E130058
  klaver icoon
Laatste revisie: 11-05-2016

E130058 - Richtlijnvoorstel tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten



Het voorliggende richtlijnvoorstel wijzigt Europese belastingwetgeving voor ondernemingen teneinde een aantal mazen in bestaande Europese wetgeving te dichten. Daarmee kan volgens de Europese Commissie belastingontduiking in de Europese Unie bestreden worden. Door gebruik te maken van bepalingen van de vigerende moeder-dochterrichtlijn die bedoeld is om dubbele belasting binnen de Unie te voorkomen zouden multinationale ondernemingen in een aantal gevallen helemaal geen belasting betalen.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

nationaal

De brief van de staatssecretaris Financiën werd op 11 februari 2014 besproken tijdens de commissievergadering Financiën. De fractie van de SP heeft verzocht om een korte heropening op 25 maart 2014 van het debat over Internationaal Fiscaal (Verdrags)beleid van 21 januari 2014, waarna de aangehouden motie-Elzinga (25087, G) in stemming werd gebracht op 1 april 2014. Deze motie werd verworpen.

Europees

Tijdens de Ecofinraad van 9 december 2014 is er een politiek akkoord bereikt over de opname van een algemene antimisbruikmaatregel in de voorgestelde richtlijn.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2013)814PDF-document, d.d. 25 november 2013

rechtsgrondslag

artikel 115 VWEU

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwant dossier


Implementatie

Richtlijn (EU) 2015/121PDF-document van 27 januari 2015 tot wijziging van Richtlijn 2011/96/EU betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten werd uiteindelijk formeel aangenomen door de Raad op 27 januari 2015 en gepubliceerd in Pb EU L21 van 28 januari 2015. Deze dient voor 31 december 2015 geïmplementeerd te zijn in nationale wetgeving.

De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn 22 december 2015 aangenomen. Het betreft het wetsvoorstel implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn (Kamerstuk 34.306), dat samen met het belastingplan 2016 (Kamerstuk 34.302) is behandeld. De publicatie in het Staatsblad volgde op 30 december, waarna de richtlijn in de eerste week van januari is genotificeerd. De richtlijn is tijdig geïmplementeerd, op 1 januari 2016 is de wet implementatie wijzigingen Moeder-dochterrichtlijn in werking getreden.

Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-Richtlijnen, stand per 1 april 2016


Behandeling Eerste Kamer

De brief van de staatssecretaris Financiën werd op 11 februari 2014 besproken tijdens de commissievergadering Financiën. De fractie van de SP heeft verzocht om een korte heropening op 25 maart 2014 van het debat over Internationaal Fiscaal (Verdrags)beleid van 21 januari 2014, waarna de aangehouden motie-Elzinga (25087, G) in stemming wordt gebracht op 1 april 2014. Deze motie werd verworpen.

In een brief van 27 januari 2014 gaat de staatssecretaris van Financiën in op een tweetal vragen die werden gesteld tijdens het debat over internationaal fiscaal verdragsbeleid en belastingheffing internationale ondernemingen op 21 januari 2014. Tijdens dit debat werd gevraagd waarom de regering ervoor kiest om de door de Europese Commissie voorgestelde algemene anti-misbruikmaatregel niet te steunen. De regering is van mening dat dit een verkeerd instrument is om belastingontwijking aan te pakken en zelfs kan leiden tot een verslechtering ten opzichte van de huidige situatie.

De staatssecretaris van Financiën heeft op 17 januari 2014 gereageerd op de vragen van de fracties van VVD en SP over de voorgestelde wijziging van de moeder-dochterrichtlijn. Deze antwoorden worden betrokken bij het debat over internationaal fiscaal verdragsbeleid en belastingheffing internationale ondernemingen op 21 januari 2014. Zo gaat de staatssecretaris van Financiën in op de vraag van de fractie van VVD over de gevolgen voor de aanpassing van de deelnemeningsvrijstelling en de vraag van de fractie van SP naar de mening van het kabinet over het voorkomen van dubbele niet-heffing.

Inbreng voor een brief aan de regering werd tijdens de vergadering op 14 januari 2014 geleverd door de fracties van VVD en SP.

De commissie besloot tijdens de vergadering op 10 december 2013 dat zij op 14 januari 2014 inbreng wenst te leveren voor schriftelijk overleg met de regering naar aanleiding van de te verwachten kabinetsappreciatie bij dit voorstel. De commissie wenst uiterlijk 17 januari 2014 over de antwoorden te kunnen beschikken teneinde deze te betrekken bij het debat over internationaal fiscaal verdragsbeleid en belastingheffing internationale ondernemingen van 21 januari 2014.

De commissie Financiën heeft op verzoek van de SP-fractie tijdens de vergadering op 3 december 2013 besloten het richtlijnvoorstel te agenderen voor de komende commissievergadering.


Behandeling Tweede Kamer

Het verslag schriftelijk overleg zoals vastgesteld op 16 mei 2014 (inclusief de antwoordbrief van de Europese Commissie van 29 april 2014) werd besproken tijdens de procedurevergadering van de commissie Financiën op 16 mei 2014 en besloten werd de antwoorden van de Europese Commissie desgewenst te betrekken bij de verdere behandeling van het BNC-fiche over dit voorstel.

Op 18 februari 2014 heeft de commissie Financiën een brief gestuurd aan de Europese Commissie waarin zij enkele vragen stelt over de voorgestelde richtlijn. Zo wil zij onder andere weten of de Europese Commissie bedrijven en non-gouvernementele organisaties heeft geconsulteerd bij het opstellen van de richtlijn.

Tijdens de procedurevergadering van de commissie Financiën op 5 februari 2014 is besloten dat de staatssecretaris van Financiën zal worden verzocht geen onomkeerbare stappen te nemen voordat de commissie Financiën haar vragen heeft gesteld aan de Europese Commissie en deze ook zijn beantwoord.

De Tweede Kamercommissie voor Financiën heeft op 4 februari 2014 een (besloten) technische briefing georganiseerd over deze richtlijn.


Standpunt Nederlandse regering

Op 20 december 2013 stuurde de regering het BNC-fiche aan de Kamer. Hierin staat onder andere dat Nederland van mening is dat een eenduidige en gerichte regeling ter bestrijding van grensoverschrijdende belastingfraude, belastingontduiking en belastingontwijking het beste op Europees niveau (of liever nog op wereldwijd niveau) geregeld zou kunnen worden. In dit kader steunt Nederland het voorstel van de Commissie om een juridisch afdwingbare oplossing te formuleren ten aanzien van de “hybride leningen”. Het is een gerichte oplossing waarmee een langlopend probleem binnen de EU op effectieve wijze kan worden opgelost.

Nederland is geen voorstander van de algemene misbruikmaatregel. Deze bepaling is te ruim en te subjectief geformuleerd waardoor het onduidelijk is wat de strekking van deze bepaling is. Hierdoor kunnen lidstaten er verschillende vergaande interpretaties op nahouden over de toepassing van deze bepaling, met als mogelijke consequentie dat er veel onzekerheid zal ontstaan bij bonafide bedrijven.

Verder betekent het voorstel een verschuiving van de bestrijding van belastingontwijking van nationale regelgeving naar Europese regelgeving. Deze overheveling leidt tot een onevenredige impact op de goedlopende Nederlandse aanpak van belastingontwijking hetgeen ten koste gaat van de effectiviteit en flexibiliteit.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het voorliggende richtlijnvoorstel wijzigt Europese belastingwetgeving voor ondernemingen teneinde een aantal mazen in bestaande Europese wetgeving te dichten. Daarmee kan volgens de Europese Commissie belastingontduiking in de Europese Unie bestreden worden. Door gebruik te maken van bepalingen van de vigerende moeder-dochterrichtlijn die bedoeld is om dubbele belasting binnen de Unie te voorkomen zouden multinationale ondernemingen in een aantal gevallen helemaal geen belasting betalen. Veel bedrijven richten dochterbedrijven op in landen met lage belastingtarieven om daarmee zo min mogelijk of helemaal geen belasting te betalen.

Het voorstel kent een tweeledige aanpak van dit probleem. Ten eerste verplicht het lidstaten een algemeen verbod op fiscale schijnconstructies op te nemen in hun belastingwetgeving. Daartoe wordt aan de moeder-dochterrichtlijn een algemene antimisbruikbepaling toegevoegd zodat daadwerkelijke economische activiteiten de basis vormen voor belastingheffing bij dochterondernemingen.

Ten tweede voorziet het voorstel in een beperking van de mogelijkheid voor multinationale ondernemingen om belastingvoordelen te behalen door winsten en dividenden in de vorm van hybride leningen over te maken naar dochtermaatschappijen. Door een consistente behandeling overal in de EU van deze financieringsvorm zouden vennootschappen geen misbruik meer moeten kunnen maken van de verschillende fiscale kwalificaties die lidstaten aan hybride leningen geven (eigen of vreemd vermogen).


Behandeling Raad

Tijdens de Ecofinraad van 9 december 2014 is er een politiek akkoord bereikt over de opname van een algemene antimisbruikmaatregel in de voorgestelde richtlijn. Tijdens de Ecofinraad van 7 november jongstleden stond dit onderwerp ook op de agenda maar er kon toen nog niet over worden gestemd omdat het Verenigd Koninkrijk (VK) en Nederland toen nog een parlementair voorbehoud hadden. In dat kader heeft de Tweede Kamer het kabinet gevraagd om een appreciatie van de voorgestelde richtlijn te maken. Deze zal voorafgaand aan het algemeen overleg over deze Raad gepland op 3 december 2014 aan de Tweede Kamer worden verstuurd.

