Op uitnodiging van de Kosovaarse Parlementsvoorzitter, Jakup Krasniqi, verbleef de Voorzitter van de Eerste Kamer, Fred de Graaf, op 19 en 20 februari in Kosovo. Vijf jaar na het unilateraal uitroepen van een onafhankelijke staat, gaven verschillende parlementsleden en regeringsvertegenwoordigers hun visie op de ontwikkelingen in dit jonge land. Daarnaast sprak De Graaf onder andere met verschillende Nederlanders werkzaam in Kosovo en met vertegenwoordigers van de minderheden in het land.
De Kosovaren benadrukten meermaals dat Kosovo de financiële en materiële steun van internationale partners zoals Nederland, hard nodig heeft. Krasniqi, maar ook Presidente Atifete Jahjaga, Vice-Premier Slobodan Petrovic en oppositieleider Isa Mustafa maakten duidelijk dat er in hun ogen maar één mogelijk toekomstscenario voor hun land is: integratie in de Europese en Atlantische instellingen. De realiteit is echter dat, terwijl 98 landen Kosovo inmiddels erkennen, buurland Servië alsook vijf lidstaten van de Europese Unie Kosovo nog altijd beschouwen als een Servische provincie. Deze status heeft grote gevolgen voor de participatie van Kosovo in internationale fora. De Voorzitter van de Eerste Kamer onderstreepte daarom het belang van een constructieve dialoog met Servië en riep de autoriteiten op goede relaties in de regio te onderhouden. Hij schetste daarbij ook een duidelijke rol voor het parlement: waar regeringen er niet uit komen, kunnen contacten tussen parlementen het proces vooruit helpen.
Ondanks de uitgesproken ambitie om een goed functionerend “Kosovo” te creëren - een multi-etnische staat -, kwam de vraag “waar zijn de Kosovaren?’ herhaaldelijk terug in de gesprekken die de Voorzitter voerde. Eén van de Ondervoorzitters van het Kosovaarse parlement – aanhanger van de Albanese nationale partij – sprak over de noemer “Kosovo” als over een lege huls. De Albanees-Kosovaren zijn met 88 procent de meerderheid in het land. Tijdens zijn korte verblijf bezocht De Graaf ook de Servische enclave Gracanica en legden volksvertegenwoordigers van de Bosnische minderheid de delegatie uit hoe zij hun rechten (en plichten) interpreteren. Stevige discussie werd gevoerd over het huidige systeem waarin minderheden disproportioneel zijn vertegenwoordigd in het parlement en waarbij de opbouw van etnische enclaves wordt aangemoedigd. Het doel, aldus De Graaf, zou juist moeten zijn om een nationale identiteit te vormen en niet te blijven steken in politiek gebaseerd op cultureel-etnische verschillen. Hij voegde daaraan toe dat in een democratie, waarbij de meerderheid van vandaag de minderheid van morgen kan zijn, het uiteindelijk gaat om de legitimiteit van het gehele parlement.
Veel van de gesprekspartners van de Voorzitter maakten deel uit van de naoorlogse generatie (1999 Kosovo oorlog). Kosovo heeft de jongste bevolking van Europa, met meer dan de helft van de inwoners onder de 25 jaar oud. Het benutten van dit “menselijk kapitaal” werd door De Graaf gekenschetst als waarschijnlijk de grootste uitdaging voor het land. De Kosovaren zelf hekelden daarbij de restricties die zij ondervinden in het volgen van opleiding of het vinden van werk buiten de grenzen van Kosovo.
De Nederlandse delegatie bracht ook een bezoek aan de historische vestingstad Prizren waar in de afgelopen jaren een grote Nederlandse zinkfabriek is geopend. Nederlandse ondernemers spraken waardering uit aan het adres van de Nederlandse ambassadeur in Kosovo, Robert Bosch, en de Kosovaarse ambassadeur in Nederland, Nexhmi Rexhepi, voor de wijze waarop zij ten gunste van beide landen economische diplomatie bedrijven.
Verwante nieuwsberichten:
Deel dit item: