweging betrokken is. Ik denk dat de minister best zou kunnen toezeggen dat we dat allemaal in volle transparantie gaan meemaken.

Minister Hoekstra:

Ik zou het net wat anders willen formuleren. Ik zou willen zeggen dat we ook deze gedachte aan de commissie meegeven.

De voorzitter:

De heer Otten. O, meneer Vendrik, tot slot.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nee, daarvoor is dit onderwerp net iets te belangrijk. Wij hechten zeer aan die interne CO2-prijs en hoe die zijn werking heeft. Daar zijn we het met het kabinet over eens. De hoogte doet er ontzettend toe voor de vraag of we echt kunnen spreken van een fonds waaruit projecten worden gefinancierd die het logo waard zijn dat zij later bijdragen aan de brede welvaart.

Minister Hoekstra:

Wat ik bij dit onderwerp natuurlijk toch wil … Ik ga het een beetje huiselijk zeggen. De heer Vendrik zit ergens in die auto en is voortdurend bezig met zelf het stuur te grijpen. Ik hou hem zo graag op de achterbank. Ik vind het zo belangrijk dat ik dit wel meegeef aan de commissie. De heer Wiebes heeft al allerlei dingen toegezegd over CO2 en wat je daar allemaal mee zou kunnen, ook in de rapportage. Het is ook het goed recht van het parlement om vervolgens, mocht de rapportage vanuit het kabinet straks tegenvallen, ons daarop te bevragen en te zeggen: dit willen wij eigenlijk graag anders. Tegelijkertijd zeg ik wel dat er nog niet eens projecten zijn geselecteerd; laat staan dat ze het levenslicht hebben gezien en laat staan dat we erover gerapporteerd hebben. Om dan nu al te bedingen hoe die rapportage op dit specifieke punt er exact uitziet, vind ik eerlijk gezegd wel heel ver gaan. Ik denk dat het best zo zou kunnen uitpakken. Ik vind het ook uitstekend om ook dit aan de commissie mee te geven. Dat zei ik zojuist iets minder royaal, maar het komt op hetzelfde neer. Maar ik zeg het nog een keer: als je zo'n achttienkaraatscommissie samenstelt die al deze debatten volgt, vind ik dat het niet nodig is om niet alleen de piketpalen te slaan maar die ook helemaal met prikkeldraad te omlijsten. Dat is niet nodig.

De voorzitter:

De heer Vendrik, ten slotte.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Deze kwalificatie betreur ik. Ik zit niet aan het stuur. Ik zit ook niet op de achterbank. Ik ben een eenvoudig parlementariër die vraagt om goede informatie en het gaat om publiek geld. Zo is het ook nog een keer. En ik denk dat dit een vrij vitaal onderdeel is. Hoe de commissie rapporteert en beoordeelt, dat gaan we allemaal zien, maar dit punt staat ook niet voor niks in de brief van 1 december van het kabinet. Dat deel ik zeer met het kabinet. Dit is een belangrijk punt; dit is een hoeksteen van de beoordeling. Daar zijn we het over eens. Dan is het toch niet zo vreemd dat ik een pure informatievraag stel, zodat wanneer de projecten hier voorgelegd worden voor goedkeuring in het kader van het budgetrecht, wij met z'n allen snappen hoe die hoeksteen van de beoordeling uitgevallen is, hoe de commissie dat gedaan heeft? Dat is toch niet zo vreemd?

Minister Hoekstra:

Nee, maar dan verwijs ik toch nog een keer naar mijn vorige antwoord. Kijk, het kabinet heeft het opgenomen in de brief. Dat is natuurlijk niet voor niks. Het kabinet gaat — en ik zei dat net — ook dit weer meegeven aan de commissie. Maar om nu al in detail te gaan beschrijven wat precies die rapportage moet zijn ... Ik ben eerlijk gezegd ook geneigd om daarvan te denken: laten we deze commissie, die haarscherp volgt wat hier allemaal besproken is, gewoon de kans geven om zelf ook het type rapportage over dit onderwerp te kiezen. Dat vind ik eerlijk gezegd getuigen van vertrouwen en ook van volwassenheid. Dus ik wil ze wel graag de specifieke contouren meegeven zoals we die in het parlement hebben afgesproken, maar ik wil nu niet ook alles aan de voorkant helemaal dichttimmeren. Dus ik denk dat het goed komt, maar verder zou ik u willen verwijzen naar mijn vorige antwoord.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voortgangsrapportage over €30.000-regeling voor gedupeerde ouders die zich na 15 februari 2021 melden (35.704) (T03139)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe om in de volgende voortgangsrapportage uit te leggen hoe snel gedupeerde ouders in aanmerking komen voor de €30.000-regeling als zij zich na 15 februari 2021 melden.


Kerngegevens

Nummer T03139
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingdienst
financiering
hersteloperatie
toeslagen
voortgangsrapportage
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 26

De heer Schalk (SGP):

Dan de tweede vraag die ik nog heb. De staatssecretaris heeft aangegeven dat degenen die zich na 15 februari hebben gemeld, zo snel mogelijk zullen worden meegenomen in dat programma. Kan de staatssecretaris daar nog iets meer duiding aan geven door aan te geven of daar ook een tijdpad voor wordt uitgezet, zodat die mensen ook weten waar ze aan toe zijn? "Zo snel mogelijk" is ook "zo rekbaar mogelijk".

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 27, 28

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan was er nog de vraag van de heer Schalk over het tijdpad voor ouders die zich hebben gemeld na 15 februari. Hoe snel gaan we die helpen? Ook die ouders willen we natuurlijk zo snel mogelijk helpen. Ik kom daar in de volgende voortgangsrapportage graag op terug, want dan heb ik ook een beetje meer een beeld van hoeveel ouders dat dan betreft. Dat maakt natuurlijk wel iets uit voor wat ik kan zeggen over hoe snel zij dan in aanmerking zullen komen voor de €30.000-regeling. Ik kan daar in mijn volgende rapportage meer over vertellen.

De heer Schalk (SGP):

Dank. Dat is in ieder geval iets meer duidelijkheid. Ik ga ervan uit dat er per 1 mei 24.000 zijn afgehandeld en het lijkt me dat we dan dus alle tijd hebben om de rest ook te gaan doen. Vandaar dat ik dacht dat dat niet heel erg lang kon duren.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Wat daarbij een rol speelt, is de tegelijkertijd nog uit te voeren integrale beoordeling. Heel veel ouders aan wie we €30.000 uitbetalen, kunnen zeggen: "nou, ik denk dat ik recht heb op meer", "ik wil in ieder geval dat dat onderzocht wordt" of "ik wil dat ernaar wordt gekeken". Daar hebben we natuurlijk ook capaciteit en tijd voor nodig van onze zaakbehandelaars en de mensen die het werk bij ons doen. Dus het is niet zomaar zo dat het allemaal separate stromen zijn, maar ik begrijp uw intentie natuurlijk goed, want we willen ook proberen om ouders die zich later hebben gemeld en terecht zeggen dat ze gedupeerd zijn, in ieder geval zo snel mogelijk dat initiële bedrag uit te keren. Maar nogmaals, het is wel enigszins afhankelijk van de hoeveelheid mensen die zich de komende tijd tussen 15 februari en 1 mei zullen gaan melden.

De heer Schalk (SGP):

Ik proef de intentie en ik zie heel graag die voortgangsrapportage naar deze Kamer komen.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ja, dat doen we. Bij het vaststellen van de wet hebben we toegezegd dat we dat gaan doen en u krijgt dus iedere twee maanden van ons een rapportage over de stand van de uitvoering en over de vormgeving van de aanvullende regelingen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Informeren over compensatieregeling voor gedupeerden van situaties die zich hebben voorgedaan voor 2014 (35.704) (T03160)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Karimi (GroenLinks) en Van Rooijen (50PLUS), toe om de Kamer te informeren over de uitkomsten van het gesprek met de minister van Sociale Zaken, waarin zij gezamenlijk kijken of ze tot een compensatieregeling kunnen komen voor situaties die zich hebben voorgedaan voor 2014 en waarvan de gedupeerden nog niet gecompenseerd zijn.


Kerngegevens

Nummer T03160
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 januari 2022
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden F. Karimi (GroenLinks-PvdA)
drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingdienst
hersteloperatie
toeslagen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 1

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Tot slot vraag ik de staatssecretaris om te reageren op de berichten in de Volkskrant van 20 februari jongstleden over de omgang van de Belastingdienst met de zzp'ers en de uitvoering van de regeling Besluit bijstandsverlening zelfstandigen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 7

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Helemaal ten slotte, voorzitter. We ontkomen er niet aan om een nieuw drama bij de toeslagen aan te kaarten naar aanleiding van het Volkskrantartikel van zaterdag jongstleden. Kan de staatssecretaris volledige compensatie toezeggen, zowel voor de groep tussen 2010 en 2014 als voor de groep tussen 2014 en 2016? Die groepen hebben de compensatie tot dusver niet gekregen, omdat deze mensen niet te vinden zijn. Het gaat daarbij om 15 miljoen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 22

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik ga door naar de overige vragen die er waren. Die gingen met name over het artikel in de Volkskrant van dit weekend over een vraagstuk dat werd gepositioneerd als een nieuwe toeslagenproblematiek. Dit vraagstuk is al langer bekend. Mijn ambtsvoorgangers hebben dit ook al langer en uitgebreid met het parlement besproken en er is ook gezocht naar een oplossing. Hoewel dat niet helemaal uit dat artikel naar voren kwam, is deze problematiek in 2017 erkend en ook structureel, naar voren toe opgelost. Er is een compensatieregeling gemaakt voor situaties in de periode 2014 tot 2016. Die regeling zorgt ervoor dat mensen die getroffen zijn door deze problematiek, ook daadwerkelijk gecompenseerd worden, en ik denk dat dat zeer terecht is.

Met de kennis van vandaag kunnen we natuurlijk anders tegen dit probleem aankijken. Ik vind het dan ook belangrijk dat mensen die op de een of andere manier het idee hebben dat zij toch niet geholpen zijn met de regeling die al getroffen is en waar ouders gebruik van hebben gemaakt, zich nog verder kunnen melden bij ons. Ik ga ook samen met de minister van Sociale Zaken kijken of wij kunnen komen tot een compensatieregeling voor situaties die zich hebben voorgedaan voor 2014. Er was dus een compensatieregeling die gold voor de periode 14-16. Die is ook nog verlengd. Daar hebben ouders ook gebruik van gemaakt. Maar ik wil wel kijken of er nog andere problemen een rol spelen als het hierover gaat. Maar het is dus niet een kwestie die totaal nieuw of onbekend is. Het was een situatie die ook al eerder bekend was, en waarbij ook al maatregelen zijn genomen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 25

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Ik wees met mevrouw Karimi al op het Volkskrantartikel van vorige week zaterdag over de leenbijstand bbz en het drama dat zich daarbij aftekent. Kan de staatssecretaris naast wat zij zojuist al antwoordde, in een brief nog eens duidelijk uitleggen hoe de groep van 2010 tot 2014 alsnog in aanmerking zou kunnen komen voor een schadevergoeding? Kan zij voorts toezeggen dat er alles aan wordt gedaan om degenen die er wel recht op hadden tussen 2014 en 2016 maar die niet bekend zijn, toch op te sporen? Er ligt nog 15 miljoen op de plank. Kan de staatssecretaris toezeggen dat de rechten die deze mensen hebben, concreet kunnen worden ingevuld?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 28

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan was er nog de vraag van de heer Van Rooijen over de leenbijstand en het compenseren van gedupeerden. Dat was dat issue dat ook door mevrouw Karimi is aangegeven. Ik heb in mijn eerste termijn aangegeven dat ik daar samen met de minister van Sociale Zaken naar ga kijken. Ik zal u informeren over de uitkomsten daarvan.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toesturen stand van zaken uitvoering motie-Omtzigt (35.704) (T03161)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe om de stand van zaken van de uitvoering van de motie-Omtzigt, inzake een overleg met de Algemene Rekenkamer over het thema van rechtmatigheid, toe te sturen in de volgende voortgangsrapportage.


Kerngegevens

Nummer T03161
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Algemene Rekenkamer
hersteloperatie
motie
rechtmatigheid
toeslagen
voortgangsrapportage
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 7

De heer Essers (CDA):

Tot slot verzoeken wij de staatssecretaris om aan te geven wanneer zij uitvoering gaat geven aan de met algemene stemmen aangenomen motie-Omtzigt om met de Algemene Rekenkamer te overleggen over de rechtmatigheid, comptabiliteit en juridische houdbaarheid van het compensatiebeleid. Kan zij ons informeren over de voortgang van dit overleg?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 22

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan de vraag van de heer Essers over de uitvoering aan de motie-Omtzigt (35 704, nr. 8) over een overleg met de Algemene Rekenkamer over het thema van rechtmatigheid, ook in het kader van de comptabiliteit van het compensatiebeleid. Tijdens, maar ook direct na het wetgevingsoverleg in de Tweede Kamer is de Algemene Rekenkamer door mij geïnformeerd om te zorgen dat zij ons hier kunnen helpen. De president van de Algemene Rekenkamer gaan we dat ook zo snel mogelijk formeel verzoeken. Ik hecht er daarbij overigens wel aan te benadrukken dat de Rekenkamer natuurlijk over haar eigen onderzoeksagenda gaat, dus ik kan niet precies zeggen wanneer zij dit verzoek gaan oppakken en of zij dit ook willen gaan onderzoeken. Maar natuurlijk zullen we, zodra dat helder is, dat ook aan uw Kamer melden. Dat kunnen we bijvoorbeeld doen door het melden van de stand van zaken in de volgende voortgangsrapportage die wij aan u toesturen. Tweemaandelijks maken wij een voortgangsrapportage; dan sturen we die tegelijk aan zowel uw Kamer als aan de Tweede Kamer.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 25

De heer Essers (CDA):

Mijn laatste punt, voorzitter. Dank voor de behandeling van de motie-Omtzigt over de contacten met de Algemene Rekenkamer.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verbeteren voorlichting en communicatie over herstelregelingen (35.704) (T03162)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Rooijen (50PLUS), toe om nogmaals te bezien of voorlichting en communicatie over de vijf herstelregelingen in verhouding tot de €30.000-regeling kan helpen.


Kerngegevens

Nummer T03162
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen hersteloperatie
Herstelregelingen
toeslagen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 7

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Kan de staatssecretaris ten slotte duidelijk toezeggen dat er helder gecommuniceerd zal worden met de betrokkenen over de verhouding tussen herstelregelingen en de forfaitaire compensatie? Kan zij verder toezeggen dat zij vooraf direct contact met hen zal hebben?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 18

Staatssecretaris Van Huffelen:

Datzelfde is in lijn met de vraag van de heer Van Rooijen. Hij vroeg of ik kan toezeggen dat er vooraf duidelijke informatie komt. Ik ga dat zo duidelijk mogelijk doen, ook over hoe we de uitvoering van al onze regelingen doen. Ik besef dat daar nog steeds vragen over komen. Ik zie dagelijks, ook via mijn eigen kanalen, zoals Twitter, vragen van ouders. "Hoe zit het nou? Hoe gaat het met de schulden? Wat gaat er gebeuren met de schulden bij de Belastingdienst? Wat gaat er gebeuren met het CAK, het CJIB of anderszins?" Wij proberen steeds zo veel mogelijk ouders daarover te informeren. Dat gaan we ook doen over de schuldenpositie, zeker wanneer dit moratorium van kracht is. Dat ga ik ook veel breder doen. We houden onze website goed bij en we hebben ook webinars. We gaan ervoor zorgen dat gemeenten goed op de hoogte zijn van wat er speelt, want die gaan ouders ook benaderen in het kader van dit traject, met name om te kijken of er hulp nodig is met het saneren van hun schuldportfolio. We zullen het dus op zo veel mogelijk momenten doen. Het moet vooral heel helder zijn dat, als ouders straks uitbetaald zijn, er niet zomaar een schuldeiser langs kan komen. Ook moet helder zijn dat ze, als ze hulp nodig hebben bij het saneren van hun schulden, gebruik kunnen maken van de hulp van de gemeente.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 28

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mijn vraag, ook in de schriftelijke voorbereiding, is hoe die vijf herstelregelingen zich verhouden tot de compensatie van €30.000. Is het de betrokkenen voldoende duidelijk, zodat het niet een juridisch doolhof wordt en mensen zich moeten gaan afvragen wat de juiste rechtsgang is, waar ze recht op hebben en wanneer deze regeling geldt en wanneer de andere? Hoe verhoudt zich dat tot de compensatie?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Ik kan niet garanderen dat het iedereen altijd heel duidelijk zal zijn. Gegeven alle problemen die er zijn ontstaan en alle dingen die er gebeurd zijn de afgelopen jaren, hebben we geprobeerd een compensatieregeling te maken die echt recht doet aan de ouders. En "recht" is dan meer dan recht, want het is ook ruimhartig. Die regelingen verwijzen weer terug naar de originele regelingen in de wet en die zeggen dus dat ouders in aanmerking komen voor compensatie en dat in alle gevallen de uitgebreide regeling geldt. Je krijgt dus niet alleen het originele bedrag terug dat je ten onrechte hebt terugbetaald, maar ook een schadevergoeding. Verder komen ouders, als ze dat willen, altijd in aanmerking voor compensatie voor aanvullende schade. Ik hoop vooral dat we voldoende kunnen doen om ouders steeds toe te lichten wat er allemaal precies in onze regelingen staat. Het is niet altijd even simpel en dat komt ook doordat de situaties niet altijd even simpel zijn. Maar gelukkig zijn onze zaakbehandelaren tot nu toe goed in staat om mensen uit te leggen wat er precies aan de hand is, iets wat de ouders zeker ook waarderen. Maar de kern en de basis van de regeling blijft toch dat wij mensen compenseren die ten onrechte geld hebben moeten terugbetalen — soms hebben ze dat wel kunnen doen en soms hebben ze dat niet kunnen doen — waar ze wel recht op hadden.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb nog een korte vraag. Kan de staatssecretaris nog eens bezien of voorlichting en communicatie over de vijf regelingen in verhouding tot de compensatie van €30.000 kunnen helpen? Wat kan daar nog aan gedaan worden? We hebben namelijk uit het verleden geleerd dat voorlichting en communicatie naar de burger van eminent belang zijn.

Staatssecretaris Van Huffelen:

Daar kijk ik zeker graag naar. We doen het zo veel mogelijk. We hebben ook een ouderpanel dat met ons meekijkt. Dat kijkt niet alleen maar naar onze website en informatie. Die proberen we ook steeds weer te verbeteren. Dat doe ik dus heel graag, want het is vooral van belang dat mensen goed begrijpen hoe het werkt bij ons en hoe we ouders moeten compenseren.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Gegevens delen met gerechtsdeurwaardes om beslaglegging te voorkomen (35.704) (T03163)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Crone (PvdA) en Schalk (SGP), toe om zo snel mogelijk de gegevens van de betreffende ouders te delen met de gerechtsdeurwaarders, zodanig dat, wanneer de gerechtsdeurwaardes beslag willen gaan leggen, deze gegevens in hun register bekend zijn, zodat die beslaglegging niet zal plaatsvinden.


Kerngegevens

Nummer T03163
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden drs. F.J.M. Crone (GroenLinks-PvdA)
P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen afkoelingsperiode
amendementen
gerechtsdeurwaarders
hersteloperatie
toeslagen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 2

De heer Crone (PvdA):

(…)

De schuldeiser zit dus even een jaar in de pauze, maar uiteindelijk wordt die wel betaald, want de schuld blijft staan. En er is, zoals gebruikelijk, een rechterlijke beslissing nodig om die schuld te innen, als het niet minnelijk gaat. Maar dan mag de schuldeiser dat dus niet zelf doen; zoals gebruikelijk moet daar de gerechtsdeurwaarder aan te pas komen. Dat vind ik een belangrijk punt, want dat kan de ouders ook beschermen. Want de gerechtsdeurwaarder — en dat wilde ik ook de staatssecretaris vragen — kan natuurlijk in het register zien dat de familie onder de pauzetoets valt en dat hij als gerechtsdeurwaarder dan dus niks mag vragen. Dus de schuldeiser mag het niet rechtstreeks doen — dat mag nooit, nu ook niet — maar de gerechtsdeurwaarder is ook een bescherming voor de ouders in het pauzejaar. Ik verwacht dat de staatssecretaris dit kan bevestigen, als ik het goed begrepen heb.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 8

Schalk (SGP):

Ten slotte het volgende, voorzitter. In de Tweede Kamer is een amendement aangenomen dat een soort afkoelingsperiode van een jaar regelt. Er was nog veel onduidelijkheid over de precieze uitvoering en er werd gezegd dat er nog risico's zijn voor die uitwerking. Hoe staat het daar nu mee? Is er bijvoorbeeld ook al contact met schuldeisers over de uitvoering van dit amendement?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 17

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan was er nog een vraag van de heer Schalk over de uitvoering van het amendement en de risico's die daarvan. Dan gaat het ook over de rol van de gerechtsdeurwaarders. De kern is dit. Wanneer een schuldeiser bij een ouder zijn schuld wil opeisen en beslag zou willen leggen, moet hij daarvoor naar de rechter toe. Als de rechter daarmee instemt, zijn er natuurlijk de gerechtsdeurwaarders die het werk moeten doen. Het kan zijn dat er al schulden zijn of dat er al beslag is gelegd. Een van dingen die met het moratorium geregeld worden, is het beschermen tegen beslaglegging. Niet onbelangrijk is dat het amendement dat is ingediend ook helpt om ervoor te zorgen dat we daadwerkelijk in staat zijn om de gegevens van deze ouders te delen met de gerechtsdeurwaarders, zodanig dat, wanneer zij beslag willen gaan leggen, dit in hun register bekend is. Ik geloof dat de heer Crone daarover sprak. We zullen dat zo snel mogelijk doen, zodat die beslaglegging niet plaats gaat vinden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Verspreiden van specifieke informatie voor gemeenteraden (35.704) (T03164)

De Staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (Fractie-Nanninga), toe om na te gaan, ook samen met de VNG, of het wenselijk is dat er nog specifieke informatie voor gemeenteraden komt om ervoor te zorgen dat gedupeerde ouders in de specifieke gemeente worden geholpen.


Kerngegevens

Nummer T03164
Status voldaan
Datum toezegging 23 februari 2021
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën - Toeslagen en Douane
Kamerleden L.P. van der Linden MSc. (Fractie-Nanninga)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen gemeenteraden
hersteloperatie
informatievoorziening
toeslagen
Kamerstukken Incidentele suppletoire begroting Financiën 2021 inzake Herstel Toeslagen (35.704)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 26

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Voorzitter. Dan heb ik nog een tweede klein punt. De staatssecretaris neemt zelf het voortouw om met de grote private schuldeisers, kleinere schuldeisers en hulp … Daar is het belangrijk dat de gemeente de rol pakt. Kan de staatssecretaris op een of andere wijze ook goed informatie verstrekken over hoe lokaal door gemeenteraden monitoring op het oplossen van deze problematiek voor de getroffenen nu adequaat plaatsvindt? Waar moeten zij op letten en hoe kunnen zij hun controlerende taak goed uitvoeren? Gaat de staatssecretaris daar nog informatie over verstrekken, zodat zij hun rol daarin kunnen pakken?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 26, item 13 - blz. 28, 29

Staatssecretaris Van Huffelen:

Dan was er nog de vraag van de heer Van der Linden over het monitoren van gemeenten. We hebben met de gemeenten afgesproken om gezamenlijk op te trekken in dit dossier. Daar waar wij de financiële compensatie moeten leveren, helpen gemeenten ouders door hen actief te benaderen en te kijken welke hulpverlening nodig is. Ouders kunnen bijvoorbeeld hulp nodig hebben op het gebied van schulden, maar ze kunnen ook hulp nodig hebben in het kader van wonen, geestelijke gezondheidszorg of op andere gebieden, zoals werk. We hebben afgesproken met gemeenten dat we dat goed blijven volgen. Wat zijn nou precies de problemen waar ouders tegenaan lopen? Wat moeten we op dat punt doen? En hoe kunnen wij ervoor zorgen dat gemeenten daarin goed worden geholpen? Overigens geldt dat ook voor het thema van de schuldhulpverlening. Wij zijn dus in nauw contact met gemeenten, om die daarbij te ondersteunen. Zij houden ons weer goed op de hoogte van wat zij ervaren dat er gebeurt.

Ik geloof dat ik de vraag niet helemaal voldoende heb beantwoord, want ik zie de heer Van der Linden naar de microfoon rennen.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dat heb ik in eerste termijn ook goed gehoord van de staatssecretaris. Complimenten daarvoor. Dat zou heel goed zijn. Maar het is wel zo dat er in Nederland honderden gemeenten zijn. Mijn vraag was eigenlijk als volgt. Gemeentebesturen moeten het doen. Het zit erg in de uitvoering. Wat voor instrumenten of informatie heeft u voor gemeenteraden, zodat die kunnen toezien of dat goed gebeurt in hun gemeente, zodat zij in het lokale bestuur een rol kunnen pakken om te zien of men het in hun gemeente goed doet?

Staatssecretaris Van Huffelen:

Daarover heb ik afspraken gemaakt met de VNG. Die zorgt ervoor dat informatie over wat er aan gemeenten gevraagd wordt, daadwerkelijk wordt gegeven. Ik hoor dat u specifiek vraagt naar gemeenteraadsleden. Ik weet dat zij actief zijn op dit dossier. In veel gemeenten worden vragen gesteld in de gemeenteraad. Dat zie ik in de stukken die daarover in de krant verschijnen. Maar ik zal goed kijken, ook samen met de VNG, of het wenselijk is dat er nog specifieke informatie voor gemeenteraden is — ik merk namelijk dat dit onderwerp in veel gemeenteraden goed wordt gevolgd — om ervoor te zorgen dat getroffen, gedupeerde, ouders in de specifieke gemeenten worden geholpen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging In overleg gaan met de Belastingdienst over de methoden ter voorkoming van verliesverdamping (35.568) (T03170)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Essers (CDA), toe dat hij in overleg gaat met de Belastingdienst over de methoden ter voorkoming van verliesverdamping.


Kerngegevens

Nummer T03170
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Prof.dr. P.H.J. Essers (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Belastingdienst
Pakket Belastingplan 2021
verliesverdamping
Kamerstukken Wet beperking liquidatie- en stakingsverliesregeling (35.568)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 7 , blz. 33

De heer Essers (CDA):

U komt waarschijnlijk nog over de coronareserve te spreken, maar even over de algemene verliesverrekening. Het fundamentele verschil tussen de verliesverrekening in de vennootschapsbelasting en de inkomstenbelasting is, behalve die 1 miljoen, het feit dat we nu in de Vpb een onbeperkte voorwaartse verliesverrekening gaan krijgen. Dat vind ik op zich een hele goede zaak. Het is wel wat getemporiseerd, maar verliezen die niet verrekend kunnen worden, zijn eigenlijk in strijd met het totaalwinstbeginsel. Als je stille reserves tot over 50 jaar in de heffing betrekt, moet je verliezen ook onbeperkt kunnen verrekenen. Dat gebeurt nu in de vennootschapsbelasting, maar in de inkomstenbelasting is het nog steeds beperkt. Je kunt drie jaar terug en negen jaar vooruit. Daar bestaat nog altijd de kans dat verliezen verdampen.

Nu gaan we naar de realiteit toe. In het verleden heeft een van uw voorgangers gezegd: wij, de Belastingdienst, zullen ons soepel opstellen als het gaat om methoden ter voorkoming van verliesverdamping. Maar de praktijk is soms anders.

De voorzitter:

Wat is uw vraag?

De heer Essers (CDA):

Mijn vraag is: geldt die toezegging nog steeds? Ik zal het heel concreet maken. Als verliezen dreigen te verdampen en er sprake is van activa met een stille reserve, bijvoorbeeld een pand, dan kun je die verliesverdamping voorkomen door toe te staan dat dat actief wordt geherwaardeerd, zodat die stille reserve vrijvalt en kan worden verrekend met verliezen. Daar doet men in de praktijk vaak heel lastig over en dat vind ik eerlijk gezegd niet fair, niet nodig en ook niet passend binnen het totaal.

Vijlbrief:

Zal ik de heer Essers dan toezeggen dat ik daar nog eens over in overleg ga met de Belastingdienst? Het gaat hem vooral om de praktische toepassing van de mogelijkheid tot coulance die er is en of die wel wordt toegepast. Ik zeg hem graag toe dat ik daar met de Belastingdienst over in gesprek ga. Misschien is dat het beste antwoord op dit moment.

De heer Essers (CDA):

Dank u wel. Het gaat om de grenzen van goed koopmansgebruik. Dat is een heel flexibel begrip.

De voorzitter:

Een toezegging.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Schriftelijk terugkomen op onder andere het proces inzake de dispensatierechten Wet CO2-heffing industrie (35.575) (T03177)

De staatssecretaris zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Vendrik (GroenLinks), toe dat hij schriftelijk terugkomt op de vraag over o.a. het proces inzake de dispensatierechten.


Kerngegevens

Nummer T03177
Status voldaan
Datum toezegging 8 december 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden C.C.M. Vendrik (GroenLinks)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen CO2-heffing
Pakket Belastingplan 2021
Kamerstukken Wet CO2-heffing industrie (35.575)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 15

De heer Vendrik (GroenLinks):

(…)

De tweede vraag gaat over de dispensatierechten. De ministeriële regeling met de precieze formules komt nog. Dat snap ik. Dan wordt die toegepast voor de verschillende bedrijven en het geheel wordt uitgevoerd door de Nederlandse Emissieautoriteit. Is er op een of andere manier voorzien in een zijlicht van bijvoorbeeld de auditdienst van het ministerie bij hoe dit hele proces loopt? Ik heb het over de sommen die gemaakt worden voor de rechten en de toekenning. Is er op een of andere manier voorzien in een check op dat proces? Kan de Kamer op de hoogte worden gesteld van wat dat nou oplevert? Ik vraag dat omdat het zo'n belangrijk en cruciaal proces is voor de werking van het hele systeem.