De gerichte antimisbruikmaatregel werd als deelakkoord tijdens een eerdere Ecofinraad aangenomen. De Ecofinraad van 6-7 november 2014 heeft gesproken over opname van een algemene antimisbruikmaatregel in de Moeder-Dochter Richtlijn (MDR) om zo mogelijk misbruik ervan tegen te gaan. De meeste lidstaten zijn het eens over deze aanpassingen, hoewel enkele lidstaten zorgen blijven houden over de toepassing van de algemene anitmisbruikmaatregel. Nederland is een van deze lidstaten en heeft een parlementair voorbehoud gemaakt, daar het sterk aangepaste document nog niet besproken is met de Tweede Kamer. Hiervoor was begrip in de Ecofinraad. Het doel is nu om voor de volgende Ecofinraad op 9 december aanstaande overeenstemming te bereiken over de MDR.

Nederland steunt de algemene inzet van de Europese Commissie om belastingfraude aan te pakken, omdat Europese afspraken effectieve oplossingen met zich mee kunnen brengen. Wel bevat het huidige voorstel, als gevolg van de grote haast waarmee de tekst in elkaar is gezet, onduidelijkheden over wat deze antimisbruikmaatregel nu precies bestrijdt. Zo gaat het voorstel verder dan wat op dit moment onder de EU-rechtspraak is toegestaan, en is het niet duidelijk wat dit betekent voor de huidige praktijk. De vrees is dat dit kan leiden tot de weigering van lidstaten om richtlijnvoordelen te verlenen aan het bedrijfsleven dat vervolgens achteraf via de rechter deze weigering zal moeten bevechten. Daarom wenst Nederland eerst meer uitleg en juridische zekerheid over de toepassing van deze algemene antimisbruikbepaling voordat Nederland akkoord kan gaan.

De Raad voor Economische en Financiële Zaken heeft op 8 juli 2014 de voorgestelde wijziging van Europese belastingregels formeel aangenomen. Lidstaten hebben dan tot 31 december 2015 om deze wetgeving te implementeren in nationale wetgeving.

De Raad heeft op 20 juni 2014 een politiek akkoord bereikt over de herziening van deze richtlijn. In een komende Raadsbijeenkomst zal de definitieve tekst worden aangenomen.

De ECOFIN-Raad van 5-6 mei 2014 heeft gesproken dit voorstel. Het doel van deze richtlijn zal zijn het voorkomen dat uitgekeerd dividend binnen concernverband meerdere malen belast wordt. Om misbruik van de richtlijn te voorkomen stelt de Europese Commissie een algemene anti-misbruikmaatregel voor die nog nader moet worden uitgewerkt en een specifieke anti-misbruikmaatregel om mismatches bij hybride leningen te voorkomen. De specifieke maatregel lag voor tijdens deze Raad. Er werd nog geen politiek akkoord bereikt. De Raadsvoorzitter streeft naar een akkoord tijdens de volgende ECOFIN-Raad in juni.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Het Europees Parlement heeft op 2 april 2014 een wetgevingsresolutie aangenomen over dit voorstel.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.

  • Wetgevingsresolutie over voorstel gemeenschappelijke fiscale regeling voor moedermaatschappijen en dochterondernemingen uit verschillende lidstaten * standpunt EP Europees Parlement - P7_TA-PROV(2014)0275
    2 april 2014
    www.europarl.europa.eu/...

Behandeling EESC

Tijdens de plenaire zitting van het Europees Economisch en Sociaal Comite van 25 en 26 maart 2014 heeft het EESC een advies aangenomen ten aanzien van dit voorstel. In de conclusies en aanbevelingen verzoekt de EESC de lidstaten onder andere om een aantal begrippen juridisch gezien zo duidelijk mogelijk te omschrijven zodat de richtlijn zo correct mogelijk wordt uitgevoerd en er geen complexe situaties ontstaan voor het bedrijfsleven of de belastingdienst. Ook moet er een zo helder mogelijke wettelijke definitie komen van termen als "kunstmatige regeling", "redelijk ondernemersgedrag" en "transacties van circulaire aard", zodat hierover geen misverstanden ontstaan bij ondernemingen, belastingdiensten of rechters.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 29 januari 2014 heeft de Zweedse Riksdag als enige lidstaat van de EU een subsidiariteitsbezwaar ingediend bij de Europese Commissie.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen