Parlementair jaar 2022/2023, 12e vergadering
Aanvang: 09.30 uur
Sluiting: 20.08 uur
Status: gecorrigeerd
Voorzitter: Vos
Tegenwoordig zijn 73 leden, te weten:
Aerdts, Van Apeldoorn, Bakker-Klein, Van Ballekom, Baumgarten, Belhirch, Van den Berg, Bezaan, Van Bijsterveld, Bovens, Bruijn, Croll, Crone, De Vries, Dessing, Dittrich, Doornhof, Fiers, Van Gasteren, Geerdink, Goossen, Van der Goot, Griffioen, Van Gurp, Hartog, Van Hattem, Heijnen, Holterhues, Huizinga-Heringa, Janssen, Janssen-van Helvoort, Jaspers, Kaljouw, Karimi, Kemperman, Van Kesteren, Klip-Martin, Kluit, Van Knapen, Koffeman, Kox, Kroon, Van Langen-Visbeek, Marquart Scholtz, Martens, Van Meenen, Meijer, Moonen, Nanninga, Nicolaï, Van den Oetelaar, Oplaat, Panman, Perin-Gopie, Petersen, Prins, Ramsodit, Recourt, Rietkerk, Van Rooijen, Roovers, Rosenmöller, Schalk, Schippers, Van Strien, Talsma, Thijssen, Veldhoen, Visseren-Hamakers, Vogels, Vos, Walenkamp en Van Wijk,
en de heer Van Dijk, lid Tweede Kamer, en mevrouw Faber-van de Klashorst, lid Tweede Kamer,
alsmede de heer Jetten, minister voor Klimaat en Energie, de heer Van Rij, staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, en mevrouw Schouten, minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal op dinsdag 12 december 2023. Ik heet de leden, de medewerkers, de aanwezigen op de publieke tribune en iedereen die deze vergadering via de livestream volgt, van harte welkom. Ook heet ik de minister voor Klimaat en Energie, de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst en de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, die had gezegd dat ze later zou komen maar toch op tijd is, van harte welkom.
De voorzitter:
Ingekomen is een bericht van verhindering van het lid:
Nanninga, wegens bezigheden elders.
Dit bericht wordt voor kennisgeving aangenomen.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024) (36418);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024) (36419);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024) (36420);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024) (36421);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot aanpassing van de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling) (36422);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling) (36423);
-
-het wetsvoorstel Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort) (36424);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen) (36425);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw) (36426);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm) (36427);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting) (36428);
-
-het wetsvoorstel Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag) (36429);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36430);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning (36431);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit) (36432);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2024) (36342);
-
-het wetsvoorstel Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting 2024) (36369).
(Zie vergadering van 11 december 2023.)
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de gezamenlijke behandeling van het Belastingplan 2024.
De beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Het woord is aan de regering in de eerste termijn. Ik geef het woord aan minister Jetten voor Klimaat en Energie.
Minister Jetten:
Dank u wel, voorzitter. We behandelen vandaag en ook gisteren het totale Belastingplan, met daarbinnen twee specifieke wetsvoorstellen die gaan over het terrein van klimaat en energie. Voordat ik inga op de specifieke vragen die daarover zijn gesteld, zou ik graag twee korte punten willen maken om het belang van deze wetsvoorstellen te onderstrepen.
Allereerst: effectief klimaat- en energiebeleid kan niet zonder fiscale maatregelen. Hoewel klimaatneutraliteit nog ver weg is, is Nederland de afgelopen jaren de goede weg ingeslagen. Waar wij een aantal jaren geleden nog het meest vieze jongetje van de klas waren in Europa, zijn we nu op een aantal terreinen de Europese partners ver vooruit. Onze CO2-uitstoot daalt en is inmiddels ruim 30% lager dan in 1990. Voor het eerst is dan ook het klimaatdoel van 2030 binnen bereik.
Maar wij zullen nog hard moeten werken om uiteindelijk ook die klimaatneutrale samenleving te bereiken. Dat doen we onder andere door te zorgen voor een goede balans tussen verschillende instrumenten die de sectoren moeten ondersteunen om die verduurzaming ook echt mee te kunnen maken; door het normeren van vervuilende of soms juist het normeren van schone activiteiten, zodat we duidelijkheid scheppen aan burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties; door het beprijzen van vervuiling, waarmee we soms ook overheidsinkomsten genereren, en ook met subsidies waarmee we burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties kunnen ondersteunen om die benodigde investeringen ook daadwerkelijk te doen. De voorliggende wetsvoorstellen zien met name op het tweede blok, de beprijzing. Gegeven de hiervoor genoemde context hecht het kabinet aan de voorgestelde afbouw van een aantal fiscale vrijstellingen.
Met de voorliggende wetsvoorstellen wordt een deel van de fossiele voordelen die Nederland op dit moment nog kent, van afbouw voorzien. Dat is mijn tweede punt ter inleiding. Om klimaatverandering tegen te gaan, investeert de overheid volop in duurzame maatregelen en op termijn passen die fossiele voordelen daar niet meer bij. Daar heb ik mij ook de afgelopen dagen tijdens de VN-Klimaatconferentie in Dubai voor ingezet. Nederland heeft daar met tientallen landen een internationale coalitie voor de afbouw van fossiele voordelen gelanceerd. Deze coalitie richt zich op het scheppen van meer transparantie, het aanpakken van internationale afspraken en het samenwerken bij nationale afbouwtrajecten. Een dergelijke internationale samenwerking is van belang, al is het maar omdat een deel van die fossiele voordelen voortkomt uit internationale verdragen.
Wij zetten daarnaast ook in eigen land stappen en dat doen we onder andere met de voorliggende wetsvoorstellen. Ik zal nu ingaan op de gestelde vragen. Dat doe ik in de volgorde glastuinbouw, elektriciteitsmarkt, mineralogische industrie, een aantal overige vragen over fiscale regelingen en tot slot de energierekening.
Voorzitter. De glastuinbouw is een sterke sector, bestaande uit ruim 3.000 bedrijven die op ruim 9.000 hectaren vooral groente kweken en ook pot- en perkplanten, snijbloemen en fruit. De sector heeft zich in de circa 150 jaar dat die nu bestaat, ontwikkeld tot een innovatieve sector die belangrijk is voor de Nederlandse economie. De kracht van de Nederlandse glastuinbouw blijkt ook uit het feit dat we vorig jaar een convenant hebben afgesloten met een ambitieuze doelstelling, namelijk klimaatneutraal in 2040 en als tussenstap max. 4,3 megaton CO2 in 2030. De sector geeft aan de daad bij het woord te willen voegen op basis van het overeengekomen klimaatpakket, waaronder de fiscale maatregelen glastuinbouw.
Bij de samenstelling van dat maatregelenpakket heeft het kabinet ingezet op een goede balans, met zowel een stevig borgend instrumentarium, alsook extra financiële steun voor bedrijven, zodat die verduurzaming de komende jaren ook in hoog tempo kan worden gemaakt. Ondanks het gebalanceerde beleidspakket en ondanks de aanvullingen van de Tweede Kamer hierop, zal de energietransitie in de glastuinbouw niet vanzelf plaatsvinden. De heer Schalk en de heer Van den Oetelaar vragen daar in hun bijdrage terecht aandacht voor.
De energiekosten van tuinbouwbedrijven die aardgas blijven gebruiken, zullen fors stijgen. De mogelijkheden om prijsverhogingen door te voeren, zijn ook vaak beperkt. Veel tuinders zullen daarom de subsidieregelingen aangrijpen om de komende jaren hun bedrijf te verduurzamen. Het kabinet heeft daartoe forse subsidies beschikbaar gesteld. Glastuinbouwbedrijven konden al aanspraak maken op generieke regelingen, zoals de SDE++, de investeringsaftrekregelingen, zoals EIA, MIA en VAMIL, en de garantieregeling aardwarmte, die financiële risico's bij misboringen afdekt. In het voorjaar zijn daar extra middelen aan toegevoegd. Het gaat opgeteld om een bedrag van 560 miljoen euro voor de periode 2023-2030. Die subsidies worden de komende maanden al opengesteld. 500 miljoen uit het Klimaatfonds gaat naar de ophoging van de EG-regeling, die energiebesparende maatregelen stimuleert, en de SWiG-regeling, een subsidieregeling voor warmtenetteninfrastructuur. Dat is vaak niet alleen belangrijk voor het tuinbouwbedrijf zelf, maar juist ook om restwarmte te delen met omliggende woningen. Met deze subsidieregelingen wil het kabinet de onrendabele top van die lokale warmtenetten subsidiëren. Er gaat ook 60 miljoen naar een correctieregeling duurzame warmte, als compensatie voor weggevallen SDE-subsidie als gevolg van de hoge gasprijzen tijdens de piek van de gascrisis.
Tegelijkertijd zullen niet alle tuinders kunnen verduurzamen. Krimp, fusies en faillissementen zijn dan ook niet uitgesloten. De analyse van Trinomics en BlueTerra laat zien dat er naar verwachting sprake zal zijn van een schaalvergroting in de sector en maximaal zo'n 10% verlies aan productie. De weg naar een duurzame sector is dan ook geen gemakkelijke weg. Ik ben blij dat het kabinet brede steun van de sector heeft gekregen om gezamenlijk aan de slag te gaan met de uitvoering van het convenant.
Op basis van het amendement-Grinwis c.s. wordt voorgesteld om de verlaagde energiebelastingtarieven na 2024 in tien jaar af te bouwen in plaats van in vijf jaar. De heer Martens vraagt hierbij of het kabinet heeft overwogen om het oorspronkelijke afbouwpad voor de verlaagde energiebelasting te handhaven in plaats van langzamer af te bouwen en in plaats van die langzamere afbouw juist extra subsidies beschikbaar te stellen. Het kabinet heeft wel het amendement-Grinwis verwerkt, maar niet de mogelijkheid om die amendementen nog verder op te plussen op dat punt. Wel merk ik op dat het amendement-Grinwis dat langere afbouwpad van het verlaagde tarief dekt door de CO2-heffing voor de glastuinbouw in de komende tien jaar stapsgewijs te verhogen. Hierdoor blijft er per saldo een gelijke prijsprikkel, die door het amendement meer bij grotere tuinders terechtkomt en minder bij kleinere tuinders. Het was in de Tweede Kamer — ik kan me zo voorstellen in deze Kamer ook — de wens om juist de kleinere tuinders de komende jaren iets meer te ontzien, zodat zij meer tijd en financiële slagkracht hebben voor die verduurzaming. In het amendement-Grinwis wordt ook een deel van de budgettaire dekking van de nota van wijziging voor een andere aanpassing van de wkk-vrijstelling teruggedraaid. Ik kan de heer Holterhues geruststellen. Zijn vraag of dekking in de nota van wijziging door een verhoging van de CO2-heffing glastuinbouw eerlijk is, heeft betrekking op de dekking die in het amendement van de heer Grinwis al is teruggedraaid. Dit deel van de ophoging van de CO2-heffing zal daarom niet plaatsvinden. Enkel nog ter dekking van dat amendement.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik ga even door op die lastenschuif, die inderdaad van vijf naar tien jaar is gegaan door het amendement-Grinwis. In de reactie op de vragen daarover, is aangegeven dat de concurrentiepositie van de kleine tuinders daardoor verbetert, doordat het naar tien jaar is gegaan. Maar de vraag die ik daarvoor had gesteld, was hoe de concurrentiepositie nou is ten opzichte van voordat de maatregel werd ingediend. Want die kleinere tuinders — het klinkt nu mooi, want ze krijgen wat meer tijd en dergelijke — worden waarschijnlijk het hardste aangepakt door deze maatregel.
Minister Jetten:
Ja. Als je het vergelijkt met de status quo, is het vaak voor kleinere tuinders een grotere uitdaging om die verduurzaming de komende jaren mee te maken. Daar heeft de heer Schalk gelijk in. Dat was ook wel echt de kern van het debat dat wij in de Tweede Kamer hebben gehad: hoe kunnen we nu de komende jaren daar meer lucht en ruimte organiseren? Het zijn overigens vaak ook wat kleinere tuinders die juist bij de voorlopers behoorden, door bijvoorbeeld al actief aan de slag te gaan met het boren van aardwarmteputten. Daaruit is onder andere die correctieregeling voortgekomen. Maar het zal ook per type productie van een bedrijf verschillen of het concurrentievoordeel juist bij de grotere of bij de kleinere tuinders zit.
De heer Schalk (SGP):
Moet ik dan concluderen dat het voor de grotere tuinders in z'n algemeenheid een betere regeling is, en voor de kleinere tuinders alleen omdat het tijdpad is aangepast?
Minister Jetten:
Nee, zo zou ik het zelf niet concluderen. Ik denk wel dat het aangepaste tijdpad, ten opzichte van het pakket dat het kabinet zelf had gepresenteerd, nu vooral kleine tuinders ten goede komt. Maar in de sector spelen op dit moment allerlei zaken mee. In hoeverre heb je al led uitgerold? In hoeverre ben je bezig met de overstap naar meer biologische productie? Is de afzetmarkt vooral Nederland en Noordwest-Europa, of is die afzetmarkt veel internationaler? Ik zou het volgende wel interessant vinden. Het ministerie van LNV en het ministerie van Financiën zullen de komende jaren regelmatig de analyses die we vorig jaar hebben uitgevoerd, herhalen. Zo kunnen we goed het onderscheid tussen de kleine en grote tuinders maken. Ik zal dat verzoek aan de minister van Landbouw overbrengen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel voor die toezegging. Ik heb nog wel een vervolgvraag. Uit de berekeningen blijkt dat de kosten voor energie in 2020-2030 45% hoger zullen zijn. De bedrijfskosten zullen 9% hoger zijn voor de bedrijven. Maar de analyse van de regering was dat de consument daar niet zo veel van zal merken. Hoe moet dat verdienmodel dan nog in stand blijven voor met name de kleinere tuinders? Dit geldt overigens eigenlijk ook voor de grotere tuinders.
Minister Jetten:
Ik kom straks nog wat uitgebreider terug op het punt van energiekosten en bedrijfskosten, omdat dat voor alle sectoren geldt. Maar het zal inderdaad per sector verschillen in hoeverre je die 9% bedrijfskosten kan doorberekenen aan de klant en in hoeverre dat ten koste gaat van het eigen verdienvermogen. Daar heeft de heer Schalk gelijk in.
Voorzitter. De heer Martens heeft ook gevraagd wat er gebeurt als de uitfasering van het verlaagde tarief door de Europese Commissie wordt aangemerkt als staatssteun. Het ministerie van LNV voert op dit moment gesprekken om te bezien of de Europese Commissie voldoende redenen ziet om de instandhouding van de verlaagde tarieven na 2024 toe te staan, ofwel of de instandhouding van de verlaagde tarieven onder de gewijzigde Algemene Groepsvrijstellingsverordening kan worden gebracht. Vooralsnog gaat het kabinet ervan uit dat de verlaagde tarieven na 2024 in stand kunnen blijven. We hebben geen sterke signalen dat dat anders zou zijn. Mocht dit onverwacht niet het geval zijn, dan zal het kabinet bezien welke nadere maateregelen nodig zijn. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen, omdat we met vertrouwen die gesprekken met de Europese Commissie voeren.
Tot slot ten aanzien van deze sector. Ik weet zeker dat ik ook namens de staatssecretaris en de minister van Landbouw spreek. We zijn zeer te spreken over de samenwerking met de glastuinbouwsector. We hebben vaak gezamenlijke overleggen over hoe de toekomst van deze sector eruit moet zien. Zij steken echt hun nek uit met de verduurzamingsambities die ze hebben. Maar ze zijn ook zeer uitgesproken en duidelijk naar ons als bewindslieden als er meer nodig is in de fiscaliteit of in de ondersteuning. Ik denk juist dat die gezamenlijke scherpte ons kan helpen om het innovatieve en sterke karakter van deze sector op peil te houden.
Voorzitter. Dan kom ik bij de elektriciteitsmarkt. Het kabinet heeft de ambitie om het elektriciteitssysteem in 2035 CO2-vrij te maken. Dit vergt het geleidelijk uitfaseren van elektriciteitsproductie op basis van kolen en van aardgas. Het uitfaseren van elektriciteitsproductie op basis van kolen wordt inmiddels ook gerealiseerd via het wettelijk verbod daarop. Het beperken van de inputvrijstelling in de energiebelasting zorgt ervoor dat de elektriciteitsproductie op basis van aardgas ook in de komende jaren geleidelijk minder aantrekkelijk wordt.
In antwoord op vragen van de heer Van Strien zeg ik dat er sprake is van zorgvuldig beleid. In het verleden werd een fiscaal voordeel aan aardgasgestookte installaties gegeven, mede omdat hiermee efficiency en daarmee een lagere CO2-uitstoot ten opzichte van andere fossiele brandstoffen werd bereikt. Inmiddels concurreert de aardgasgestookte installatie vooral met duurzame alternatieven. Met de geleidelijke beperking van de inputvrijstelling wordt vanaf 1 januari 2030 het gebruik van de aardgasgestookte wkk-installatie voor de energiebelasting op dezelfde wijze behandeld als de meer duurzame alternatieven. Deze maatregel draagt daarmee bij aan verdere CO2-reductie. Er wordt ook een beperkte budgettaire opbrengst mee gerealiseerd. Op basis van Europeesrechtelijke gronden is er in het … Ik zal even wachten op de interruptie.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Van Strien.
De heer Van Strien i (PVV):
Er staat een enorm vermogen aan wkk, ook in de tuinbouwsector. Dat werkt heel efficiënt. Ik weet nog dat ik indertijd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek de afdeling Energiestatistieken mocht opzetten, in de jaren tachtig. Dat gaat u met de verhoging van de elektriciteitsprijzen onaantrekkelijker maken. Dat betekent dat u een extra last legt op de totale elektriciteitsinfrastructuur. Daar heb ik een belangrijke vraag over gesteld. Komt de minister daar nog bij?
Minister Jetten:
Ik kan die nu meteen al beantwoorden. Er zitten twee kanten aan. Aan de ene kant zien we dat wkk-installaties de afgelopen jaren tot enorme overwinsten hebben geleid. De prikkel is in sommige gevallen, zeker ten tijde van de energiecrisis, een verkeerde geweest. Wkk-installaties werden niet aangezet om in eerste instantie het glastuinbouwbedrijf te bedienen, maar vooral om elektriciteit te kunnen verkopen tegen piekprijzen. Tegelijkertijd heeft de heer Van Strien wel een punt als hij zegt dat we de komende jaren, juist in dat CO2-vrije energiesysteem, heel goed moeten nadenken over welk flexibel vermogen we hebben om dat elektriciteitssysteem zo veel mogelijk decentraal te kunnen voeden. In het Nationaal Plan Energiesysteem hebben we daar ook aandacht voor. Er is ook een bedrag voor vrijgemaakt in het Klimaatfonds. Hoe kunnen we dat flexibele vermogen de komende jaren ook op andere manieren aantrekkelijk houden? Wat is het totale vermogen aan flexibele opstelling dat we nodig denken te hebben en hoe kun je daar fiscale prikkels op toepassen? Dat hoeft wat mij betreft straks niet meer zozeer gekoppeld zijn aan aardgas als brandstof. We gaan volgens mij toe naar fiscale maatregelen die vooral flexibel vermogen verspreid op het land gaan ondersteunen.
De heer Van Strien (PVV):
Nog een vervolgvraag daarop. Mooi als dat flexibele vermogen inderdaad opgeschaald wordt. Het gaat mij echter ook om het tijdschema. Er wordt nu een aanslag gepleegd op die gasprijzen enzovoort. Mijn vraag blijft dan: klopt het dat het versterken van de structuur eerst gebeurt voordat we de gebruikers in de knel zetten?
