E030213
Laatste revisie: 11-02-2009

E030213 - Voorstel voor een richtlijn van het Europese Parlement en de Raad betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging (Grondwaterrichtlijn)



De hoeksteen van de Europese wetgeving ter bescherming van het aquatische milieu is de kaderrichtlijn water. In deze richtlijn (2000) is bepaald dat het Europees Parlement en de Raad op basis van een voorstel van de Europese Commissie specifieke maatregelen zullen vaststellen ter voorkoming en bescherming van grondwaterverontreiniging. In het onderhavige voorstel dat een dochterrichtlijn van de kaderrichtlijn water betreft worden derhalve gemeenschappelijke criteria voorgesteld ter beoordeling van de chemische toestand van het grondwater alsmede ter beoordeling van de tendensen in de kwaliteit van het grondwater (concentratie van vervuiling).


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2003)550PDF-document, d.d. 19 september 2003

rechtsgrondslag

Artikel 175, lid 1, Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen


Implementatie

Richtlijn 2006/118/EGPDF-document diende voor 16 januari 2009 te zijn geïmplementeerd. Implementatie zal geschieden door een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), te weten het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (BKMW) en wijziging van diverse regelgeving op het gebied van VROM die aan de Europese Commissie gemeld zal worden.

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-richtlijnen, stand per 1 juli 2009.


Behandeling Eerste Kamer

De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft in haar vergadering d.d. 3 februari 2004 besloten het onderhavig voorstel voor een richtlijn onder de aandacht te brengen van de commissies Milieu, LNV en V&W.

Het onderhavige fiche werd geagendeerd voor de commissievergadering Verkeer en Waterstaat van 17 februari 2004. De behandeling van onderhavig voorstel zal worden meegenomen in de behandeling van de implementatie van de Kaderrichtlijn Water (zie kamerstukken in de serie 28808).

Op 5 oktober 2004 heeft in de Eerste Kamer voorbereidend onderzoek plaatsgevonden betreffende de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water. Ter voorbereiding is EBEK-memo 224: "Standpunten ten aanzien van de Kaderrichtlijn Water" aangeboden aan de vaste kamercommissies voor Verkeer en Waterstaat, Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en Milieu.

De implementatiewet EG-Kaderrichtlijn Water werd dinsdag 5 april 2005 plenair behandeld. Voor meer informatie over de implementatie van de Europese Kaderrichtlijn Water (28808) kijkt u op de website van de Eerste Kamer.


Behandeling Tweede Kamer

Op 21 juni 2005 heeft de staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer een brief gestuurd aan de Tweede Kamer waarin hij de kamer informeert over de stand van zaken met betrekking tot het onderhavige voorstel.

  • brief Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu - 28808, 38
    21 juni 2005

Standpunt Nederlandse regering

Aangezien met de grondwaterrichtlijn slechts een communautair kader geschapen wordt uitgaande van een flexibele aanpak voor de lidstaten en aangezien het voorstel direct voortvloeit uit de kaderrichtlijn water geeft de regering in fiche 1 een positief oordeel ten aanzien van de subsidiariteit en proportionaliteit. Er bestaat een meerwaarde bij regelend optreden van de EU inzake de bescherming van het grondwater (bijvoorbeeld de grensoverschrijdende effecten; een "level playing field").

De implementatietermijn van de richtlijn wordt voorgesteld op 18 maanden. Met het oog op de uitvoering van de kaderrichtlijn water is het van belang dat de grondwaterrichtlijn zo snel mogelijk wordt omgezet in nationale wetgeving (grote samenhang). Echter moeten twijfels gezet worden bij de haalbaarheid, mogelijkerwijze kan hetzelfde tijdpad gevolgd worden als van de wijziging van de wet Milieubeheer i.v.m. de kaderrichtlijn water.

  • brief Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu - 21109, 123
    3 maart 2004
  • bnc-fiche Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, 300[1]
    18 december 2003

Samenvatting voorstel Europese Commissie

Gezien de vele implicaties die de voorgestelde richtlijn met zich meebrengt volgen hieronder de belangrijkste punten uit de algemene standpuntbepaling van de Nederlandse regering zoals (uitgebreid) vastgelegd in het BNC-fiche:

"Grondwater en grondwaterbescherming zijn voor Nederland belangrijke onderwerpen. In de eerste plaats is grondwater de belangrijkste bron voor de drinkwatervoorziening. Daarnaast is grondwater een essentiële factor voor de instandhouding van aquatische en terrestrische ecosystemen en een productiefactor voor de landbouw. Europese regelgeving gericht op de bescherming van het grondwater is van belang in verband met grensoverschrijdende watervoerende lagen en oppervlaktewateren, het Europees stoffenbeleid, het gemeenschappelijk landbouwbeleid en het bevorderen van een level playing field binnen de EU voor economische activiteiten die kunnen leiden tot verontreiniging van het grondwater."

