E040138 - Mededeling over de vervolgcontrole van de Mededeling van de Commissie over bepaalde juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken (mededeling inzake film) van 26.9.2001 (gepubliceerd in het PB C 43 op 16.2.2002). -Voorstel voor een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad over cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten
In COM(2004)171 doet de Europese Commissie een voorstel tot aanbeveling aangaande het cinematografisch erfgoed en het concurrentievermogen van verwante industriële activiteiten. Deze aanbeveling is de uitwerking van COM(2001)534 "juridische aspecten in verband met cinematografische en andere audiovisuele werken". Specifiek wordt ingegaan op twee aspecten: de overheidssteun en de bescherming van het cultuurgoed.
Overheidssteun:
De Europese Commissie erkent dat de filmproductiesector onder druk staat. Op aandringen van meerdere lidstaten wordt derhalve besloten de bestaande regeling betreffende (overheids)steun gerelateerd aan specifieke compatibiliteitscriteria te verlengen. Overheidssteun is legitiem indien wordt voldaan aan de voorwaarden van algemene wettelijkheid en wanneer daarmee de belemmeringen voor het vrij verkeer van goederen, diensten en personen in deze sector worden teruggebracht. Hiermee wordt gedoeld op het reduceren van het gebruik van "territorialiseringsclausules": producenten zijn verplicht een bepaald deel van het filmbudget uit te geven in een specifieke lidstaat.
Bescherming van het erfgoed:
Teneinde het Europese audiovisuele erfgoed te bewaren en te vrijwaren wordt een wettelijk depot van audiovisuele werken ingevoerd. Dit depot is wettelijk verplicht voor cinematografische werken, voor andere audiovisuele werken (bijvoorbeeld televisie programma's) is het optioneel. Het verplichte depot betreft verzamelen, categoriseren, databases, bewaren, restaureren, gebruik voor educatieve, academische, culturele en onderzoeksactiviteiten. In 80% van de lidstaten moeten cinematografische werken (alle of slechts door de overheid gesubsidieerde werken) reeds worden gedeponeerd.
Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.
document Europese Commissie
COM(2004)171, d.d. 16 maart 2004
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft in haar vergadering d.d. 7 september 2004 besloten de onderhavige mededeling onder de aandacht te brengen van de commissie voor Cultuur.
Op 14 september 2004 is de onderhavige mededeling geagendeerd in de commissie Cultuur alwaar besloten is dat de commissie de opvattingen van de regering omtrent de subsidiariteit, proportionaliteit alsmede de inhoudelijke bezwaren deelt en nadere acties niet nodig acht.
De Nederlandse regering oordeelt in fiche 2 negatief over toetsing aan zowel het subsidiairiteit- als het proportionaliteitsbeginsel. Uit hoofde van het Europees Verdrag is harmonisatie van wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van cultuur uitgesloten. Het betreft een bevoegdheid van de lidstaten De Nederlandse regering telt voorts dat aangezien het doel van de aanbeveling een verbeterde distributie is van het Europese audiovisueel erfgoed, het instellen van een wettelijk verplicht depot niet proportioneel gerechtvaardigd is.
De Europese Commissie erkent in de onderhavige mededeling dat harmonisering van de wetten niet tot het Europees cultureel beleid behoort, gebruik moet worden gemaakt van niet-bindende instrumenten. Derhalve wordt een aanbeveling voorgesteld. Daarenboven een aanbeveling van het Europees Parlement en de Raad opdat het meer gewicht zal krijgen en een doeltreffender samenwerking voor de uitvoering eerder gerealiseerd wordt wanneer de lidstaten betrokken zijn. Als rechtsbasis wordt gebruik gemaakt van artikel 157. Krachtens dat artikel dragen de Europese Gemeenschap en de lidstaten er zorg voor dat de omstandigheden nodig voor het concurrentievermogen van de industrie van de Gemeenschap aanwezig zijn.
De Nederlandse regering staat positief tegenover het veilig stellen van audiovisueel erfgoed, maar is -naast de negatieve toetsing aan het subsidiariteit- en proportionaliteitsbeginsel - tegen een wettelijke verplichting een depot voor alle audiovisuele werken. Daarvoor worden drie argumenten aangedragen:
-
-Een wettelijk depot maakt selectie onmogelijk. Het huidig Nederlands beleid gaat uit van kwaliteit boven kwantiteit op basis van criteria ("Audiovisuele Criteria Nederland"). Met het Europees voorstel zal de kwantiteit dermate toenemen dat er niet alleen grote achterstanden zullen ontstaan maar tevens het ten koste zal gaan van de kwaliteit van de waarborging van cultureel erfgoed.
-
-de financiële gevolgen van het voorstel zijn proportioneel te hoog.
-
-Vanuit het oogpunt van deregulering is de Nederlandse regering geen voorstander van het depot
Ten aanzien van de overheidssteun op basis van het territorialiseringsclausule is de regering wel akkoord.
Aanbeveling 2005/865/EG werd op 9 december 2005 gepubliceerd in Pb EU L323.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.