Minister Jetten:
Het is echt een geleidelijke afbouw van de inputvrijstelling die we nu kennen. Ik gaf net al aan dat er vanaf 1 januari 2030 een balans komt met de duurzame alternatieven. Het is het voornemen van het kabinet om ruim voor die tijd de ondersteuning van het flexibele vermogen gereed te hebben. Dat hebben we echt nodig willen we in 2035 het totaal CO2-vrije systeem bereiken. Dat gaat elkaar in de tijd goed raken. Ik moet nu even uit mijn hoofd zeggen wanneer u meer informatie krijgt over de flexibel vermogenopstelling. Ik ga dat zo even op mijn telefoon spieken. Dan laat ik de heer Van Strien weten wanneer daar vervolgrapporten op komen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
De minister zegt: dat gaan we regelen en we zorgen dat het allemaal netjes in fasen loopt. Ondertussen zien we, zoals ik in eerste termijn heb gezegd, in Lelystad een hele nieuwe woonwijk die niet aangesloten kan worden. Dat gebeurt steeds vaker. De industrie kan ook niet aangesloten worden. Dat is allemaal in tegenspraak met wat de minister zegt.
Minister Jetten:
Ik kom zo meteen uitgebreid terug op het elektriciteitsnet en de netcapaciteit waar we nu mee te maken hebben. Het gaat overigens om Almere en dat hebben we gelukkig voor de korte termijn weten op te lossen. Ik zal daar zo meteen uitgebreider op ingaan.
De heer Heijnen i (BBB):
Ik heb een vraagje aan de minister. Hij geeft aan dat de inputvrijstelling verminderd kan worden omdat er meer duurzame alternatieven beschikbaar zijn. Twee vragen: zijn die alternatieven nu al beschikbaar? En zo nee, per wanneer dan wel? Spreken we dan over 2026, 2027 of wellicht 2030?
Minister Jetten:
Op dit moment is het nog steeds aantrekkelijk om de wkk's in te zetten. Met de huidige afbouw van de inputvrijstelling blijft het aantrekkelijk. Het wordt alleen wat minder lucratief. Vanaf 2030 is in de fiscaliteit de wkk ongeveer gelijk aan de voordelen die je met de duurzame alternatieven hebt. Dan heb ik het echt over productie met wind, met zon en met aardwarmte en ik denk pas in de jaren daarna productie, flexibel vermogen, op basis van waterstof, want daar zien we nog een veel grotere onrendabele top.
De heer Heijnen (BBB):
Een tweede vraag. Die duurzame alternatieven worden dus niet gesubsidieerd?
Minister Jetten:
Steeds minder. We zien dat we onder andere grootschalige wind op zee inmiddels zonder subsidie kunnen vergunnen. Sterker nog, dat levert voor het ministerie van Financiën forse inkomsten op. Ook op land zijn die duurzame alternatieven steeds vaker zonder enige vorm van subsidie en als er al SDE-subsidies aan worden toegekend, zien we met de huidige elektriciteitsprijzen dat daar maar weinig van wordt uitgekeerd. Daarmee is het dus nog niet allemaal volledig subsidievrij, maar het kan wel echt tegen heel lage maatschappelijke kosten.
Voorzitter. De heer Heijnen had ook een specifieke vraag ten aanzien industriële installaties. Op basis van Europeesrechtelijke gronden is er in het wetsvoorstel voor gekozen om alle installaties waarmee elektriciteit wordt opgewekt gelijk te behandelen, om te voorkomen dat we in de knel komen met die Europese regels. Ik erken wel dat installaties die op fossiele brandstoffen worden gestookt op dit moment rol spelen als dat flexibele vermogen, waar ik het zojuist met de heer Van Strien al over had. De voorgestelde afbouw van die vrijstellingen ondersteunt dus ook de overgang naar meer duurzaam flexibel vermogen, maar we zullen wel goed de effecten monitoren en ondertussen werken aan andere fiscale ondersteuning om dat flexibele vermogen wel goed in ons systeem te houden.
De heer Heijnen vraagt om een nadere impactanalyse van de bijdrage van wkk's aan de flexibilisering van het stroomnet. In het verlengde van de interrupties die we net hebben gehad: ja, dat is belangrijk. TenneT heeft ook jaarlijks een leveringszekerheidsmonitor waar dit in zit. In deze monitor worden ook nieuwe beleidswijzigingen meegenomen, waaronder het wetsvoorstel dat nu voorligt. Mocht u dat wetsvoorstel aannemen, zal in de volgende leveringszekerheidsmonitor, die in april verschijnt, dus de nadere impact van deze wijzigingsvoorstellen worden meegenomen.
Dan kom ik bij de industrie. In het pakket Belastingplan is het wetsvoorstel Fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit opgenomen. Daar zitten drie zaken in die de industriesector aangaan: het afschaffen van de vrijstelling voor duaal en non-energetisch verbruik van kolen, met ook het amendement-Erkens, het verhogen van de minimum CO2-prijs voor elektriciteitsopwekking en industrie en het afschaffen van de vrijstellingen in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer en ook door uw Kamer zijn veel vragen gesteld over de afschaffing van die vrijstellingen. Diverse leden, onder wie de heer Van Strien, hebben gevraagd naar de logica van het afschaffen van de vrijstelling voor metallurgische en mineralogische procedés, waarom Nederland dit als enige land overweegt. Die vrijstellingen in de energiebelasting, die onder andere worden gebruikt voor staal, baksteen en glas, zijn fossiele regelingen. We werken toe naar die klimaatneutrale samenleving en daarom passen deze maatregelen niet meer. We willen dat geleidelijk doen, zodat die sectoren zich daar goed op kunnen voorbereiden. Door het vervallen van deze vrijstellingen wordt de grondslag van de energiebelasting vergroot en hierdoor worden ook meer opbrengsten gegenereerd. De lastendruk in de energiebelasting ten opzichte van anderen die energiebelasting betalen, wordt daarmee ook evenwichtiger verdeeld. Het klopt dat we hiermee in Europa een voortrekkersrol vervullen. Tegelijkertijd is het beleid het meest effectief als andere Europese landen dat voorbeeld gaan volgen. We zetten er daarom ook op in, in het bijzonder bij onze buurlanden, maar ook in de onderhandelingen over de nieuwe energiebelastingrichtlijn, die door de ministers van Financiën worden gevoerd.
De heer Van Strien (PVV):
Wat mij betreft weer dezelfde vraag: de fasering. Als ik lees dat pakweg in 2030 echt reële alternatieven ter beschikking staan, waarom gaan we dan nu die wet invoeren? Ik zou zeggen: komt u terug in 2031 met deze wet, dan kunnen we daar eens in alle realiteit over praten.
Minister Jetten:
Als ik zelf met die bedrijven spreek, krijg ik eigenlijk een heel ander verhaal te horen, namelijk: geef ons nu die duidelijkheid. Dit is een vrijstellingsafschaffing, waarmee de grondslag van de energiebelasting wordt verbreed. De energiebelastingtarieven voor dit soort grootverbruikers zijn natuurlijk nog altijd zeer laag, ook in Nederland, maar die bedrijven willen wel weten hoe het er de komende jaren uitziet. Laat ik het voorbeeld van een baksteenfabriek nemen. Ik kom zelf regelmatig in Brick Valley in het mooie Gelderland. Vlak bij mij staan een aantal fabrieken aan de rivieren waar nu grote gasgestookte ovens staan. Die bedrijven willen heel graag de overstap maken naar een elektrisch aangedreven oven of een oven die is aangesloten op het waterstofnetwerk. Ze moeten dan wel weten in welk jaar er sprake is van de betere fiscaliteit, zodat ze duidelijkheid en zekerheid hebben over die investeringen waarover ze nu moeten besluiten, maar die pas over een paar jaar worden gerealiseerd. Die duidelijkheid verschaffen we nu met dit Belastingplan.
De heer Van Strien (PVV):
Misschien wil die baksteenindustrie dat wel, maar de infrastructuur is er niet om de elektriciteit aan te leveren. Zo simpel is het. Dus het kan gewoon op dit moment niet. Dat betekent dat we straks in Duitsland en Oostenrijk bakstenen gaan bestellen. U weet dat het een heel zwaar product is. Dat betekent extra enorme transportkosten. Dus waarom dit nu doen als je niet eens de elektriciteit kunt aanleveren voor die baksteenindustrie?
Minister Jetten:
Ik maak me niet zo druk over Duitsland en Oostenrijk, want als ik kijk naar de problematiek die zij hebben in hun energiesysteem, dan hebben we het in Nederland nog best goed voor elkaar met elkaar. Maar ja, het piept en het kraakt de komende jaren qua netcapaciteit. Dat is — dat zeg ik al sinds de eerste maand dat ik minister ben — het grootste hoofdpijndossier dat op EZK ligt: hoe kunnen we sneller die infrastructuur uitbreiden om die capaciteit op te lossen? Ik zal straks voor u opsommen met hoeveel miljarden we die investeringen doen en welke onorthodoxe maatregelen ik neem om die vergunningverlening te versnellen, zodat we aan het eind van dit decennium die netcapaciteit op orde hebben. Daarbij werken we volop samen met de industriële clusters en de provincies om die projecten goed te plannen en te prioriteren.
De voorzitter:
Tot slot en heel kort, meneer Van Strien.
De heer Van Strien (PVV):
De minister zei zojuist dat hem signalen bereiken dat iedereen in die baksteenindustrie vooruit wil. Ik kan u vertellen dat ik waarschijnlijk niet de enige ben die tal van signalen uit de industrie krijgt dat het echt een probleem aan het worden is.
De voorzitter:
Dank u wel. Een interruptie van mevrouw Geerdink.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Ook mij en onze fractie bereiken die signalen. In vervolg daarop zeg ik het volgende. Het gaat om het handelingsperspectief. Het gaat om een handelingsperspectief van een sector die nu min of meer gedwongen wordt om iets te doen wat die sector niet kan. Dat leidt tot de vraag wat belangrijker is, die voortrekkersrol of dat level playing field dat we als Nederland graag willen hebben?
Minister Jetten:
Ik zou eigenlijk uw eerste term willen gebruiken, namelijk het handelingsperspectief; dat is het belangrijkst. Uiteindelijk gaat het erom dat we in Nederland een sterke en competitieve economie hebben die helemaal verduurzaamd is, maar ook nog altijd sterk. Het zou een beetje zonde zijn als we wel de CO2-doelstellingen halen, maar intussen bedrijvigheid en werkgelegenheid over de grens duwen. Daarom ben ik ook blij dat ik nu samen met minister Adriaansens specifiek voor de cluster 6-bedrijven een extra intensivering realiseer voor de ondersteuning. Die baksteenfabrieken zitten niet in een van onze vijf grote industriële clusters, waar we al volop bezig zijn met een hele projectmatige aanpak van de uitbreiding van de energie-infrastructuur. Dit zijn bedrijven die vaak al deels geclusterd zijn, maar meer regionaal. Dus we moeten er ook voor zorgen dat juist in die regio de waterstofbackbone snel ter beschikking komt, maar ook dat die elektriciteitsinfrastructuur versneld wordt uitgebreid. We hebben nu ook extra budget om op die bedrijventerreinen met energiehubs aan de slag te gaan en juist een extra ondersteuning te bieden bij bijvoorbeeld die baksteenfabriek. Dat doen we door te bekijken: wat heeft u nodig, wat is uw elektriciteitsvraag in de komende jaren en hoe kunnen we in de prioritering en planning van de uitbouw van de energie-infrastructuur van de regionale netbeheerders ervoor zorgen dat we op tijd die uitbreidingen voor elkaar hebben?
Ik maakte net ook dit punt richting de heer Van Strien. Deze bedrijven weten vaak: als ik nu die elektrische oven bestel, dan heb ik die over vijf jaar; dan heb ik één moment waarop ik die omschakeling kan maken. Dan moet de overheid kunnen garanderen dat het op dat moment ook gereed is; dat ben ik zeer met u eens. Als we dat handelingsperspectief niet bieden, zijn we het paard achter de wagen aan het spannen.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dan hoor ik dus dat er naast het fiscale instrument een heel subsidie-instrument of inspanningsinstrument van de overheid staat om deze sector overeind te houden. Ik hoop dat u de toezegging wil doen dat u ingrijpt op het moment dat bedrijven omvallen dan wel naar het buitenland verplaatsen.
Minister Jetten:
Het is inderdaad en-en-en. Bij de behandeling van het belastingplan is het vaak moeilijk dat we alleen de fiscaliteit te pakken hebben. Maar juist met de verschillende subsidieregelingen die we vanuit het klimaatfonds voor de industriesector beschikbaar stellen, willen we meefinancieren bij die onrendabele top voor dit soort investeringen. Ik heb ook met minister Adriaansens specifiek het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie opgesteld. We komen nu vier keer per jaar per regio samen om heel goed naar die planningen te kijken. Als daarbij een van de clusters aangeeft dat de overheid of de netbeheerders niet leveren, waardoor zo'n cluster in de knel komt met het handelingsperspectief, dan is het aan de minister voor Klimaat en Energie en de minister van Economische Zaken om te besluiten hoe we ingrijpen om toch ook die bedrijven maximaal te blijven ondersteunen.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Tot slot. Dat betekent dat ik in dit geval de toezegging hoor dat u op dat moment, maar het liefst nog daarvoor, met de betrokken sector in conclaaf gaat en naar oplossingen zoekt.
Minister Jetten:
Ja, zeker juist daarvoor. Voor wat betreft de uitbreiding van infrastructuur is het eigenlijk vandaag al 2028 als het gaat om de keuzes die je maakt. Ik wil u wel toezeggen dat ik met minister Adriaansens zal kijken hoe wij in onze rapportage van het NPVI juist dit soort knelpunten heel expliciet aan u kunnen communiceren en dat we die rapportage dan niet alleen met de Tweede Kamer maar ook met de Eerste Kamer delen, zodat u dat ook goed kunt volgen.
De heer Schalk (SGP):
Ik ga daar toch nog even op door, want net als de vorige sprekers ben ik heel erg verbaasd over de afschaffing van de energiebelasting, met name omdat het energienet nu niet op orde is en er geen of althans niet voldoende groene waterstof beschikbaar is. De minister zegt: als we vandaag zeggen dat het moet gaan gebeuren, is 2028 al bereikt. Met andere woorden: dit is toch onhaalbaar? Als wij de sector vragen om bijvoorbeeld een energienet op te leveren of groene waterstof te leveren, dan vragen wij daarmee toch iets wat onmogelijk is? Dat brengt degenen die daarvan afhankelijk zijn in een onmogelijke positie. Kan de minister daarop reageren?
Minister Jetten:
Dan ga ik wel een beetje in herhaling vallen. Het loopt met elkaar op. Aan de ene kant bieden we helderheid en investeringszekerheid door in de fiscaliteit verkeerde fossiele prikkels uit te faseren en tegelijkertijd betere fiscale prikkels te introduceren, door bijvoorbeeld de tarieven op elektriciteit te verlagen en in de komende jaren ook een nieuw tarief voor waterstof te ontwikkelen, zodat de overstap van aardgas naar waterstof aantrekkelijk wordt gemaakt. Wij zijn als eerste land ter wereld bezig om die waterstofbackbone aan te leggen. We zijn koploper in Europa als het gaat om de elektrolyseprojecten voor groene waterstof. Ik heb twee maanden geleden een heel pakket aan maatregelen met de Tweede Kamer gedeeld om de vergunningverlening voor de energie-infrastructuur te versnellen. Het kabinet is bezig de Delta Rhine Corridor aan te leggen, zodat ook delen van de industrie in Zuid-Nederland van allerlei grondstoffen worden voorzien. Het is dus echt een totaalpakket en ik vind dat we daarmee zeer zorgvuldig te werk gaan om dat handelingsperspectief te bieden.
De voorzitter:
Gaat uw gang, meneer Schalk. Tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Ik hoor heel veel ambitie en allerlei dingen die in gang gezet of versneld zullen worden en dergelijke. Ik heb in een eerdere interruptie van een van mijn collega's gehoord dat daar miljarden voor beschikbaar zijn. Maar laten we concreet worden: wanneer schat de minister in dat dat energienet op orde is en dat die groene waterstof in voldoende mate aanwezig is om alle sectoren die hiermee te maken krijgen, echt op orde te laten komen?
Minister Jetten:
Dat zal per regio verschillen. Er zijn nu regionaal grote programma's gaande — want we doen dat met TenneT en met de regionale netbeheerders — waardoor miljarden per jaar worden geïnvesteerd. Die plannen zijn dus niet ver weg, want dat gebeurt gewoon al vandaag de dag. In de regio Rotterdam bijvoorbeeld moet één groot hoogspanningsstation gereed zijn. En zodra dat gereed is, is de netcongestie in het hele Rotterdamse havengebied opgelost. Op veel kleinere bedrijfsterreinen is het de vraag hoe snel we die energiehubs voor elkaar kunnen krijgen. Tholen is daarin, denk ik, het mooiste voorbeeld. Daar hebben alle bedrijven gezamenlijk besloten om naar een gezamenlijk groepscontract te gaan, met één aansluiting op het net. Daar wordt lokaal opgewekte energie opgeslagen en met elkaar gedeeld. Omdat ze dat samen doen, wordt de netcongestie in de omliggende omgeving fors verminderd. Dat is dus een actie die heel snel kan. Die energiehubaanpak gaan we nu ook op tientallen andere bedrijfsterreinen beetpakken. Daarom is het, in het verlengde van zojuist, ook zo belangrijk om nu niet generiek te zeggen "het past niet". Nee, het gaat in de komende jaren in alle delen van het land piepen en kraken, maar wij zullen in het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie steeds heel goed moeten kijken waar we al zover zijn dat het allemaal op orde is en waar we echt nog grote problemen zien en dus juist die bedrijven heel gericht extra gaan helpen met maatwerk.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot, voorzitter. Ik snap dat het regionaal is. Ik begrijp ook dat je gewoon pech hebt als je in de periferie zit en niet in Rotterdam.
Minister Jetten:
Niet altijd.
De heer Schalk (SGP):
Als nu Rotterdam en Tholen genoemd worden door de minister, kan hij dan ook aangeven op welke termijn dat dan gereed zal zijn? Het is prachtig dat dat in Rotterdam geregeld wordt en afgesproken is, maar kan hij concreet ook voor Tholen een datum of een jaartal noemen? Wat betekent het als je nu nog moet gaan beginnen?
Minister Jetten:
Overigens is het soms beter om in de periferie te zitten, want de waterstofbackbone in Groningen en Drenthe is een stuk eerder klaar dan die op andere plekken van het land. Maar dit is een heel goed punt. Ik zit zelf de afgelopen tijd boven op de netbeheerders, want het is heel fijn dat ze nu in hun investeringsplannen extra miljarden investeren, maar je gaat als bedrijf op een willekeurige locatie niet zelf die investeringsplannen van voor tot achter lezen om te begrijpen wanneer jij als bedrijf aan de beurt bent. Hoe gaan wij dus zorgen voor veel gedetailleerdere informatie, zodat je als bedrijf echt weet wat je handelingsperspectief is en hoe je daar je eigen planning op kunt aanpassen? We zijn nu ook met een speciaal project bezig om volgens mij vanaf het eerste kwartaal, of anders in ieder geval het tweede kwartaal volgend jaar, die informatie op middenspanningstationsniveau met open data te kunnen delen. Dan kun je als bedrijf of als bedrijventerrein veel gedetailleerdere informatie krijgen over wanneer de boel er op orde is en hoe je je eigen investeringen daarop kunt aanpassen. Zolang ik minister voor Klimaat en Energie ben, zal ik er echt bovenop blijven zitten dat die cultuuromslag bij de netbeheerders naar een veel betere communicatie ook echt voor elkaar komt.
Ik hoor de heer Schalk buiten de microfoon vragen naar Rotterdam en Tholen. In Tholen loopt het nu dus goed. In Rotterdam kent men die planning ook, maar daar hebben we een specifieke clusteraanpak. Dat is het voordeel van die vijf grote industriële clusters. Daar zitten echt coördinatoren op die per bedrijf die informatie kunnen verschaffen.
De voorzitter:
Dank u wel voor deze regionale informatie. De heer Baumgarten.
