De Eerste Kamer heeft dinsdag 22 september met staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur, Milieu en Ruimtelijke Ordening) gedebatteerd over een wijziging van de Spoorwegwet in verband met het instellen van één Europese spoorwegruimte. Het wetsvoorstel geeft uitvoering aan Richtlijn 2012/34/EU van het Europees parlement en de Raad van 21 november 2012. Diverse senatoren stelden kritische vragen over onder meer de ruimte die voor Nederland overblijft om eigen beleid te voeren ten aanzien van het spoor, de gebruiksvergoeding van ProRail en de verwevenheid van het ministerie en ProRail.
Zo vroeg senator Flierman (CDA) naar de stand van zaken in andere landen. Volgens hem is de kernvraag of dit wetsvoorstel een eerlijke en gelijke toegang op het spoor veiligstelt. Hij plaatste daarbij ook kritische kanttekeningen over de verschillende petten van de staatssecretaris in deze: aandeelhouder en opdrachtgever van spoorwegbeheerder ProRail, en via de NS gebruiker van het spoorwegnet. Verwijzend naar het rapport 'Verbinding verbroken?' van de Eerste Kamer over privatisering en verzelfstandiging van overheidsdiensten pleitte hij voor meer onderscheiden rollen, en bijvoorbeeld om het ministerie van Financiën aandeelhouder te maken van ProRail in plaats van het ministerie van I&M.
Senator Flierman vroeg ook naar de gebruiksvergoeding die ProRail van vervoerders vraagt voor het gebruik van het spoor. Hij wilde weten of de kosten terecht zijn en efficiency bij ProRail voldoende stimuleren. Het ministerie en ProRail bepalen zelf of de spoorwegbeheerder efficiënt werkt, zonder enige externe toetsing, zo stelde Flierman, die er vervolgens op wees dat de EU-richtlijn daarentegen vraagt om prikkels om efficiency te bevorderen. Hij zag daarvan weinig terug in het wetsvoorstel. Ter vergelijking wees hij erop dat bijvoorbeeld in de energiesector wel een externe toetsing is van de efficiency en hij bepleitte een toets van de ACM voor ProRail. Hij waarschuwde ervoor dat ProRail de gevolgen van een lagere Rijksbijdrage niet mag afwentelen door de gebruiksvergoeding dan maar te verhogen.
Senator Van Hattem (PVV) memoreerde in zijn maidenspeech (eerste speech) in de Eerste Kamer dat de Eerste Kamer in 1860 de Spoorwegwet verwierp, wat leidde tot de val van het kabinet-Rochussen. Hij karakteriseerde het voorliggende wetsvoorstel als "een rijdende trein die in volle vaart richting Brussel gaat." Van Hattem verklaarde zich tegenstander van de doelstelling van één Europese spoorwegruimte. Volgens hem moet Brussel zich niet bemoeien met het Nederlandse spoor en kan Nederland heel goed zelf afspraken maken met andere landen. Voor de PVV is minder Europese Unie het uitgangspunt, aldus senator Van Hattem. Hij was bevreesd dat op termijn de eigen NS van het spoor verdwijnt, omdat ze wordt opgeslokt door Deutsche Bahn, een Duits staatsbedrijf. Hij haalde uitspraken aan van Pim Fortuyn die eerder al waarschuwde voor de gevolgen van het Europese marktdenken in relatie tot het spoorvervoer en de splitsing destijds van NS en ProRail.
Van Hattem hield de staatssecretaris voor dat goederenvervoerders ProRail voor de rechter hebben gedaagd vanwege een dreigende verhoging van € 30 miljoen aan gebruiksvergoedingen. Volgens hem is nu volstrekt onduidelijk hoe die verhoging tot stand komt. Hij bepleitte bij de staatssecretaris een meer transparante wijze van tariefstelling en toerekening van kosten door ProRail en vroeg ook een reactie op berichten in de media over administratieve chaos en mogelijke fraude bij het bedrijf.
Senator Kuiper (CU) greep het wetsvoorstel aan voor een discussie over de ordening op het Nederlandse spoor. Hij noemde de opstelling van de Europese Commissie consistent, namelijk dat het Europese spoor een markt moet worden met concurrerende vervoerders. Hij betwijfelde de stelling van de staatssecretaris dat volledige marktwerking op het spoor niet aan de orde is en dat Nederland zelf alles kan bepalen. "Kunnen we als Nederland straks nog een eigen positie innemen of geven we de ruimte hiervoor niet nu al weg?", zo vroeg Kuiper.
De splitsing van NS en ProrRail noemde senator Kuiper "een historische fout" en een Nederlandse interpretatie van de richtlijn uit 1991 van de Europese Unie op dit punt. Kuiper stelde dat de Europese Unie daar inmiddels niet meer zo strikt in is, onder druk van andere, grote Lidstaten als Duitsland en Frankrijk die bijvoorbeeld dat het ook verschillende afdelingen binnen één bedrijf mogen zijn. Hij vroeg de staatssecretaris nadrukkelijk om een visie op te stellen over de ordening op het spoor voor lange termijn zodat Nederland daar zelf de regie op kan houden.
Senator Meijer (SP) constateerde flinke verslechteringen in het spoorvervoer sinds de verzelfstandiging van de NS in 1995. Ongebreidelde concurrentie op het spoor tussen commerciële ondernemingen is volgens haar niet de beste methode om het spoorvervoer te verbeteren. Het openbaar vervoer is een nutsfunctie waarop democratische controle nodig is en waarover de overheid regie moet voeren. Zij zag geen echte verbeteringen in de prestaties van NS en ProRail. "Die prestaties van deze ondernemingen laten te wensen over."
Meijer verklaarde het wetsvoorstel niet te zullen steunen. Implementatie van deze richtlijn legt volgens haar vast wat de SP niet wil. De SP wil een openbaarvervoerstelsel dat door een nutsbedrijf verzorgd wordt en geen concurrentie op het spoor door commercieel opgezette ondernemingen, aldus senator Meijer.
Staatssecretaris Mansveld verklaarde dat de bestaande marktordening in Nederland, ook ten aanzien van ProRail, niet wordt gewijzigd. Ze heeft daar uitgebreide analyses over laten maken, maar NS blijft berijder van het hoofdspoornet, het regionaal vervoer wordt openbaar aanbesteed. Zij verklaarde wel dat een aantal weeffouten ongedaan gemaakt zullen worden, waarin optimale samenwerking centraal staat. ProRail en NS moeten dezelfde doelen nastreven en dat is ook vastgelegd in de concessies voor hen, daar zijn de prikkels ook op gericht, aldus de staatssecretaris.
Nederland is geen voordstander van het verder openstellen van de nationale spoormarkt en maakt zich voor dat standpunt ook sterk in Brussel, zo verklaarde de staatssecretaris verder. "Wij willen eigen keuzes maken, kunnen kiezen tussen aanbesteden en onderhands gunnen", aldus Mansveld. Zij gaf aan dat Nederland daarbij de steun heeft van een aantal, maar het is nog geen gelopen race.
Het verwijt dat zij met de huidige constructie op het spoor ProRail teveel in bescherming neemt, weersprak de staatssecretaris. De Staat is bij ProRail aandeelhouder en de aandeelhoudersrol betekent afstand, het besturen is aan de Raad van Bestuur en de Raad van Commissarissen van het bedrijf, maar de concessie die het ministerie verleent biedt wel de mogelijkheid om samenwerking af te dwingen. Mansveld wees de suggestie om het ministerie van Financiën aandeelhouder te laten zijn van ProRail af omdat een beleidsdeelneming onder het vakministerie hoort te vallen. Zij verklaarde ook volledig achter ProRail te staan.
Senator Flierman verklaarde in zijn tweede termijn dat de staatssecretaris een aantal zaken had verhelderd. Hij benadrukte dat er ook veel goed gaat op het spoor. De formele structuur (subsidies, beheer, aandeelhouder) bleef hij ingewikkeld vinden. Om dat in de praktijk te laten werken zal een opgave blijven, een samenwerkingsopgave die niet alleen vanuit Den Haag gestuurd moet worden, aldus Flierman.
Senator Van Hattem benadrukte in zijn tweede termijn dat de PVV zich zal blijven verzetten tegen een door Brussel opgedrongen Europees spoorwegnet. PVV zal tegen wetsvoorstel stemmen.
Senator Kuiper zei in tweede termijn dat bij zijn fractie zwaar zal wegen of er voldoende ruimte is voor eigen keuzes. Veel landen hebben de implementatie niet of niet volledig gedaan en dat moet Nederland ruimte geven om eigen afwegingen te maken over het aanstaande Vierde Spoorwegpakket waarover in Brussel wordt onderhandeld, aldus Kuiper.
Senator Meijer toonde zich in tweede termijn teleurgesteld over het antwoord van de staatssecretaris. Ze noemde Nederland "het braafste jongetje van de klas dat voortdendert op een doodlopend spoor." Ze zal haar fractie adviseren tegen het wetsvoorstel te stemmen.
De stemming over het wetsvoorstel vindt plaats op dinsdag 29 september 2015.
Deel dit item: