E060141 - Voorstel voor een richtlijn tot vaststelling van een kader voor de bescherming van de bodem en tot wijziging van richtlijn 2004/35/EG
Onderhavig voorstel maakt deel uit van de zogenoemde lijst van elf, die door de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS) aan een toetsing worden onderworpen. Op 31 oktober 2006 hebben de Eerste en Tweede Kamer staatssecretaris van Geel per brief geïnformeerd over het eindadvies van de TCS.
De TCS nodigt iedereen uit commentaar te leveren op nieuwe Europese voorstellen. Kan het beter in Nederland geregeld worden? Willen we wel een Europese aanpak, maar gaat het voorstel te ver voor Nederland? Wat zijn de consequenties?
Uw reactie kan worden meegenomen in de dialoog tussen regering en parlement over het verloop van de onderhandelingen of - met uw instemming - als 'commentaar derden' in dit dossier worden geplaatst.
Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.
document Europese Commissie
COM(2006)232, d.d. 22 september 2006
commissies Eerste Kamer
beleidsterrein
Dit voorstel werd op 21 mei 2014 ingetrokken door de Europese Commissie (zie Pb EU C153).
De minister van VROM stuurt op 12 april 2007 een brief naar de Eerste Kamer over de voortgang in het onderhandelingsproces in het dossier Europese bodemstrategie. Deze is op 8 mei 2007 door de vaste commissie voor Milieu voor kennisgeving aangenomen. De commissie merkt evenwel op dat het accent wel erg zwaar ligt op het beperken van de administratieve lasten en minder op de inhoud van het in Europees verband te voeren bodembeleid.
De plenaire vergadering van de Eerste Kamer heeft op 31 oktober 2006 ingestemd met het advies van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets.
Een ontwerpadvies aan de TCS is op 17 oktober 2006 door de commissie voor Milieu vastgesteld.
De commissie voor Milieu heeft op 10 oktober 2006 de inhoud van het onderhavig voorstel besproken.
De Eerste Kamer heeft op 31 oktober 2006 ingestemd met het advies van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets waarna een brief werd gestuurd aan het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer.
Het antwoord op deze brief d.d. 12 april 2007 werd besproken tijdens de commissievergadering op 8 mei 2007 en voor kennisgeving aangenomen. Hierbij werd aangemerkt dat het accent wel erg zwaar ligt op het beperken van de administratieve lasten en minder op de inhoud van het in Europees verband te voeren bodembeleid
-
-
brief BWL/2007011978 Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu - 22.112, AR
12 april 2007 -
-
-
-
-
De plenaire vergadering van de Tweede Kamer heeft op 31 oktober 2006 ingestemd met het advies van de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets uitgebracht.
De commissie VROM van de Tweede Kamer heeft op 18 oktober 2006 een advies aan de TCS vastgesteld.
De onderhavige kaderrichtlijn is bedoeld (zie overwegingen 8 en 9 bij het voorstel) om de lacune in Europese wetgeving met betrekking tot bodembescherming op te vullen en heeft tot doel een gemeenschappelijke strategie vast te stellen voor de bescherming en het duurzame gebruik van de bodem, gebaseerd op de uitgangspunten van integratie van bodembescherming in andere beleidsterreinen, behoud van de verschillende functies van de bodem, door duurzaam gebruik, het voorkomen van bedreigingen van de bodem, en het mitigeren van schadelijke effecten op de bodem, evenals het herstellen van de kwaliteit van bodems tot op het niveau dat behoort bij het huidige dan wel het reeds vastgestelde toekomstige gebruik van deze bodem. De voorgestelde kaderrichtlijn moet van kracht worden in de Europese Economische Ruimte, dus in de EU-lidstaten en in Noorwegen, Liechtenstein en IJsland.
Meer in het bijzonder verplicht onderhavig voorstel tot:
-
-Bodemverval moet nadrukkelijk aandacht krijgen op andere beleidsterreinen, waaronder ruimtelijke ordening, transport, winning delfstoffen etc. etc. (artikel 2)
-
-Lidstaten moeten ervoor zorgen dat bodemgebruikers maatregelen treffen ter voorkoming of vermindering van bodemverval (artikel 3)
-
-Lidstaten moeten bodemafdekking (Sealing) zoveel mogelijk beperken of anders compenserende maatregelen nemen. (artikel 5)
-
-Identificatie risicogebieden (artikelen 6 en 7). Lidstaten zullen vijf jaar na de uiterste omzettingsdatum van deze kaderrichtlijn een overzicht moeten bieden van de locaties die bedreigd worden door of te lijden hebben gehad van:
(a) erosie door water en wind;
(b) afname van het organisch materiaal in de bodem;
(c) bodemverdichting;
(d) verzilting;
(e) aardverschuivingen.
Deze overzichten zullen gebaseerd moeten zijn op empirische data of gevalideerde modellen en zullen tenminste eens per 10 jaar moeten worden vernieuwd.
-
-Programma van maatregelen (artikel 8). Lidstaten moeten uiterlijk zeven jaar na de uiterste omzettingsdatum een programma van maatregelen vaststellen voor de risicogebieden om de bodemfuncties uit artikel 1 van deze kaderrichtlijn te beschermen/herstellen. Het programma dient doelstellingen met betrekking tot risicoreducties te bevatten, de maatregelen die nodig zijn om die doelstellingen te bereiken, een tijdpad voor implementatie, en een overzicht van hiervoor beschikbare private en publieke middelen. Uiterlijk acht jaar na de uiterste omzettingsdatum moet het programma in werking zijn getreden. De programma's zijn openbaar en moeten ten minste iedere 5 jaar worden herzien
-
-De artikelen 9 t/m 14 hebben betrekking op bodemvervuiling. Lidstaten moeten gepaste maatregelen nemen om te verhinderen dat gevaarlijke stoffen op of in de bodem terechtkomen (met uitzondering van die ten gevolge van het neerslaan uit de lucht of buitengewone natuurverschijnselen). Lidstaten zijn gehouden om een Inventaris van locaties waarin de bodem mogelijk is of wordt vervuild te . De aard van deze gebieden is beschreven in Annex II bij dit voorstel.
Naast het onderhavige voorstel voor een richtlijn heeft de Europese Commissie op 22 september 2006 een informatief memo gepresenteerd met vragen en antwoorden over de Thematische Strategie Bodembescherming.
Tijdens de Milieuraad d.d. 20 februari 2007 is een oriënterend debat gehouden over de thematische strategie bodembescherming en de voorgestelde richtlijn. Een aantal belangrijke punten kreeg bijzondere aandacht:
-
-de belangrijkste meerwaarde van de voorgestelde thematische strategie;
-
-hoe efficiënt slaagt de voorgestelde ontwerp-kaderrichtlijn erin de doelstelling, namelijk de totstandbrenging van een geconsolideerd en duurzamer bodemgebruik in de gehele EU, te verwezenlijken;
-
-mogelijke bezwaren tegen de voorgestelde richtlijn voor wat betreft toepassingsgebied, vereisten en tenuitvoerlegging;
-
-de wijze waarop de thematische strategie en de ontwerp-kaderrichtlijn inzake bodembescherming passen in de communautaire activiteiten in verband met andere milieubeleidsterreinen en sectorale gebieden, en hoe zij daaraan een bijdrage leveren.
Het schriftelijke antwoord van de Nederlandse delegatie vindt u hier.
Als aanvulling op de geannoteerde agenda voor de milieuraad op 20 december 2007 stuurde de minister op 18 december 2007 een brief met aanvullende informatie over de onderhavige richtlijn.
In het verslag d.d.15 februari 2008 laat de minister weten dat er geen akkoord is bereikt ten aanzien van de onderhavige richtlijn. Er bestaan nog teveel bezwaren om te komen tot een gekwalificeerde meerderheid.
In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.
-
-
-
-
-
-
geannoteerde agenda Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu - 21.501-08, nr. 236
7 februari 2007
Op 14 november 2007 heeft het Europees Parlement de kaderrichtlijn bodembescherming besproken en tegen een amendement gestemd waarin werd voorgesteld de kaderrichtlijn te verwerpen. De aangenomen resolutie vindt u hier.
In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.
In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.
Op 22 januari 2007 hebben de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal Overleg (IPO) hun standpunt ten aanzien van onderhavige richtlijn in een position paper aan de Europese Commissie kenbaar gemaakt.
Op 16 oktober 2006 hebben het IPO en de VNG in een gezamenlijke brief hun standpunt ten aanzien van het voorstel kenbaar gemaakt.