Debat Implementatie Vierde spoorwegpakket



De Eerste Kamer debatteerde dinsdag 22 januari over het wetsvoorstel Implementatie Vierde spoorwegpakket. Het voorstel beoogt een bijdrage te leveren aan de verbetering van de kwaliteit, de concurrentiekracht en de efficiëntie van de Europese spoorwegsector. De Kamer stemt dinsdag 29 januari a.s. over het wetsvoorstel.

Tijdens het debat met staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat uitten veel senatoren hun zorgen over de rol die Nederland in de toekomst nog speelt op het eigen spoorwegennet. Senatoren van ChristenUnie, GroenLinks, SP en PvdA vroegen de staatssecretaris welke ontwikkeling de regering wenselijk acht voor het spoor. Van Veldhoven stelde dat marktwerking geen doel op zich is, en dat ze steeds door de lens van de reiziger zal kijken of die gebaat is bij meer of juist bij minder marktwerking.

Impressie van het debat

Senator Kuiper (ChristenUnie) noemde het pakket een voorbeeld hoe de nationale wetgeving beetje bij beetje de grip verliest op wat bij uitstek nationale bevoegdheid zou moeten zijn. Volgens hem schuift Nederland langzaam in een richting waarin een keuze wordt opgedrongen. Zo legt een lidstaat het volgens Kuiper af tegen de Europese Commissie die streeft naar marktwerking op het spoor. Hij vroeg hoe de staatssecretaris in de toekomst een concessie op het hoofdnet denkt te gunnen. Ook wilde de ChristenUnie senator weten welke rol de Autoriteit Consument en Markt (ACM) hierbij heeft. De ACM toetst op economische afwegingen, maar dat is wat de ChristenUnie betreft een te beperkt perspectief.

GroenLinks-senator Binnema stelde dat zijn partij voorstander is van treinreizen door heel Europa op een goed werkend en betaalbaar spoornet. Binnema heeft echter twijfels bij concurrentie op het spoor in het binnenland. Hij vroeg aan Van Veldhoven hoe de regering aankijkt tegen de algemene lijn van de Europese Commissie om nationale en regionale lijnen vooral aan te besteden. Wat GroenLinks betreft moet de nationale overheid de regie blijven houden bij bijvoorbeeld de dienstverlening, de kwaliteit van de dienstregeling en de veiligheid. Vanuit dat oogpunt noemt Binnema het pakket teleurstellend. Verder wilde hij van de staatssecretaris weten hoe het belang van de reiziger in de praktijk wordt behartigd, omdat in het spoorvervoer geen sprake is van dé reiziger, maar juist van verschillende typen reizigers.

Senator Meijer (SP) betoogde dat democratische controle moet zijn op datgene waar de overheid de regie voert. De SP is voorstander van grenzeloos reizen, maar geen voorstander van ongebreidelde concurrentie. Meijer noemde als voorbeeld het Verenigd Koninkrijk waar de marktwerking volgens haar 'catastrofaal' heeft uitgepakt. Volgens democratische principes is het spoor van ons allemaal en nemen we daar gezamenlijk beslissingen over, aldus de SP-senator. Zij wilde weten hoe de staatssecretaris dat ziet. Volgens de SP moet treinreizen voordeel krijgen boven vliegen. Maar senator Meijer is bang dat met dit voorstel mogelijk wordt gemaakt dat niet-concessierijders op het spoor gaan rijden. Tot slot vroeg de SP-senator wat de staatssecretaris heeft gedaan met het rapport 'Verbinding verbroken' van de Parlementaire Onderzoekscommissie Privatisering van de Eerste Kamer bij het schrijven van dit wetsvoorstel.

D66-senator Pijlman was van mening dat het Nederlandse spoor moeilijke tijden heeft gekend, maar dat het er nu relatief goed voor staat. Concurrentie heeft daar zijn werk gedaan, aldus de D66-senator. Voor D66 is het van groot belang dat 'aanbesteden, tenzij' nu ook in de wet wordt vastgelegd. Pijlman stelde dat onderhandse gunning of openbare aanbesteding vaak een hele principiële afweging is. Voor D66 dient het belang van de reiziger het uitgangspunt te zijn. Pijlman wilde van de staatssecretaris weten hoe de verschillende gunningsmomenten zich tot elkaar verhouden, aangezien de concessie voor het hoofdnet tot 2025 is vastgelegd en regionaal tot 2020.

Senator Fiers (PvdA) is verheugd dat marktwerking niet op één staat, maar zij vroeg zich wel of in hoeverre dé reiziger bestaat. Volgens Fiers is 'dé reiziger op één' niet in alle situaties voor alle reizigers gelijk te realiseren. Zij vroeg of de staatssecretaris dit met de PvdA eens is. Volgens Fiers zou het uitgangspunt moeten zijn de burger op één in plaats van de reiziger. De PvdA-senator vroeg de staatssecretaris verder of zij de mening van reizigersorganisatie Rover deelt dat het uitgangspunt moet zijn dat regie op de eerste plaats komt bij aanbesteding, en vervolgens ordening.

Staatssecretaris Van Veldhoven van Infrastructuur en Waterstaat ging in haar beantwoording van de vragen allereerst in op de vraag of dé reiziger wel bestaat. Ze betoogde dat het doel van de regering is om per reiziger te kijken of die gebaat is bij meer of juist bij minder marktwerking. Op de vraag welke ruimte het wetsvoorstel biedt voor het maken van nationale afwegingen, antwoordde zij dat regelgeving uit Brussel niet uit de lucht kom vallen. De Nederlandse regering gebruikt de uitzonderingsmogelijkheid die geboden is in de richtlijn om de lopende concessie te kunnen uitdienen. Wat betreft het verschil in tijd tussen het einde van de regionale concessie die van het hoofdnet, zei Van Veldhoven dat steeds gekeken wordt of iets echt iets toevoegt zonder dat het de bestaande ordening onderuit haalt. De ACM werkt deze zogenaamde economische evenwichtstoets uit. Tot besluit antwoordde zij dat het rapport 'Verbinding verbroken' van de Eerste Kamer ook betrokken tijdens het schrijven van het wetsvoorstel. Als voorbeeld gaf de staatssecretaris haar besluit om in 2020 tot een integrale besluitvorming te komen, in het belang van de reiziger. Dit betekent een duidelijke publieke sturing op het geheel van de spoorinfrastructuur en van de ordening op het spoor.

Over het wetsvoorstel

Het spoorwegpakket bestaat uit Europese richtlijnen en verordeningen die de barrières voor de eenwording van de Europese spoorwegruimte wegnemen. Ook verbetert het pakket de veiligheid, interoperabiliteit en betrouwbaarheid van die spoorwegruimte. Het pakket bestaat uit een marktpijler en een technische pijler. De marktpijler heeft betrekking op de steeds verdergaande openstelling van de spoormarkt waarbij de mogelijkheden voor het onderhands gunnen van openbaredienstcontracten voor spoorvervoer worden beperkt en waarbij spoorwegondernemingen recht op toegang tot de infrastructuur krijgen ten behoeve van het verrichten van personen-vervoerdiensten per spoor in de lidstaten. De technische pijler heeft betrekking op de veiligheid en interoperabiliteit van het Europese spoorwegsysteem.


Deel dit item: