E090059 - Mededeling inzake nucleaire non-proliferatie
Het doel van de mededeling is
-
-het schetsen van de internationale context, die naar het oordeel van de Commissie een versterking van de internationale non-proliferatiegaranties noodzakelijk maakt,
-
-de voornaamste beschikbare EU-instrumenten op dit gebied toe te lichten (met name in het kader van het EURATOM-verdrag) en
-
-een omschrijving te geven van de wijze waarop deze instrumenten in nauwe samenwerking met het International Atomic Energy Agency (IAEA) kunnen worden gebruikt om sterkere internationale non-proliferatiegaranties uit te bouwen.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2009)143, d.d. 26 maart 2009
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) besloot op 19 mei 2009 dat zij onderhavige mededeling onder de aandacht wil brengen van de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO).
Op 16 juni 2009 werd de behandeling aangehouden tot 30 juni 2009 en op deze dag werd besloten dat de vragen van de SP-fractie per brief aan de minister van Buitenlandse Zaken worden gestuurd. Deze werden op 15 juli 2009 per brief beantwoord. In de vergadering van 8 september 2009 heeft de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) deze antwoorden voor kennisgeving aangenomen.
-
korte aantekening Commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) - 40143/HM
8 september 2009 -
brief minister met toelichting Onderdeel kamerstuk 22112, CX Ministerie van Buitenlandse Zaken - 22.112, DVB/NW-516/09
15 juli 2009 -
brief Onderdeel kamerstuk 22112, CX Commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) - 22.112, 144449.u
1 juli 2009 -
korte aantekening Commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) - 40065/HM
30 juni 2009 -
korte aantekening Commissie Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) - 40003/HM
16 juni 2009 -
Naar aanleiding van een verzoek uit de commissie Buitenlandse Zaken stuurde de minister op 14 juli 2009 een een brede brief ten aanzien van het non-proliferatiebeleid. Hierin wordt in het bijzonder ingegaan op de uitkomsten van de NPV PrepCom van mei jongstleden, Iran en Noord-Korea.
Op 10 september 2009 heeft er een algemeen overleg plaatsgevonden tussen de commissie voor Buitenlandse Zaken en de minister van Buitenlandse Zaken over onder andere het BNC-fiche behorend bij deze Commissiemededeling.
De mededeling geeft een overzicht van de instrumenten waarover de Europese Unie beschikt op het gebied van non-proliferatie waar Nederland zich geheel in kan vinden. De voorgestelde acties en intensivering van bestaande activiteiten sluiten geheel aan bij het Nederlands beleid ter zake. Nederland zet actief in op de versterking van het non-proliferatiebeleid, zoals vastgelegd in het NPV, dat voor Nederland de hoeksteen van het internationale non-proliferatieregime blijft. De handhaving van de non-proliferatieverplichtingen van staten is in belangrijke mate afhankelijk van het zogenaamde 'waarborgen'-systeem, op de naleving waarvan door het IAEA wordt toegezien. Een verdere versterking hiervan is voor Nederland essentieel. Nederland zet zich hier ook in Europees kader voor in en verwelkomt een sterker, gezamenlijk EU-optreden.
Nederland speelt een actieve rol in de discussies over een internationaal systeem van gegarandeerde splijtstofvoorziening en heeft samen met Duitsland en het VK in april 2008 een grote conferentie over dit onderwerp georganiseerd in Berlijn. De Commissie stelt in haar mededeling dat een dergelijk garantiestelsel alleen toegankelijk is voor landen die vrijwillig afzien van het opzetten van eigen splijtstofcyclus activiteiten. Hoewel dit systeem kan bijdragen aan het tegengaan van de verder verspreiding van proliferatiegevoelige onderdelen van de nucleaire splijtstofcyclus, is deze voorwaarde voor deelname een gepasseerd station en in de internationale discussies onhaalbaar gebleken. Veel landen, met name niet-gebonden landen zien een dergelijke voorwaarde als discriminerend en een onaanvaardbare aantasting van hun rechten onder het non-proliferatieverdrag.
Subsidiariteit en proportionaliteit:
Voor zover tot een beoordeling kan worden overgegaan luidt het oordeel positief. Non-proliferatie heeft bij uitstek een internationale dimensie. Het niet-verspreiden van kennis en technologie die gebruikt kan worden voor de bouw van kernwapens heeft alleen effect als meerdere landen zich hieraan houden. Door gezamenlijk optreden van de lidstaten kan het Europa een aanzienlijke bijdrage leveren aan het (mondiale) non-proliferatiebeleid. De geïdentificeerde activiteiten vloeien logischerwijs voort uit bestaande c.q. bekrachtigde communautaire programma's en dragen bij aan een verdere versterking van de internationale non-proliferatiegaranties.
Het doel van de mededeling is
-
-het schetsen van de internationale context, die naar het oordeel van de Commissie een versterking van de internationale non-proliferatiegaranties noodzakelijk maakt,
-
-de voornaamste beschikbare EU-instrumenten op dit gebied toe te lichten (met name in het kader van het EURATOM-verdrag) en
-
-een omschrijving te geven van de wijze waarop deze instrumenten in nauwe samenwerking met het International Atomic Energy Agency (IAEA) kunnen worden gebruikt om sterkere internationale non-proliferatiegaranties uit te bouwen.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.