E070171
Laatste revisie: 09-05-2011

E070171 - Mededeling: een strategie voor een sterkere en meer concurrerende Europese defensie-industrie



Deze mededeling geeft de overkoepelende visie bij het defensiepakket dat verder bestaat uit twee richtlijnen (zie dossiers E070172 en E070173) Dit pakket kent een uitgebreide voorgeschiedenis. In haar mededeling naar een EU-beleid voor defensiematerieel van 11 maart 2003 heeft de Commissie maatregelen aangekondigd op verschillende terreinen, zoals overheidsaanbestedingen, onderzoek en ontwikkeling, de doorvoer van militair materieel binnen de gemeenschap en mededinging. Met deze maatregelen wilde de Commissie een bijdrage leveren aan de geleidelijke totstandkoming van een open Europese markt voor defensiematerieel.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2007)764PDF-document, d.d. 5 december 2007

commissies Eerste Kamer

beleidsterrein

verwante dossiers


Behandeling Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets

Onderhavige mededeling maakt deel uit van de lijst van 24 voorstellen, die door de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets aan een toetsing worden onderworpen. Op 17 januari 2008 heeft de TCS het initiatief, voorzien van een doorverwijzing, onder de aandacht gebracht van de vakcommissies van Eerste en Tweede Kamer ter eigenstandige behandeling.

Oproep

Het parlement, i.c. de Tijdelijke Commissie Subsidiariteitstoets (TCS), nodigt iedereen uit commentaar te leveren op nieuwe Europese voorstellen. Kan het beter in Nederland geregeld worden? Willen we wel een Europese aanpak, maar gaat het voorstel te ver voor Nederland? Wat zijn de consequenties? Indien u binnen zes weken na publicatie van het voorstel door de Europese Commissie uw oordeel kenbaar maakt, dan kan uw reactie worden betrokken bij het advies van de TCS aan beide Kamers. Gebruik daarvoor de reactieknop in het linker menu (een bestandje kunt u mailen naar europapoort@eerstekamer.nl).

Ook in een later stadium kan een meer inhoudelijke reactie ter kennisname van de vakcommissies worden gebracht en worden meegenomen in de dialoog tussen regering en parlement over het verloop van de onderhandelingen in Brussel. Uw reactie kan - tenzij men aangeeft daar bezwaar tegen te hebben - als 'commentaar derden' in de relevante dossiers worden geplaatst.


Behandeling Eerste Kamer

Tijdens een gezamenlijke vergadering op 26 februari 2008 besloten de commissies voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking (BDO) en Economische Zaken (EZ) op 11 maart a.s. inbreng te leveren voor schriftelijke vragen aan de regering.

De CDA-fractie besloot op 11 maart 2008 dat zij de regering nog enkele vragen wil voorleggen ten aanzien van het Defensiepakket met daarbij het verzoek deze te beantwoorden voor het beleidsdebat van BDO op 1 april 2008 . Deze vragen werden op 13 maart 2008 verstuurd en bij brief op 4 april 2008 beantwoord door de minister. Deze antwoorden werden op 15 april 2008 voor kennisgeving aangenomen.


Behandeling Tweede Kamer

Op 7 december 2007 heeft de staf van de commissie Europese Zaken van de Tweede Kamer een stafnotitie opgesteld ten behoeve van de behandeling van onderhavige mededeling.

De commissie voor Economische Zaken heeft op 5 februari 2008 besloten het Defensiepakket te betrekken bij een algemeen overleg over de raad concurrentievermogen dat op 13 februari 2008 plaatsvond. De Commissie Defensie heeft het Defensiepakket op 14 februari 2008 voor kennisgeving aangenomen.


Standpunt Nederlandse regering

De analyse, conclusie en voorgestelde beleidsmaatregelen worden door de regering in fiche 2 positief beoordeeld . Er bestaat inderdaad een behoefte aan een alomvattende strategie om de Europese defensie industrie niet alleen te consolideren maar ook op een hoger internationaal niveau te brengen teneinde gelijke tred te kunnen houden met de VS en opkomende andere derde landen. Deze visie is in lijn met de uitgangspunten van de Defensie Industrie Strategie (DIS) die in augustus 2007 aan de Tweede Kamer is aangeboden. De DIS is gericht op Nederlandse bedrijven die op basis van concurrentiekracht deel uitmaken van internationale productienetwerken. De Commissie maakt met name bij de maatregelen gericht op de algehele coördinatie ook dankbaar gebruik van de vorderingen die inmiddels binnen het EDA zijn geboekt en waarmee overigens vruchtbaar wordt samengewerkt.

De Commissie probeert met al deze maatregelen de concurrentiekracht op de lange termijn voor de Europese defensie industrie en voor de Europese realisatie van de ambities van het Europese Veiligheids- en Defensie Beleid (EVDB) vorm te geven. Dit kan volgens de regering het beste op EU niveau aan de orde gesteld worden. Nederland beoordeelt de subsidiariteit van de voorgestelde acties en regelgeving dan ook als positief. Over de proportionaliteit is Nederland tevens in beginsel positief over het grootste deel van de door de Commissie voorgestelde maatregelen. De regering uit alleen haar zorg over het onderdeel: het vermijden van concurrentieverstoringen op de niet-militaire markten en de zorg voor eerlijke mededinging voor defensiegoederen.

Vergeleken met de mededeling over de toepassing van artikel 296 op defensiegebied (E070012), nuanceert de Commissie haar opvatting dat vanuit een economische invalshoek compensatie (offsets) het functioneren van markten kan verstoren en de integratie van Europa's defensiemarkten kan belemmeren. Dit laat onverlet dat het uiteindelijke doel is om marktvoorwaarden en een Europese DTIB structuur te creëren waarin deze praktijk niet langer nodig zal zijn, en de concurrentiepositie van Europese ondernemingen vergeleken met die van aanbieders uit derde landen niet wordt verzwakt. In het kader van de verdere opening van de markt is het des te meer van belang dat een gelijk speelveld is verzekerd. Daarom moet steun aan defensie industrieën volledig transparant zijn om aan te tonen dat er geen oneerlijk voordeel (zoals verborgen subsidies) verkregen wordt, zodat het noodzakelijke wederzijds vertrouwen kan ontstaan.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Deze mededeling geeft de overkoepelende visie bij het defensiepakket dat verder bestaat uit twee richtlijnen (E070172 en E070173) Dit pakket kent een uitgebreide voorgeschiedenis. In haar mededeling naar een EU-beleid voor defensiematerieel (E030081) van 11 maart 2003 heeft de Commissie maatregelen aangekondigd op verschillende terreinen, zoals overheidsaanbestedingen, onderzoek en ontwikkeling, de doorvoer van militair materieel binnen de gemeenschap en mededinging. Met deze maatregelen wilde de Commissie een bijdrage leveren aan de geleidelijke totstandkoming van een open Europese markt voor defensiematerieel. Sinds 2003 heeft de Commissie gevolg gegeven aan de mededeling met verschillende initiatieven. Zo is in 2004 een Groenboek uitgebracht over overheidsopdrachten op defensiegebied en eind 2006 een interpretatieve mededeling om de reikwijdte van artikel 296 EG-Verdrag te verhelderen. Artikel 296 EG-Verdrag bepaalt dat elke lidstaat maatregelen kan treffen die hij noodzakelijk acht voor de bescherming van zijn wezenlijke veiligheidsbelangen en die betrekking hebben op de productie van of de handel in militair materieel.

De Europese defensie industrie met een jaarlijkse omzet van € 55 miljard en meer dan 300.000 werknemers neemt 30% van de wereldproductie voor zijn rekening. Na de 'koude oorlog' is deze met 50% gereduceerd als gevolg van drastische vermindering van de defensiebegrotingen en transformatie van de strijdkrachten. Versterking van de concurrentiekracht op de lange termijn is volgens de Europese Commissie cruciaal voor de Europese defensie industrie en voor de realisatie van het Europese Veiligheids- en Defensie Beleid (EVDB). Verdere aanpassing van de Europese defensie industrie dient te zijn gericht op meer specialisatie, integratie in de leveringsketen en een vitale en krachtige Europese defensie industriële en technologische basis (DTIB). Als gevolg van de nationale voorkeur voor de eigen industrie heeft het op defensiegebied aan marktwerking ontbroken. Met een beroep op artikel 296 EG Verdrag kan een lidstaat namelijk bij de productie van of de handel in militair materieel maatregelen treffen voor de bescherming van zijn wezenlijke veiligheidsbelangen. Aanpassing aan de ontwikkelingen na de koude oorlog hebben zich hoofdzakelijk op nationaal vlak voltrokken waardoor specialisatie, modernisering en herstructurering zijn vertraagd. Deze benadering is volgens de Europese Commissie niet langer houdbaar wanneer Europa een substantiële en levensvatbare DTIB wil handhaven. Bij ongewijzigd beleid is de Europese defensie-industrie veroordeeld tot een 'niche player' die slechts als toeleverancier kan optreden voor niet-Europese grote defensieconcerns en daarmee de industriële capaciteiten in gevaar brengt die de basis vormen voor het op onafhankelijke wijze ontwikkelen van de vermogens die noodzakelijk zijn in het kader van het EVDB. Daarom komt de Europese Commissie met een strategie om de concurrentiekracht van de Europese defensie-industrie te vergroten, de sterke punten verder te ontwikkelen en om met meer innovatief vermogen in te kunnen spelen op toekomstige uitdagingen met behoud van kwalitatief hoogwaardige werkgelegenheid.

