E220002
Laatste revisie: 05-02-2024

E220002 - Voorstel voor een richtlijn tot instelling van een algemeen minimumbelastingniveau voor multinationale groepen in de Unie



De OESO heeft de afgelopen jaren in het Inclusive Framework (IF) gesproken over een herziening van het internationale belastingsysteem. Omdat het IF geen bindende wetgeving kan vaststellen, zorgt de EU voor modelteksten die geïmplementeerd kunnen worden in de nationale wetgeving van de EU-lidstaten.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.

nationaal

Op 31 januari 2023 besloot de commissie te wachten tot het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer in behandeling is genomen alvorens een technische briefing in te plannen over het conceptwetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2).

Europees

Op 15 december 2022 eindigde de schriftelijke procedure in de Raad en werd de Richtlijn formeel aangenomen (21.501-07 / 36.020, FE). Er kan nu worden overgegaan tot de implementatie van de Richtlijn in nationale wetgeving.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een richtlijn van de Raad tot instelling van een algemeen minimumbelastingniveau voor multinationale groepen in de Unie

document Europese Commissie

COM(2021)823PDF-document, d.d. 22 december 2021

rechtsgrondslag

artikel 115 VWEU

commissie Eerste Kamer

beleidsterrein

verwant dossier


Implementatie

Op 22 december 2022 werd Richtijn 2022/2523PDF-document gepubliceerd in het publicatieblad van de Europese Unie. De lidstaten moeten op uiterlijk 31 december 2023 aan de Richtlijn voldoen.

De implementatiewet Wet minimumbelasting 2024 werd op 26 oktober 2023 aangenomen door de Tweede Kamer. De Eerste Kamer heeft het voorstel op 19 december 2023 na stemming bij zitten en opstaan aangenomen. Deze implementatiewet is op 27 december 2023 gepubliceerd in het Staatsblad (Stb. 2023, 510).

Kamerstukdossier 36.369 geeft een volledig overzicht van de behandeling van de implementatiewet in zowel de Eerste als de Tweede Kamer.

Bron: Stand van zaken implementatie richtlijnen vierde kwartaal 2023


Behandeling Eerste Kamer

Op 31 januari 2023 besloot de commissie te wachten tot het wetsvoorstel bij de Eerste Kamer in behandeling is genomen alvorens een technische briefing in te plannen over het conceptwetsvoorstel Wet minimumbelasting 2024 (Pijler 2).

Op 15 november 2022 besloot de commissie in te gaan op het aanbod (EK, B) van de staatssecretaris voor een technische briefing over het conceptwetsvoorstel minimumbelasting 2024 (Pijler 2) dat gaat over de implementatie van Richtlijn. De commissie besloot begin 2023 de planning te bespreken.

Op 4 november 2022 stuurde de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst een brief (EK, B) aan de Kamer met het aanbod om een technische briefing te organiseren over het conceptwetsvoorstel ter implementatie van pijler 2 van de richtlijn.

Op 17 mei 2022 nam de commissie de beantwoording van de staatssecretaris voor kennisgeving aan.

Op 29 april 2022 stuurde de staatssecretaris van Financiën een antwoord op de brief van 6 april 2022. Op 6 mei 2022 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (EK, A).

Op 12 april 2022 besloot de commissie, naar aanleiding van de brieven van de minister van Financiën over het verslag van de Eurogroep en Ecofinraad 14 en 15 maart 2022 (21.501-07, EE) en de geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofinraad 4 en 5 april 2022 (21.501-07, EF), om het ministerie van Financiën te verzoeken om een technische briefing te houden over het Richtlijnvoorstel betreffende algemeen minimumbelastingniveau voor multinationals in de EU, zodra de besluitvorming in de EU hierover is afgerond.

Op 6 april 2022 werd de brief met vragen over de voorstellen verstuurd naar de minister van Financiën.

Op 22 maart 2022 leverde de commissie schriftelijke inbreng naar aanleiding van de richtlijnvoorstellen over doorstroomvennootschappen en het minimumbelastingniveau voor multinationals in de EU (E220001).

Op 8 maart 2022 besloot de commissie schriftelijke inbreng over de richtlijnvoorstellen (zie ook E220001) in te dienen op 22 maart 2022.

Na ontvangst van het BNC-fiche over het voorstel tot een richtlijn op 28 januari 2022 heeft de commissie Financiën op 8 maart 2022 de gelegenheid inbreng voor schriftelijk overleg in te dienen over het voorstel.

Op 18 januari 2022 besloot de commissie het voorstel in behandeling te nemen en inbreng te leveren voor schriftelijk overleg wanneer het BNC-fiche de Kamer is toegezonden.


Behandeling Tweede Kamer

Op 10 januari 2023 leverde de commissie Financiën inbreng voor schriftelijk overleg naar aanleiding van de Eurogroep en Ecofinraad op 16-17 januari 2023. De commissie stelt onder meer vragen over Pijler 2.

Tijdens de procedurevergadering op 15 december 2022 besprak de commissie EUZA de brief van de minister van Financiën over besluitvorming in de Raad over de MFK-rechtsstaatsverordening, het Hongaarse herstelplan, financiële steun aan Oekraïne en de wereldwijde minimumbelasting voor multinationals (21.501-07, 1914). Zij besloot de brief te betrekken bij het plenaire debat op 13 december 2022 over de Europese top van 15-16 december 2022. De commissie Financiën besloot op 22 december 2022 om op 10 januari 2023 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg.

Op 10 november 2022 besloot de commissie Financiën in te gaan op het aanbod van de staatssecretaris (25.087, 301) voor een besloten technische briefing over het conceptwetsvoorstel minimumbelasting 2024, strekkende tot implementatie van pijler 2 van het voorstel. Zij besloot om deze besloten technische briefing in te plannen in januari 2023.

Op 15 maart 2022 besloot de Tweede Kamer het behandelvoorbehoud bij het voorstel te beëindigen.

Op 10 maart 2022 verzocht de commissie Europese Zaken, namens de commissie Financiën, de Tweede Kamer om het behandelvoorbehoud te beëindigen (EK, 2).

Op 7 maart 2022 heeft de staatssecretaris van Financiën de schriftelijke vragen naar aanleiding van het BNC-fiche over het richtlijnvoorstel beantwoord (22.112, 3339).

Op 22 februari 2022 reageerden de minister en de staatssecretaris van Financiën op de brief van 9 februari 2022 over informatieafspraken rond het behandelvoorbehoud over het richtlijnvoorstel (36.019 / 36.020, 2).

Op 16 februari 2022 heeft de commissie voor Financiën schriftelijke vragen gesteld over het voorstel aan de minister en staatssecretaris van Financiën.

Op 9 februari 2022 heeft de Tweede Kamer een behandelvoorbehoud geplaatst bij het richtlijnvoorstel.

Op 26 januari 2022 besloot de commissie Financiën de Kamer voor te stellen een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen bij het voorstel (EK, 1) en in schriftelijk overleg te treden wanneer het BNC-fiche is ontvangen.


Standpunt Nederlandse regering

Op 28 januari 2022 ontving de Kamer een BNC-fiche (22.112, 3278) met daarin het standpunt van het kabinet bij het voorstel.

In het kader van het krachtenveld geeft het kabinet aan dat 26 van de 27 EU-lidstaten onderdeel uitmaken van het Inclusive Framework (IF) georganiseerd door de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Deze landen hebben het IF-akkoord dan ook onderschreven. EU-lidstaat Cyprus maakt geen deel uit van het IF. Echter heeft Cyprus aangegeven zich niet te verzetten tegen de inhoud van het IF-akkoord. Daarnaast steunen de meeste lidstaten de inzet van de Europese Commissie en het voorzitterschap van de Raad in de ambitie dit voorstel zo spoedig mogelijk af te ronden.

Het oordeel van het kabinet ten aanzien van de bevoegdheid van de EU is positief. De Europese Commissie baseert de bevoegdheid voor de voorgestelde richtlijn op artikel 115 van het VWEU. Op grond van dit artikel is de EU bevoegd om richtlijnen vast te stellen voor de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten welke rechtstreeks van invloed zijn op de instelling of de werking van de interne markt. Het kabinet is van mening dat dit de juiste rechtsbasis is en beoordeelt de bevoegdheid daarom als positief.

Het kabinet beoordeelt de subsidiariteit van het voorstel positief. Het voorstel heeft naar inziens van het kabinet tot doel om een ondergrens te creëren voor belastingconcurrentie tussen landen door de invoering van een minimum belastingtarief. Ter realisatie van deze doelstelling is volgens het kabinet optreden op EU-niveau gerechtvaardigd. Daarnaast geeft het kabinet aan van mening te zijn dat gezien het grensoverschrijdende karakter van belastingontwijking de doelstelling van het optreden beter op het niveau van de EU kan worden bereikt en lidstaten hier onvoldoende zelf toe in staat zijn.

Het oordeel van het kabinet over de proportionaliteit is eveneens positief. Het richtlijnvoorstel heeft naar inziens van het kabinet tot doel om een ondergrens te creëren voor belastingconcurrentie tussen landen door middel van belastingtarieven. Om dit te bereiken bevat het richtlijnvoorstel afspraken om ervoor te zorgen dat grote multinationals altijd ten minste effectief 15% aan belasting over hun winst betalen. Dat voorgestelde optreden gaat volgens het kabinet niet verder gaat dan noodzakelijk, omdat er naar inziens van het kabinet nog voldoende ruimte overblijft voor lidstaten om keuzes te maken ten aanzien van belastingen.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Het voorstelPDF-document werd op 22 december 2021 gepubliceerd.

De OESO heeft de afgelopen jaren in het Inclusive Framework (IF) gesproken over een herziening van het internationale belastingsysteem. Met 130 landen is een IF-akkoord bereikt dat ervoor moet zorgen dat (1) landen, waar een multinational met een omzet van minimaal 750 miljoen euro gevestigd is, meer winstbelasting kunnen heffen, ook al is deze multinational niet fysiek in dat land aanwezig en (2) grote multinationals altijd ten minste 15% aan belasting over hun winst betalen. Dit is een wijziging op de huidige regels van de vennootschapsbelasting. Er wordt namelijk voorzien in een bijheffing als in een land effectief te weinig winstbelasting is betaald door de betreffende multinational.

Omdat het IF geen bindende wetgeving kan vaststellen, zorgt de EU voor modelteksten die geïmplementeerd kunnen worden in de nationale wetgeving van de EU-lidstaten. De Global anti-Base Erosion-regels (GloBE-regels) zijn aangesloten en volgen de Income Inclusion Rule (IIR) en de zogenaamde Undertaxed Payments Rule (UTPR). Als de winsten van een multinational in het buitenland lager belast worden dan in het land waar moedervennootschap gevestigd is, dan dient het moederland op basis van de IIR belasting bij te heffen. Op het moment dat een land dit niet of onvoldoende doet, zorgt de UTPR ervoor dat andere landen belasting bij moeten heffen. Op deze manier wordt het voor een multinational minder aantrekkelijk om de moedervennootschap te vestigen in een land dat de IIR niet toepast.

Op een paar punten is er in het richtlijnvoorstel afgeweken van de IF-modelteksten, zoals het opnemen in het voorstel van grote bedrijven die alleen gevestigd zijn in één EU-lidstaat. Om te voorkomen dat grensoverschrijdende gevallen niet slechter worden behandeld dan gelijke binnenlandse gevallen, is er een verplichting opgenomen om bijheffing te laten plaatsvinden in het geval dat er in één lidstaat zowel een moeder- als een laagbelaste dochtervennootschap is gevestigd.

De Europese Commissie stelt als implementatiedatum 1 januari 2023 voor, waarbij de UTPR per 1 januari 2024 in werking treedt.


Behandeling Raad

Op 15 december 2022 eindigde de schriftelijke procedure in de Raad en werd de Richtlijn formeel aangenomen (21.501-07 / 36.020, FE). Er kan nu worden overgegaan tot de implementatie van de Richtlijn in nationale wetgeving.

Op 13 december 2022 meldde de minister van Financiën in een brief aan de Tweede KamerPDF-document dat de Raad in principe tot overeenstemming is gekomen. Er loopt een schriftelijke procedure tot en met 14 december 2022.

Het Tsjechisch voorzitterschap streefde ernaar om tijdens de bijeenkomst van de Eurogroep en Ecofinraad op 5 en 6 december 2022 (21.501-07, FC) een akkoord te bereiken op het voorstel. Op 6 december 2022 (21.501-07, FD) gaf Hongarije aan niet te kunnen instemmen. Als gevolg hiervan werd de besluitvorming uitgesteld.

Op 8 november 2022 stuurde de staatssecretaris van Financiën-Fiscaliteit en Belastingdienst een terugkoppeling (21.501-07, EZ) aan de Kamer over de plenaire vergadering van de Inclusive Framework van de OESO van 6-7 oktober 2022. De nadruk van de vergadering lag op het werk ten aanzien van de herziening van het internationale belastingsysteem. De leden van het IF hebben hun waardering uitgesproken over de geboekte voortgang en nogmaals het doel benadrukt om Pijler 1 (verdeling winst multinationals) in 2024 in werking te laten treden. Pijler 2 (wereldwijde minimumbelastingheffing multinationals) bevindt zich in een verder gevorderd stadium dan Pijler 1. Een aantal landen informeerde over de implementatie in hun land. Deze landen verklaarden dat ze op schema zijn voor implementatie per 1 januari 2024. Enkele andere landen uitten hun zorgen of alle landen klaar zijn voor implementatie per 1 januari 2024.

In het verslag van de Eurogroep en informele Ecofinraad van 9-10 september 2022 geeft de minister van Financiën aan dat Nederland een verklaring heeft medeondertekend die de wens benadrukt voor een akkoord in de Raad en de inzet onderstreept om Pijler 2 in 2023 te implementeren. Tot op heden blokkeert Hongarije nog steeds een Raadsakkoord (21.501-07, EV).

Tijdens de Ecofinraad van 16-17 juni 2022 (21.501-07, EO) is wederom geen akkoord bereikt over het richtlijnvoorstel. Het is nog niet duidelijk wanneer het voorstel opnieuw wordt geagendeerd.

Het Franse Voorzitterschap streefde ernaar om tijdens de Eurogroep en Ecofinraad van 23-24 mei 2022 (21.501-07, EJ) een akkoord te bereiken tussen de EU-lidstaten over het richtlijnvoorstel. Het voorstel is uiteindelijk niet tijdens deze bijeenkomst besproken (21.501-07, EK).

Tijdens de Ecofinraad van 5 april 2022 (21.501-07, EG) is het niet gelukt overeenstemming te bereiken over het voorstel. Eén van de lidstaten kon niet instemmen met het voorstel, vanwege de link tussen pijler 1 en 2.

Tijdens de Ecofinraad van 14-15 maart 2022 (21.501-07, EE) is geen overeenstemming bereikt over het voorstel. Discussiepunten waren de implementatiedeadline, de link tussen pijler 1 en 2 en de toepassing van de inkomen-inclusieregel.

Tijdens de Ecofinraad van 17-18 januari 2022 (21.501-07, DX) vond een oriënterend debat plaats over het voorstel. Veel lidstaten spraken hun steun uit. Sommige lidstaten vonden de implementatieperiode van 1 januari 2023 uitdagend. Nederland steunt snelle aanname van het richtlijnvoorstel.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 19 mei 2022 nam het Europees Parlement tijdens de plenaire zitting een wetgevingsresolutiePDF-document aan over het voorstel.

Het voorstel wordt behandeld door de commissie voor Economische en Monetaire Zaken van het Europees Parlement.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 31 maart 2022 stuurde de Zweedse Rijksdag een met redenen omkleed adviesPDF-document over het voorstel aan de Europese Commissie. Volgens de Rijksdag kan vanwege het ontbreken van een impact assessment door de Europese Commissie niet vastgesteld worden of het voorstel verder gaat dan nodig om de gestelde doelen te bereiken. Daarom is het voorstel volgens de Rijksdag niet in overeenstemming met het subsidiariteitsprincipe.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen