De Tweede Kamer bestaat uit verschillende gebouwdelen. Het oudste is het voormalig stadhouderlijk paleis op Binnenhof 1A. Dit is het oorspronkelijke Kamergebouw, met onder meer de Oude Zaal, waarin de Tweede Kamer tot 1992 vergaderde. Pas in de tweede helft van de twintigste eeuw is de huisvesting uitgebreid. Eerst werden de zogenaamde Kortenhorstvleugel en de gebouwen op Binnenhof 5-7 aan het complex toegevoegd, daarna de voormalige departementsgebouwen van Koloniën en Justitie, en het gebouw Hotel. Deze delen worden met elkaar verbonden door de nieuwbouw van architect Pi de Bruijn, met zijn Statenpassage, commissiezalen en natuurlijk de plenaire vergaderzaal. Een laatste toevoeging aan het complex is het Logement aan het Plein, waarin zich de Enquêtezaal bevindt.
De Eerste Kamer vindt sinds 1849 zijn onderkomen in de noordwestelijke hoek van het Binnenhof. In het Senaatsgebouw zijn verschillende fraaie zeventiende-eeuwse ruimten te vinden, waaronder de Noenzaal en de grote vergaderzaal met zijn indrukwekkende plafond en uitzicht over de Hofvijver. Opvallend onderdeel van het gebouw is bovendien de zestiende-eeuwse Mauritstoren, vernoemd naar de stadhouder die hier zijn woonvertrekken had. In de loop van twintigste eeuw is het Eerste Kamergebouw geleidelijk uitgebreid met nieuwe ruimten, zoals de centrale ‘Hall’ en de verschillende vertrekken op de eerste en tweede verdieping van het voormalige stadhouderlijke kwartier.
Het bekendste gebouw van het Binnenhof is zonder twijfel de Ridderzaal. Hier vindt sinds 1904 ieder jaar op de Prinsjesdag de opening van de Staten-Generaal plaats. Ook bij speciale zittingen van de Verenigde Vergadering, bij evenementen en in geval van verbouwingen wordt de zaal door de Staten-Generaal gebruikt. De overige grafelijke zalen, aan de achterzijde van de Ridderzaal en in de kelder, dienen bij dergelijke gelegenheden als garderobe, ontvangst- en receptieruimte. Ook vindt men in een van de kelderzalen het bezoekerscentrum van het Binnenhof.