De heer Baumgarten i (JA21):
De ambitie van deze minister spat ervan af en zo kennen we hem ook. Ik word toch wel heel onrustig over dat handelingsperspectief waar de minister op doelt. In de schriftelijke antwoorden op vragen die mijn fractie heeft gesteld, erkent de regering namelijk dat de mogelijkheden tot verduurzaming voor de sector op korte termijn beperkt zijn, dat groen gas en waterstof op dit moment nog niet op grote schaal beschikbaar zijn en dat er ook geen elektrische ceramiekovens beschikbaar zijn. We gaan nu dus een wet invoeren, terwijl de infrastructuur en de middelen nog niet beschikbaar zijn. Gaan we dan niet een sector onnodig de grens over jagen, is mijn vraag aan de minister.
Minister Jetten:
Hier geldt nogmaals het feit dat we ook de fiscale vergroening stapsgewijs doen. Het is dus niet zo dat alle fiscale vergroeningsafspraken die dit kabinet het afgelopen jaar heeft gemaakt, op 1 januari aanstaande in dezelfde mate worden toegepast. Juist door die stapsgewijze benadering voorkomen we dat we bedrijven onnodig voor grote uitdagingen stellen. Maar dat ontslaat ons niet van de plicht om tegelijkertijd alle punten die we net hebben gewisseld, met evenveel ambitie en prioriteit te blijven uitvoeren. Ik hoop overigens ook dat u nog in deze demissionaire fase zult zien dat het groengaswetsvoorstel in de Tweede Kamer wordt ingediend, omdat dat ook een van de puzzelstukjes is die de komende tijd goed geregeld moeten worden.
De heer Baumgarten (JA21):
Maar is het niet verrassend simpel dat we eerst de infrastructuur op orde moeten hebben, voordat we wetgeving over de sector uitstorten?
Minister Jetten:
Dit kan echt parallel. Als we allemaal gaan wachten tot het allerlaatste moment, dan weet ik één ding zeker, namelijk dat er dan nog zo weinig tijd rest, ook voor die bedrijven, om dan pas investeringsbeslissingen te nemen, om dan pas producten te bestellen, om dan pas met de turnaround van productielocaties te beginnen, dat je het concurrentievoordeel ten opzichte van het buitenland keihard verliest. Dit vindt namelijk ook in het buitenland op hoog tempo plaats op dit moment.
De heer Baumgarten (JA21):
Ik verwacht dat die bedrijven een andere keuze gaan maken, maar dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan een interruptie van mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
De Partij voor de Dieren heeft veel kritiek en commentaar op het klimaatbeleid van dit kabinet, zoals de minister weet. Maar het is charmant aan de aanpak van het kabinet dat er echt een lerend vermogen in het kabinetsbeleid zit ten aanzien van klimaatverandering. Het is echt een adaptief beleid waar het kabinet op basis van evaluaties aanvullende maatregelen neemt et cetera, et cetera. Daar zit echt een lerend vermogen in en dat is charmant en effectief. Geldt dat ook voor de maatregelen die in dit fiscale pakket zitten? Hoe kunnen we de vinger aan de pols houden, zodat we, als we problemen tegenkomen, inderdaad kunnen bijsturen?
Minister Jetten:
Ja. Dank voor deze vraag. We hebben dat de afgelopen tijd op twee manieren laten zien. Vorig jaar hebben de staatssecretaris en ik ervoor gekozen om fiscale maatregelen uit het coalitieakkoord te vertragen. Daar kwam een hoop kritiek op: hoe kon ik nou als klimaatminister klimaatmaatregelen vertragen? Maar wij vonden het in die energiecrisis onverantwoord om in het tempo door te gaan dat ten tijde van het coalitieakkoord was bedacht. Dan hadden we burgers en bedrijven nog meer in de problemen geholpen dan al door de internationale marktontwikkelingen gebeurde.
Aan de andere kant ziet u ook dat we op basis van analyses constateren dat de CO2-prijsontwikkeling in Nederland lange tijd te laag is ingeschat of te voorzichtig is ingeschat en dat die juist ook helpt om de verduurzaming voor elkaar te krijgen. Elk jaar bij de vaststelling van het Belastingplan kan het kabinet ervoor kiezen om vanwege te weinig handelingsperspectief te zeggen: we temporiseren even in de fiscale vergoeding, omdat bedrijven het moeten kunnen meemaken. Of, als je ziet dat het heel hard gaat met het aanbod van groene elektronen en groene moleculen, dan kun je door met maatregelen die zijn ingezet.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
En dat geldt ook voor de voorstellen die onderdeel zijn van het huidige Belastingplan?
Minister Jetten:
Zeker.
De voorzitter:
Een interruptie van de heer Martens.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Ik ben nog even aan het verwerken wat net gezegd werd. Uit de stukken die ons aangeboden zijn, kwam het beeld naar voren dat de technische transitie naar ovens die op waterstof of elektriciteit werken, misschien wel een onmogelijkheid is. Misschien even een checkvraag. Ik begreep net dat de sector tegen u zegt dat het een stuk positiever is. Ik bespeur daar wat zorgen over. Stel nou dat dat niet zo blijkt te zijn. Begrijp ik u dan goed dat we dat dan op tijd constateren, zodat het kabinet dat er dan zit — of wellicht u nog — een fasering kan aanbrengen zodat we de baksteenindustrie en andere industrieën die het betreft, niet over de grens jagen? Dat is iets waarvoor wordt gewaarschuwd.
Minister Jetten:
Ja. Het is ook belangrijk dat we dat echt per cluster en per sector goed doen. Er zijn regionale verschillen in het tempo waarmee de energie-infrastructuur wordt gerealiseerd. Dat gaat in de regio Rotterdam echt in een ander tempo dan in het cluster in Chemelot. We doen het ook sectorspecifiek. Sorry, voorzitter, voor al deze techniek. Het zesde industriële cluster in Nederland betreft alle middelgrote maatwerkbedrijven die verspreid over het land zitten. De baksteenfabrieken hebben een andere aanpak nodig dan een aantal grote energieverbruikers die in Noord-Nederland zitten en die vooral veel met voedingsmiddelen bezig zijn. In het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie zullen wij steeds goed de verschillende analyses met u delen, zodat we op tijd kunnen ingrijpen als het niet goed gaat. Ik deel de zorgen die hier in de Kamer leven.
De voorzitter:
Nog een korte interruptie van de heer Heijnen.
De heer Heijnen (BBB):
Ik zou de minister het volgende willen vragen. We hebben het nu heel lang gehad over het energetisch gebruik van gas, maar het gaat ook over het non-energetisch gebruik van gas. Ook ik ben op bezoek geweest bij een bakstenenfabriek, in Panningen, een hele mooie fabriek. Daar was men niet zo positief over deze maatregelen als de minister. Men had met name een probleem met het non-energetisch gebruik, omdat gas nu eenmaal een grondstof is. Ik heb ook uit het rapport van CE Delft begrepen dat een eventuele vervanging door waterstof pas in 2035 kan plaatsvinden. Wil de minister daarop reageren?
Minister Jetten:
Dank voor deze vraag, want het is heel goed om continu het onderscheid te blijven maken tussen fossiele brandstoffen en fossiele grondstoffen. Ik heb in de Tweede Kamer benadrukt dat de afbouw van fossiele brandstoffen echt sneller kan dan het afbouwen van fossiele grondstoffen. We hebben het nu, door de voorbeelden die zijn gebruikt, veel gehad over de baksteenfabrieken, maar laten we ook even de chemiesector erbij pakken. Als de chemiesector alle fossiele grondstoffen zou willen vervangen door circulaire grondstoffen, heb je alleen al voor de chemiesector in Nederland zo'n beetje elke circulaire grondstof ter wereld nodig de komende paar jaar. Dat kan natuurlijk niet. Je moet voor brandstoffen en grondstoffen verschillende tijdpaden ontwikkelen. Dat doen we in het Nationaal Plan Energiesysteem. Daarin hebben we een aparte lijn lopen om maatregelen te ontwikkelen om voor grondstoffen alternatieven te helpen opbouwen. Dus ook bij die sectoranalyses maken we steeds dat onderscheid. Als dus de komende jaren, om weer bij de bakstenen terug te komen, blijkt dat het bijvoorbeeld wel lukt om een verzwaarde aansluiting te krijgen voor die elektrische oven — dan hebben we het brandstofdeel met elkaar goed opgelost — maar dat er nog problemen zijn aan de grondstoffenkant, dan zullen we dat goed met elkaar moeten beetpakken op dat moment.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Van Strien, dit is uw derde interruptie op één bewindspersoon. Ik wil een beetje op de tijd gaan letten, dus wilt u het kort en puntig doen op een vraag die u nog niet gesteld hebt?
De heer Van Strien (PVV):
Voorzitter, zojuist brak me de klomp. Ik hoor de minister praten over het afbouwen van energiedragers als grondstoffen. Waar is dat in hemelsnaam voor nodig? Daar komt toch geen CO2 bij vrij?!
Minister Jetten:
Dat ligt eraan hoe lang een product meegaat en wat je vervolgens doet met dat product aan het einde van de levensduur.
De voorzitter:
Dank u wel voor de korte interruptie, meneer Van Strien. De minister vervolgt zijn betoog.
Minister Jetten:
Voorzitter, ik zit heel even te kijken. Door deze interrupties hebben we gelukkig ook al veel kunnen behandelen. Ik ga even kijken wat ik daar nog op kan aanvullen. Ik noemde net al het Nationaal Programma Verduurzaming Industrie en het Nationaal Plan Energiesysteem. Belangrijk is ook het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat. Die programma's maken we zowel nationaal als provinciaal. Ik heb de afgelopen maanden met alle nieuwe gedeputeerden in de twaalf provincies gesproken over hoe we als EZK en provincies echt goed kunnen samenwerken om die provinciale infrastructuurplannen zo goed mogelijk te krijgen. In het Landelijk Actieprogramma Netcongestie werken we verder aan die aanpak. Dit jaar is er 5 miljard euro geïnvesteerd in de uitbreiding van het net en de komende jaren zullen de gezamenlijke netbeheerders circa 6 miljard euro per jaar investeren in de uitbreiding van het elektriciteitsnet en dat loopt de komende jaren nog verder op naar 8 miljard per jaar.
Daarnaast heb ik dus aan de Kamer onorthodoxe maatregelen aangekondigd. Er zijn een aantal locaties waarvan we weten dat daar uitbreiding van het hoogspanningsstation cruciaal is om de netcapaciteit in de brede regio voor elkaar te krijgen. Ik ben bereid om daar ook gedoogconstructies te gaan toepassen, zodat we gewoon kunnen starten met de bouw van die hoogspanningsstations, ook als nog niet alle vergunningverlening gereed is, omdat de maatschappelijke schade van te late oplevering van die hoogspanningsstations wat mij betreft onacceptabel groot is. Ik merk brede steun in de Tweede Kamer en bij gedeputeerden in de provincies. Ik zie gelukkig hier ook velen van u knikken. We moeten dit gewoon doen om die verduurzaming van ons land voor elkaar te krijgen.
Ik heb al het een en ander gezegd over de vinger aan de pols die we houden. Dat doen we ook de komende tijd, door snel aan de slag te gaan met de uitvoering van de motie-Erkens, die ons in de Tweede Kamer heeft gevraagd om een aantal sectoren nog apart te consulteren. De resultaten van dit onderzoek zullen in het tweede kwartaal van 2024 naar de Tweede Kamer worden verzonden. De heer Heijnen heeft gevraagd of dat al in het eerste kwartaal gereed zou kunnen zijn, maar ik laat dit onderzoek bewust onafhankelijk uitvoeren en de onderzoekers hebben aangegeven dat oplevering in Q2 realistisch is. Daarmee is het voldoende op tijd voor de staatssecretaris om de aanbevelingen daarvan te kunnen meenemen in het Belastingplan 2025.
Horende dit debat, voorzitter, kan ik me voorstellen dat u het fijn vindt als ik toezeg dat dit rapport dan ook aan de Eerste Kamer wordt verzonden. Dat heb ik dan bij dezen toegezegd.
Helemaal tot slot op dit punt. In 2027, zo hebben de staatssecretaris en ik besloten, volgt een extra tussenevaluatie van de fiscale maatregelen waar we het nu specifiek over hadden, zodat dan eventueel kan worden bijgestuurd.
Voorzitter. Mijn vorige blokken gingen over een aantal heel specifieke fossiele voordelen waar uw Kamer vragen over had gesteld. Dan kom ik nu bij een aantal meer bovenliggende vragen, die onder andere door het lid Visseren-Hamakers zijn gesteld. Want inderdaad, dit Belastingplan bevat weer een hele hoop maatregelen ten aanzien van fiscale vergroening, maar nog zeker niet alles wat er de komende jaren moet gebeuren. Daar heeft u gelijk in. Het kabinet heeft in de Miljoenennota een geactualiseerd overzicht gemaakt van regelingen die samenhangen met fossiel gebruik en hiervoor gekeken naar drie categorieën: fiscale regelingen gerelateerd aan direct gebruik van fossiele brandstoffen, fiscale regelingen gerelateerd aan het indirect en non-energetische gebruik van fossiele brandstoffen en de niet-fiscale maatregelen — die zijn er ook nog — die fossiel gebruik kunnen aanmoedigen. Volgens deze definitie gelden lagere belastingtarieven ook als een fossiele subsidie. Dat betekent inderdaad dat een lagere belasting voor onder andere koolwaterstoffen ook is gekwalificeerd als fossiele regeling, zeg ik specifiek richting de heer Van Strien. Wellicht dat er in de toekomst een aparte regeling kan zijn voor groene koolstof. Dan kunnen we daar weer op een andere manier naar kijken.
Het totale budgettaire belang van de inventarisatie komt uit op 39,7 tot 46,4 miljard euro. Dat is exclusief de gedragseffecten. De heer Martens vroeg terecht waarom deze berekening zo veel verschilt ten opzichte van eerdere cijfers. De belangrijkste oorzaak hiervan is dat het kabinet regelingen aan de lijst heeft toegevoegd en dat bedragen zijn toegevoegd die eerder nog niet waren ingevuld of nog niet goed in beeld waren. Het betreft onder andere de degressiviteit in de energiebelasting van 9 miljard en het niet heffen van accijns op non-energetisch verbruik van minerale oliën, dat 14 miljard waard is in die totale analyse.
Tegelijkertijd is het complex. Dat zie je onder andere bij de degressiviteit van de energiebelasting. De heer Van Apeldoorn vroeg in zijn termijn om een reactie op de rechtvaardigheid van degressiviteit van de energiebelasting. Wanneer alleen naar die tarieven wordt gekeken, is het budgettair belang van zo'n fossiele regeling groot, maar in werkelijkheid ligt de discussie ook genuanceerder. Tarieven in de eerste twee verbruiksschijven zijn de laatste jaren namelijk bewust verhoogd, specifiek om de klimaattransitie in de gebouwde omgeving te versnellen. Tegelijkertijd is de belastingvermindering waar huishoudens gebruik van maken eveneens fors verhoogd en zijn tarieven in de eerste twee schijven op elektriciteit verlaagd. Daardoor is er geen sprake van een nettolastenstijging voor huishoudens, maar juist van een nettolastenverlichting voor huishoudens. Dat soort voorbeelden laten zien dat het goed is om dit soort analyses met elkaar te maken om goed te begrijpen waar de verkeerde prikkels zitten en hoe we de verduurzaming beter kunnen ondersteunen. Met de inventarisatie in de Miljoenennota 2024 heeft het kabinet voor het eerst een grondige en precieze inventarisatie gemaakt. Vooralsnog is geen inventarisatie van andere vervuilende subsidies voorzien, zeg ik richting de fractie van de Partij voor de Dieren.
Dergelijke fossiele voordelen passen natuurlijk op termijn niet in de transitie naar die klimaatneutrale en circulaire samenleving. Daarom zijn we vooral druk bezig om, zeker bij de meer vervuilende sectoren, het tempo in de verduurzaming op een hoog niveau te houden. Ik ben erg blij te zien dat minister Adriaansens de laatste tijd weer een aantal nieuwe overeenkomsten heeft gesloten met de top van grootste uitstoters in Nederland. Als je dan ziet wat ze aan extra megatonreductie tot 2030 willen doen, stemt dat ook wel weer hoopvol over wat de Nederlandse industrie aankan.
Met dit Belastingplan wordt wel al weer een belangrijke stap gezet. Wederom 4,8 miljard aan fossiele voordelen die worden afgebouwd. Tegelijkertijd heb ik in reactie op de motie-Kröger een onafhankelijk rapport laten maken, met bouwstenen voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel. Dat valt eigenlijk onder de verantwoordelijkheid van de staatssecretaris die hier naast mij zit. Daarin worden nadere scenario's opgesteld voor hoe we in de komende jaren kunnen omgaan met het afbouwen van fossiele subsidies. Ik denk dat dat rapport een goede inspiratie kan zijn voor de formatietafel en zeker ook voor brede Tweede Kamer. Begin 2024 is dat gereed en wordt dat gepubliceerd.
Ik ben bijna klaar, voorzitter. Dat zeg ik ook voor uw timing. Met dit blokje, ja.
De voorzitter:
Dan heeft u daar nog een vraag over van mevrouw Visseren.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ja, even voor de helderheid. U zegt dus dat die scenario-analyse voor de voorbereiding van de Miljoenennota 2025 gereed zal zijn.
Minister Jetten:
Ja, dat onafhankelijke ambtelijke traject is begin 2024 gereed. Het zou kunnen dat we op basis daarvan vanuit de departementen nog een vervolgstap moeten zetten. Dat rapport wordt openbaar, dus u kunt dat begin 2024 tot u nemen.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik heb nog een vraag over die andere vervuilende subsidies. Als ik kijk naar duurzaamheidsbeleid in brede zin, is het heel erg belangrijk om integraal beleid te ontwikkelen: niet alleen klimaat, maar ook biodiversiteit en beleid ten aanzien van vervuiling. Vandaar dat wij de vraag hebben gesteld om niet alleen naar klimaataspecten van duurzaamheidsbeleid te kijken, maar ook naar andere aspecten. We willen dus eigenlijk de manier waarop we discussie voeren over klimaatbeleid en energiebeleid, waarbij zo'n lijst wordt gemaakt van fossiele subsidies, copy-pasten naar de andere duurzaamheidsthema's, omdat het goed werkt. Je kijkt eerst wat de problemen zijn, welke verkeerde ondersteuningen de overheid eigenlijk geeft aan maatschappelijke organisaties of het bedrijfsleven, dus welke niet-duurzame prikkels de overheid geeft. Op basis daarvan kunnen we dan die prikkels gaan veranderen. Het is dus jammer dat zo'n overzicht niet voorzien is. Ik zou de minister, of eigenlijk ook het kabinet — want het zit niet alleen in uw portefeuille, maar ook in de portefeuille van de andere minister en van anderen — willen vragen om het te heroverwegen en toch te bekijken of zo'n inventarisatie mogelijk is.
Minister Jetten:
Ik denk dat het verstandig is om even af te wachten wat dat bouwstenenrapport in het eerst kwartaal gaat opleveren. Wellicht worden we wel verrast door de onafhankelijke ambtelijke werkgroep, omdat ze het al veel breder bezien. Het gaat ook om sectoren die bijvoorbeeld onder de verantwoordelijkheid van IenW vallen, als ik het goed heb. Het wordt al vrij breed ingestoken. Tegelijkertijd zeg ik ook eerlijk dat dit Belastingplan heel veel verwerking van beleid bevat dat al in de missionaire periode is vastgesteld. Ik voel me in die zin ook wel enigszins beperkt om als demissionair minister nog heel veel nieuwe voorstellen te doen. Maar laten we kijken wat we op basis van de inventarisatie in Q1 kunnen schetsen als opties voor een nieuw kabinet.
De voorzitter:
Tot slot.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Ik kijk uit naar die scenariostudie. In mijn beleving is dat een scenariostudie over klimaatbeleid en niet over biodiversiteit of ander beleid. Dus ik zou dat willen verbreden.
Minister Jetten:
Ik ben blij met mijn hulplijn. Sorry dat ik af en toe spiek, maar ik kom echt rechtstreeks van de klimaattop. Het bouwstenenrapport komt in Q1 en kijkt ook naar luchtkwaliteit en volksgezondheid. Dus het is al breder ingestoken dan eerdere analyses. Ik hoop dat we daarmee ook deels aan uw informatiebehoefte tegemoet gaan komen. Ik ben het zeer eens met wat u in het eerste deel van uw interrupties zei, namelijk: het klimaatbeleid in Nederland zou veel meer moeten worden gekoppeld aan circulariteit, biodiversiteit en volksgezondheid, omdat we dan ook tot betere keuzes komen.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Ik wil nog even terugkomen op het punt van de degressiviteit van onze energiebelastingen. De minister zegt: de belastingvermindering is ook verhoogd. Maar dat laat toch onverlet dat ons stelsel van energiebelasting feitelijk sterk degressief is? Het is toch zo dat als je kijkt in Europees verband de energiebelasting voor huishoudens niet alleen hoog is, maar de energiebelasting voor huishoudens in de nieuwe eerste en tweede schijf ook veel hoger is dan die in de vierde en vijfde schijf, dus die voor grootverbruikers? Als je dat niet alleen bekijkt vanuit het perspectief van een eerlijke verdeling van lasten en van rechtvaardigheid, maar ook vanuit het perspectief van duurzaamheid en de prikkel tot verduurzaming, is de minister het dan met me eens dat dit eigenlijk niet ideaal is?
Minister Jetten:
Ja, dat ben ik met u eens. Dat is ook precies de reden waarom we vanaf de start van dit kabinet met de energiebelastingen aan de slag zijn gegaan, om de degressiviteit te verkleinen. Ik heb ook met de Tweede Kamer het debat gevoerd over de vraag: zou je toe moeten gaan naar nog maar één schijf energiebelasting? We zijn het er volgens mij allemaal over eens dat dat ook onverstandig zou zijn. Je wil ook wel gewoon bedrijvigheid ondersteunen. Als je dan heel veel energie verbruikt, horen daar ook andere belastingtarieven bij. Het is belangrijk dat die productie zo snel mogelijk helemaal CO2-vrij wordt, zodat alle elektriciteit die wordt gebruikt schone elektriciteit is. Wij hebben nu weer stappen gezet naar een betere balans in die energiebelasting. Maar als u het aan mij zou vragen, zijn dit niet de laatste stappen als je uiteindelijk ook vanuit klimaatrechtvaardigheid die lastenverdeling tussen burgers en bedrijven, maar zeker ook tussen bedrijven onderling, eerlijker wil maken. Een mkb'er heeft namelijk echt een grotere fiscale druk op energie dan heel grote vervuilende bedrijven op dit moment. Daar zou ook meer balans in kunnen komen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Als ik de minister goed beluister, is hij het eigenlijk met mij eens, maar heeft het kabinet dit niet gedaan. Als je toe zou willen naar meer klimaatrechtvaardigheid, zou je eigenlijk de tarieven in de hogere schijven moeten verhogen en die in de eerste twee schijven moeten verlagen. Is dat correct?
Minister Jetten:
Nou, nee. Ik ben het niet eens met die conclusie. Wij hebben wel degelijk heel veel gedaan met dit kabinet. Maar we hebben er ook heel bewust voor gekozen om dat de komende jaren stapsgewijs te doen, zoals we dat ook de afgelopen paar jaren wel hebben gedaan, juist vanwege dat handelingsperspectief. Als je te hard en te fors ingrijpt en de consequentie daarvan is dat bedrijven stoppen met produceren in Nederland, dan heeft de Nederlandse welvaart daar niks aan en zal de productie waarschijnlijk verplaatsen. Dan heeft het klimaat er ook niks aan. Dus het blijft continu zoeken naar wat een verantwoord tempo is om die degressiviteit aan te pakken. Wij vinden dat we dat met dit Belastingplan, onder andere door een aantal vrijstellingen te schrappen, daar weer een goede stap in zetten.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Tot slot. De minister zegt dat er stappen zijn gezet en dat we niet te snel gaan, omdat het bedrijfsleven dan naar het buitenland gaat. Dat is altijd het bekende argument. Daar ga ik nu niet een discussie over voeren. Neemt dit kabinet niet ook juist de verkeerde stap door de energiebelasting op aardgas in de, na amendering nieuwe, eerste en tweede schijf te verhogen met 19%, terwijl die in de vijfde schijf ongemoeid blijft? Maak je het dan eigenlijk niet nog degressiever? Zet je dan geen stap achteruit?
Minister Jetten:
Die eerste en tweede schijf gaan vooral over de gebouwde omgeving. Daar kiezen we voor het wat duurder maken van aardgas en het goedkoper maken van elektriciteit om verduurzaming in die gebouwde omgeving rendabel te laten zijn. Dit zijn bewegingen die echt nodig zijn om de overstap naar hybride warmtepompen, volledige warmtepompen en warmtenetten beter te ondersteunen. Dus het is een kwestie van per sector bekijken wat nodig is. Ik vind dat de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid met het rapport over klimaatrechtvaardigheid heel goede handvatten geeft aan kabinet en Kamer. Dat is geen formule waar een vast antwoord uitkomt. Het advies is vooral om bij de verdeling van lasten steeds goed te onderbouwen waarom je tot een bepaalde fiscaliteit komt. Ik denk dat we die onderbouwing met dit Belastingplan ook hebben gegeven.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Het is heel goed dat de motie-Kröger wordt uitgevoerd. Ik denk dat het essentieel is dat er een kenbaar afbouwpad is voor alle fossiele subsidies, juist vanuit het perspectief van het bedrijfsleven. Regeren is vooruitzien, maar in de commerciële sector werkt het ook zo dat je pas investeert wanneer je zekerheid hebt, want anders is het al snel onzakelijk. Waarom zou je dat doen wanneer je wellicht gefocust bent op het maximaliseren van je winst? Ik wil checken of dat rapport bouwstenen biedt voor een nieuw, beter belastingstelsel en ook het uitgangspunt om heel snel tot die besluitvorming te komen. Stel je voor dat wij met een lange formatie te maken hebben. In de optiek van mijn fractie kunnen we hierbij niet een jaar overslaan. Dus dan zouden we dat volgend jaar meteen ter hand willen nemen. Kunnen we dat doen op basis van het rapport, of zitten daar dan nog weer allerlei stappen tussen? Dat zouden wij niet willen.
Minister Jetten:
Een bouwstenenrapport voor een beter en eenvoudiger belastingstelsel: dat zal iedereen als muziek in de oren klinken. Wellicht wil de staatssecretaris daar straks nog wat meer over zeggen. Ik denk dat het ook deels zal samenhangen met hoeveel tijd het kost om het in de systemen en de uitvoeringsorganisaties te verwerken.
Voorzitter. Heel kort, tot slot. De heer Van Apeldoorn had ook nog wat vragen gesteld over de ontwikkeling van energietarieven in de komende jaren. Wat als er bijvoorbeeld weer een enorme stijging van tarieven plaatsvindt, waardoor huishoudens in de knel kunnen komen? Op basis van zeer goed gevulde gasopslagen in Nederland en breed in Europa, betere langetermijncontracten, de capaciteit van de lng-import en voorspellingen van iedereen die veel meer verstand van heeft van hoe die prijs zich het komende jaar gaat ontwikkelen, denken we dat we nu een afgewogen pakket hebben om de energierekening het komende jaar betaalbaar te houden. We hebben er als kabinet voor gekozen om juist in de breedte die koopkracht goed te ondersteunen. Belangrijk is dat het Tijdelijk Noodfonds Energie is voortgezet en breder toegankelijk is. Daarmee kunnen we, veel gerichter dan we eerder met het prijsplafond konden, huishoudens die veel meer in de knel komen dan de meeste mensen hier in de zaal — als ik dat zo zou mogen zeggen — het komende jaar goed blijven ondersteunen. De minister en ik, die hier beiden zijn, blijven dit nauwlettend volgen. Dat doen ook de energieleveranciers, die ons regelmatig bijpraten over wat zij zien gebeuren bij hun klanten als het gaat om betalingen, betalingsproblemen, betalingsachterstanden en dat soort zaken, zodat we tijdig signalen krijgen als er eventueel meer nodig is.
Voorzitter, dank u wel.
De voorzitter:
Er is nog één vraag van mevrouw Moonen voor u.
Mevrouw Moonen i (D66):
Het hele betoog gehoord hebbende, wil ik graag nog even iets spiegelen bij de minister. U had het over het stroomnet uitbreiden. Het gaat natuurlijk ook om de optimalisatie van het bestaande net. Daar is ook nog heel veel in te bereiken. U noemde ook het woord "gedogen" en dat er alvast wordt gestart. Het lijkt mij belangrijk — maar daar hoor ik graag een reflectie op van de minister — dat het overnemen van vergunningen gewoon veel sneller kan. Ik denk dat daar enorme kansen liggen om de vergunningverlening sneller te laten gebeuren, ook door de decentrale overheden. We hebben in het verleden vanuit het Rijk goede ervaring met het pakken van regie op de ruimtelijke reserveringen. Ik hoor het u niet noemen, maar ik wil graag meegeven dat volgens de D66-fractie het doen van een ruimtelijke reservering vanuit het Rijk enorm kan bijdragen. Dan blijf je als Rijk in je klassieke rol en laat je voor een belangrijk deel de verantwoordelijkheden voor de vergunning daar waar ze liggen. Dan kan het veel sneller, zeker bij de regionale aanpak die genoemd werd. Dat sprak mij enorm aan. In uw betoog werd het heel duidelijk dat regio per regio de zaak wordt aangepakt. Daar is onze fractie heel enthousiast over. Dank voor die invalshoek vanuit de regio, en dan uiteindelijk ook alle regio's in Nederland.
Minister Jetten:
Dank voor deze laatste interruptie, want ik ben het hier zeer mee eens. We passen de rijkscoördinatieregeling al vaker toe om daarmee de vergunningverlening te versnellen. Ik wil ook graag dat het gedeelde bevoegd gezag de vergunningverlening sneller kan oppakken. We zijn nu samen met de provincies de stikstofvergunningverlening aan het gelijktrekken en daarmee aan het versnellen. We zijn met een aantal gemeenten bezig om een expertpool te maken, zodat, als er beperkte capaciteit is, die kan worden ingevlogen. Dan kan ook een kleinere gemeente worden geholpen met de vergunningverlening. Met betrekking tot de ruimtelijke reserveringen heb ik onlangs met het kabinet het Programma Energiehoofdstructuur vastgesteld. Daarin wijs ik voor het eerst sinds jaren als minister voor Energie locaties aan die nodig zullen zijn voor productie, flexibel vermogen of infrastructuur. Ik vond dat spannend: hoe gaan wethouders en gedeputeerden daarop reageren? Eigenlijk was de reactie: wat fijn dat het Rijk even aangeeft wat er waar moet gebeuren, zodat we tijdig aan de slag kunnen, niet alleen met de vergunningverlening, maar zeker ook met de grondaankopen.
Mevrouw Moonen (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen.
Minister Schouten i:
Dank u wel voor het woord, voorzitter. Het voelt een beetje als een prelude op het echte werk. Dat komt zo meteen van de staatssecretaris.
Allereerst wil ik de heer Heijnen van harte feliciteren met zijn maidenspeech. Het is altijd een bijzonder moment om een maidenspeech te houden, zeker over het Belastingplan. Dat is een enorm pakket aan wetgeving. Fijn dat de heer Heijnen hierover het woord voert.
Voorzitter. Wij hebben het — wat mij betreft terecht — heel veel over bestaanszekerheid. Het voorliggende Belastingplan is een weerslag van de discussie die wij eerder hier in deze Kamer hebben gevoerd over koopkrachtmaatregelen en het koopkrachtbeleid, mede om ervoor te zorgen dat mensen kunnen rondkomen. Met het koopkrachtpakket uit augustus hebben we voorstellen gedaan voor een evenwichtige koopkrachtontwikkeling, juist om de oplopende armoede te voorkomen. We treffen gerichte maatregelen om de koopkracht van mensen met een laag en een middeninkomen en van gezinnen structureel te verbeteren. Daarmee geven we naar onze mening uitdrukking aan de wens die zeker ook in deze Kamer is geuit, onder andere door de motie-Van Apeldoorn c.s., om de armoedecijfers niet te laten oplopen en om de ambitie ten aanzien van de kinderarmoede door te zetten. Dat doen wij met dit pakket aan maatregelen.
Het pakket is in de Tweede Kamer aangevuld met diverse amendementen en moties, waardoor er op onderdelen een kleine plus is gezet. Op andere onderdelen zal de staatssecretaris ingaan.
Zoals gezegd voorkomen we met de maatregelen dat volgend jaar meer mensen in armoede leven en blijven we op koers richting het halveren van de kinderarmoede in 2025. Vandaag staan twee specifieke wetsvoorstellen op de agenda op het terrein van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Dat is het wetsvoorstel dat volgens mij de langste naam heeft: het bevriezen van de dubbele algemene heffingskorting in onder meer de bijstand. Maar er is ook het wetsvoorstel voor de structurele verhoging van het kindgebonden budget van ruim 1 miljard.
Ik wil graag benadrukken dat het kabinet ook kijkt naar het effect van het totale pakket. Ik weet dat hier gisteren veel aandacht is gevraagd voor individuele maatregelen van het pakket. Ik zal straks proberen daar naar vermogen antwoord op te geven. Maar tegelijkertijd is het lastig om elke keer één maatregel eruit te halen als je het pakket in zijn totaliteit moet bezien. Dat is ook wat het kabinet heeft gepoogd, om daar evenwicht in aan te brengen. We kunnen de genoemde maatregelen niet helemaal los zien van de dekking en andersom.
Voorzitter. Ik zal nu specifiek ingaan op een aantal vragen die door de leden in eerste termijn zijn gesteld. Die vragen gingen met name over de marginale druk, de armoede en de evenwichtigheid in het koopkrachtbeeld.
Allereerst de marginale druk. De heer Baumgarten vroeg naar het verleggen van het afbouwpunt voor paren in het kindgebonden budget en de gevolgen daarvan voor de marginale druk. Ook de heer Van Strien vroeg … Ik moet nog even wennen aan waar iedereen zit. Ik zit daar te kijken, maar de heer Van Strien zit tegenwoordig daar. Hij vroeg of er een begin is gemaakt met het verbeteren van de marginale druk. Zoals gezegd is om te voorkomen dat de armoede volgend jaar zal toenemen, in lijn met moties uit de beide Kamers gekozen voor gerichte ondersteuning. Om de armoede zo gericht mogelijk te bestrijden, zijn de voorgestelde maatregelen inkomensafhankelijk. Anders gelden ze voor de hele groep en dan is de gerichtheid ingewikkelder. Dan wordt het budgettaire beslag enorm groot of het bedrag dat je aan groepen mensen kunt geven die het echt nodig hebben, kleiner. De keerzijde hiervan is dat de inkomensafhankelijke maatregelen voor de marginale druk zorgen. Er zit dus een afruil in die discussie. Als je gericht inkomen wilt ondersteunen, krijg je te maken met marginale druk.
Het is overigens belangrijk om op te merken dat maar een klein percentage van de werknemers te maken heeft met een extreem hoge marginale druk. Ik zeg gelijk tegen de heer Schalk dat ook dat heftig is. Ik ga zijn vragen straks nog beantwoorden. Ongeveer 2,8% heeft een marginale druk van 80% of meer. Het is belangrijk om te benadrukken dat er bij het kleine deel werkenden met een extreem hoge marginale druk van meer dan 80% voor het allergrootste deel een lagere gemiddelde druk tegenover staat. Ik probeer dat even uit te leggen. Omdat we de inkomensondersteuning omhoog hebben getild, gaan die groepen er in de gemiddelde druk op vooruit. Zij krijgen meer geld via de toeslagen. Maar bij de stap die zij dan moeten zetten als zij naar een volgend inkomensdeel komen, kan de druk wél groter worden, omdat die regelingen afbouwen. We zien overigens ook dat veel werknemers met een hoge marginale druk een partner hebben met een lagere marginale druk. Het is dus ingewikkeld om dat helemaal uit elkaar te trekken en het los van elkaar te beschouwen.
Dat laat onverlet, zeg ik tegen de heer Baumgarten en anderen, dat we een hoge marginale druk onwenselijk vinden. De focus van het kabinet lag in augustus echt op het bestrijden van de armoede, met name de kinderarmoede. Dat is de reden waarom we deze maatregelen zo genomen hebben.
De heer Schalk — ik noemde hem al — vroeg naar aanleiding van de verschillen in de marginale druk specifiek naar de groep alleenverdieners. Hij vroeg of 4% van alle huishoudens of van de werkende huishoudens alleenverdiener is en of bekend is om welke reden men alleenverdiener is. Het gaat om het percentage van het totale aantal werkende huishoudens. Er zijn 220.000 werkende alleenverdienershuishoudens op een totaal van ruim 5 miljoen werkende huishoudens. Dat is gebleken uit de steekproef van inkomensdata, die ook wordt gebruikt voor de koopkrachtberekeningen.
De heer Schalk vroeg specifiek wat de redenen zijn: zijn er onontkoombare redenen waarom iemand alleenverdiener is? Wij weten niet precies welk percentage niet anders kan dan kiezen voor het alleenverdienerschap. Daar hebben wij geen exacte data over. De heer Schalk noemt bijvoorbeeld mantelzorgtaken of zorgtaken of de partner van een militair met een missie in het buitenland. Wel hebben wij onlangs een advies aan de SER gevraagd over de combinatie werk en mantelzorg. Ook wordt begin 2024 het rapport verwacht van de evaluatie van de heffingskortingen en de tariefstructuur in de inkomstenbelasting. Daarin komen ook de verschillen tussen een- en tweeverdieners aan bod. Maar ik kan niet beloven dat we daarmee exact de reden naar boven krijgen, in welke situaties gezinnen alleenverdiener zijn uit noodzaak of om andere redenen. Dat is natuurlijk deels aan persoonlijke keuzes onderhevig, maar ook aan omstandigheden die wij niet allemaal op dat moment registreren.
De voorzitter:
De heer Baumgarten heeft een vraag of interruptie.
De heer Baumgarten i (JA21):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik zit toch even te pruttelen op de marginale druk waar de minister net aan refereerde. Dank voor de openheid van de minister daarover. Ik snap dat er gerichte maatregelen zijn bedoeld, maar is er bijvoorbeeld bij de verhoging van het kindgebonden budget ook gekeken — dat is ten behoeve van armoedebestrijding, dat snap ik — naar de effecten op de participatie, de arbeidsparticipatie, het meer werken? Zijn dat soort gegevens in kaart gebracht of heeft de minister nog ambitie om dat op tafel te krijgen?
Minister Schouten:
De focus van het kabinet lag, in lijn met de moties die wij in beide Kamers hadden gekregen, op het bestrijden van de armoede en specifiek de kinderarmoede. Wij waren toen ook al demissionair en dat betekent dat je met enige terughoudendheid — ik heb het hier geloof ik "bescheidenheid" genoemd — kijkt: wat kunnen wij doen en welke middelen kunnen we daarvoor inzetten? Ik denk dat we daar echt een substantiële stap hebben gezet, gegeven ook de demissionaire status van het kabinet. We hebben ook gekeken naar wat experts hebben gezegd over wat de beste, meest gerichte hulp is om te zorgen dat die armoede niet toeneemt. Het CPB en de Commissie sociaal minimum hadden daar net voor de zomer over gepubliceerd. Die hebben genoemd dat je met name bij gezinnen met meerdere kinderen en oudere kinderen ziet dat het risico op armoede groter is en dat huurtoeslag ook een heel effectieve maatregel is. Dat is de reden waarom dit kabinet ervoor heeft gekozen om het kindgebonden budget te verhogen en de huurtoeslag te verhogen. Nogmaals, dat daar ook een uitwisseling inzit met de marginale druk, daar waren we ons zeer van bewust. Het is alleen niet zo dat we alles in één keer, gegeven het huidige stelsel, allemaal met elkaar kunnen verenigen. Daar zit gewoon een trade-off in, daar zit een uitwisseling in. Gegeven het duidelijke signaal dat we ook vanuit deze Kamer hebben gekregen, hebben wij gekozen voor die armoedebestrijding.
De heer Baumgarten (JA21):
Ik snap het antwoord van de minister heel goed, een gerichte maatregel voor armoedebestrijding. Tegelijkertijd is er het grotere plaatje dat er enorme krapte is op de arbeidsmarkt, dat arbeidskrachten dus niet te krijgen zijn. Hoe denkt de minister dat te stimuleren?
Minister Schouten:
Ik denk niet dat dat alleen via de inkomenskant kan. Ik denk dat je dan echt fundamenteler moet gaan kijken naar het hele stelsel van fiscaliteit, toeslagen en inkomensmaatregelen, omdat die allemaal op elkaar inwerken en omdat die ook allemaal weer een effect hebben: als je bij de een wat doet, reageert de ander daar weer op. Dat is precies de reden — daar werd net al aan gerefereerd — dat hopelijk begin volgend jaar het rapport met de bouwstenen opgeleverd wordt. Er is ook een onderzoek naar de toekomst van het toeslagenstelsel. Je zult dat in combinatie met elkaar moeten bezien, want het is niet met één knop te repareren. Als wij de ideale knop hadden gevonden om én de marginale druk te verlagen én de inkomenszekerheid voor groepen te verhogen, gegeven ook de gerichtheid van maatregelen, dan hadden we die natuurlijk ingezet.
De heer Baumgarten (JA21):
Ik snap het antwoord van de minister. Toch is er binnen een eigenlijk al redelijk ontploft stelsel gekozen voor één maatregel, die dan misschien weer andere onbedoelde neveneffecten heeft. Maar ik ga ervan uit dat er dan begin volgend jaar een analyse komt over ook deze maatregel. Kan u dat toezeggen?
Minister Schouten:
In het algemeen vindt er nu een evaluatie plaats van de heffingskortingen, van het hele stelsel zeg maar, maar dit gaat echt over toekomstige bouwstenen voor een nieuw stelsel. Ik denk dat dat de discussie is die we met elkaar moeten voeren. Nogmaals, als ik hier een opdracht krijg om armoede te bestrijden, dan weet ik dat dat, tenzij we ongelofelijk veel geld heel ongericht gaan uitgeven om iedereen een hogere inkomenspositie te geven, effect heeft op de marginale druk. Ik denk dus dat het ook een dilemma is dat we met elkaar hier moeten delen: waar kies je voor en is het dan ook met elkaar samen te brengen? Mijn stelling is — ik hoor de staatssecretaris naast mij instemmend mompelen — dat je dat niet los kunt doen, met alleen één maatregel. Dan zal je fiscaliteit, toeslagen en de inkomensmaatregelen bij elkaar moeten bekijken, in samenhang. Gelukkig leveren we dus begin volgend jaar de bouwstenen aan voor hoe je die discussie verder zou kunnen voeren.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb eigenlijk twee vragen. Eerst even over dat feit van die marginale druk. De minister gaf zojuist aan dat dat voor een vrij klein gedeelte zou gelden, alleen zit die marginale druk precies bij datgene wat wij in dit land "modaal inkomen" noemen. Ik kan me niet voorstellen dat dat een heel kleine groep is, want dan zouden we de term "modaal inkomen" moeten veranderen of in ieder geval een nieuw modaal inkomen moeten gaan kiezen. Dat is de eerste vraag. Dan de tweede vraag. De minister wijst op een rapport dat binnenkort komt. Is dat die bouwstenennotitie die gaat over fiscale maatregelen? Ja? Oké, dan kom ik daar in ieder geval nog op terug, want dan zou ik wel heel specifiek graag willen weten of daar ook juist dit soort onderwerpen in wordt meegenomen.
Minister Schouten:
Oe, voor die laatste moet ik denk ik toch even naar de staatssecretaris verwijzen, want hij zit iets beter in de bouwstenennotitie dan ik.
De heer Schalk (SGP):
Bouwstenen komt later dan.
Minister Schouten:
Dan geef ik die vraag door aan de staatssecretaris. Ten aanzien van het eerste punt: we zien dat de marginale druk echt hoog is bij de groep alleenverdieners die inderdaad rondom het modale inkomen zitten. Even ter illustratie: bij een bruto-inkomen van tussen €35.000 en €47.500 ligt die boven de 80% voor deze specifieke groep. Dat is dus binnen die 220.000 huishoudens. Daar zie je dat die hoog is. Dat ga ik ook niet ontkennen, want dat is ook echt hoog. Wij zoeken echt steeds naar mogelijkheden om die te verlagen, maar dan kom ik ook weer op de discussie over waar je dan de middelen gericht inzet voor de groepen die het nodig hebben.
Een illustratie. Ik probeer het een beetje visueel vorm te geven. We verhogen het kindgebonden budget. Als je dat verhoogt, loopt het langer door en gaat het dan verder naar beneden. Als wij het afbouwpad hetzelfde zouden houden als het was, zouden gezinnen die ik meen ergens tussen €100.000 en €120.000 verdienen — ik weet de grens niet exact — ook nog recht hebben op kindgebonden budget. De vraag is daar dan of dat gerichte inkomensondersteuning is voor de groepen die het nodig hebben. Dat is een politieke vraag, zeg ik maar gelijk. Die hebben wij anders gewogen. Wij hebben gezegd: eigenlijk zou je 'm wat gerichter moeten inzetten, waardoor je 'm eigenlijk iets korter maakt dan die was. Je maakt 'm wat steiler en je begint dus iets eerder met het afbouwen van dat kindgebonden budget. Dat betekent dat je bij een aantal huishoudens dat effect weer zult gaan merken.
Nogmaals, dit is steeds de uitwisseling die je in dilemma's hebt. Het is wel zo dat het gezin waar we het nu over hebben meer kindgebonden budget gaat krijgen, want in zijn totaliteit gaat dat kindgebonden budget omhoog. Alleen alle extra euro's die je daarna verdient, gaan zeg maar een wat scherper effect hebben op het bedrag dat je dan nog krijgt. Ik kan het niet mooier maken dan het is. Deze discussie is omgeven door dilemma's. Nogmaals, wij hebben er, ook met een roep van de Tweede en de Eerste Kamer in het achterhoofd, voor gekozen om dus echt gericht de inkomensondersteuning te bieden — ook aan de alleenverdienershuishoudens met kinderen, want die profiteren natuurlijk ook mee van een hoger kindgebonden budget — om daar ook echt ondersteuning te bieden.
De heer Schalk (SGP):
We dreigen bij zo'n debat heel erg snel in de getallen te komen. We hebben het over 220.000 van 5 miljoen. Afgerond zeggen we dan 4%, maar het is natuurlijk 4,5% van de mensen. We hebben het over een marginale druk die al meer dan 80 is. Ja, die loopt zelfs op tot 92. Het grote probleem is dat het bij een beperkte groep — dat geef ik helemaal toe, maar we moeten ook aandacht hebben voor beperkte groepen — oploopt tot 92%, terwijl juist ook die groep, de eenverdieners, 9,9 keer zo veel belasting betaalt als tweeverdieners. Het is zo extreem uit elkaar aan het lopen. En als we het dan hebben over armoede, zie je juist in zulk soort gezinnen dat het ongelofelijk lastig wordt om bijvoorbeeld een huis te kopen. Een huis kopen is financieel gunstiger, goedkoper, dan huren in de meeste plaatsen, maar het kan niet meer, want je hebt onvoldoende inkomen, enzovoort. Dus het maakt het heel erg ingewikkeld voor dit soort huishoudens.
Minister Schouten:
Nogmaals, ik ontken niet dat die marginale druk hoog is. Die is voor ons ook echt een pijnpunt. Mooier maak ik het niet. Ik wil wel benadrukken dat de huishoudens waar de heer Schalk het over heeft wel ook meeprofiteren van de maatregelen die wij genomen hebben, juist om de armoede onder die gezinnen te bestrijden. Ik wil echt dat we het verschil tussen de gemiddelde druk en de marginale druk uit elkaar blijven houden. Het gaat bijvoorbeeld om de vraag hoeveel gezinnen die meer zouden gaan verdienen in hun functie daarvan overhouden. Wij vinden echt dat werken moet lonen en dat meer werken meer moet lonen, maar juist hier was het inzicht van de Commissie sociaal minimum dat gezinnen met meerdere kinderen en ook wat oudere kinderen heel snel in de armoede belanden. Daar zitten ook de huishoudens bij die de heer Schalk benoemt. Juist daarom hebben we het kindgebonden budget voor die groepen verhoogd, zodat die daar ook echt van meeprofiteren en hun gemiddelde druk omlaaggaat. Dat betekent tegelijkertijd dat als zij meer gaan verdienen, dat effect heeft op of werken loont. Ik hoop dat we die twee discussies wel echt even goed uit elkaar houden.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot, voorzitter. Uiteraard halen we die uit elkaar. Die marginale druk gaat over het meer verdienen, dus datgene wat erbovenop komt. Het is gewoon schrijnend als je in zo'n situatie zit en eindelijk, misschien door een promotie of iets dergelijks, wel €1.000 per maand … Sorry, wel €1.000 per jaar meer zou gaan verdienen en daar op jaarbasis €80 van overhoudt. Dat is €6 per maand. Dat kan gewoon eigenlijk niet. Dus we zoeken verder. Ik proef uw compassie met deze groep, dus ongetwijfeld gaan we daar bij die bouwstenennotitie vanmiddag nog over doorpraten.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Schouten:
Ja. Dan kom ik bij de meer specifieke vragen over armoede en het koopkrachtbeleid. Mevrouw Moonen heeft heel specifiek gevraagd naar cumulatieve effecten van de koopkrachtmaatregelen van het kabinet specifiek op de armoede. Wij berekenen niet het losse effect van een maatregel op het totale armoedecijfer. Wij berekenen dat echt met alle maatregelen samen. Of wij? Het CPB bekijkt dat natuurlijk ook voor ons. Daar zien we dat op armoede het aantal mensen nagenoeg gelijk blijft in 2024 ten opzichte van dit jaar. Als we het niet hadden gedaan, zou het percentage mensen in armoede in 2024 5,7% zijn geweest en dat is nu dus 4,8%. Het aantal kinderen dat opgroeit in armoede daalt in 2024 met 1,1 procentpunt. Dat is dus van 6,2% in 2023 naar 5,1% in 2024. Hiermee zetten we dus nog steeds stappen in de ambities die we hebben geformuleerd, ook als nu demissionair kabinet. Maar exact het effect van onze maatregelen eruit halen, kan ik niet. We weten dus wel, ook op basis van de Commissie sociaal minimum en berekeningen van het CPB, dat de maatregelen die wij genomen hebben eigenlijk aangrijpen bij de groepen die echt moeite hebben om rond te komen, met name gezinnen met grote kinderen en mensen in huurhuizen.
De heer Van Rooijen vroeg of het in het kader van armoedebestrijding niet logischer was geweest om de algemene heffingskorting te verhogen in plaats van de arbeidskorting. Wij maken een integrale afweging. Ik merkte al op dat één maatregel uit het totale pakket lichten best ingewikkeld is. We kijken gewoon naar alle maatregelen, naar wat voor effect die hebben op de diverse groepen in de samenleving. Nogmaals, bij het opstellen van het totale pakket lag de nadruk op de inzet op armoedebestrijding en op een evenwichtige verdeling van de koopkrachtontwikkeling, op hoe we daaraan tegemoet konden komen. We zien rondom de arbeidskorting … Ik weet dat u volgens mij vorig jaar een levendige discussie met de staatssecretaris hebt gehad over het effect van de arbeidskorting. Daar treed ik nu even niet in. Die mag u zo meteen met hem hebben. We zien met name dat wat wij de "werkende armen" noemen ook als ze werken in zichzelf al bijna niet rond kunnen komen. Dat is de reden dat we juist bij de laagste inkomens de arbeidskorting enigszins verhoogd hebben. Als we de algemene heffingskorting voor iedereen zouden verhogen, kost dat heel veel geld. Dan kom ik weer op de discussie die ik met de heer Baumgarten had. Bovendien kun je dat geld niet heel gericht laten landen bij de groepen die het nodig hebben. De werkende armen zouden hiermee bijvoorbeeld een kleiner plusje hebben gekregen ten opzichte van de maatregel die we hebben genomen bij de arbeidskorting. Het was ook een duidelijke afweging van het kabinet om de maatregelen echt te richten op de groepen die in de armoede het hardst geraakt worden.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ik dank de minister voor dit antwoord. De discussie over de arbeidskorting komt straks nog. Het is waar dat de heffingskorting duur is, maar ook de arbeidskorting is duur. Die is meer gericht op de onderkant, terwijl de algemene heffingskorting voor iedereen is. Dat middel is primair bedoeld voor de onderkant, door ervoor te zorgen dat mensen door de heffingskorting pas belasting gaan betalen nadat de heffingskorting gegeven is. Dat was met de belastingvrije voet vroeger ook zo. Dat is maatschappelijk in de hele wereld zo. Aan de onderkant van de samenleving is het belastingstelsel zo dat met een belastingvrije voet — dat gaat bij ons helaas via een korting — een vloer is gelegd. Arbeidskorting is eigenlijk een heel raar ding. Die heeft strikt genomen helemaal niets te maken met belastingheffing, omdat je daarmee een nevendoel van de belastingheffing erbij wilt halen. Als je puur fiscaal kijkt, is de algemene heffingskorting — die heet niet voor niets "algemeen" — hét middel om de onderkant buiten de belastingheffing te houden.
Minister Schouten:
De heer Van Rooijen weet ongetwijfeld nog dat de algemene heffingskorting niet eens inkomensafhankelijk was. Toen was die er voor iedereen. Hij zegt dat het altijd een middel is geweest om de laagste inkomens tegemoet te komen, maar in die tijd was het gewoon de algemene heffingskorting als zodanig. Later zijn daar door andere kabinetten, allemaal voor onze tijd, andere keuzes in gemaakt. Daardoor is de discussie over de marginale druk sterker geworden.
De heer Van Rooijen zegt dat de arbeidskorting ook duur is. Ik wil me toch even specifiek richten op de maatregelen in dit pakket. In dit pakket kost de arbeidskorting 200 miljoen. Ik zeg niet dat dat goedkoop is, maar op het geheel van de maatregelen is het nou niet bepaald de grootste post die wij hebben gereserveerd. Als wij 200 miljoen extra in de algemene heffingskorting zouden hebben gestoken, zou het gros van de mensen er misschien maar €1 of €2 van gemerkt hebben. Juist de inzet van die 200 miljoen voor de werkende armen levert voor hen echt een extra plusje op. Dat is ook niet supergroot, maar we kunnen het gerichter doen dan met de paar euro die een paar mensen krijgen als je het in de algemene heffingskorting stopt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister weet uiteraard ook dat door de toepassing van de inflatiecorrectie, liever op normale wijze overigens, de arbeidskorting volledig wordt geïndexeerd met 10%, 9,9%. Dat is helaas verlaagd tot ongeveer 3%. Daar volgt straks een debat over met de staatssecretaris. De arbeidskorting wordt met de inflatiecorrectie automatisch enorm verhoogd. Terwijl die al €5.000 is, gaat die naar €5.300 en volgend jaar zelfs naar €5.500. Dan hoef je niet per se daar nog een kop van €200 op te zetten. Dat doet het kabinet ook niet bij de ouderenkorting, terwijl aan de onderkant de ouderen door het niet, althans beperkt, toepassen van de inflatiecorrectie worden getroffen. Ik had gevraagd waarom de ouderenkorting dan aan de onderkant ook niet een beetje omhoog gaat. Dat doet het kabinet niet.
Minister Schouten:
Nee. We zien echt dat bij de werkende armen een probleem zit rondom het kunnen rondkomen. Ik wil even de suggestie wegnemen dat de arbeidskorting voor iedereen is. Het gaat echt om de verhoging van het tweede knikpunt — sorry voor de techniek — met €115. Ik ben tegenwoordig veel met mijn handen aan het debatteren, merk ik. Er zit een knikje in de arbeidskorting. Daar verhogen we die iets, maar daarna loopt die weer af. Dat weet de heer Van Rooijen ook. We hebben de arbeidskorting juist heel specifiek op dat knikje gericht.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Daar heeft de minister schoon gelijk in. Ze zou een goede staatssecretaris voor de belastingen zijn.
Minister Schouten:
Dat is altijd mijn stille ambitie geweest.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Tot slot. U noemde de werkende armen. Er zijn ook niet-werkende armen. Uit het debat van gisteren is mij bijgebleven dat er steeds wordt gezegd: we moeten de belasting op arbeid verlagen en die op vermogen verhogen. Ik heb gisteren bijna een uur gesproken over vooral de belastingheffing van de ouderen. Daar zijn heel veel niet-werkende ouderen bij. Het wordt tijd dat daar in deze Kamer aandacht aan wordt besteed. Misschien kan de minister daar nog kort haar beschouwing over geven.
Minister Schouten:
Dat zit in de vragen die de heer Van Rooijen aan mij gesteld heeft. Ik stel voor dat we daar straks nog even op doorgaan. Dan kom ik nog op een aantal vragen die hij daarover heeft gesteld.
De voorzitter:
Dat vind ik een goed voorstel. Vervolgt u uw betoog.
Minister Schouten:
Ik heb eerst nog een aantal vragen van de heer Van Apeldoorn. Daarna kom ik op de vragen van de heer Van Rooijen. Dan kent u de choreografie.
De heer Van Apeldoorn had een aantal vragen over armoede. Hij vroeg mij of ik het met hem eens ben dat structurele maatregelen, anders dan een verhoging van de toeslagen, nodig zijn om de armoede te bestrijden. Dan zou ik het woord "structureel" nog even goed willen duiden. De maatregelen die wij in de toeslagen hebben genomen, zijn structureel. Dat was steeds de vraag van de Kamer bij het pakket van 2023. Daar zaten een aantal maatregelen in die tijdelijk van aard waren. De maatregelen die we nu hebben genomen, de verhoging van het kindgebonden budget en de verhoging van de huurtoeslag, zijn juist structurele maatregelen. Het kabinet is niet van plan om die straks weer te gaan verlagen.
Ik denk dat de heer Van Apeldoorn bedoelt: je moet niet blijven investeren in die toeslagen, maar je moet de basis omhoogtrekken. Dan zou de basis bijvoorbeeld de uitkeringen zijn, de hoogte van het wettelijk minimumloon et cetera. De heer Van Apeldoorn weet ook dat er in de Tweede Kamer een amendement is aangenomen om het wettelijk minimumloon per 1 juli 2024 te verhogen, met een koppeling naar alle uitkeringen die daarbij horen. Ook wordt per 1 januari 2024 het wettelijk minimumuurloon ingevoerd. Volgend jaar vinden er dus allerlei maatregelen plaats die de basis juist omhoogtrekken.
Dan komen we op de principiële discussie of je mensen meer via de toeslagen moet gaan bereiken om hen een verminderde kans op armoede te geven. Dat is de grotere discussie die hier gevoerd zal worden en misschien ook moet worden, als wij meer inzicht geven in die bouwstenen. Dat is straks aan u.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dat is correct. Dat bedoelde ik inderdaad met "structureel". Ik erken dat de verlaging van de eigen bijdrage huurtoeslag en de intensivering van het kindgebonden budget structurele maatregelen zijn, dus niet eenmalig. Maar de vraag is of dat voldoende zal zijn om structureel het sociaal minimum omhoog te krijgen. De minister noemde al andere maatregelen die overwogen hadden kunnen worden. Zij verwees naar een amendement over de verhoging van het minimumloon, dat is aangenomen in de Tweede Kamer. Ik vraag me af in hoeverre het kabinet zelf heeft overwogen om andere maatregelen te nemen. De Commissie sociaal minimum stelt bijvoorbeeld: verhoging van het kindgebonden budget en de huurtoeslag zijn goede ideeën, maar wij geven de voorkeur aan een verhoging van het minimumloon en van de bijstand, omdat dat meer zekerheid geeft. Ook in het licht van de discussie dat je mensen niet afhankelijk wil laten zijn van al die toeslagen waar we juist vanaf willen, zou dat misschien de voorkeur kunnen genieten. Heeft het kabinet daar ook aan gedacht?
