E040202 - Voorstel voor een verordening betreffende de oprichting van een Europese groepering voor grensoverschrijdende samenwerking (EGCC)
In het kader van de nieuwe financiële perspectieven (2007 - 2013) dient de Commissie een voorstel in voor een verordening betreffende de oprichting van een Europese groepering tot grensoverschrijdende samenwerking (EGCC) binnen de context van het cohesiebeleid. Lidstaten maar ook regionale en lokale autoriteiten hebben problemen ondervonden in de tenuitvoerlegging van initiatieven op het gebied van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking.
Behandelfase Eerste Kamer: implementatietraject gestart.
document Europese Commissie
COM(2004)496, d.d. 14 juli 2004
rechtsgrondslag
Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en met name op artikel 159, derde alinea
commissies Eerste Kamer
beleidsterrein
verwant dossier
Ter implementatie van Verordening (EG) nr. 1082/2006 werd op 16 april 2009 de Uitvoeringswet EGTS-verordening aangeboden aan de Tweede Kamer (zie kamerstukken in de serie 31926).
De commissie Europese samenwerkingsorganisaties heeft in haar vergadering d.d. 7 december 2004 besloten het onderhavige voorstel onder de aandacht te brengen van de commissie ESO.
Op 14 december 2004 is het onderhavige voorstel geagendeerd in de commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties alwaar besloten is de regering kenbaar te maken dat het oordeel omtrent de onwenselijkheid van het in het leven roepen van een Europese groepering voor grensoverschrijdende samenwerking en de twijfels omtrent de subsidiariteit nadrukkelijk gedeeld worden.
Op 1 februari 2005 is deze schriftelijke mededeling aan de regering gestuurd.
De commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties heeft op 4 april 2006 besloten het gewijzigde commissievoorstel onder de aandacht te brengen van de commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat.
Op 25 april 2006 heeft de commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat besloten het gewijzigde commissievoorstel op 16 mei 2006 opnieuw te agenderen. Intussen zal worden nagegaan hoe de regering heeft gereageerd op het gewijzigde commissievoorstel.
De commissie voor Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat heeft op 16 mei 2006 besloten dat zij het regeringsstandpunt op het gewijzigde voorstel van de Europese Commissie wenst af te wachten. Zij heeft dit de regering door middel van een brief medegedeeld. Tevens heeft zij de regering de vraag voorgelegd of het gewijzigde voorstel de regering aanleiding heeft gegeven haar eerdere twijfel over de vraag of de Europese Commissie wel een rol zou moeten spelen in de tenuitvoerlegging van samenwerkingsinitiatieven die niet medegefinancierd worden door de Gemeenschap, heeft laten varen.
Tijdens de vergadering op 3 oktober 2006 heeft de commissie Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat een ambtelijk memo besproken over de publicatie van de verordening. Besloten werd dit memo in een eerstvolgende vergadering opnieuw te agenderen.
De commissie Binnenlandse Zaken en Hoge Colleges van Staat heeft tijdens de vergadering op 10 oktober 2006 besloten de minister van Binnenlandse Zaken schriftelijk mee te delen dat de commissie het betreurt geen reactie te hebben ontvangen op haar in mei jl. gedane schriftelijk verzoek om informatie, temeer daar de regering inmiddels blijkt te hebben ingestemd met het onderhavige voorstel voor een verordening. Deze schriftelijke mededeling werd op 1 december 2006 verstuurd.
De reactie van de minister werd ontvangen op 12 januari 2007 en besproken tijdens de vergadering op 23 januari 2007, waar deze ter kennisgeving werd aangenomen.
-
korte aantekening Commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat - 37095/N/LA
23 januari 2007 -
-
-
korte aantekening Commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat - 36758/N/LA
10 oktober 2006 -
korte aantekening Commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat - 36723/N/LA
3 oktober 2006 -
-
korte aantekening Commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat - 36393/N/LA
16 mei 2006 -
korte aantekening Commissie Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat - 36342 / N/AB
25 april 2006 -
-
-
-
De Nederlandse regering zet vraagtekens bij de toetsing aan het subsidiariteitsbeginsel in fiche 11. Hoewel de regering van mening is dat voor sommige landen de oprichting van de EGCC van groot belang kan zijn, ziet de regering geen meerwaarde voor Nederland inzake grensoverschrijdende samenwerking in het algemeen. Wel is er volgens de regering sprake van meerwaarde op het gebied transnationale en/of interregionale samenwerking.
De regering vraagt zich nadrukkelijk af of de Europese Commissie wel een rol zou moeten spelen in de tenuitvoerlegging van samenwerkingsinitiatieven die niet medegefinancierd worden door de Gemeenschap, daar veel lidstaten reeds bilaterale, tripartiete en/of multilaterale verdragen hebben aangenomen. De regering is tevens van mening dat de voorgestelde rechtsgrondslag (Artikel 159 EG) onvoldoende is op dit terrein en vindt dat artikel 308 EG als rechtsbasis zou moeten dienen.
De regering is van mening dat 'een zekere reserve op zijn plaats is' t.a.v. de toetsing aan het proportionaliteitsbeginsel.
Op 7 maart 2006 heeft de Europese Commissie haar gewijzigde voorstel gepresenteerd waarin nader verklaard wordt welke door het Europees Parlement (EP) goedgekeurde amendementen overgenomen worden en hoe de follow-up van de wijzigingen van het EP eruit ziet.
In de conceptverordening wordt vastgelegd voor welke vormen van grensoverschrijdende samenwerking een EGCC kan worden opgericht. Deze verordening ziet niet alleen op de klassieke vormen van grensoverschrijdende samenwerking van decentrale overheden in de grensstreek - zoals de verschillende EU regio's -, maar tevens op de zogeheten transnationale en interregionale samenwerking. Gemakshalve worden deze drie vormen van samenwerking in dit fiche aangeduid onder de gemeenschappelijke noemer 'grensoverschrijdende samenwerking'.
Lidstaten noch regionale of lokale overheden worden voor het uitvoeren van grensoverschrijdende samenwerkingsprojecten verplicht gebruik te maken van deze verordening, ook niet wanneer voor bepaalde projecten communautaire middelen worden beschikbaar gesteld. Oprichting van een EGCC is derhalve facultatief.
De EGCC-verordening beoogt met name een bijdrage te leveren aan het verminderen van praktische problemen bij de uitvoering van projecten op het terrein van grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking. Die problemen zijn het gevolg van verschillen tussen nationale regelgeving en procedures. Om die problemen uit de weg te ruimen is, aldus de Commissie, de totstandkoming van een communautair rechtsinstrument aangewezen. Met de nieuwe verordening wordt tevens een bijdrage geleverd aan de bevordering van de economische, sociale en territoriale cohesie van de Unie.
Een EGCC, opgericht op basis van de verordening, beschikt over (publieke) rechtspersoonlijkheid. Een EGCC is bevoegd om namens zijn leden (met name de regionale of lokale overheden) te handelen. Bepaalde bevoegdheden, zoals politie- en regelgevende bevoegdheden, mogen niet worden gedelegeerd aan een EGCC.
Verordening (EG) nr. 1082/2006 werd op 5 juli 2006 ondertekend door de Raad en het Europees Parlement en gepubliceerd in Pb EU L210 d.d. 31 juli 2006.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
Op 6 juli 2005 heeft het Europees Parlement een wetgevingsresolutie aangenomen ten aanzien van het onderhavige voorstel voor een verordening.
Ten aanzien van het gewijzigde commissievoorstel heeft het Europees Parlement in tweede lezing op 4 juli 2006 een wetgevingsresolutie aangenomen.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.