Nederland zal eerst meer duidelijkheid proberen te krijgen over de exacte financiële en beleidsmatige implicaties van het richtlijnvoorstel, alvorens een definitief standpunt in te nemen. Nederland staat in algemene zin positief tegenover het Commissievoorstel. Het voorstel legt echter nog onvoldoende relatie met de bescherming van het grondwater als bron voor de drinkwatervoorziening. Zo worden bijvoorbeeld bij de voorgeschreven beoordeling van de chemische toestand van het grondwater de risico's voor de drinkwatervoorziening buiten beschouwing gelaten.

De mogelijke consequenties van het Commissievoorstel zullen nog worden nagegaan aan de hand van enkele specifieke Nederlandse grondwatersituaties. Daarbij zal ook gekeken worden naar de milieu-ambitie van het voorstel. Mede op basis hiervan zal nog een nadere afweging plaatshebben tussen enerzijds de flexibiliteit van het Commissievoorstel, die lidstaten ruimte geven voor maatwerk en anderzijds een eventuele nadere precisering van bepalingen en bijlagen, die uit oogpunt van duidelijkheid wenselijk zou kunnen zijn, maar de ruimte voor maatwerk mogelijk beperken.

Het is voorts de vraag in hoeverre de vaststelling en implementatie van de Grondwaterrichtlijn aansluit bij het tijdschema zoals dat in de Kaderrichtlijn Water is vastgelegd ten aanzien van het karakteriseren van grondwaterlichamen, het monitoren en het opstellen van stroomgebiedbeheersplannen.


Behandeling Raad

Richtlijn 2006/118/EGPDF-document werd op 12 december 2006 aangenomen en gepubliceerd in Pb EU L372 d.d. 27 december 2006.

Op 24 juni 2005 heeft de Raad heeft met gekwalificeerde meerderheid van stemmen een politiek akkoord bereikt over onderhavig voorstel. De tekst zal tijdens een komende zitting van de Raad worden aangenomen in de vorm van een gemeenschappelijk standpunt en met het oog op de tweede lezing aan het Europees Parlement worden toegezonden. Duitsland, Hongarije, Italië en Zweden hebben het voornemen om tegen de aanneming van de richtlijn te stemmen.

De mededelingPDF-document met betrekking tot het gemeenschappelijk standpunt met het oog op aanneming van onderhavige richtlijn werd op 10 februari 2006 gepubliceerd.

Na een advies van de Europese Commissie op de amendementen die het Europees Parlement (EP) had op dit gemeenschappelijk standpunt, heeft de Raad op 10 oktober 2006 beslotenPDF-document de amendementen van het EP in tweede lezing niet te accepteren en een bemiddelingscomité bijeen te roepen om een gezamenlijke tekst van EP en raad te onderhandelen. Dit bemiddelingscomité kwam op 17 oktober 2006 tot een gezamenlijke tekst die nog door de Raad en het Europees Parlement aangenomen dient te worden.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 28 april 2005 heeft het Europees Parlement (EP) een wetgevingsresolutie aangenomen ten aanzien van onderhavig voorstel.

Het EP steunt het uitgangspunt van de Europese Commissie om geen nieuwe kwaliteitsnormen op te stellen, maar het aan de lidstaten over te laten de drempelwaarden voor de aanwezigheid van bepaalde verontreinigende stoffen in grondwater te bepalen. Volgens het EP is het niet aangewezen de lidstaten te dwingen maatregelen te nemen tegen datgene wat eigenlijk geen chemische verontreiniging is.

Om die reden bepaalt het EP dat de lidstaten bij de vaststelling van de grondwaterkwaliteitsnormen rekening kunnen houden met het gehalte aan van nature in water voorkomende stoffen. Teneinde toch een gelijke omzetting van de richtlijn in de lidstaten te garanderen, bepaalt het Parlement dat de lidstaten een beschrijving van de meetmethoden aan de Europese Commissie moeten doen toekomen, en wel voor elk van de stoffen waarvoor een communautaire of nationale grondwaterkwaliteitsnorm is vastgelegd. De Commissie keurt de meetmethoden vervolgens goed of verwerpt ze. Voor grondwateren die nationale grenzen overschrijden, bepaalt de Vergadering dat de betrokken lidstaten gezamenlijk de kwaliteitsnormen en beoordelingsmethoden dienen vast te stellen.

De parlementsleden zijn van mening dat het niet met het subsidiariteitsbeginsel verenigbaar is dat in de richtlijn bepalingen worden opgenomen voor alle denkbare kleine veroorzakers van lozingen. Het Parlement haalt daarom lozingen van huishoudelijk afvalwater uit zuiveringsinstallaties van alleenstaande woningen alsmede lozingen van verontreinigende stoffen in zulke kleine hoeveelheden dat geen gevaar bestaat voor verslechtering van de grondwaterkwaliteit, uit de richtlijn.

Op 13 juni 2006 nam het Europees Parlement een wetgevingsresolutie betreffende het gemeenschappelijk standpunt, door de Raad vastgesteld met het oog op de aanneming van de richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bescherming van het grondwater tegen verontreiniging aan.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

  • advies Economisch en Sociaal Comité - CESE 50/2004
    31 maart 2004
  • advies Comité van de Regio's - CDR 240/2003
    19 februari 2004

Alle bronnen