Minister Schouten:
Wij hebben heel goed gekeken naar het rapport van de Commissie sociaal minimum. Eigenlijk zegt zij, ook in lijn met de grotere discussie die wordt gevoerd: moet je niet naar het hele stelsel van fiscaliteit, toeslagen en uitkeringen kijken, en ook naar de hoogte van het wml? De commissie zegt ook dat je dat niet zomaar overnight hebt uitgevoerd. Je moet verschillende stappen zetten om daar te komen. Tegelijkertijd zegt de commissie: als je nu gericht iets wilt doen, zijn dit de meest effectieve knoppen om mensen in armoede te bereiken. Gegeven de demissionaire staat van het kabinet en gegeven het feit dat je de discussies over fiscaliteit, toeslagen en inkomensmaatregelen niet uit elkaar kunt halen, heeft het kabinet gezegd: nu pakken we de meest gericht maatregelen volgens de Commissie sociaal minimum. Ik denk dat ik ook namens de staatssecretaris mag spreken, maar als het niet zo is, moet hij mij straks maar corrigeren. Dat laat onverlet dat het wel goed is om die fundamentele discussie te gaan voeren. Wij blijven elke keer in deze discussies hangen als we niet een keer wat groter gaan kijken hoe we verdergaan met ons belastingstelsel. Dat is eigenlijk ook wat de Commissie sociaal minimum zegt. Maar dat is wel van zo'n orde dat we dat, nog los van wat de uitvoering binnen de systemen aankan, niet binnen korte tijd kunnen uitvoeren. Dan is de terugvaloptie voor ons dat we nu iets moesten doen om de armoede te verlagen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
We zijn het met elkaar eens dat die fundamentele discussie gevoerd moet worden. Mijn vraag zou zijn in hoeverre die discussie het komend jaar al gevoerd kan worden met andere bouwstenen die het demissionaire kabinet misschien aandraagt, ook richting de formatie, ook richting een volgend kabinet. Dat rapport van de Commissie sociaal minimum ligt er. Er zijn nu maatregelen genomen die voor 2024 effect hebben. De vraag is hoe het er voor 2025 gaat uitzien, bijvoorbeeld als het gaat om de verdere daling van de kinderarmoede. Daar wordt op ingezet en die daalt volgend jaar met 1,1%, maar we weten nog niet hoe het er voor 2025 gaat uitzien. Misschien zijn er aanvullende maatregelen nodig. Het is niet uitgesloten dat het kabinet er nog voor langere tijd zit. De minister hoopt van niet.
Minister Schouten:
Is dat zo?
De heer Van Apeldoorn (SP):
Zo lees ik de mimiek van de minister. Misschien interpreteer ik te veel. Mijn vraag is: wat kan dit demissionaire kabinet op dat gebied nog doen? Enerzijds gaat het om de fundamentele discussie voor de lange termijn. Anderzijds moet ook worden gekeken naar 2025, bijvoorbeeld als het gaat om het door het kabinet zelf gestelde doel van de halvering van de kinderarmoede per 2025. Dan moet die terug naar 4,55%, een halvering ten opzichte van 2015. Kan de minister daar nog op ingaan?
Minister Schouten:
Sowieso proberen we de lopende onderzoeken tijdig aan te leveren. Ik kan niet helemaal overzien wat er in de bouwstenen zit. Ik denk dat de staatssecretaris daar wat meer over kan zeggen. Hij is samen met het hele kabinet de opdrachtgever van die onderzoeken. Er is nu een groep hard aan het werk om te kijken hoe je die discussie verder kunt brengen. Idem met het rapport over de toekomst van de toeslagen. Dat kan het demissionaire kabinet doen om niet alleen de formerende partijen, maar ook de Kamer te informeren. Dit moet een discussie worden met z'n allen. Dit is niet alleen aan de formerende partijen.
De heer Van Apeldoorn vraagt eigenlijk wat onze rol richting de begroting 2025 wordt. Dat vind ik een beetje prematuur. We zijn nu nog bezig met de discussie over 2024. Ik denk wel dat we hebben laten zien dat, als het heel erg misgaat, zelfs een kabinet in demissionaire staat kan kijken welke maatregelen nodig zijn. De Kamer heeft het kabinet daar ook toe opgeroepen. Maar dat hangt ook totaal samen met een formatie die ik niet helemaal kan overzien. Het spijt me als ik de indruk wek dat ik hier snel weg wil. Dat is niet zo, maar ik denk dat het voor het land goed is als er gewoon een missionaire regering is. Ik hoop dat de heer Van Apeldoorn mijn gelaatstuitdrukking zo wil interpreteren. Ik heb het altijd heel goed naar mijn zin bij u in deze Kamer.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat wil ik heel graag zo interpreteren. Dat stelt mij ook gerust. Ik begrijp dat de minister niet kan inschatten hoelang de formatie gaat duren. We weten niet hoelang dit demissionaire kabinet er nog zit. Misschien kan de minister wel toezeggen dat zij, zolang zij de minister voor Armoedebeleid is, de cijfers en de prognoses die in de loop van 2024 bekend zullen worden, ook richting 2025, goed zal monitoren, met name hoe de armoede zich in 2025 onder kinderen gaat ontwikkelen. Kan zij waar nodig en voor zover dat mogelijk is voor een demissionair kabinet maatregelen nemen en in ieder geval de vinger aan de pols houden als het gaat om de ontwikkeling van armoede richting 2025?
Minister Schouten:
Hoe dan ook, tot de laatste dag dat ik op mijn post zit, zal ik mij blijven inzetten voor de bestrijding van armoede. De heer Van Apeldoorn vraagt of ik wil blijven monitoren hoe de cijfers zich ontwikkelen. Uiteraard, dat doen wij steeds. Sterker, het CPB komt straks met een hernieuwde armoededefinitie. Ook daar stopt het denken niet omdat wij demissionair zijn. De heer Van Apeldoorn vraagt of ik kan toezeggen dat ik daar maatregelen op tref, maar die ruimte bepaal ik niet meer. Het is echt aan de formerende partijen of die ons die ruimte al dan niet geven. Ik voel mij niet in de positie om daar een toezegging op te doen, omdat de verhoudingen op dit punt een beetje zijn omgedraaid.
De voorzitter:
De minister vervolgt haar betoog.
Minister Schouten:
Ik denk dat ik ook een aantal andere vragen al heb meegenomen die de heer Van Apeldoorn had gesteld. Hij stelde nog specifiek de vraag of het uitbannen van kinderarmoede niet het ultieme doel zou moeten zijn. Uiteraard. Het is niet zo dat wij zeggen: als de helft van de kinderen nog in armoede blijft leven, dan is het prima. Alleen hebben wij als kabinet-Rutte IV een tussenstap geformuleerd en wij zitten nog steeds op het pad om dat tussendoel te halen met de maatregelen die wij daartoe hebben genomen.
De heer Van Apeldoorn had nog een specifieke vraag over de energietoeslag. Minister Jetten is net al ingegaan op het bredere energie-ondersteuningspakket. Het noodfonds heeft hij daarbij natuurlijk ook genoemd. Bij de energietoeslag was de discussie juist dat bijvoorbeeld de gemeenten zeiden: het vraagt van ons eigenlijk te veel om steeds zo'n energietoeslag uit te voeren; doe het in generieke koopkrachtmaatregelen, want anders wordt het voor ons een enorme ballast. Dat is precies de beweging die we hebben gemaakt in het Belastingplan, van incidentele maatregelen die veel vragen van de uitvoeringscapaciteit van de gemeenten, naar generieke inkomensmaatregelen, die we ook via de huurtoeslag en via het kindgebonden budget kunnen laten lopen. Tegelijkertijd zullen we het noodfonds nog weer operationeel hebben in januari. We hebben zelfs de voorwaarden nog versoepeld, zodat meer mensen met een hoge energiequote in aanmerking kunnen komen voor dat noodfonds. Daartoe hebben we een lagere energiequote vastgesteld ten opzichte van het inkomen dan vorig jaar.
De voorzitter:
Ik hoop dat dit een korte toelichtende vraag is van de heer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat is goed, voorzitter. Ik houd het bij een korte toelichtende vraag. Ik begrijp dat er gekozen is voor generieke maatregelen om de koopkracht te verbeteren en ik begrijp ook de moeilijkheid of complexiteit als het gaat om de uitvoering van de energietoeslag, met name voor de gemeenten. Maar wij weten natuurlijk niet hoe het deze winter zal gaan of wat voor internationale ontwikkelingen er zullen plaatsvinden. Het is denkbaar dat de gasprijs weer enorm omhooggaat — dat heeft ons destijds ook verrast — en dat heel veel huishoudens toch in de problemen komen, meer dan nu voorzien. Dan vraag ik mij af of dat noodfonds, in combinatie met de generieke maatregelen die genomen zijn, voldoende soelaas biedt of dat het toch denkbaar is dat er heel gericht voor specifieke groepen ook nog aanvullende maatregelen genomen worden. Is dat iets waar het kabinet aan denkt of wat het in de la heeft liggen voor dat noodscenario?
Minister Schouten:
Het lijkt mij goed — maar dan kom ik een beetje op het terrein van minister Jetten — om te benadrukken dat de prijzen van energiecontracten op dit moment lager liggen dan een jaar geleden. Sterker nog, volgens mij liggen ze op dit moment lager dan het prijsplafond. Dan is het dus verstandig om te overwegen om je energiecontract vast te zetten. Dat geeft namelijk ook de meeste zekerheid over wat je komend jaar of zelfs meerdere jaren betaalt voor je energie. De inkomensmaatregel die we nu hebben genomen, geeft daarbij echt een plus aan de huishoudens die moeite hebben om rond te komen. Het noodfonds komt daar nog bij. Dat zijn, denk ik, allemaal maatregelen die de mensen en huishoudens zo gericht mogelijk ondersteunen. Minister Jetten heeft net al aangegeven hoe zij daar verder de gedachten over hebben laten gaan op het ministerie voor Klimaat en Energie. Maar dit is echt een pakket waarmee we heel gericht de mensen kunnen bereiken die anders knel komen te zitten.
Even zien. De laatste vraag van de heer Van Apeldoorn was waarom het aantal mensen in voedselnood toeneemt. We hebben de energieprijsstijging gehad in het algemeen. Die prijzen liggen nu gelukkig weer wat lager, maar dat zijn zaken die ook weer doorwerken in bijvoorbeeld voedselprijzen. Ik heb geen exacte analyse van waar de exacte hoogte van voedselprijzen door veroorzaakt wordt, maar dat zal voor een deel te maken hebben met schaarste en voor een deel met energieprijzen, en dat merk je uiteindelijk in de supermarkt. Vorig jaar hadden we een pakket dat met name gericht was op energie: het prijsplafond, het noodfonds en de energietoeslag. We hebben er nu juist voor gekozen om generieke maatregelen te nemen, omdat de inflatie zich verbreedt naar bijvoorbeeld voedsel. Daarom keren we daarvoor 2 miljard meer uit. Daarnaast hebben we een aantal initiatieven op het gebied van voedselhulp. Zo geven we subsidies en ondersteuning aan bijvoorbeeld de Voedselbank. Ook de schoolmaaltijden worden gecontinueerd in die scholen waar de meeste kinderen zitten die in armoede leven. Daarmee laten we het niet alleen maar bij het generieke, maar nemen we juist bij voedsel een aantal heel gerichte maatregelen, met name ook weer gericht op kinderen.
Dan kom ik bij de heer Van Rooijen, zoals beloofd. Hij vroeg naar de verschillen tussen de juniraming en de augustusraming van het CPB. Hij vroeg ook waarom we niet zouden kunnen volstaan met drie ramingen per jaar. Ik heb die vraag iets breder getrokken, want volgens mij was eigenlijk de vraag van de heer Van Rooijen: moeten we niet al eerder in het jaar het Belastingplan hebben en hoe verhoudt zo'n raming zich dan tot zo'n Belastingplan? Dat is een terechte vraag, want als je de stukken eerder naar de Kamer gaat sturen, dan betekent dat ook dat je bij de maatregelen die je op dat moment neemt, geen rekening kunt houden met de laatste raming van het tweede kwartaal. We zitten dan immers in het tweede kwartaal, waarschijnlijk. Dan heb je niet de laatste inzichten van het CPB die je daarin kunt meenemen.
Om een voorbeeld te geven: we zagen in 2022 dat er nogal een verschil kan zitten tussen het eerste kwartaal en het tweede kwartaal, juist door die enorm stijgende energieprijzen. Dan zouden we op dat moment maatregelen hebben genomen die geen recht deden aan de actuele situatie, omdat we die nog niet kenden. Ik denk dat de staatssecretaris daar verder op in zal gaan, maar het schetst ook meteen de vraag over het toesturen van de stukken naar de Kamer. Als kabinet willen wij altijd de meest recente informatie betrekken bij de zaken die voor Prinsjesdag naar de Kamer worden gestuurd. Als je vroeger in het jaar gaat zitten, is het risico dat je een aantal cruciale ontwikkelingen daarin mist.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De staatssecretaris gaat daar later ook nog op in, hoor ik van de minister. Van mij alleen even de volgende vraag. Ik heb gepleit voor de eerdere indiening van het Belastingplan, maar heb daaraan toegevoegd dat je altijd nog op basis van de koopkrachtgegevens van eind augustus — het moment waarop dat allemaal aan de orde komt in het kabinet, want die ramingen zijn er dan — met een aanvulling kunt komen op het al ingediende Belastingplan. Daarover hoeft ook pas in september in de Tweede Kamer te worden gestemd. Over het eerder ingediende Belastingplan kan in september gestemd worden. Maar dan kun je begin september nog met een aanvullend wetsvoorstel komen, op basis van eind augustus. Zo kun je die recente cijfers meenemen en kan dat ook in de Tweede Kamer gebeuren. De minister zegt: vorig jaar waren het stormachtige tijden, waarin de verschillen per kwartaal inderdaad enorm waren. Dat is waar, maar het zal zich niet gauw herhalen. Normaal gesproken zal het niet zo zijn. Ik had ook de vraag wat bijvoorbeeld dit jaar het verschil was tussen juni en augustus. We komen daar straks met de staatssecretaris uitvoerig op terug, maar ik wil de minister even toelichten wat ik bedoelde met die vragen. Misschien dat zij daar dan nog even op kan reageren.
Minister Schouten:
Ik denk dat de staatssecretaris uitvoerig zal ingaan op de voor- en nadelen van het vroeger versturen, met een addendum erbij, en het wel of niet kunnen meenemen van de laatste ontwikkelingen. De heer Van Rooijen zegt dat vorig jaar een heel uitzonderlijk jaar was. Dat hoop ik, maar er kunnen altijd bijvoorbeeld geopolitieke ontwikkelingen optreden die een enorm effect hebben op de macro-economische cijfers en sowieso op de koopkrachtontwikkeling et cetera. Dat is een aspect dat wij als kabinet in ieder geval wilden meenemen, juist omdat je anders bepaalde groepen echt niet meer kunt helpen, die onze hulp op dat moment echt wel nodig hebben.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Tot slot, voorzitter. Ons punt was — dat blijkt ook uit de motie die ik gisteren heb ingediend en het is ook door andere fracties genoemd — dat de Eerste Kamer, die geen recht van amendement heeft, het Belastingplan hier tijdig wenst te ontvangen. Nu krijgen we het heel laat in het najaar, waardoor we maar een week of vier hebben en de Tweede Kamer twee maanden. Dat moet anders. Dat was de reden. Dan kun je niet zeggen: de Eerste Kamer moet toch maar blijven accepteren dat het heel laat hier komt, want wij willen in augustus nog een laatste bijsturing doen. Dat kan altijd. Maar ga de koninklijke weg volgen, zodat ook de Eerste Kamer haar budget- en goedkeuringsrecht goed kan uitoefenen. Dat is de onderliggende reden.
Minister Schouten:
Die heb ik goed gehoord, maar ik stuur dit punt toch even door naar de staatssecretaris. Ik denk dat hij daarover net wat meer wijze woorden kan spreken dan ik.
De heer Van Rooijen vroeg ook of ik het ermee eens ben dat één mediaankoopkrachtcijfer geen recht doet aan de gevolgen voor beleid. Hij vroeg ook of ik bereid ben te kijken naar de inkomenscategorieën omdat de verdeling voor gepensioneerden zou afwijken van die voor werkenden. Ik wil het volgende hier toch even rechtzetten. Wij communiceren meer dan één mediaankoopkrachtcijfer. Wij communiceren een breder koopkrachtbeeld. U ziet in de SZW-begroting dat wij ook de boxplot opnemen. Dat is al jaren zo. Er is altijd veel commentaar op de boxplot, maar hij bestaat wel. U kent die ook van het CPB, dat zowel de mediane koopkrachtontwikkeling als de spreiding presenteert. Zo is de koopkrachtontwikkeling van 90% van de huishoudens in beeld. Die boxplot neemt dus ook alle AOW-gerechtigden mee, zowel zonder als met aanvullend pensioen. Het mediane koopkrachteffect is dus niet de ontwikkeling van de koopkracht van de gepensioneerden met een mediaan inkomen, maar de middelste waarneming van een op koopkracht gerangschikte verdeling. We kijken dus eerst naar de verdeling. Daarvan pakken we het midden. Het is dus niet zo dat we een soort mediane gepensioneerde of zo opstellen en zeggen: dat is de mediaan. Nee, die volgt dus uit de boxplot en de inkomensspreiding daaromheen.
Daarnaast worden er net zo veel boxplots opgenomen voor werkenden als voor gepensioneerden, namelijk één. De vijf inkomensgroepen omvatten alle huishoudens, dus zowel van werkenden als gepensioneerden, en uitkeringsgerechtigden. Dus op al die onderdelen wordt het inzicht geboden. Het is dus niet zo dat er maar één cijfer wordt gepresenteerd.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Zonder dat we te technisch worden, even heel kort. Ons punt is eigenlijk dat er voor de werkenden met vier of vijf categorieën gewerkt wordt en er tot voor kort voor ouderen, voor gepensioneerde AOW'ers, alleen met één werd gewerkt. Gelukkig is er één groep bij gekomen, namelijk de groep AOW plus €30.000. Maar de standaard is eigenlijk nog steeds AOW plus €10.000. Het bezwaar daarvan is dat als je voor alle gepensioneerden de mediaan neemt, dat niet het gemiddelde is voor alle gepensioneerden, maar de helft eronder en de helft erboven, waarbij de onderkant uiteraard de AOW is, met een heel klein pensioen. Met name door de AOW blijft de koopkracht redelijk gehandhaafd. Maar voor iedereen daarboven is dat effect geheel anders, ook met de pensioenen die niet geïndexeerd worden. In antwoord op vragen van de Partij van de Arbeid en GroenLinks werd aangegeven dat de mediaan 1% is over deze kabinetsperiode, de periode Rutte IV, maar dat die voor de AOW'ers met €30.000 -2,6% is in diezelfde tweeënhalf jaar. Dat geeft precies mijn punt aan, maar ik denk dat het nu te ver gaat om daar dieper op in te gaan. Maar dat was ons punt. De mediaan is in deze kabinetsperiode 1%, maar voor de AOW'er plus €30.000 is die -2,5% in twee jaar, ondanks de AOW-verbetering en dergelijke. Dat is ons punt. De AOW'ers boven die, zeg maar, €10.000, komen er heel slecht uit, maar dat zie je niet als je met de mediaan werkt.
De voorzitter:
Ik hoorde geen vraag.
Minister Schouten:
Het is een verhelderende toelichting. Zo heb ik 'm gehoord.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Of de minister het daarmee eens is.
De voorzitter:
Dat was de vraag.
Minister Schouten:
Nogmaals, we hebben eigenlijk twee categorieën. Eerst is er de meer algemene uitsplitsing, betreffende de inkomens. Dat zijn vijf categorieën: het eerste kwartiel, tweede kwartiel, derde kwartiel ... Daar zit iedereen in. Daar zitten werkenden, uitkeringsgerechtigden en gepensioneerden in. Eigenlijk is heel Nederland daarbij in beeld, zo zeg ik maar eventjes.
