E060020 - Mededeling: implementatie van het hernieuwd partnerschap inzake groei en werkgelegenheid. De ontwikkeling van een Europees Instituut voor Technologie
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2006)77, d.d. 22 februari 2006
commissie Eerste Kamer
beleidsterrein
verwante dossiers
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heeft tijdens de vergadering d.d. 5 september 2006 besloten de onderhavige mededeling tesamen met E060136 ter informatie aan te bieden aan de commissie voor Wetenschapsbeleid en Hoger Onderwijs.
De commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft tijdens de vergadering van 30 maart 2006 besloten de minister te vragen of zij de commissie OCW voor het Europaoverleg van 17 mei 2006. uitleg wilde geven inzake de verhouding tussen oprichten van het Europese Technologie Instituut en het Nederlandse beleid op het terrein van hoger onderwijs, onderzoek en innovatie.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft bij brief van 12 mei 2006 hierop geantwoord.
De Nederlandse regering stelt in fiche twee in principe het voorstel van de Europese Commissie om een Europees Technologie Instituut op te richten te verwelkomen. Er wordt echter nog een flink aantal kritische noten gekraakt over de inhoud van de mededeling. Zo bestaat er bijvoorbeeld grote twijfel over de bevoegdheid van de Europese Gemeenschappen om een dergelijk instituut op te richten. De Commissie zal dan ook worden verzocht om op korte termijn meer duidelijkheid te geven over de rechtsgrondslag.
De regering heeft tevens twijfels ten aanzien van de proportionaliteitstoets. De netwerkbenadering die de Commissie voorstaat heeft een relatief krachtig centraal bestuur. Bovendien zouden de bij het EIT betrokken afdelingen van de universiteiten ook in juridische zin deel gaan uitmaken van het instituut. Het is nog maar de vraag of dit alles strikt noodzakelijk is om het beoogde doel (vergroting van het concurrentievermogen van de Europese kenniseconomie) te bereiken.
Voor de uitwerking van het voorstel geeft de regering de Europese Commissie nog een aantal voorwaarden mee waarmee in elk geval rekening dient te worden gehouden om eventueel te kunnen rekenen op Nederlandse instemming aan het einde van de rit. Zo mag het EIT de bestaande samenwerkingsrelaties tussen universiteiten niet verstoren en mag er geen verdere versnippering binnen het Europese onderwijslandschap ontstaan.. Er zal daarom goed gekeken moeten worden of de eerder genoemde juridische overgang van universitaire afdelingen naar het EIT wel mogelijk en wenselijk is. Verder dient het EIT zo 'licht' mogelijk te worden vormgegeven, zowel qua organisatie als voor wat betreft de fysieke infrastructuur. De selectieprocedure van de beoogde kennisgemeenschappen dient zo open en transparant mogelijk plaats te vinden op basis van excellentie. Bovendien moet vooraf duidelijkheid worden geschapen over de wijze waarop terreinen geïdentificeerd worden waarop het EIT werkzaam zal zijn. Tenslotte dient de Commissie uitgebreid in te gaan op de financiering van het Instituut, te meer omdat in de meerjarenbegroting 2007 2013 hiermee geen rekening is gehouden. Het Instituut mag wat de Nederlandse regering betreft in elk geval geen fondsen onttrekken aan de bestaande programma's voor onderwijs, innovatie en onderzoek.
Tijdens de Voorjaarsraad 2005 heeft de Europese Commissie voor de eerste keer het idee geopperd om een Europees Technologie Instituut (EIT) op te richten, dat de allerbeste hersens, ideeën en bedrijven vanuit de hele wereld zou moeten aantrekken. De Europese Raad nam het idee destijds voor kennisgeving aan, maar benadrukte enkele maanden later, tijdens de informele top in Hampton Court, de noodzaak voor snelle actie op het gebied van onderzoek en onderwijs.
Mededeling COM(2006)77 van de Europese Commissie bouwt voort op de plannen van 2005 en is onder meer gebaseerd op de uitkomsten van een in de tweede helft van dat jaar gehouden openbare raadpleging. Deze consultatie leverde meer dan 700 reacties op. Een verslag van de staf van de Commissie verschijnt op korte termijn. De Commissie heeft bovendien naar aanleiding van de publieke consultatie een speciale website in het leven geroepen.
Waarom een EIT?
De kennisdriehoek (onderwijs, onderzoek en innovatie) functioneert in Europa niet optimaal. Verbetering is nodig, onder meer ter versterking van de Europese concurrentiepositie en ter ondersteuning van de doelstellingen van de Lissabonstrategie. Problemen zijn onder meer waarneembaar bij de toepassing van onderzoeksresultaten. Deze zijn niet altijd optimaal in kwaliteit. Bovendien is er te weinig vraag naar onderzoeksresultaten in Europa. De Commissie verwacht dat dit de komende tijd zo zal blijven, zelfs wanneer de kwaliteit van de onderzoeken zou verbeteren. De Europese ondernemers, met name in het MKB, zijn namelijk onvoldoende innovatiegericht.
Een ander probleem ligt bij de universiteiten. Hun ambities zijn weliswaar goed, maar hun inspanningen te wijdverbreid. Er zijn teveel universiteiten die claimen met hoogstand onderzoek bezig te zijn, waarbij bovendien verschillende universiteiten op hetzelfde moment met gelijkwaardige onderzoeken bezig zijn.
Volgens de Commissie zal deelname aan het EIT ook voor universiteiten voordelen bieden. Zij verliezen weliswaar een kwalitatief hoogstaand onderdeel aan het Instituut, maar profiteren tegelijkertijd van de mogelijkheden die hierdoor ontstaan. Zo is het een teken van kwaliteit, dat een voormalig onderdeel van een universiteit is opgenomen door het EIT. Wellicht zal dit op termijn ook voor de universiteiten meer financiële armslag opleveren.
De bestaande Europese programma's, zoals de mobiliteitsprogramma's Erasmus en Tempus, dragen zeker bij aan een verbetering van het onderwijsklimaat in de EU, maar voorzien onvoldoende in de mogelijkheid een brug te slaan tussen onderwijs, onderzoek en innovatie. Om dit doel te bereiken lijkt het raadzaam om de beste studenten, onderzoekers en medewerkers samen te brengen in een dynamische en flexibele institutionele setting waar zowel trans- als interdisciplinair kan worden gewerkt.
Opzet
Het EIT wordt opgezet als een kleine, flexibele organisatie zonder vaste standplaats. Er komt een Raad van Bestuur, die wordt ondersteund door een beperkte administratieve staf. De Raad krijgt onder meer als taak om de kwaliteit van het EIT te bewaken, de (financiële) middelen te beheren en de prioriteiten te stellen.
De kern van het EIT wordt gevormd door een x-aantal kennisgemeenschappen, waarvan het aantal in de komende jaren kan groeien. Deze kennisgemeenschappen worden gevormd door bepaalde afdelingen of departementen van universiteiten, onderzoeksinstellingen en bedrijven. Gezamenlijk worden zij verantwoordelijk voor postacademisch onderwijs op een bepaald vakgebied. Tevens zullen zij binnen dat vakgebied onderzoek doen en innovatieve activiteiten ontwikkelen. De vakgebieden waar het EIT zich op zal richten zullen in beginsel interdisciplinair (bijvoorbeeld groene energie of de vergrijzende samenleving) of transdisciplinair (bio-informatica) van aard zijn.
De medewerkers van de universitaire afdelingen / departementen, onderzoeksinstellingen en bedrijven die deel uitmaken van de kennisgemeenschappen blijven niet in dienst van hun eigen instelling, maar worden ondergebracht bij het EIT. De kennisgemeenschappen maken juridisch gezien dus volledig deel uit van het instituut.
De Commissie stelt voor om de kennisgemeenschappen zo flexibel mogelijk in te richten. Op die manier kunnen zij eenvoudig reageren wanneer een onderzoek meer capaciteit blijkt te vragen of wanneer een opleiding onverwacht meer studenten trekt dan waarop is gerekend. Bovendien moet een kennisgemeenschap in staat zijn het werkgebied aan te passen indien de actuele (wetenschappelijke of maatschappelijke) ontwikkelingen dat zouden vereisen.
De Raad van Bestuur krijgt zoals gezegd de verantwoordelijkheid over de financiën van het EIT. Het merendeel van het budget zal aan de kennisgemeenschappen worden besteed, gezien het feit dat de overheadkosten zo laag mogelijk worden gehouden. Naast een bijdrage vanuit de communautaire begroting, voorziet de Commissie tevens in bijdragen vanuit de lidstaten en uit de private sector. Bedrijven kunnen bijdragen aan het EIT, zowel door het beschikbaar stellen van personele middelen, als door financiering van bepaalde projecten. Verder zal worden gekeken naar de mogelijkheid een speciale stichting in het leven te roepen om donaties van sponsoren te verzamelen.
Tijdspad
Wanneer de Europese Raad in het voorjaar van 2006 instemt met het plan van de Commissie om een Europees Technologie Instituut op te richten zal de commissiestaf beginnen met het opstellen van een geëigend juridisch instrument. Dat zou vervolgens in het najaar van 2006 kunnen worden ingediend, met het oog op het voltooien van de besluitvorming eind 2008. Daarna kan worden begonnen met de instelling van een Raad van Bestuur en het opzetten van de eerste kennisgemeenschappen. Het lijkt de Commissie het beste om aanvankelijk te kiezen voor een beperkt aantal kennisgemeenschappen en hun aantal langzaam uit te breiden.
Op 8 juni 2006 heeft de Europese Commissie na uitvoerige raadpleging van de betrokkenen en de lidstaten een nieuwe mededeling (J) goedgekeurd waarin de plannen voor de oprichting van een Europees Technologie-Instituut (EIT) verder worden uitgewerkt. Zie voor meer informatie dossier E060136.
Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen d.d. 13 maart 2006 is gesproken over de onderhavige mededeling. De ministers drongen onder andere aan op een grondige bespreking in de diverse vakraden voordat er ingrijpende beslissingen worden genomen door de Europese Raad.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
Verslag Raad Concurrentievermogen verslag van raad Ministerie van Economische Zaken - 21501-30, 133
29 maart 2006
Op 5 juli 2006 nam het Europees Parlement een resolutie aan over over de uitvoering van het communautair Lissabon-programma: Meer onderzoek en innovatie Investeren voor groei en werkgelegenheid: een gemeenschappelijke aanpak.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.