Handelingen I 2020-2021 nr. 14, item 9, blz. 15

Vijlbrief:

(…)

Wat betreft het antwoord op de tweede vraag moet ik nu in gebreke blijven, maar dat zal de heer Vendrik mij niet kwalijk nemen. Dat moet ik checken. Zullen we dat schriftelijk laten weten? Ik weet het gewoon even niet. Ik neem aan dat er checks op zitten van de interne accountants.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkomen met de gedachten over het Wiebesfonds en daarbij de vraag meenemen in hoeverre er nog ruimte voor dat fonds is, versus de staatsschuld (34.998) (T03182)

De minister zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van der Linden (FvD), toe dat hij en minister Wiebes rond Prinsjesdag zullen terugkomen met de gedachten over het Wiebesfonds en daarbij ook de vraag meenemen in hoeverre er nog ruimte voor dat fonds is, versus de staatsschuld.


Kerngegevens

Nummer T03182
Status voldaan
Datum toezegging 16 juni 2020
Deadline 1 oktober 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden L.P. van der Linden MSc. (Fractie-Nanninga)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Mondeling overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen Nationaal Groeifonds, begroting
Kamerstukken EU-voorstellen: Meerjarig Financieel Kader voor 2021-2027 (34.998)


Uit de stukken

De heer Van der Linden (FvD):

(…)

Het Europese Stabiliteitspact is al buiten werking getreden tijdens deze crisis zodat ieder land zelf kan doen wat nodig is, met z’n eigen begroting en z’n eigen staatsschuld. Waarom zou Nederland in de verdiencapaciteit van andere landen investeren in plaats in die van onszelf? Ieder land gun je toch z’n eigen Wopkefonds? Daarom hebben wij eigenlijk één hele simpele vraag: welk wetsvoorstel komt er nu eerder naar deze Kamer, het Wopkefonds of het Ursulafonds?

Verslag van een mondeling overleg, 2019-2020, 34998, D, blz. 9-1010

Minister Hoekstra:

(…)

Voorzitter. De heer Van der Linden meen ik te hebben kunnen betrappen op ontluikend enthousiasme over het Wiebesfonds. Dat doet mij veel goed. Voor de goede orde, ook omdat anderen ernaar verwezen, de logica van het fonds is nou juist om iets te doen aan de structurele kant van de economie door op een verstandige manier – met de nadruk op verstandig – te investeren in zaken als infrastructuur, kennisontwikkeling, innovatie, enzovoorts het verdienvermogen van het land structureel te verbeteren. Het is nadrukkelijk niet een conjunctureel fonds, nog los van hoe lastig het is om je goede intenties ten aanzien van stimulering om te zetten in conjunctuurbeleid. Dat herkennen alle studenten van Keynes. De intentie van het kabinet is overigens nog steeds om daarmee door te gaan. Het bedrag dat het kabinet oorspronkelijk in gedachten had, was nog veel groter dan die 50 miljard die de heer Van der Linden beschreef, maar ik zal hem niet verder enthousiasmeren. Wiebes en ik zullen om en nabij Prinsjesdag terugkomen met de gedachten over het fonds, richting Tweede Kamer, maar uiteraard ook richting de Eerste Kamer. Daar zullen we ook zijn vraag in meenemen in hoeverre we nog ruimte voor dat fonds hebben, versus de staatsschuld, want dat is een vraag die daar ook in moet neerslaan.

(…)


Brondocumenten


Historie







Toezegging Brede welvaart opnemen in het Blauwe Boekje (35.570) (T03222)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van mevrouw Sent (PvdA), toe om bij de behandeling van de Miljoenennota 2022 meer aandacht te besteden aan brede welvaart in het Blauwe Boekje.


Kerngegevens

Nummer T03222
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Blauwe Boekje
Brede welvaart
miljoenennota
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 17,18

Mevrouw Sent (PvdA):

Er wordt in de debatten hier in de Kamer veel gerefereerd aan de brede welvaart. Tijdens de vorige Algemene Financiële Beschouwingen zijn toezeggingen gedaan en ook nu is er veel aandacht aan geschonken. Ik merk dat er een verschil van inzicht zou kunnen zijn tussen de voortgang die het kabinet maakt en de wensen vanuit de Kamer. Dat zou ook wel een beetje aan dit Blauwe Boekje kunnen liggen. Als ik dit doorkijk, dan moet ik echt tussen de regels door de brede welvaart erin terugvinden. Zou het niet een idee zijn om bij een volgende Miljoenennota een brede welvaartsboekje toe te voegen, waarin specifiek bij de afzonderlijke onderdelen wordt stilgestaan? Zo is in ieder geval die communicatie daarover duidelijk, zodat daar geen misverstand over kan bestaan.

Minister Hoekstra:

Het Blauwe Boekje is iets wat mij bijna net zo hard achtervolgt als de motie-Hoekstra. Toen ik met het Blauwe Boekje kwam aanzetten, heb ik me niet gerealiseerd dat ik mezelf een molensteen om mijn nek legde. Ik zal zo meteen ook nog het een en ander over die motie zeggen. Maar ik vind het een uitstekend idee. Ik zou het alleen net iets anders willen vormgeven. Laten we volgend jaar in dit boekje meer aandacht besteden aan de brede welvaart. Ik bedoel dus een apart boekje dat ... Hoe zal ik het nou eens hoffelijk formuleren? Laat we proberen het samen te bundelen in één boekje. Mag ik het zo doen?

Mevrouw Sent (PvdA):

Daar ben ik heel erg blij mee. Fijn om te weten.

Minister Hoekstra:

Ik zal er oprecht voor zorgen dat er meer aandacht voor komt en dat we juist de punten die in de diverse debatten naar voren zijn gekomen — die hebben overigens ook een plek gekregen in de Miljoenennota; ik hoop dat mevrouw Sent dat heeft gezien — een prominente plek daarin geven.

Mevrouw Sent (PvdA):

Heel fijn. Dank u wel.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Toesturen van verschillende brieven inzake het Nationaal Groeifonds (35.570) (T03224)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Strien (PVV), toe om, indien dit nog niet is gebeurd, de Groeibrief van de minister van EZK, de brief over het Nationaal Groeifonds van de minister van Financiën en minister van EZK, en het addendum op de brief voor de Tweede Kamer, ook naar de Eerste Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T03224
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden ir. drs. G.A. van Strien (PVV)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Nationaal Groeifonds, begroting
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 30

De heer Van Strien (PVV):

Private investeringsfondsen hebben allemaal een bepaalde focus en een team dat gericht is op die focus en dat deskundig is op die focus. Hier is een gigantische som geld met geen enkele focus en niet met een team dat gericht is op de ene of andere specifieke focus. Dat betekent dat het werkelijk nog alle kanten uit kan. Dat is het probleem met dit fonds. Ik vind dat de minister daar eigenlijk veel meer over zou moeten kunnen zeggen alvorens hij met zo'n fonds naar de Kamer komt.

Minister Hoekstra:

Mocht het niet gebeurd zijn, al zou dat me verbazen, dan zal ik er onmiddellijk voor zorgen dat zowel de groeibrief van minister Wiebes als de brief over het fonds van minister Wiebes en mij samen als het addendum dat wij op dit moment aan het maken zijn op de brief voor de Tweede Kamer die we voor het debat zullen versturen, ook hier belanden. Ik ben het zeer met de heer Van Strien eens dat de informatie in die stukken buitengewoon relevant is voor het debat dat we hier hebben. Alleen denk ik dat ik de Kamer geen plezier doe met het hier in detail citeren van die brieven.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Stand van zaken werkgaranties delen met de Eerste Kamer (35.570) (T03225)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Sent (PvdA), toe om de brief van de minister van Sociale Zaken aan de Tweede Kamer over de stand van zaken van het stimuleren en faciliteren van werkgaranties ook met de Eerste Kamer te delen.


Kerngegevens

Nummer T03225
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Prof.dr. E.M. Sent (PvdA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Coronacrisis
werkgelegenheid
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 23

Mevrouw Sent (PvdA):

Door de coronacrisis loopt de werkloosheid in ongekend tempo op in onder meer de horeca en het toerisme. Als we niks doen dreigt hier een domino-effect: door de oplopende werkloosheid besteden mensen minder, wat weer voor meer werkloosheid zorgt. Tegelijkertijd zijn er nog steeds grote tekorten in het onderwijs en in de zorg. De PvdA wil dat niemand zonder perspectief op straat komt te staan. Met een werkgarantie kunnen mensen zich omscholen om elders werk te vinden, zonder dat zij direct hun inkomen verliezen. Daarom vraag ik de minister zich hiervoor in te zetten, en inzichtelijk te maken op welke manier de regering dit stimuleert én faciliteert.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 25

Minister Hoekstra:

Mevrouw Sent vroeg ook nog naar het stimuleren en faciliteren van werkgaranties. De minister van Sociale Zaken komt op zeer korte termijn opnieuw met een brief over de stand van zaken naar de Tweede Kamer. Ik zal hem vragen — dat zeg ik mevrouw Sent toe — om die brief ook met de Eerste Kamer te delen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Belang van duurzaamheid in het Groeifonds (35.570) (T03226)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van de leden Van Kesteren (CDA) en Koffeman (PvdD), toe om in de brief die de minister samen met de minister van EZK naar de Kamer stuurt ook met een reflectie te komen op het belang van duurzaamheid in het Groeifonds.


Kerngegevens

Nummer T03226
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
drs. N.K. Koffeman (PvdD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen duurzaamheid
Groeifonds
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 15

De heer Van Kesteren (CDA):

De rijksbegroting vaart onder de vlag: we moeten ons uit de crisis investeren. Hierbij zijn twee voorstellen specifiek van belang: de Baangerelateerde Investeringskorting en het Groeifonds. Het dispuut over de economie gaat in de richting van een grotere rol voor de overheid. Mijn fractie ziet hier twee aspecten aan. Er is zeker een duidelijke rol voor de overheid weggelegd als steunpilaar en corrector. Iets anders is of de overheid een sturende rol in de economie moet spelen. Hier heeft mijn fractie twijfels over. De Nederlandse economie behoort tot de sterkste van de wereld door het Rijnlands model; een systeem van verantwoordelijkheidsverdeling tussen overheid, werknemers en werkgevers, en andere institutionele betrokkenen. Binnen die verdeling schept de overheid de voorwaarden voor het ondernemen door beleid op het gebied van bijvoorbeeld belastingen, onderwijs en infrastructuur. Het ondernemen zelf en de daarbij behorende keuzes moeten aan het bedrijfsleven worden overgelaten. Soms is een mengvorm nodig als het gaat om het mogelijk maken van innovaties waarvoor nog geen verdienmodel is. Om die reden steunt mijn fractie het voorstel om een groeifonds in te stellen. Een dergelijk fonds is nuttig, omdat het een duidelijke focus aanbrengt. Dat is minder het geval als investeringen worden overgelaten aan de diverse ministeries. Ook het feit dat er een onafhankelijke groep van deskundigen over de investeringsvoorstellen oordeelt is een voordeel, omdat het de waan van de dag doorbreekt en ook de verwatering van het fonds doet vermijden. In het verleden is dat met fondsen nog weleens het geval geweest. Denk aan het Fonds Economische Structuurversterking, dat op het laatst overal voor werd gebruikt, behalve voor economische structuurversterking. Ook nu is versterking van de economische structuur en van de infrastructuur in ons land nodig. Ons land, en ook Europa, is toe aan de ontwikkeling van sleuteltechnologieën, zoals artificiële intelligentie, robotisering en waterstoftechnologie. Een vraag aan het kabinet ten aanzien van het Groeifonds is wel om duidelijk een onderscheid aan te geven tussen dit fonds en andere fondsen, zoals Invest-NL en Invest International. Een andere vraag is of de nadruk niet meer zou moeten liggen op het gebied van duurzaamheid. Gelet op de ernst van de klimaatcrisis zou hier veel voor te zeggen zijn.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 5

De heer Koffeman (PvdD):

We zien een crisisbegroting zonder de radicale koerswijziging die nodig is volgens tal van adviesorganen van de regering. Nederland moet niet denken dat duurzaam een extra last of kostenpost is, stelden zij. Toch is dat precies wat het kabinet lijkt te doen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 26

Minister Hoekstra:

Vervolgens ga ik in op een aantal vragen van de leden, maar ik zou nog één opmerking vooraf willen maken. Veel van de opmerkingen van de leden van uw Kamer gaan over de governance, de juridische kant enzovoort. De minister van Economische Zaken en ik hebben toegezegd dat wij voorafgaand aan het debat met de Tweede Kamer — ik meen dat dit begin december is — nog zullen komen met een aantal reflecties op precies dat soort punten, die ook gememoreerd zijn tijdens de Financiële Beschouwingen, maar ook tijdens de Algemene Beschouwingen, in de Tweede Kamer en tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen hier. Wij komen dus nog met een aantal aanvullende gedachten, die ook veel van die zorgen of problemen adresseren.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 30

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Ik ben het eens met de heer Van Kesteren en de heer Koffeman, die nog naar het belang van duurzaamheid verwezen. Dat zal nog een plek krijgen in de brief van de heer Wiebes en mij. Daar zou ik graag naar willen verwijzen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Monitoren welke bedrijven aanspraak maken op Groeifonds (35.570) (T03228)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Bikker (ChristenUnie), toe om in de gaten te houden welke bedrijven aanspraak maken op het Groeifonds, en of deze bedrijven bewerkstellingen dat er een ecosysteem tot bloei komt.


Kerngegevens

Nummer T03228
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. M.H. Bikker (ChristenUnie)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie legisprudentie
Onderwerpen Groeifonds
Midden- en kleinbedrijf
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 2

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

De ChristenUniefractie hanteert een brede welvaartsdefinitie in de beoordeling van de activiteiten van het Groeifonds. Kortom, een duurzame economie. Het kan daarbij niet zo zijn dat alleen gevestigde spelers aan tafel zitten. Ook start-ups en scale-ups, nieuwe mkb-bedrijven en jonge bedrijven die sociaal ondernemerschap hoog in het vaandel hebben staan, moeten een plek hebben. Zij zijn de nieuwe generatie ondernemers. Hoe gaat het kabinet de deelname van nieuwkomers borgen? In de Tweede Kamer is uitgebreid gesproken over de rol van parlementaire controle bij het Groeifonds, zowel aan de voor- als aan de achterkant. Welke beleidsconclusies trekt de minister op dit punt uit het debat? Ik hoor ook graag of het brede welvaartsbegrip inmiddels tot richtsnoer is gekozen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 27

Minister Hoekstra:

Voorzitter. Mevrouw Bikker vroeg of ik het met haar eens ben — zo heb ik het in ieder geval begrepen — dat het Rijnlandse model hier een prominente plek in dient te krijgen, dat het een prominente plek krijgt in het Groeifonds. Eerlijk gezegd denk ik dat deze discussie, het debat dat we hier hebben, de gelaagdheid van de groeibrief en de stukken die we hebben geschreven over het fonds laten zien dat we dat doen. Daarin wordt het een en ander heel zorgvuldig in meegenomen. Denk aan de kant van klimaat, die we zo-even hebben besproken, het bbp en de maatschappelijke kosten-batenanalyse; er zijn weinig andere landen die dat soort analyses op die manier uitvoeren. Denk ook nog aan een aantal andere criteria. Zo mag het niet iets zijn wat we al via de reguliere begroting doen. Het mag ook geen structurele uitgave zijn. We hebben dus een heleboel criteria samen weten te vatten die in mijn optiek juist naadloos aansluiten bij het Rijnlandse model zoals ik dat begrijp. We hebben het niet als term opgenomen omdat dat mogelijk verwarrend is. Maar als je kijkt naar de afdronk van alle stukken die het kabinet met de Kamers heeft gedeeld, hoef je weinig moeite te doen om dat er heel nadrukkelijk in terug te lezen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 27

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik moest een kleine avondvierdaagse lopen om bij de interruptiemicrofoon te komen, dus ik ben iets later. Dank voor het antwoord van de minister over het Rijnlandse model, over hoe dat heeft meegewerkt aan de totstandkoming van dit Groeifonds. De vraag van mijn fractie ging nog ietsje verder. De vraag ging over de bedrijven die aanspraak maken op dit Groeifonds. Stel dat zij inschrijven. Is dit dan ook een onderdeel waarnaar gekeken wordt? Er is in dit huis veel gediscussieerd, ook vandaag, over het Angelsaksische model, over bedrijven en over hoe men omgaat met winst en aandeelhouders. De loftrompet is gestoken over het Rijnlandse model dat wij kennen bij ondernemingen. Op dat punt zou ik de minister graag nog iets specifieker willen horen.

Minister Hoekstra:

Wat we niet hebben aangelegd, anders dan alle wet- en regelgeving die er al is en alles wat te maken heeft met maatschappelijk verantwoord ondernemen en good governance, is een soort extra slagroom op de taart ten aanzien van de aanvragers. Maar om aan die criteria te kunnen voldoen, is het wel degelijk zo dat je activiteiten moet verrichten die daarop aansluiten. Dat is één. Twee. Ik zou het misverstand weg willen nemen dat een bedrijf de

meest logische en rechtstreekse ontvanger zou zijn van het Groeifonds. Ik denk juist — dan sluit ik aan bij het antwoord op de vorige vraag van mevrouw Bikker — dat je moet kijken naar ecosystemen. Het noemen van voorbeelden is levensgevaarlijk. Dat ga ik dus ook maar heel beperkt doen. Maar om dan toch die glibberige weg op te gaan: denk aan een project op het gebied van biotechnologie bij een Nederlandse universiteit, in combinatie met een paar startups, een researchfaculteit en mogelijk talent vanuit het buitenland dat je aan je probeert te binden. Zoiets heeft alle karakteristieken van een ecosysteem en niet zozeer van één bedrijf dat denkt: hé, er ligt een geweldige subsidie op mij te wachten. De insteek is dus echt anders dan bijvoorbeeld de insteek van Invest-NL, waarbij wel rechtstreeks geld wordt uitgekeerd maar waarbij wel sprake is van een revolverend fonds. Ook in dat opzicht is Invest-NL anders. Ik kan zo nog een aantal voorbeelden noemen op het gebied van innovatie, kunstmatige intelligentie en ga zo maar verder, waarvan ik me heel goed kan voorstellen dat achter de aanvragers een consortium — lees: een ecosysteem — schuilgaat.

Mevrouw Bikker (ChristenUnie):

Ik dank de minister voor dit geruststellende antwoord. Ik hoop dat dit typisch iets is wat we bewaren, die hele lange rit die door het Groeifonds gaat lopen. Ik hoop dat we het oog scherp gericht houden op dit punt. Ik denk dat we de waarom-vraag samen goed beantwoord hebben en neergelegd hebben dat het draait om die ecosystemen, waardoor het verder tot bloei komt. Ik vraag de minister om juist op dit punt een vinger aan de pols te houden.

Minister Hoekstra:

Zonder meer. Dat zal dan overigens vooral voor mijn ambtsopvolger gelden, want de tijd die dit kabinet nog rest is, hoe onterecht ook, nog betrekkelijk kort.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Antwoord op de uitvoering motie-Otten (35.570) (T03229)

De Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Otten (Fractie-Otten), toe om uit te zoeken in hoeverre de uitgebreide bouwstenen voor het belastingstelstel een antwoord geven op de motie van de heer Otten over een onderzoek naar de vereenvoudiging van het belastingstelsel (35.302, N). Indien de uitgebreide bouwstenen geen antwoord bevatten, ontvangt de Kamer alsnog een antwoord van de staatssecretaris.


Kerngegevens

Nummer T03229
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden Mr.drs. H. Otten (Fractie-Otten)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen Belastingplan 2021
belastingstelsels
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 57

De heer Otten (Fractie-Otten):

Voorzitter. Vorig jaar, op 10 december 2019, werd tijdens de stemming over het Belastingplan 2020 — dat is dus een jaar geleden, met hetzelfde gezelschap of in elk geval dezelfde minister — de motie-Otten aangenomen inzake een onderzoek naar de vereenvoudiging van het belastingstelsel. Voor de kenners: dat is de motie 35302, letter N. Die is met een meerderheid van 55 stemmen aangenomen. Voor stemden onder andere VVD, CDA, FvD, CU, D66, PvdA, SGP, OSF en 50PLUS. Ik was benieuwd hoe het met het onderzoek staat. Misschien heb ik iets gemist, maar ik heb er nog niet iets concreets over gehoord. Ik zal zo de minister onze motie nog even overhandigen. Dat was een vraag aan de minister.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 65

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat brengt mij bij de vraag van de heer Otten naar de uitvoering van zijn motie. Het kabinet meent dat met de enorm uitgebreide bouwstenen voor een belastingstelsel deze motie beantwoord is. De heer Otten vindt dat niet, zo te zien.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik had het eerder over jantje-van-leiden, maar dit is een jantje-van-leiden in het kwadraat. Die motie is heel gebalanceerd en maakt een vergelijking met het systeem in de UK, waar miljoenen mensen niet eens met de Belastingdienst te maken hebben. Er is om een onderzoek gevraagd. Dat is destijds ook toegezegd door staatssecretaris Snel. Een hele grote Kamermeerderheid in deze Kamer steunt dit. Ik kan hier moeilijk genoegen mee nemen. Ik verzoek dat hier een wat meer serieus onderzoek plaatsvindt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Laat ik het dan zo doen: geef me de kans om zelf even te kijken in hoeverre die bouwstenen een antwoord bevatten. Voor zover die geen antwoord op deze vraag bevatten, krijgt u alsnog antwoord.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Terugkoppeling subsidie fossiele brandstoffen en fossiele industrie (35.570) (T03231)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Gerbrandy (OSF), toe dat de regering schriftelijk terug zal komen op de €8 miljard subsidie die de regering verleend aan fossiele brandstoffen en de fossiele industrie en de afspraken die in 2013 in Europa hierover zijn gemaakt.


Kerngegevens

Nummer T03231
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden G. Gerbrandy (OSF)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen fossiele brandstoffen
subsidies
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 12

De heer Gerbrandy (OSF):

Dan het afschaffen van subsidie op fossiele brandstof. Dames en heren collega's, per jaar gaat deze regering 8 miljard euro subsidie verlenen aan fossiele brandstoffen en de fossiele industrie. Lucht- en scheepvaart, vervuilende centrales, de industrie en noem maar op. In 2013 zijn er in Europa afspraken gemaakt dat we dat zouden afbouwen tot 2020. Daar is niets van terechtgekomen. Ik vraag de minister om hierop te reageren. Waarom is er in die zeven jaar, terwijl we dat met elkaar hadden afgesproken, niets gebeurd?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 57, 58

De heer Gerbrandy (OSF):

Dank u wel voorzitter. Ik was door mijn tijd. Ik ga mijn eerste termijn niet herhalen. Ik had nog twee vragen. Aan eentje had de heer Koffeman al gerefereerd. Die gaat over de steun aan KLM en aan de culturele sector. Bij KLM werken 30.000 mensen. In de culturele sector 300.000 mensen. Maar ik zou graag een bespiegeling van de minister van Financiën horen op de eerste vraag. Dat gaat over die 8 miljard subsidie die er nog steeds is aan de fossiele sector. Minister Blok wilde daar geen antwoord op geven. Dat is een afspraak in Europa geweest. Daarom heb ik dat bij de Europese Beschouwingen gevraagd. Maar dat is ook een belangrijk financieel item. Waarom is die afspraak van 2013 niet door ons nagekomen?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 64

Minister Hoekstra:

De heer Gerbrandy wil ik op geen enkele manier tekortdoen, maar ik hoop dat ik het KLM-dossier via de heer Koffeman in ieder geval voor nu heb gearresteerd. Hij had een vraag over de fossiele sector in 2013 en het debat dat hij daar kennelijk met de heer Blok over heeft gehad. Dat zal ik moeten nalezen. Ik wil hem graag toezeggen dat ik daarop terugkom, maar ik moet hem ook bekennen dat we niet ministerraden lang besteed hebben aan dit onderwerp en ik dus glashelder weet waar dit over gaat. Een van de leden van het kabinet gaat daar nog schriftelijk op terugkomen. Mag ik dat zo met hem afspreken?


Brondocumenten


Historie







Toezegging Afschrift van brief inzake proces belastingplan en uitvoerbaarheid (35.570) (T03232)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een opmerking van het lid Van Rooijen, toe om de brief die hij maakt voor zijn opvolger over het proces en de uitvoering van het Belastingplan ook naar de Eerste Kamer te sturen.


Kerngegevens

Nummer T03232
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden drs. M.J. van Rooijen (50PLUS)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen belastingplannen
vereenvoudiging belastingstelsel
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 55

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de antwoorden. De minister zal begrijpen dat mijn fractie en ik uitermate verheugd zijn met de niet aflatende steun van de CDA-fractie in onze strijd voor indexatie van pensioenen. Het al dertien jaar niet-indexeren is inderdaad schrijnend en ik ben benieuwd wat de minister antwoordt op dit duidelijke signaal van de CDA-fractie, waar ik me bij aansluit. Nog schrijnender is uiteraard het verlagen van pensioenen. Ik zeg tegen de minister dat ik al jaren voorspel, zeker ook nu met kerst, dat de kortingen er niet zullen komen. Dat zal het kabinet niet durven, zo vlak voor de verkiezingen en zeker niet met de coronakerst.

Voorzitter. Ik heb twee moties.

De voorzitter:

Door het lid Van Rooijen wordt de volgende motie voorgesteld:

De Kamer, gehoord de beraadslaging, overwegende dat op steeds meer plaatsen en op steeds meer momenten problemen zichtbaar worden in de uitvoering van wetgeving;

overwegende dat hieraan ten grondslag ligt dat wetgeving en uitvoering te weinig in samenhang worden beschouwd;

van oordeel dat wetgeving en uitvoering een onlosmakelijk geheel vormen;

verzoekt de regering indiening van een wetsvoorstel waarvan de uitvoering complexe elementen bevat, voortaan steeds vergezeld te doen gaan van een onafhankelijke beleidsanalyse door deskundigen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt letter X (35570).

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 65

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat brengt mij bij een opmerking richting de heer Van Rooijen, of eigenlijk richting deze hele Kamer, en bij een oordeel over zijn motie. Bij de behandeling van het Belastingplan, heb ik in de Tweede Kamer gezegd dat ik een brief ga maken voor mijn opvolger. Die brief zal ik ook aan de Tweede Kamer doen toekomen, maar nu dus ook aan de Eerste Kamer. In die brief zal ik terugkijken op het proces rond het Belastingplan en zal ik een aantal conclusies proberen te trekken waar mijn opvolger wat aan kan hebben. De hoeveelheid wetsvoorstellen die erin zitten, is mij niet goed bevallen. Deze methode is al decennia aan de gang. Dat maakt dat het allemaal erg snel gaat en allemaal heel compact gebeurt; dat is waar. Maar het geeft niet altijd iedereen het gevoel dat het allemaal heel nauwkeurig gebeurt. Ik denk dat het wel nauwkeurig gebeurt, maar toch is het verstandig om een dergelijke brief te maken. Dat zit heel erg op het punt waar de heer Van Rooijen aandacht voor vraagt, namelijk de uitvoering. Maar het gaat ook over de vraag of het verstandig is om alle besluitvorming in augustus te laten plaatsvinden. De Studiegroep Begrotingsruimte heeft daar wat over gezegd. Ik vind het verstandig dat ik daar straks richting de formateur iets over schrijf, zodat die daarmee uit de voeten kan.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 66

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik dank de staatssecretaris voor zijn duidelijke en uitvoerige antwoord. Ik vind het heel goed dat hij het over hartstocht heeft. Dat spreekt ons volgens mij allebei aan bij dit zware dossier. Zou ik hem mogen vragen of hij er anders over denkt als ik de motie zo zou aanpassen dat ik niet uitsluitend spreek over "onafhankelijk" maar over een uitvoeringstoets binnen de dienst, binnen de overheid, dus niet onafhankelijk door derden? Want dat was eigenlijk de strekking. Dat onafhankelijke is niet het meest wezenlijke. Het gaat mij erom dat er een hele zware uitvoeringstoets komt.

Staatssecretaris Vijlbrief:

Wat betreft die zware uitvoeringstoets. Ik pak even een paar grote voorstellen uit het boek Belastingplan van dit jaar, waarover we nog komen te spreken. Neem de BIK. Daar zit een hele zware uitvoeringstoets op van zowel de RVO als de Belastingdienst. Denk ook aan de wet over de verandering van de overdrachtsbelasting. Dat is een ingewikkelde wet. Daar zit een zware toets op. Ik denk dus dat we het al doen. Vroeger, toen ik begon, had je nog de categorie "ondersteuning van kabinetsbeleid". Dit is ondersteuning van kabinetsbeleid, want we doen al zware uitvoeringstoetsen. Mijn bezwaar zit bij het toevoegen van een nieuwe laag aan toetsing. Volgens mij zijn we het over de intentie erg eens en is de motie daarmee niet nodig. Ik probeer even het idee van de heer Van Rooijen ruimte te geven. Daarom begon ik over mijn brief. Ik denk namelijk dat in de brief die ik ga schrijven over het Belastingplan een hele belangrijke paragraaf gewijd gaat worden aan de vraag: hoe zorgen we er met elkaar voor dat wat we hier afspreken uitvoerbaar is en goed behandeld kan worden en dat de uitvoering tegelijkertijd niet een soort permanente remschoen wordt op alle wensen die er zijn? Ik heb hier namelijk al de hele avond gehoord: we moeten naar een eenvoudiger belastingstelsel. Als ik dat tegen de Belastingdienst zeg, zegt die: ja, dat is goed, in 2031 of 2032. Dit is precies de spanning waar we met elkaar in zitten.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik zal de motie aanhouden.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Kloof een- en tweeverdieners en eerlijke belastingheffing (35.570) (T03234)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Schalk (SGP), toe om nogmaals serieus te kijken naar de kloof tussen een- en tweeverdieners en een eerlijke belastingheffing, waarbij hij de commissie inzake draagkracht zal vragen om vooral ook naar de positie van eenverdieners te kijken.


Kerngegevens

Nummer T03234
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Kamerleden P. Schalk (SGP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen belastingheffing
eenverdieners
kloof
tweeverdieners
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 9

De heer Schalk (SGP):

Voorzitter. Tijdens de Algemene Politieke Beschouwingen heb ik al aangekondigd dat mijn fractie opnieuw vragen zal stellen bij de steeds maar wijder en dieper wordende kloof tussen een- en tweeverdieners. Met allerlei uitvluchten kun je proberen te beargumenteren dat die kloof niet zo groot is, maar als je gewoon de feiten bekijkt en op je laat inwerken, dan zie je dat de kloof volgend jaar wordt vergroot van zes naar, in sommige gevallen, bijna zeven keer zo veel belasting. Die kloof wordt in de komende jaren alleen maar groter, alleen al doordat de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting nog steeds verder wordt ingeperkt. Mijn vraag aan de minister is: wanneer komt het moment dat het kabinet hier echt iets aan gaat doen? Misschien is het zelfs wel een beetje een wanhopige vraag, maar wat vindt de minister nu eigenlijk een acceptabele kloof? Moet die echt op kunnen lopen naar acht of tien keer zo veel belasting voor eenverdieners?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 40

Staatssecretaris Vijlbrief:

Dat brengt me bij eerlijke belastingheffing voor burgers. Ik heb vorige week in de Tweede Kamer een lang debat gehad met verschillende fracties over de positie van de eenverdieners, dus ik herken de opmerking van de heer Schalk zeer. Het kabinet meent toch dat het in deze kabinetsperiode evenwichtig beleid heeft gevoerd wat betreft belasting en inkomens. Ik heb wel aan de heer Stoffer en anderen in de Kamer toegezegd om aan de commissie inzake draagkracht die al in de pen zat, nog eens te vragen om vooral ook naar de positie van eenverdieners te kijken. Dat betekent dat ik nu niks in de aanbieding heb op dit punt. Ieder draadje wat je uit het Belastingplan of uit het inkomensgebouw trekt, leidt tot instorting van het inkomensgebouw en dat zou de heer Schalk ook niet willen, denk ik. Ik kan hem wel toezeggen dat wij daar serieus naar gaan kijken.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Uitzoeken of ginicoëfficiënt van de vermogensongelijkheid (en welke andere thema's) in het Blauwe Boekje moeten worden opgenomen bij de volgende Miljoenennota (35.570) (T03235)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Apeldoorn (SP), toe om te kijken hoe brede welvaart, (ginicoëfficiënt van de) vermogensongelijkheid, economische groei en sociale ongelijkheid allemaal op een goede manier klaar gezet kunnen worden voor de volgende Miljoenennota, waarbij een aantal van deze thema’s wordt opgenomen in het Blauwe Boekje.


Kerngegevens

Nummer T03235
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2021
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden prof. dr. E.B. van Apeldoorn (SP)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Blauwe Boekje
Brede welvaart
economische groei
ginicoëfficiënt
miljoenennota
vermogensongelijkheid
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 61

De heer Van Apeldoorn (SP):

De minister zegt het juist: we hebben nog niet alle misverstanden kunnen oplossen. Wees gerust, ik ga nu niet alle misverstanden langs. Het is laat. Maar misschien nog één punt, de vermogensongelijkheid. Ik ben heel blij met de toezegging dat er in het Blauwe Boekje meer aandacht komt voor de brede welvaart. De heer Otten draagt het boekje altijd bij zich. Eén statistiek ontbreekt in dat Blauwe Boekje, namelijk de ginicoëfficiënt van de vermogensongelijkheid. Als de minister kan toezeggen dat hij die ook opneemt, kunnen we dat naast elkaar zetten en kunnen we daar in volgende debatten naar verwijzen en het liefst ook internationaal vergelijken. De heer Van Ballekom zegt dat het kabinet al genoeg doet aan het terugdringen van de vermogensongelijkheid. Feit is dat men niets doet aan het terugdringen van de vermogensongelijkheid. Het kabinet zegt ook: we sturen daar niet op. We kunnen het debat dan beter geïnformeerd voeren.

Minister Hoekstra:

Het makkelijke antwoord is ja, want dan ben ik ervanaf. De andere kant is dat we, als ik niet uitkijk, hier democratisch dat Blauwe Boekje gaan samenstellen. Ik ben eigenlijk meer voor de formule dat ik een Blauw Boekje maak en dat ik de complimenten en de kritiek te verorberen heb. Ik begrijp wel dat de ginicoëfficiënt een relevant gegeven is. Ik meen dat die eerder weleens in het Blauwe Boekje heeft gestaan, in ieder geval natuurlijk in de Miljoenennota. Mag ik het zo met de heer Van Apeldoorn afmaken dat ik kijk wat ik kan doen?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat is dan mooi. Volgens mij kan de minister dat heel makkelijk doen, dus dan denk ik dat dat gaat gebeuren. Ik wil eraan toevoegen dat, als we het hebben over brede welvaart, bij die discussie ook de vraag hoort hoe we de welvaart verdelen. Door de OESO is bijvoorbeeld geconstateerd dat een te grote mate van ongelijkheid slecht is voor de economische groei. Als we nu zeggen dat we geen tegenstelling moeten creëren tussen brede welvaart en economische groei omdat we het allebei moeten doen, geldt dat ook op het punt van sociale ongelijkheid. Misschien kan de minister dat nog meenemen in zijn gedachtevorming hierover.

Minister Hoekstra:

Het boekje moet nog wel in de binnenzak van de heer Otten passen. Dat wordt wel steeds ingewikkelder met dit boodschappenlijstje. Als ik nou, daarbij geholpen door de voortreffelijke ambtenaren van het ministerie, probeer te kijken hoe ik deze onderwerpen allemaal op een goede manier kan laten klaarzetten voor de volgende Miljoenennota, dan komt een selectie daarvan — ik zie de heer Van Apeldoorn glunderen — terecht in het Blauwe Boekje. Mag ik trouwens nog memoreren dat ik op geen enkele manier de geestelijke vader ben van het Blauwe Boekje? Dat is namelijk bedacht door een stagiair op het ministerie van Financiën in de maanden dat ik voor het eerst met het koffertje op pad mocht.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Parlementaire goedkeuring Lelylijn (35.570) (T03236)

De Minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Ballekom (VVD), toe de Kamer een brede bespiegeling op de juridische verankering te sturen inzake de parlementaire goedkeuring voor de Lelylijn.


Kerngegevens

Nummer T03236
Status voldaan
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2022
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden W.T. van Ballekom (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie brief/nota
Onderwerpen investeringsfonds
Lelylijn
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 51

De heer Van Ballekom (VVD):

Op mijn tweede opmerking hoef ik maar een heel kort antwoord te hebben: ja of nee. Stelt u zich het hypothetische geval voor dat uit dat investeringsfonds de Lelylijn wordt aangelegd, hypothetisch dus. Krijgt het parlement dan voorafgaande goedkeuring ja of nee? Ik heb het niet over allerlei kleine, bedrijfsmatige innovatieve projecten — daar willen we ons niet mee bemoeien, want daar zijn anderen voor — maar hiervoor wil ik deze vraag aan de minister stellen.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 58

Minister Hoekstra:

De heer Van Ballekom had nog twee grotere vragen. De eerste ging over de Lelylijn en de tweede over Europa. Over de Lelylijn, waar de heer Schalk ook naar verwees, kan ik kort zijn. Het antwoord is ja. Zo'n type onderwerp komt gewoon terug. Ik gaf eerder het voorbeeld van de RO en de mogelijkheid dat je een spoorlijn door je achtertuin krijgt. Dat maakt het heel erg relevant om zo'n onderwerp in de Tweede Kamer te bespreken of in ieder geval de mogelijkheid te hebben om dat te kunnen bespreken. Dus het antwoord is ja, maar ik kom nog met een bredere bespiegeling op de juridische verankering.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Code voor maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven (35.570) (T03237)

De minister van Financiën zegt de Kamer, naar aanleiding van een vraag van het lid Van Kesteren (CDA), toe om nog eens specifiek te kijken naar een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen bij grote bedrijven en hoe daar invulling aan kan worden geven in aanvulling op het MVO-beleid.


Kerngegevens

Nummer T03237
Status openstaand
Datum toezegging 17 november 2020
Deadline 1 juli 2025
Verantwoordelijke(n) Minister van Financiën
Kamerleden Mr. N.J.J. van Kesteren (CDA)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Plenaire vergadering
Categorie overig
Onderwerpen Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
sociaal akkoord
Kamerstukken Miljoenennota 2021 (35.570)


Uit de stukken

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 3, blz. 19

De heer Van Kesteren (CDA):

Voorzitter. Het kabinet zou ook aandacht moeten besteden aan de positie van met name grote ondernemingen. Het is niet goed, zoals de laatste jaren het geval is, dat er een kloof gaapt tussen grote delen van de politiek en de maatschappij en de multinationale ondernemingen. Er zou een code moeten komen over maatschappelijk verantwoord ondernemen, een code die gaat over gewenst gedrag, bijvoorbeeld op het gebied van belastingbetaling, duurzaamheid, arbeidsomstandigheden in ontwikkelingslanden en het voorkomen van discriminatie. Een dergelijke code, tot stand gekomen in overleg tussen de overheid en het bedrijfsleven, moet bijdragen aan het herstel van vertrouwen van de samenleving in de grote ondernemingen, dit in het besef dat deze ondernemingen, ondanks alles wat er over hen te zeggen valt, onmisbaar zijn voor onze economie. Een code is naar de mening van mijn fractie een beter middel dan de nieuwe wetgeving die thans in behandeling is in de Tweede Kamer naar aanleiding van de Unileveraffaire rond de dividendbelasting. Mag ik het kabinet vragen om een reactie op de geschetste gedachten rond een sociaal akkoord en een code over maatschappelijk verantwoord ondernemen?