Daaronder hebben we inderdaad een uitsplitsing gemaakt naar AOW of AOW plus €10.000. Eigenlijk zegt de heer Van Rooijen: ik wil nog AOW plus €30.000 erbij hebben, want dan kun je ook zien wat het daarboven gaat doen. Dat blijft toch een vrij arbitraire discussie. Want waarom wordt het dan niet AOW plus €50.000? Als bij wijze van spreken de volgende keer AOW plus €50.000 negatief uitvalt, krijg je daarover weer discussie. We hebben gewoon een onderverdeling in een aantal groepen gemaakt. Daarbij is AOW plus €10.000 een heel gangbare groep is, zo zal ik maar zeggen. Je kunt dus voor een vrij grote groep gepensioneerden zien wat grosso modo de inkomensontwikkeling is met de maatregelen die wij nemen. Dus ja, dit gaat ook over de mate van uitsplitsing. Je krijgt dan natuurlijk ook weer leesbaarheid van alle groepen die er zijn. Hier hebben we het gros echt wel mee te pakken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, tot slot.
De voorzitter:
Tot slot, ja.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het is, denk ik, toch heel eenvoudig om ook voor de AOW'ers meer categorieën te maken, net als bij de werkenden, plus €10.000, plus €20.000, plus €30.000 en ook nog wel plus €40.000 en plus €50.000, want dan zie je ook wel dat het niet-indexeren rampzalig uitpakt voor AOW'ers met dat pensioen. Dat moet eindelijk ook duidelijk op tafel komen. Ik zal erom blijven vragen om meer categorieën te doen, net als bij de werkenden.
De voorzitter:
Dank u wel. De minister vervolgt haar betoog. Ik zit even naar de klok te kijken.
Minister Schouten:
Ja, ik ben bijna klaar. De heer Van Rooijen … Mag ik de laatste vraag nog beantwoorden? Oké. De heer Van Rooijen vroeg nog heel specifiek naar de indexatie van het aanvangspunt van de tweede schuif voor de gepensioneerden. Hij zegt eigenlijk ook … Er waren wat vragen bij elkaar gevoegd. Ik probeer het dus een beetje uit elkaar te rafelen. Hij vraagt waarom daar nu exact voor is gekozen. Ik verwijs dan toch maar naar de integraliteit van het hele pakket. Het is niet zo dat we alleen maar voor één specifieke maatregel hebben gekozen. We hebben naar de totale, evenwichtige inkomens- en koopkrachtontwikkelingen gekeken. Daarbij hebben we bekeken welke maatregelen we het beste kunnen nemen, juist ook om die armoede tegen te gaan.
Hij vroeg daarmee ook nog heel specifiek naar de vergelijking tussen het modale brutoloon van werknemers met het mediane bruto-inkomen en het bruto-inkomen van gepensioneerden. Hij zegt eigenlijk: wat we bij de ene groep "modaal" noemen, noemen we bij de andere groep "boven…" Ik weet niet welke term werd genoemd, maar dat er een hoog inkomen is, zeg maar. Ook hier worden weer twee groepen met elkaar vergeleken die niet helemaal met elkaar te vergelijken zijn, want technisch gezien betalen AOW-gerechtigden natuurlijk geen belasting over de eerste 17,9%. Daarna hebben zij wel die belasting en hebben ze bijvoorbeeld ook nog een ouderenkorting. De heer Van Rooijen zet daar de arbeidskorting tegenover. Dat geeft al aan dat je dus eigenlijk het totale pakket moet bekijken van allebei de inkomensgroepen, dus met welke heffingskortingen mensen met een modaal inkomen te maken hebben, en waar gepensioneerden mee te maken hebben. Dat is een belastinghoogte die 17,9% lager is, maar bijvoorbeeld ook een ouderenkorting die nog opgeld doet. Als je dat nou allemaal bij elkaar zou gaan leggen, zonder dat ik dan nog rekening houd met allemaal andere toeslagen, zoals een zorgtoeslag — die is bij ouderen vaak hoger — een huurtoeslag et cetera, dan zie je dat het inkomen van de AOW'ers met een pensioen van €10.000 toch echt nog wel iets boven modaal van werkenden uitkomt. Nogmaals, ik vind het een nogal ingewikkelde discussie omdat je twee groepen met elkaar gaat vergelijken waarbij je de hele staatjes moet gaan zitten optellen, maar het is dus ook niet zo dat de ouderen laag uitkomen; laat ik het zo maar zeggen. Dit zijn ouderengroepen die een AOW hebben met ook nog echt wel een aanvullend pensioen waarmee zij, nou ja, als ik het allemaal heel geabstraheerd pak, nog ongeveer zo'n €1.500 boven de modale gezinnen uitkomen.
De voorzitter:
Ik wil nog even het volgende aan de heer Van Rooijen vragen. U heeft ook nog een tweede termijn; u moet echt even op de tijd letten. Dit is een discussie die u dan ook nog kunt afmaken.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, daar gaan we weer. Ik ben weer de enige die tot de orde wordt geroepen. De heer Van Apeldoorn heeft gisteren en vandaag heel veel interrupties geplaatst, vooral vandaag. Ik deed dat gisteren helemaal niet. Nou plaats ik … Naar aanleiding van het antwoord van de minister zal ik nog één vraag stellen, en geen drie. Dat is de volgende. De minister zegt: ja, maar die tweede schuif moet toch ook kunnen, want dat vinden we evenwichtig. Maar als de beperking van de inflatiecorrectie … Mijn fractie is daar principieel tegen; daarover straks meer met de staatssecretaris. Men zegt: "We gaan de hogere middengroepen eerder naar het toptarief brengen" — dat zijn de mensen boven de €75.000 — "maar we vinden het evenwichtig om ook de gepensioneerden met een inkomen tot €38.000, met name de groepen die daar dichtbij zitten, tegen de €38.000, extra beperkingen op te leggen, want dat zijn eigenlijk hogere aanvullende pensioenen." Nee, minister, dat zijn geen hoge aanvullende pensioenen. Dat zijn inkomens van €38.000, die niet eens of net tegen modaal aan zitten. Dat was mijn principiële punt. Maar daar zullen we het verder wel over hebben met de staatssecretaris.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Schouten:
Ik hoor het principiële punt, maar nogmaals: ook hierbij haalt de heer Van Rooijen er weer één groep uit. We hebben natuurlijk voor meerdere groepen dat aanvangspunt verlegd. Ik zou de heer Van Rooijen dus willen vragen om ook naar het totaal te kijken. Maar goed, ik besef dat hij het vooral voor één groep heel erg inzichtelijk probeert te maken. Dat is zijn goed recht. Maar het is niet zo dat alleen bij bijvoorbeeld de ouderen naar het aanvangspunt is gekeken voor een bepaalde schuif, heffingskorting of wat dan ook. Hij is het niet met mij eens, dus ik denk dat hij zo meteen de vragen nog gaat doornemen met de staatssecretaris.
Voorzitter, tot slot. Ik rond af. Ik denk dat we juist met dit Belastingplan en met de maatregelen die daarin zijn opgenomen echt iets kunnen betekenen voor de mensen met de lagere inkomens en de lagere middeninkomens. Dat is juist de groep die het ook echt heel zwaar zou gaan krijgen als we dat niet hadden gedaan voor komend jaar. U vindt dit pakket misschien niet allemaal heel ideaal — ik heb de heer Van Rooijen goed gehoord — maar ik hoop dat u ook ziet dat dit niet doen ook een grote verantwoordelijkheid is richting de mensen die met dit pakket wel echt de nodige verlichting krijgen, juist in deze zware tijden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Er is nog een korte vraag van mevrouw Moonen.
Mevrouw Moonen i (D66):
Nou, geen vraag. De fractie van D66 wil de minister eigenlijk graag een compliment maken. Armoede en schulden zijn ingewikkelde systemische en complexe problematiek. Ik vind dat u, en ook de regering, met de gerichte maatregelen die u neemt er toch in geslaagd bent om houvast te bieden en om ook de halvering van de kinderarmoede die nog op dat pad ligt, en die we ook in de Eerste Kamer hebben afgesproken, te bereiken. Dat heeft onze grote waardering.
Minister Schouten:
Dat is erg fijn om te horen. Ik zal de complimenten aan het gehele kabinet doorgeven, want dit komt van iedereen op dit moment. Dank.
De voorzitter:
Dank u wel. Dit was de termijn van de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Voordat ik het woord aan de staatssecretaris geef, schors ik voor een paar minuten. Ik wil u allen even vragen om mee te helpen. We willen heel graag uiterlijk 13.40 uur schorsen. Wilt u dus de vragen die u aan de staatssecretaris heeft heel puntig, efficiënt en gericht stellen?
De vergadering wordt van 11.35 uur tot 11.43 uur geschorst.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft aangegeven dat hij behoorlijk veel blokjes heeft. Er zijn immers veel vragen gesteld. We gaan tot 12.30 uur door. De staatssecretaris geeft aan wanneer hij bij het einde van een blokje is. Ik stel voor dat er aan het eind van zo'n blokje vragen kunnen worden gesteld. Dan kunnen we dit plan toch redelijk efficiënt behandelen.
Ik geef het woord aan de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij i:
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats wil ook ik het Kamerlid Heijnen feliciteren met zijn maidenspeech. Ik ken hem al geruime tijd. We hebben een gemeenschappelijke geschiedenis. Ik wens hem heel veel succes in de Eerste Kamer.
Ik bedank de Eerste Kamer voor het in behandeling willen nemen van het behoorlijke aantal wetsvoorstellen dat via de Tweede Kamer naar haar toe is gekomen. Wij zijn immers demissionair en beseffen heel goed dat wetsvoorstellen ook controversieel hadden kunnen worden verklaard.
Ik wil ten slotte toch nog iets zeggen over die demissionaire status. Het kabinet heeft een aantal keren een verzoek gekregen met betrekking tot het Belastingplan 2025. Minister Schouten heeft hier zojuist ook al iets over gezegd. Wij kunnen natuurlijk niet in de toekomst kijken. Het land verdient het om weer een missionair kabinet te hebben als een belastingplan wordt gemaakt. Als dat nog niet het geval is, zullen wij, demissionair zijnde, natuurlijk naar bevind van zaken moeten handelen. Ik zal daar zo meteen op ingaan bij de vragen over de spreiding van de wetgeving. Daarbij komen ook de vragen over de timing van het belastingplan aan de orde.
Voorzitter. Mijn eerste blokje gaat over de spreiding van wetgeving. Dat bestaat uit drie onderdelen: de spreiding van wetgeving, amendementen en parlementair proces en, zoals zojuist al gezegd, de timing en vaststelling van het Belastingplan. Ik zal eerst iets zeggen over de spreiding van de wetgeving. Dit kabinet heeft, ook luisterend naar het advies van de Raad van State, daartoe een poging ondernomen. Het heeft daarbij niet het advies van de Raad van State volledig opgevolgd. Daar heeft de minister van Financiën een brief over geschreven aan het begin van deze kabinetsperiode.
Kijk, als we een troonrede zouden kunnen in houden in mei, dan kunnen we het hele proces naar voren halen. Dat betekent dat de Miljoenennota dan ook voor die tijd ingediend kan worden. Nou, dat is ons niet gelukt. Dat gaan we ook niet doen. Maar wat we wel gedaan hebben, is een heel duidelijke agenda voegen bij de voorjaarsnota. Die voorjaarsnota komt altijd in april. Dat betreft een meerjarige fiscale wetgevings- en beleidsagenda. Die hebben wij gestuurd naar de Tweede en Eerste Kamer. Dat hebben we vorig jaar gedaan en dat gebeurt ook dit jaar. Het is ons nog niet gelukt, in gemeen overleg met het parlement, om ervoor te zorgen dat die agenda ook goed inhoudelijk besproken wordt. In de Eerste Kamer is die helemaal niet besproken en in de Tweede Kamer is die bij de behandeling van de Voorjaarsnota heel kort aan de orde geweest. Maar dat is het moment — zeg ik toch ook tegen deze Kamer — om eventuele twijfels aan te geven, om te zeggen: kabinet, dit bent u wel van plan met uw fiscale wetgevingsagenda, maar wij zien dat toch iets anders. Dat is het moment om te zeggen: wij willen dat, dat en dat wetsontwerp misschien een jaar of eventueel twee jaar later behandelen.
Dat zijn natuurlijk allemaal nog kinderziektes. Daar moeten we allemaal nog aan wennen. Het is ook een verhuld advies aan de formatietafel c.q. een nieuw kabinet om daar bij de start meteen helderheid over te geven. Immers, als de Tweede en de Eerste Kamer duidelijk aan het kabinet aangeven wat de meerjarige fiscale wetgevings- en beleidsagenda kan zijn, dan doen we dat ook in gemeen overleg. Dat wilde ik even zeggen. Desalniettemin begrijp ik de kritiek heel goed. Ik kan me dat als oud-lid van deze Kamer ook heel goed herinneren. Ik kom straks nog te spreken over de timing van zo'n belastingplan. Het gaat om de vraag wat een belastingplan behelst, maar het gaat er ook om dat er vervolgens een behoorlijk aantal wetsvoorstellen bij zit. Daarbij moet ik wel zeggen dat wij er heel bewust voor gekozen hebben om allerlei onderwerpen die vroeger nog weleens in een belastingplan verstopt werden — ik formuleer het maar even zo — nu in afzonderlijke wetsontwerpen te doen, ook om beide Kamers de gelegenheid te geven om die wetsontwerpen te behandelen en niet voor de situatie gesteld te worden dat je tegen een heel belastingplan zou moeten stemmen omdat je het misschien met bepaalde onderdelen van het belastingplan niet eens bent. We hebben bijvoorbeeld de bedrijfsopvolgingsfaciliteit nu in een apart wetsvoorstel gedaan. Dat hadden we ook in het Belastingplan kunnen doen. Dat hebben we niet gedaan, om beide Kamers de gelegenheid te geven daar een inhoudelijk debat over te voeren en om het op die manier uit elkaar te trekken. Daarmee is uiteindelijk ook nog invulling gegeven — voor de leden van deze Kamer die al wat langer meelopen — aan de motie-Hoekstra.
Voorzitter. Dan toch ook een persoonlijke ervaring. Bij de start van een kabinet, althans, dit kabinet als het om de fiscale wetgevingsagenda gaat, heb je aan de ene kant te maken met een stukje achterstallig onderhoud, als ik het zo mag noemen. Dat was vorig jaar zo met drie wetsontwerpen die door het kabinet vóór ons nog niet tot een afronding waren gebracht. Dat is één. Dat proberen wij overigens voor een volgend kabinet te voorkomen. Twee. We hadden natuurlijk ook te maken met twee grote hersteloperaties, box 3 en de fraudesignalering; ik kom daar inhoudelijk nog op terug. Drie. Je hebt de implementatie van EU-wetgeving. Overigens, als je een meerjarenagenda maakt, zoals wij doen, dan zie je op je afkomen wat er vanuit de EU aan wetgeving komt. Laten we ook heel eerlijk zijn. Dit kabinet was zeer ambitieus, bijvoorbeeld op het punt van klimaat, waarbij het natuurlijk niet alleen om subsidie en normeren maar ook om beprijzing gaat. Veel van de voorstellen, met name in deze twee jaar, waren geagendeerd vanuit het coalitieakkoord. En dan last but not least: je wilt soms ook maatschappelijk relevante onderwerpen aanpakken, zoals de no cure, no pay als het gaat om de WOZ-waardes. Met andere woorden, dan kan het nogal oplopen. Zelf vind ik het ook echt vervelend dat een aantal van die wetsontwerpen niet in het voorjaar al naar de Tweede Kamer gestuurd hadden kunnen worden, behoudens de Fiscale verzamelwet en het Pillar 2-wetsvoorstel. Ook daar moeten we de volgende keer bij de planning goed rekening mee houden. Het is geen kwestie van afschuiven, maar dat komt ook deels door het feit dat we tegenwoordig veel wetsontwerpen in internetconsultatie geven, wat een groot goed is. Dat komt de kwaliteit van de wetgeving ten goede, alleen vertraagt dat weer het verdere proces. Met andere woorden, we hebben erover nagedacht, al evaluerend. Dit is niet voor herhaling vatbaar. Ik heb een aantal mogelijke adviezen gegeven die met name van belang zijn voor een volgend kabinet.
Voorzitter. Dan de amendementen en het parlementaire proces. Verschillende leden hebben erop gewezen dat er 62 amendementen zijn ingediend in de Tweede Kamer, een historisch hoog aantal. Ik heb het in de Tweede Kamer het "festival van de amendementen" genoemd. Er zijn er twintig aangenomen. Overigens is dat natuurlijk gewoon het parlementaire recht van de Tweede Kamer, dus daar zult u geen enkele verzuchting over horen. Die amendementen hebben wij als kabinet overigens gewoon zakelijk beoordeeld. Daar heeft u ook een brief over ontvangen op 8 november. Op 25 en 26 november hebben we de Tweede Kamer ook nog een brief daarover geschreven, waarbij we natuurlijk met name gewezen hebben op uitvoering en op gedragseffecten. Er zitten aan sommige amendementen natuurlijk ook nog wel wat budgettaire consequenties. Bij een missionair kabinet acht ik de kans wat geringer dat er een zo hoog aantal amendementen niet alleen wordt ingediend, maar ook wordt aangenomen. Dat is dus ook weer een pleidooi: dit land verdient echt een stabiel missionair kabinet. Dat is zeker zo in de demissionaire periode vlak voor de verkiezingen. Twee jaar geleden hadden we natuurlijk de situatie van een demissionair kabinet na de verkiezingen. Toen gebeurde er overigens ook een aantal zaken die misschien onder normale omstandigheden niet hadden plaatsgevonden.
Dan kom ik tot het laatste onderdeeltje van het blokje spreiding van wetgeving. Dat is de timing van de vaststelling van het Belastingplan. Ik begrijp heel goed waar de heer Van Rooijen naar vraagt. Ik heb alleen zojuist aangegeven wat het ritme is. Het moment suprême is uiteindelijk de troonrede, Prinsjesdag. Zolang wij Prinsjesdag op de derde dinsdag van september hebben — het ziet er echt naar uit dat die traditie niet snel zal veranderen — is dat het moment dat de Miljoenennota komt.
Dan ga ik meteen even terug naar het voorjaar en de vraag wat je dan wel en niet zou kunnen doen. In de voorjaarsbesluitvorming gaat het over de uitgavenkant van de begroting. U weet dat, omdat de voorjaarsnota hier uiteindelijk ook besproken wordt. Tegelijkertijd geven we in de voorjaarsnota ook al aan wat we als kabinet op dat moment als inkomstenkader met elkaar hebben afgesproken. Dat is mijn ervaring van de afgelopen twee jaar. Het is echter nooit volledig. We hebben bijvoorbeeld ook dit keer in de Voorjaarsnota wel zaken opgenomen waar we het als kabinet over eens waren en waarover we ook met voorstellen naar de Kamer zouden komen. Dat hebben we ook gedaan, zoals bijvoorbeeld over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit. Dat inkomstenkader sluit pas bij de augustusbesluitvorming.
Voorzitter. College Schouten heeft zojuist precies aangegeven wat het Centraal Planbureau doet. Het Centraal Planbureau komt natuurlijk begin maart met zijn Centraal Economisch Plan. En vervolgens krijgen we nog de cijfers in augustus en uiteindelijk de Macro Economische Verkenning in september. Maar goed, of we het nu leuk vinden of niet, voor een kabinet werkt het zo dat eigenlijk pas in de augustusbesluitvorming het inkomstenkader sluitend wordt gemaakt. Dat is dus niet even nog aan paar knopjes draaien. Minister Schouten gaf aan hoe het vorig jaar gegaan is. Vorig jaar hadden we natuurlijk de energiecrisis. Maar ook dit jaar, wat natuurlijk een minder uitzonderlijk jaar was, hebben we als demissionair kabinet toch nog in augustus fundamenteel nagedacht over hoe die inkomstenkant eruitziet. Dat was juist mede ook vanwege verzoeken van Tweede en Eerste Kamer betreffende armoedebestrijding.