De Europese Commissie kondigt naast de twee richtlijnen

de volgende maatregelen aan:

  • promotie van het gebruik van gemeenschappelijke standaarden bij verwerving ter facilitering van de opening van de defensiemarkt;
  • onderzoek naar mogelijkheden voor een EU-stelsel voor vertrouwelijkheid van informatie om uitwisseling van gevoelige informatie mogelijk te maken tussen lidstaten en Europese ondernemingen;
  • onderzoek naar het zeker stellen van de zeggenschap over de strategische defensie industriële kwaliteiten en capaciteiten binnen een meer Europese leveringsketen in de toekomst: beschouwing van beschikbare opties op Europees niveau om de essentiële defensie- en veiligheidsbelangen te verstevigen;
  • met gebruik van bestaande middelen zorgen voor eerlijke mededinging voor defensiegoederen en voor het vermijden van concurrentieverstoringen op niet-militaire markten;
  • bundeling van de vraag naar defensiegoederen en diensten als resultante van een voortdurende uitwisseling van nationaal vastgestelde gezichtspunten over planning, investeringen en het tempo van verwerving;
  • bundeling van R&D investeringen moet zorgen voor gezamenlijke focus en synergie tussen R&D programma's (bijv. KP7 en European Defense Agency-programma's) en minder duplicatie;
  • versterking van de positie van middelgrote en kleine bedrijven; naast de voorgestelde wettelijke maatregelen die de positie van het MKB versterken, zijn er diverse speciale voorzieningen getroffen om de deelname van MKB binnen KP7 te bevorderen. Ook de binnen het EDA ontwikkelde 'Code of Best Practice in the Supply Chain' en het 'Electronic Bulletin Board' (zie website European Defense Agency) versterken de positie van het MKB. Commissie zal implementatie hiervan alsmede van de specifieke richtlijn defensieverwerving (na aanname) nauwlettend volgen.


Behandeling Raad

De Raad Concurrentievermogen heeft eind mei 2008 raadsconclusies aangenomen over onderhavige mededeling.

Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 25 februari 2008 werd het Defensiepakket gepresenteerd en de Eurocommissaris voor Industrie -McCreevy- liet weten optimistisch te zijn omdat de lidstaten in principe dit pakket ondersteunen.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.

  • PDF-document conclusies Raad concurrentievermogen - 10174/08
    3 juni 2008
  • PDF-document verslag van raad Raad concurrentievermogen - 10021/08
    30 mei 2008

Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

De Nederlands defensie-industrie heeft in reactie op het Groenboek overheidsopdrachten op defensiegebied bij monde van de Stichting Nederlandse Industriële Inschakeling Defensieopdrachten (NIID) eveneens aangegeven een grotere transparantie van de Europese defensiemarkt voor te staan. Het NIID verwacht, mede in het licht van de geringe omvang van de Nederlandse defensie-industrie, te kunnen profiteren van meer Europese aankopen van defensiematerieel. Wel bestaan er bij de industrie nog vragen over de gevolgen van de voorziene vermindering van het gebruik van het compensatiesysteem.

De Europese Commissie heeft in 2006 een impact assessment laten uitvoeren onder de ministeries van Defensie en de defensie-industrie. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de probleemanalyse in de mededeling. De meerderheid van de stakeholders was van mening dat de bestaande kaders niet voldoen om de Europese defensie-industrie op de lange termijn concurrerend te houden. Voorbeelden van obstakels die genoemd werden door belanghebbenden waren het gebrek aan gemeenschappelijke regelgeving voor de defensiemarkt, de onbalans in de handelsrelatie met de VS op defensiegebied en het gebrek aan coördinatie tussen de lidstaten op het gebied van research & development.

Voor meer achtergronden bij de Nederlandse defensiegerelateerde industrie en technologie binnen de internationale en Europese context wordt verwezen naar de Defensie Industrie Strategie uit augustus 2007


Alle bronnen