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 33

Minister Hoekstra:

De heer Van Kesteren vroeg nog naar een reactie op zijn idee voor het opstellen van een code maatschappelijk verantwoord ondernemen. Ik vond veel van wat hij zei over hoe hij zich de rol van bedrijven voorstelt, zeer verstandig. Ik kan me daar goed in vinden. Het is overigens zo dat het kabinet op 16 oktober 2020 het nieuwe imvo-beleid heeft gepresenteerd. In mijn optiek bestaat dat uit een doordachte mix van maatregelen. Er zit een bredere due diligence verplichting in. Die uitgangspunten sluiten naadloos aan bij de OECD-richtlijnen, bij de UN Guiding Principles on Business and Human Rights— met excuus voor het Engels. Daarin wordt verankerd wat bedrijven zouden moeten doen. Of daarbovenop nog weer een aangescherpte code zou moeten komen, weet ik eerlijk gezegd niet helemaal zeker, maar dat komt ook doordat ik daarmee stap voor stap mijn eigen beleidsterrein uitwandel. Daar zou ik de bewindspersonen van EZK en mogelijk de minister van BuHa-OS over moeten consulteren, als de heer Van Kesteren zou zeggen dat dit aan de magere kant is.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 52

De heer Van Kesteren (CDA):

Ik ben niet zo heel tevreden over de manier waarop de minister heeft gereageerd op mijn suggesties rond een sociaal akkoord en een code voor het maatschappelijk verantwoord ondernemen van grote bedrijven. Dit zijn beide onderwerpen die op dit moment maatschappelijke veel aandacht vragen en die ook voor veel problemen zorgen. Het zou mij aangenaam zijn als hij daar wat dieper op ingaat.

(…)

Handelingen I 2020-2021, nr. 10, item 8, blz. 58,59

Voorzitter. Ik dank de heer Van Kesteren voor zijn opmerkingen en ook voor zijn aanscherpingen in de twee vragen die hij stelde. Als ik het ten aanzien van de code te zuinig gezegd heb, is dat echt niet de bedoeling geweest, want daar ben ik het zeer mee eens. Ik zou hem dus willen toezeggen om daar nog specifiek op terug te komen en te kijken hoe we daar invulling aan kunnen geven in aanvulling op het mvo-beleid. Maar in het weinige wat ik gezegd heb, heb ik kennelijk de indruk gewekt dat daar weinig enthousiasme over zou zijn. Het was eerder het tegenovergestelde; dat heb ik vanavond vaker gedaan. Daar waar ik het zeer eens was met verschillende sprekers, heb ik ook omwille van de tijd geprobeerd om dat relatief beknopt te doen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Europese oplossing voor hybridemismatch (35.241, C) (T03259)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer in een memorie van antwoord, naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de VVD, toe dat er contact gezocht wordt met de Europese Commissie over een Europese oplossing voor hybridemismatch.


Kerngegevens

Nummer T03259
Status voldaan
Datum toezegging 28 november 2019
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
hybride mismatches
Kamerstukken Wet implementatie tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.241)


Uit de stukken

Memorie van antwoord, 28 november 2019, 35241, C, p. 15, 16

Staatssecretaris van Financiën:

De leden van de fractie van de VVD beschrijven in de tweede casus een Amerikaanse moedervennootschap die alle aandelen in een Nederlandse bv houdt. De Nederlandse bv is voor Amerikaanse belastingdoeleinden transparant. Daarmee is de Nederlandse bv om de in de vorige casus genoemde reden een hybride lichaam. De Nederlandse bv heeft 100 aan kosten en produceert in opdracht van de moedervennootschap. De Nederlandse bv wordt hiervoor beloond op een zogenoemde «cosyplusbasis» waarbij de arm’s-lengthbeloning is bepaald op 10% van de kosten. Zij krijgt derhalve een vergoeding van 110 van de moedervennootschap.

De kosten die de Nederlandse bv maakt zijn in Nederland in beginsel aftrekbaar. Deze kosten zijn ook in de VS aftrekbaar, omdat de Nederlandse bv als transparant wordt gezien voor belastingdoeleinden van de VS. Omdat de kosten zowel in Nederland als in de VS in aftrek komen (doordat de Nederlandse belastingplichtige voor Amerikaanse belastingdoeleinden transparant is), is sprake van een dubbele aftrek. De hybridemismatchmaatregelen zijn echter in geval van een dubbele aftrek niet van toepassing als er sprake is van dubbel in aanmerking genomen inkomen.

De vergoeding van 110 die de Nederlandse bv ontvangt wordt wel in Nederland in de heffing betrokken, maar niet in de VS. Daarmee is in deze casus dus geen sprake van dubbel in aanmerking genomen inkomen en wordt de aftrek van de kosten in Nederland geweigerd. Deze problematiek speelt specifiek in verhouding tot de VS.

In de VS is het door de zogenoemde «check-the-box»-regels mogelijk dat belastingplichtigen zelf kiezen of (buitenlandse) vennootschappen als transparant of niet-transparant worden gezien. De Amerikaanse moedervennootschap kan er in dit geval ook voor kiezen om de Nederlandse bv voor Amerikaanse belastingdoeleinden als niet-transparant te beschouwen. Er is dan niet langer sprake van een hybridemismatch.

Bij de uitwerking van de tweede casus deel ik desondanks het ongemak van de leden van de fractie van de VVD bij deze uitkomst. Het is echter wel de uitkomst die volgt uit ATAD2 en ik zie geen mogelijkheid om binnen de richtlijn hiervan af te wijken. Ook biedt de richtlijn geen mogelijkheid voor het opnemen van een tegenbewijsregeling. Een oplossing voor deze situaties zal op Europees niveau moeten worden gezocht. Omdat ik de zorgen van de leden van de fractie van de VVD ten aanzien van deze situaties begrijp, zal ik dit bij de EC onder de aandacht brengen.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Voorwaarden dubbele belastingheffing onder ATAD2 (35.572, F) (T03260)

De staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst zegt de Kamer in een memorie van antwoord, naar aanleiding van een vraag van de leden van de fractie van de VVD, toe om (in het voorjaar van 2021) meer duidelijkheid te verstrekken over onder welke voorwaarden dubbele belastingheffing onder ATAD2 kan worden voorkomen.


Kerngegevens

Nummer T03260
Status voldaan
Datum toezegging 27 november 2020
Deadline 1 januari 2023
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD2
belastingheffing
dubbele belasting
voorwaarden
Kamerstukken Belastingplan 2021 (35.572)


Uit de stukken

Memorie van antwoord, 27 november 2020, 35572, F, p. 5

Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit en Belastingdienst:

“De leden van de fractie van de VVD vragen of, in het kader van de implementatie van ATAD2, reeds contact is opgenomen met de Europese Commissie (EC) over de vraag of en zo ja, hoe dubbele heffing kan worden voorkomen. Het kabinet heeft deze problematiek op ambtelijk niveau onder de aandacht van de EC gebracht. In reactie heeft de EC aangegeven dat de toepassing van de hybridemismatchmaatregelen uit ATAD2 een mogelijk risico in zich dragen van dubbele belastingheffing, maar dat dubbele belastingheffing geen doelstelling is van ATAD2. Aanvullend merkt EC op dat naar hun mening de tekst van ATAD2 ruimte biedt om op nationaal niveau dubbele belastingheffing door toepassing van de hybride mismatchmaatregelen in bepaalde gevallen te voorkomen. Daarbij komen er breder signalen op dat de toepassing van de hybridemismatchmaatregelen aanleiding kan geven tot dubbele belastingheffing. Zo onderkent bijvoorbeeld ook het Verenigd Koninkrijk dat deze onder omstandigheden aanleiding kunnen geven tot aanzienlijke dubbele belastingheffing. Overigens zijn er ook signalen uit de praktijk dat belastingplichtigen zoeken naar een andere vormgeving van hun bedrijfs- of financieringsstructuur om dubbele belasting als gevolg van de hybridemismatchmaatregelen te voorkomen. Op dit moment wordt door het kabinet nader bezien welke ruimte ATAD2 biedt om dubbele belastingheffing te voorkomen en hoe hieraan invulling kan worden gegeven”.


Brondocumenten


Historie







Toezegging Implementatie ATAD1 (35.030, E) (T03261)

De staatssecretaris van Financiën zegt de Kamer in een Nota naar aanleiding van het Verslag Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, naar aanleiding van vagen van de fractieleden van de VVD en het CDA, toe om aan de Europese Commissie te vragen wanneer de uiterste datum van de implementatie van ATAD1 is verstreken en een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de EU ATAD1 hebben geïmplementeerd.


Kerngegevens

Nummer T03261
Status deels voldaan
Datum toezegging 7 december 2018
Deadline 1 juli 2024
Verantwoordelijke(n) Staatssecretaris van Financiën
Kamerleden Drs. P.W. Geerdink (VVD)
Commissie commissie voor Financiën (FIN)
Soort activiteit Schriftelijk overleg
Categorie brief/nota
Onderwerpen ATAD1
implementatie
Kamerstukken Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking (35.030)


Uit de stukken

Nota naar aanleiding van het verslag, 7 december 2018, 35030, E, blz. 2

Staatssecretaris van Financiën:

“De leden van de fracties van de VVD en het CDA vragen het kabinet om aan te geven hoe de definitie van openbare-infrastructuurprojecten wordt ingevuld in landen zoals Frankrijk, Engeland en Duitsland die deze uitzondering eveneens in hun wet- en regelgeving hebben opgenomen. Zoals gemeld in de memorie van antwoord is er nog geen overzicht voorhanden hoe andere landen de implementatie vormgeven. De implementatietermijn verloopt immers pas per 1 januari 2019. Daarom zal aan de Europese Commissie (EC) worden gevraagd om, wanneer de uiterste datum van implementatie is verstreken, een overzicht te geven van de wijze waarop andere lidstaten van de Europese Unie (EU) ATAD11 hebben geïmplementeerd. Zodra dit beschikbaar is, wordt dit met uw Kamer gedeeld, zo mogelijk gevolgd door een analyse hoe de implemenatie in Nederland zich verhoudt tot andere lidstaten. Op dit moment bestaat er geen inzicht op welke wijze andere lidstaten openbare infrastructuurprojecten behandelen in de earningsstrippingmaatregel. Wel moet daarbij worden bedacht dat het kabinet kiest voor een implementatiewijze waardoor de doelstelling van de regeling niet meer primair is gericht op het bestrijden van belastingontwijking maar vooral op een meer gelijke behandeling van eigen en vreemd vermogen.”


Brondocumenten


Historie