Dit voorstel van wet stelt de arts die levensbeëindiging op verzoek toepast of hulp bij zelfdoding verleent, niet meer strafbaar. Hij dient zich te houden aan wettelijk vast te leggen zorgvuldigheidseisen.
Daartoe worden het Wetboek van Strafrecht en de Wet op de lijkbezorging gewijzigd.
Deze samenvatting is gebaseerd op het wetsvoorstel en de memorie van toelichting zoals ingediend bij de Tweede Kamer.
Het voorstel is op 28 november 2000 aangenomen door de Tweede Kamer. CDA, SGP, RPF, GPV, SP en het lid Apostolou (PvdA) stemden tegen.
De Eerste Kamer heeft het voorstel op 10 april 2001 na hoofdelijke stemming met 46 stemmen voor (VVD, D66, PvdA en GroenLinks) en 28 stemmen tegen (CDA, SGP, ChristenUnie en SP) aangenomen. Tijdens het debat is de motie-Schuurman c.s. (EK 26.691 / 23.877, nr. 137h) ingediend. Deze motie is na stemming bij zitten en opstaan verworpen door de Eerste Kamer. CDA, ChristenUnie, SGP, SP en OSF stemden voor.
Bij de plenaire behandeling door de Eerste Kamer op 9 en 10 april 2001 werd de brief van de minister van Justitie van 18 mei 1998 betrokken (23.877, EK nr. 246c).
ingediend
6 augustus 1999titel
Toetsing van levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding en wijziging van het Wetboek van Strafrecht en van de Wet op de lijkbezorging (Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding)schriftelijke voorbereiding
inbreng geleverd door
ondertekening
- minister van Justitie
inwerkingtreding
Op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip
Het wetsvoorstel is het sluitstuk van het beleid dat in de afgelopen jaren is gevoerd met betrekking tot de melding en toetsing van euthanasie en hulp bij zelfdoding.
De strekking van het wetsvoorstel is identiek aan het initiatiefvoorstel van Van Boxtel c.s. inzake euthanasie en hulp bij zelfdoding (26.000), dat op 16 april 1998 werd ingediend.
De twee voorwaarden voor straffeloosheid van de arts zijn:
-
1.hij moet voldoen aan de zorgvuldigheidseisen welke zijn opgenomen in de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding
-
2.hij moet zijn handelen melden aan de gemeentelijke lijkschouwer overeenkomstig hetgeen daaromtrent is bepaald in de wet op de lijkbezorging.
De toetsing achteraf gebeurt door multidisciplinair samengestelde commissies.
Het voorstel bevat eveneens regels over de besluitvorming inzake euthanasie voor minderjarigen. Een patient tussen de twaalf en zestien jaar kan een verzoek tot levensbeëindiging of hulp bij zelfdoding doen. Wanneer de ouders zich hiermee niet kunnen verenigen, kan de arts het verzoek onder bepaalde voorwaarden toch inwilligen.
-
-
-
10 april 2001
voortzetting behandeling en stemming (aangenomen, voor: 46 en 28 tegen) Handelingen EK 2000/2001, nr. 27: blz. 1276-1295 -
-
10 april 2001
Motie-Schuurman (ChristenUnie) c.s. inzake de beschikbaarheid van in palliatieve zorg geschoolde artsen en verpleegkundigen ivm de toetsing van euthanasieverzoeken EK 26.691 / 23.877, nr. 137h -
-
-
-
-
20 maart 2001
nader voorlopig verslag commissies Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport nr. 137d -
-
-
13 februari 2001
voorlopig verslag commissies Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport nr. 137a -
-
-
28 november 2000
stemming (aangenomen, tegen: CDA, SGP, RPF, GPV, SP en lid Apostolou (PvdA)) Handelingen TK 2000/2001, nr. 28: blz. 2372-2375 -
23 november 2000
voortzetting behandeling Handelingen TK 2000/2001, nr. 27: blz. 2233-2260 -
23 november 2000
voortzetting behandeling Handelingen TK 2000/2001, nr. 27: blz. 2202-2223 -
22 november 2000
voortzetting behandeling Handelingen TK 2000/2001, nr. 26: blz. 2107-2139 -
21 november 2000
behandeling Handelingen TK 2000/2001, nr. 25: blz. 2001-2072