E080148 - Voorstel voor een richtlijn betreffende de toepassing van het beginsel van gelijke behandeling van zelfstandig werkzame mannen en vrouwen en tot intrekking van Richtlijn 86/613/EEG
Dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM(2006)92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol.
Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.
document Europese Commissie
COM(2008)636, d.d. 3 oktober 2008
rechtsgrondslag
artikel 141 van het EG-Verdrag.
commissie Eerste Kamer
beleidsterreinen
verwante dossiers
Richtlijn 2010/41/EG werd op 24 juni 2010 aangenomen en gepubliceerd in Pb EU L180 van 15 juli 2010. Deze dient voor 5 juli 2012 geïmplementeerd te zijn. Deze richtlijn vergt voor een juiste en volledige toepassing hiervan, geen nadere wijziging van Nederlandse wet- en regelgeving, omdat in Nederland deze richtlijn reeds volledig is geïmplementeerd, door middel van de Wet gelijke behandeling van mannen en vrouwen, de Algemene wet gelijke behandeling en Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.
Bron: Kwartaaloverzicht omzetting EG-Richtlijnen, stand per 1 januari 2011
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties (ESO) besloot op 16 december
2008 dat zij onderhavig voorstel onder de aandacht wil brengen van de
commissies voor Economische Zaken (EZ) en Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
De commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken hebben tijdens de vergadering d.d. 23 december 2008 besloten dat zij inbreng zal leveren voor schriftelijke vragen aan de regering. Dit dossier werd op 27 januari 2009 opnieuw geagendeerd. Tijdens de vergadering besloten de commissies voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Economische Zaken een aantal schriftelijke vragen voor te leggen aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Deze brief werd op 27 januari 2009 verstuurd.
Op 14 april 2009 stuurde de minister per brief een antwoord. Deze brief werd op 19 mei 2009 door de commissies SZW en EZ besproken en voor kennisgeving aangenomen.
-
-
brief minister met toelichting Onderdeel kamerstuk 22112, CJ Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 22.112, AV/AR/2009/2306
14 april 2009 -
brief Onderdeel kamerstuk 22112, CJ Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 22.112, 143214u
27 januari 2009 -
-
-
korte aantekening Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid;Commissie EZ - 39428/KvD
23 december 2008 -
De Nederlandse regering oordeelt in fiche 1 positief over de subsidiariteit. Zij is echter van mening dat de lidstaten op onderdelen van het voorstel meer ruimte zouden moeten krijgen voor een eigen aanpak. Over de proportionaliteit oordeelt de regering negatief: het voorstel gaat verder dan nodig is. Zelfstandigen en meewerkende echtgenoten worden vergelijkbare rechten toegekend als werknemers, hoewel ze in een andere situatie verkeren. Het voorstel verplicht lidstaten ervoor te zorgen dat beide genoemde groepen in aanmerking komen voor zwangerschapsverlof en bevallingsverlof conform richtlijn 92 / 85 / EEG inzake de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid op het werk van werkneemsters tijdens de zwangerschap, na de bevalling en tijdens de lactatie. De regering is van mening dat een recht op verlof niet past bij de positie van zelfstandige. Ook uit de regering haar twijfels over de noodzaak van een voorstel van de Europese Commissie tot wijziging van richtlijn 92 / 85 / EEG waarin wordt bepaald dat de verlofperiode wordt uitgebreid tot 18 weken: er zijn wat betreft de regering onvoldoende aanwijzingen dat een dergelijke verlenging noodzakelijk is voor de bescherming van de gezondheid van moeder en kind.
De regering oordeelt óók negatief over de rechtsgrondslag. Het voorstel wordt gebaseerd op artikel 141, derde lid, EG. Dit artikel ziet op het beginsel van gelijke kansen en gelijke behandeling van mannen en vrouwen in arbeid en beroep, maar de hoofdreden voor zwangerschapsverlof is volgens de regering de bescherming van de gezondheid van moeder en kind. De regering acht ook artikel 137 EG - dat ziet op de veiligheid en gezondheid van werknemers - niet van toepassing omdat het zich alleen richt op werknemers en niet op zelfstandigen. Het EG-Verdrag bevat geen andere grondslag waarop maatregelen inzake sociale zekerheidsbescherming voor zelfstandigen kunnen worden gebaseerd. De regering is van mening dat het voorstel daarom moet worden gebaseerd op artikel 308 EG, het 'restartikel'. Dit artikel vereist eenparigheid van stemmen in de Raad. De regering meldt tot besluit nog dat de lidstaten bevoegd blijven de hoogte van de premie voor eventuele sociale zekerheidsuitkeringen voor zelfstandigen en voor alle regelingen betreffende uitkeringen en betalingen vast te stellen, mits de meewerkende echtgenoten onder dezelfde voorwaarden als zelfstandigen kunnen beschikken over minimaal hetzelfde niveau van sociale bescherming.
Dit voorstel maakt onderdeel uit van een pakket van maatregelen voorvloeiend uit de Roadmap van de Europese Commissie betreffende de gelijkheid van mannen en vrouwen COM (2006) 92. Zowel het belang van gelijke participatie op de arbeidsmarkt van mannen en vrouwen als ook de economische en demografische noodzaak daartoe spelen hierbij een rol. De inzet van Europa terzake is uiteengezet in de mededeling COM (2008) 635: Een beter evenwicht tussen werk en privéleven: meer steun voor het combineren van beroep, privéleven en gezinsleven.
In deze mededeling concludeert de Commissie dat betere ondersteuning van maatregelen om te beroep, privéleven en gezinsleven te combineren mannen en vrouwen meer keuzevrijheid zal bieden en ook zal bijdragen tot bepaalde centrale beleidsdoelstellingen van de Europese Unie, met name ten aanzien van groei en werkgelegenheid, de sociale integratie van kwetsbare groepen en gendergelijkheid.
Actie op communautair niveau om minimumeisen ter verbetering van de combineerbaarheid van werk, privéleven en gezinsleven vast te stellen, is noodzakelijk en passend om de taak die de Gemeenschap zich heeft gesteld inzake gendergelijkheid en de doelstellingen van de Lissabonstrategie te verwezenlijken. Echter, de primaire verantwoordelijkheid voor het ontwikkelen en bevorderen van combineerbaarheid ligt bij de lidstaten. De Commissie doet dan ook een beroep op de lidstaten om ervoor te zorgen dat deze maatregelen zodanig worden uitgevoerd dat vrouwen en mannen werkelijk keuzes kunnen maken.
Over deze mededeling wordt geen aparte fiche geschreven omdat de beleidsvoornemens uit deze mededeling worden geconcretiseerd in een aantal maatregelen, die alle tot doel hebben de arbeidsparticipatie van vrouwen te verhogen en een betere balans van arbeid en zorg mogelijk te maken.
De eerste maatregel betreft het voorstel ter wijziging van richtlijn 92/85/EEG, betreffende verbetering van de veiligheid en de gezondheid van zwangere werknemers (E080114). De tweede maatregel betreft de in deze fiche aan de orde zijnde herziening van de richtlijn 86/613/EEG betreffende de gelijke behandeling van mannen en vrouwen als zelfstandige. De Europese Commissie heeft deze twee richtlijnen gepubliceerd op 3 oktober 2008. De derde maatregel betreft een wijziging van richtlijn 96/43/EEG betreffende ouderschapsverlof. Ten aanzien van dit laatste voorstel hebben de sociale partners in juli 2008 laten weten dat zij zelf over deze richtlijn willen onderhandelen conform artikel 138 EG.
Het hier aan de orde zijnde voorstel betreft de vervanging van richtlijn inzake gelijke behandeling van zelfstandig werkzame vrouwen en mannen (86/613/EEG) door een nieuwe richtlijn.
Het voorstel betreft onder meer de verplichting voor lidstaten om maatregelen te nemen zodat meewerkende echtgenoten op hun verzoek over ten minste hetzelfde niveau van sociale zekerheidsbescherming kunnen beschikken als zelfstandigen. Onder meewerkende echtgenoten worden tevens de - overeenkomstig nationale wetgeving - erkende levenspartners begrepen.
Verder dienen er maatregelen getroffen te worden zodat vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten op hun verzoek in aanmerking komen voor een periode van zwangerschapsverlof overeenkomstig richtlijn 92/85/EEG. De verlofperiode, die genoemd is in richtlijn 92/85/EEG bedraagt op dit moment 14 weken. De Europese Commissie heeft echter het hiervoor genoemde voorstel (COM (2008) 637) gedaan tot wijziging van richtlijn 92/85/EEG, dat erin voorziet deze periode naar 18 weken te verlengen. Indien de Raad akkoord zou gaan met dit voorstel betreffende richtlijn 92/85/EEG, dan betekent dit dat de verlofperiode in dit voorstel ook verlengd wordt tot 18 weken.
De vrouwelijke zelfstandigen en meewerkende echtgenoten dienen gedurende het zwangerschapverlof een adequate uitkering te ontvangen. Van een adequate uitkering is sprake indien deze ten minste gelijk is aan het inkomen dat de betrokkene bij ziekte zou ontvangen of indien dit niet van toepassing is, aan een andere op nationaal niveau vastgestelde gelijkwaardige uitkering.
Verder wordt de definitie van discriminatie in lijn gebracht met de definities in andere gelijke behandelingsrichtlijnen en worden lidstaten verplicht een orgaan voor gelijke behandeling in te stellen.
Zowel Raad als Europees Parlement hebben de Europese Commissie opgeroepen richtlijn 86/613/EEG te herzien. De Europese Commissie concludeerde zelf in haar rapport over de implementatie van de richtlijn 86/613/EEG dat hiermee de rechtspositie van meewerkende partners niet voldoende kon worden verbeterd. In haar impact assessment concludeert de Europese Commissie nu dat de kosten van een zwangerschaps- en bevallingsverlof voor zelfstandigen laag zijn voor de 8 EU lidstaten die dit nog niet hebben geregeld in hun nationale wetgeving. Indien het verlof geheel betaald wordt door de zelfstandigen zou deze optie zelfs budgetneutraal zijn in termen van sociale zekerheid. De Europese Commissie tekent hier wel bij aan dat de kosten van dit verlof worden gedeeld door de zelfstandigen en de staat. De financiële gevolgen van een dergelijke maatregel kunnen worden gereduceerd indien aan zelfstandigen de keuze wordt gegeven om zwangerschaps- en bevallingsverlof op te nemen.
Als aan de meewerkende partner dezelfde socialezekerheidsdekking wordt geboden als aan zelfstandigen dan zijn de kosten van een zwangerschaps- en bevallingsverlof naar de mening van de Commissie budgetneutraal indien de kosten worden verhaald op de zelfstandigen door een verhoging van hun premies of indien de lidstaten een verdeling van uitkeringen en premies opleggen aan het familiebedrijf. De verdeling is volgens de Commissie dan gebaseerd op de procentuele inbreng van de zelfstandige en zijn meewerkende partner in het bedrijf.
De Europese Commissie komt tot de conclusie dat in elk geval de financiële gevolgen van dit voorstel kunnen worden verkleind indien de meewerkende partner de keuze krijgt om wel of niet deel te nemen aan het sociale zekerheidsregime dat van toepassing is op de zelfstandige.
Alle opties in aanmerking genomen heeft de Europese Commissie gekozen voor de volgende benadering:
-
-zelfstandige vrouwen krijgen de mogelijkheid voor een zwangerschaps-en bevallingsverlof
-
-de bijdrage van meewerkende partners aan het familiebedrijf wordt erkend door hen eenzelfde mogelijkheid van sociale bescherming te bieden als hun zelfstandige partner.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 6 mei 2009 heeft het Europees Parlement een wetgevingsresolutie aangenomen ten aanzien van onderhavig voorstel. Het Europees Parlement wil onder andere meewerkende echtgenoten verplichten om zich bij de sociale zekerheid aan te sluiten (zie amendement 14). Bovendien moet het recht op zwangerschapsverlof van vrouwen die als zelfstandige werken en van meewerkende echtgenoten worden versterkt, vinden de Europarlementariërs.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.