Voorzitter. Wat we wél kunnen doen, is heel duidelijk aangeven wat de fiscale wetgevingsagenda is. Dat kan, denk ik, nog beter dan we tot nu gedaan hebben. We kunnen ook de hoofdlijnen schetsen van een Belastingplan. Maar ik zie het gewoon niet gebeuren dat er echt een Belastingplan voor de zomer ingediend wordt. Ik zou het wel willen, maar ik zie het niet gebeuren in het ritme dat ik zojuist beschreven heb.
Voorzitter, dat was het einde van mijn eerste blokje.
De voorzitter:
Er is een interruptie van de heer Martens.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Ik zal het kort en bondig houden, in navolging van uw verzoek. Volgens mij ben ik overtuigd van het ritme dat u noemt. Volgens mij moeten we die werkwijze met meerjarig inzicht bestendigen. Ik denk erover om in de tweede termijn daar een motie over in te dienen. Het voorjaarsmoment benutten we hier in ieder geval nog niet voor fiscale wetgeving die meer losstaat van koopkracht en begroting. Volgens mij moeten we dat doen.
Ik heb één opmerking over die amendementenstorm die u noemde, of het amendementenfestival. Ik denk dat het verstandig is om dan te zoeken naar een bredere basis in het parlement dan de helft plus één — dat zeg ik niet in het bijzonder richting de staatssecretaris — want dat maakt wetgeving kwetsbaar. Ik gun Nederland ook een missionair kabinet, maar ik heb nog niet direct de indruk dat we nu op een grote fase van stabiliteit afstevenen. Dan is het dus goed dat fiscale wetgeving, waar het bedrijfsleven en huishoudens zo afhankelijk van zijn, rust op een bredere basis, die niet iedere keer volkomen overhoop gaat wanneer er sprake is van wisselende meerderheden.
Staatssecretaris Van Rij:
Daar kan ik ook een vrij kort antwoord op geven. Ik heb eigenlijk hele positieve ervaringen met de Tweede Kamer, zowel vorig jaar … Dit jaar heb ik wat nuances geplaatst. Maar juist vanuit dat draagvlak, juist door de behandeling van het Belastingplan ook in de Tweede Kamer in verschillende fases, maar ook in de voorbereiding daarnaartoe … Als ik dan ook kijk naar de stemverhoudingen, want dat vind ik toch altijd de proef op de som, dan zie ik dat het Belastingplan in de Tweede Kamer is aangenomen met 139 stemmen voor van in totaal 148. Dat is geen slecht resultaat. Zo kan ik nog wel even doorgaan. Dat geldt niet voor ieder wetsontwerp. Maar uiteindelijk zie je — dat is ook altijd onze instelling geweest — dat we natuurlijk wel goed luisteren en dat we natuurlijk wel naar het brede draagvlak kijken.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik denk dan bijvoorbeeld aan twee punten. De energiecompensatie had eerder geregeld kunnen worden. Die moest echt op het laatste moment afgedwongen worden. Op het minimumloon hebben wij ook bij het voorjaarsmoment al gehamerd. Dat zien wij als een noodzakelijkheid, maatschappelijk gezien. Dat moest ook op een laat moment worden afgedwongen. Dat zijn dingen waar ik dan aan denk. Als dat in een vroeger stadium beter wordt opgepakt, komt het parlement minder snel in de positie dat het afgedwongen moet worden op een manier die minder ordelijk is dan wanneer het vanuit het kabinet zou gebeuren.
Staatssecretaris Van Rij:
Wat dat eerste punt betreft zeg ik nogmaals dat het inderdaad een uitzonderlijk jaar was. Ik geef direct toe dat het een wat ongebruikelijk parcours is geweest. We hebben nota bene op de ochtend van Prinsjesdag zelf als kabinet het besluit genomen over het huishoudplafond, overigens nadat we wisten dat de Europese Commissie via verordeningen een en ander mogelijk maakte. Maar ik begrijp heel goed wat u bedoelt. Er waren natuurlijk ook al eerder duidelijke signalen afgegeven vanuit de oppositie in de Tweede Kamer. Daar is het kabinet zich zeer wel van bewust.
Het minimumloon vind ik toch een iets andere situatie. Heel kort daarover. We hadden natuurlijk als kabinet besloten om dat gefaseerd te doen. Toen is uiteindelijk in gemeen overleg met de Kamers besloten om die verhoging niet over drie jaar uit te smeren, maar om die in één keer te doen. Ja, ik vind dat eerlijk gezegd gewoon onderdeel van het overleg tussen kabinet en Tweede en Eerste Kamer.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Dank aan de staatssecretaris voor zijn uitvoerige antwoord, ook op het derde en laatste onderdeel, waar ook mijn motie over gaat. De staatssecretaris zegt bereid te zijn en dat nog beter te kunnen doen door via die agenda een meerjarig kader te schetsen voor het tweede en derde jaar, dus niet voor het komende jaar. Maar dat lost niet op dat we dan toch voorstellen krijgen in september, even los van wat er een jaar en twee jaar later gebeurt. Mijn vraag blijft: hadden bijvoorbeeld een aantal van de wetsontwerpen die mede door de motie-Hoekstra dus niet meer in het belastingpakket zitten, niet veel eerder ingediend kunnen worden, voor dit jaar? Die andere vijftien zouden ook volgend jaar weer kunnen. Ook in het Belastingplan zelf zitten nu weer maatregelen die ook in een eerder stadium getroffen hadden kunnen worden. Ik neem een hele simpele. De verhoging van box 2 en 3 kun je ook al eerder doen. Je kunt het ook later doen als het voor de dekking nodig is, maar je kunt ook al eerder zeggen: wij vinden dat het tarief van box 2 of 3 omhoog moet. Dat hoeft niet te wachten tot augustus. Dat heeft wel koopkrachteffecten; dat geef ik toe. Mijn punt is dus dat meerjarig losstaat van wat je het eerstvolgende jaar doet. Het tweede is dat een heleboel wetsontwerpen die nu tegelijk met het Belastingplan zijn ingediend, eerder hadden gekund. Dat kan ook volgend jaar weer met een hele waslijst. Binnen het Belastingplan zijn er maatregelen die ook al eerder, in het voorjaar, zouden kunnen. Misschien kan de staatssecretaris daar nog op reageren?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat doe ik uiteraard graag. Zoals gezegd heeft het kabinet wel degelijk een meerjarenfiscalewetgevingsagenda gemaakt. Ik nodig de Eerste Kamer uit om daar ook een serieus debat over te hebben. Dat is dit jaar en vorig jaar niet gebeurd. U bepaalt de agenda van deze Kamer, en niet het kabinet. Dat is een. Dan kunnen die keuzes ten aanzien van de fasering van wetsontwerpen namelijk ook gemaakt worden. Ten tweede zal de intentie echt moeten zijn dat we die cumulatie moeten voorkomen. Daar moeten we ook gewoon zelf de hand in eigen boezem steken. Ik noemde al de vertraging door internetconsultaties, maar ook bij evaluaties, die er bijvoorbeeld zijn geweest bij de vbi, het fonds voor gemene rekening of de fbi, hadden we dat natuurlijk kunnen zien aankomen. We moeten daar dus ook zelf naar kijken.
Voorzitter. En dan toch even het voorbeeld van box 2. Het kabinet heeft niet voorgesteld om het tarief in box 2 … Dat is bij amendement gebeurd. Het kabinet heeft wel het volgende gedaan. Het heeft het tarief vorig jaar naar 31% gebracht en naar 24,5% voor het bedrag tot €67.500, met invoering een jaar later. Want ook dat is nog vaak een aspect. Soms heb je het wetgevingstraject wel afgerond, maar duurt het minimaal een jaar om het uitvoeringstechnisch voor elkaar te krijgen. Dat zijn de bekende discussies over de parameters. Hetzelfde geldt eigenlijk voor het tarief van box 3, want we hebben juist bij de Voorjaarsnota aangegeven dat we dat zouden moeten gaan verhogen om één jaar uitstel van de invoering van het nieuwe boxensysteem in 2027 te kunnen dekken. Dat gaat over die 380 miljoen. Als we in deze Kamer het debat daarover hadden gehad, dan hadden we mooi de degens kunnen kruisen daarover.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dat kruisen van degens zullen we blijven doen, en misschien nog wel langer met deze staatssecretaris dan menselijkerwijs … Ik kijk daar overigens positief en negatief naar. Er moet een kabinet komen, maar anders bespreek ik het heel graag met deze bewindsman. De staatssecretaris wijst er terecht op dat de Tweede en de Eerste Kamer eigenlijk niet op die agenda of dat debat zijn ingegaan. Ik heb bij de Voorjaarsnota dit jaar wel gezegd — ik geloof als enige fractie — dat we dat wel moeten doen. U heeft daar ook op gereageerd. Laten we dus met elkaar ook hier in deze Kamer afspreken dat we dat in ieder geval de volgende keer gaan doen.
Ik blijf heel concreet de volgende vraag houden. We hebben die hele lijst van al die andere wetsontwerpen. Het zijn er een stuk of vijftien naast het Belastingplan. We moeten nu niet gaan kijken wat wel en niet had gekund, maar erkent de staatssecretaris dat er een aantal bij zijn die ook in het voorjaar al ingediend hadden kunnen worden, waardoor we die voor de zomer in de Tweede Kamer en wellicht in september in de Eerste Kamer al hadden kunnen afronden? Dan hadden we nu niet met een stapel van duizenden pagina's te dealen.
Staatssecretaris Van Rij:
Helaas kon dat niet, tenzij we hadden gezegd: dan schuift het wetgevingstraject weer op. Laat ik weer een voorbeeld geven. Neem het wetsvoorstel dat ik zojuist noemde, van de vbi of van de fbi. Stel dat de Kamer dan in het voorjaar had aangegeven: "Prachtig dat u die evaluatie zo voortvarend ter hand heeft genomen, mooi dat u een internetconsultatie heeft gedaan, fijn dat u het heeft vertaald in een wetsontwerp, maar dat hoeft wat ons betreft niet op 1 januari 2025 in het Staatsblad te staan, waarbij de invoering dan overigens een jaar later is." Nu is het natuurlijk allemaal ook onderdeel van de dekking geworden. Daarom is het zo belangrijk om bij de behandeling van de Voorjaarsnota ook die fiscalewetgevingsagenda te bespreken, zoals de heer Van Rooijen hier in deze Kamer inderdaad ook bepleit heeft, en om die Voorjaarsnota ook te bezien vanuit de positie van een kabinet dat aan de ene kant het uitgavenkader vastzet, maar aan de andere kant het inkomstenkader in concept al klaar heeft. Dat geeft voor zo'n kabinet dan ook richting om de input van de Tweede en de Eerste Kamer mee te nemen wanneer het in augustus definitief tot besluitvorming aan de inkomstenkant, aan het lastenkader, komt.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Goed dat we het hierover eens zijn. Uw signaal, uw hartenkreet, is dat we het in de Eerste Kamer gaan doen.
Ik heb nog één opmerking. U heeft terecht gezegd dat internetconsultaties en evaluaties van belang zijn. Maar het kan toch niet zo zijn dat de voorstellen daardoor, omdat het moet gebeuren, zo laat komen dat ze onvermijdelijk in het belastingplan of in het belastingpakket worden geplakt? Met andere woorden: de internetconsultatie en de evaluatie mogen er niet toe leiden dat ons budgetrecht in de knel komt, zoals we nu ervaren.
Staatssecretaris Van Rij:
Heel kort. Het voordeel van een internetconsultatie is dat je dan al het wetsontwerp kunt lezen. Je hoeft niet te wachten tot het bij de Eerste Kamer ligt. Sterker nog, het is zelfs superinteressant om het hele traject te volgen. Maar dat is misschien wel een wat stoutmoedig advies.
De voorzitter:
Dank u voor de tip, staatssecretaris! Vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Ik ga naar het tweede blokje, over beleid en uitvoering. Daar is een aantal vragen over gesteld. Het slot van dat blokje betreft de beantwoording van de vragen over de NOB. Mevrouw Moonen heeft verwezen naar het rapport van AEF. Dat gaat met name over de uitvoeringstoetsen. Gelukkig zijn we alweer een stuk verder dan toen dat rapport verscheen, in 2021. We staan aan de vooravond van het jaar 2024. We zien dat we dit keer zelfs ruim 70 uit 74 uitvoeringstoetsen hebben gedaan. Ik kan niet anders dan het volgende constateren. Ik weet nog heel goed dat een van mijn ambtsvoorgangers, de heer Wiebes, begon met een uitvoeringstoets bij belastingwetgeving. Als ik kijk naar waar we toen startten en waar we nu zijn, dan kan ik alleen maar een enorme progressie zien. Zo ervaar ik het zelf ook, als staatssecretaris. Zowel wetgeving en beleid als uitvoering zitten direct aan tafel. Daarin hebben we dus gewoon heel veel meters gemaakt.
Nu is de vraag natuurlijk: wat doe je met die uitvoeringstoetsen? Dan gaat het met name om de gele en de rode vlaggen. De Belastingdienst heeft aangegeven dat het voorstel op die aspecten meer of minder impact heeft. Maar dat wil niet per definitie zeggen dat de maatregel onuitvoerbaar is. Als een maatregel onuitvoerbaar is, komen we niet bij u met een voorstel. Het is overigens niet altijd de Belastingdienst. Het zijn ook andere uitvoerders, zoals gemeenten, die we nodig hebben, bijvoorbeeld bij de energietoeslag. Denk ook aan de Nederlandse Emissieautoriteit en de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland. Voor alles op het gebied van energie, en deels wat betreft klimaat, zijn wij natuurlijk van anderen afhankelijk.
Ik kan dus eigenlijk met enige voorzichtigheid vaststellen dat we op de goede weg zijn en dat het ook steeds beter gaat. Het gevaar — dat is nieuw; dat hebben we ook geschreven — zit juist in de amendementen. Daar is ook naar gevraagd door een aantal. Wat betreft het amendement over de bedrijfsopvolgingsfaciliteit, aangenomen in de Tweede Kamer, komen wij nog met een uitvoeringstoets. Daar ga ik nu niet op vooruitlopen, maar die heeft wel het vlaggetje oranje of, zo u wilt, rood gekregen. Daarin ziet de Belastingdienst dus een risico. Wat wij doen, is in een hele korte tijd een marginale toetsing op dat punt, met uiteraard alle kennis die wij hebben. Maar in een aantal gevallen zal het eindoordeel pas later volgen.
Voorzitter. De heer Holterhues, mevrouw Geerdink, de heer Martens en de heer Baumgarten hadden gevraagd: kan de Belastingdienst dit allemaal wel aan als je met zo'n pakket wetsvoorstellen komt? Het aardige is dat sommige wetsvoorstellen die bijvoorbeeld in internetconsultatie gaan, op het punt van de uitvoering al heel goed zijn bekeken. Dat wil nog niet zeggen dat de definitieve uitvoeringstoets gedaan is. Die is pas op het moment waarop het wetsvoorstel daadwerkelijk naar de ministerraad en daarna naar de Tweede en de Eerste Kamer.
Als het om de ICT-systemen gaat: u krijgt het jaarplan 2024 van de Belastingdienst. U krijgt ook de Stand van de uitvoering. Ik wil er op dit moment in ieder geval drie dingen over zeggen. De ICT was in 2020 een heel groot probleem. Er was sprake van de zogenaamde legacyproblematiek. Al bouwend is er sinds 2022, en wordt er ook in 2024-2026 aan de hand van een meerjarenportfolio gewerkt aan de noodzakelijke modernisering van met name drie grote heffingsketens: de vennootschapsbelasting, de inkomensheffing en de btw. Dat betekent dat grote systeemveranderingen niet voor die tijd kunnen. Dat heb ik eerder, ook in deze Kamer, gezegd. Systeemveranderingen betreffen bijvoorbeeld datgene waarover minister Schouten het terecht had: een volgend kabinet zal, mag ik aannemen, kennisgenomen hebben van de bouwstenennotitie over de inkomensbelasting, van het rapport Toekomst toeslagen waar collega De Vries mee bezig is en van het rapport over het sociaal minimum over een nieuw stelsel.
De Belastingdienst kan in 2027 de eerste grote stelselwijzigingen aan. Ik zal daar straks ook nog iets over zeggen als het gaat over het nieuwe stelsel voor box 3, want daarbij hebben we bepaald niet stilgezeten. Het is aan een volgend kabinet om daar wel of niet iets mee te doen. Ik ben wat dat betreft dus gematigd positief over de inzet en de middelen. Aandachtspunt blijft natuurlijk altijd de arbeidskrapte. Dat is natuurlijk niet uniek voor de Belastingdienst. Desalniettemin wordt de Belastingdienst als het om ICT-werving gaat als een heel interessante partij gezien.
Verder liggen we behoorlijk op koers — dat was ook nog een vraag van mevrouw Moonen — als het gaat om het aantal fte's. Er moeten, gewoon vanwege pensionering, tot 2030 ongeveer 10.000 mensen vervangen worden bij de Belastingdienst. Dit jaar gaat het om naar verwachting 3.400 fte's, terwijl de wervingsdoelstelling 2.500 tot 3.000 was. We blijven dus een attractieve werkgever. Ik ben zeer onder de indruk van wat de betreffende afdeling doet op het punt van werving. Dat gebeurt ook heel innovatief. Op een van mijn werkbezoeken ben ik daar ook geweest. Aandachtspunt blijft wel, maar dat geldt voor iedere organisatie en ieder bedrijf in Nederland: houd je ze vast?
De voorzitter:
Bent u aan het eind van uw blokje?
Staatssecretaris Van Rij:
Nee, nog niet.
De voorzitter:
Dan wil ik mevrouw Geerdink vragen om nog even te wachten, want dat was de werkafspraak die we hadden.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, voorzitter, als ik het over de NOB ga hebben, ben ik aan het einde van mijn blokje.
De heer Martens heeft een vraag gesteld over belastingconstructies, ook naar aanleiding van onze antwoorden over het toepassen van het, zeg ik maar even in fiscale termen, fraus-legisinstrument. Dat houdt in dat de verijdeling van belastingheffing de doorslaggevende beweegreden moet zijn geweest bij het opzetten van een constructie. De rechtspraak heeft dat instrument ontwikkeld. Het staat uiteraard ter beschikking van de Belastingdienst. De bewijspositie is niet altijd even makkelijk. Vorig jaar hebben wij voor het eerst, aan de hand van de inventarisatie in het kader van de ibo vermogensverdeling, goed in kaart gebracht hoe het vermogen in Nederland verdeeld is. Het kabinet heeft zowel op het eerste als het tweede onderdeel initiatieven. Vorig jaar was er die verschuiving van lasten op arbeid naar lasten op vermogen. Daarvoor is onder meer geput uit een aantal voorstellen uit dat rapport. We hebben natuurlijk ook de bedrijfsopvolgingsfaciliteit; dat was een tweede aanbeveling. Daarnaast heeft de Belastingdienst gezegd: wij lopen tegen constructies aan. Die constructies zijn geïnventariseerd. Daar hebben we een meerjarenagenda voor gemaakt. De eerste constructie die we hebben aangepakt, is de beperking van de periodieke giftenaftrek, waar we zo meteen op terugkomen. Dus wij blijven dit jaarlijks doen. Dit betreft niet alleen de vermogens- en de inkomstenbelasting, soms zit het ook op de btw en de overdrachtsbelasting. We sluiten bij belastingconstructies niet onze ogen tot één heffingswet, maar we kijken gewoon in de breedte.
Voorzitter. Dan kom ik op mijn laatste punt van dit blokje. Dat betreft de vraag van mevrouw Bakker-Klein over de NOB. Ik ben hier vorig jaar ook al op ingegaan. Toen heb ik het er met de heer Essers over gehad. De lijn is als volgt: wij maken als kabinet geen onderscheid tussen of het nu de NOB is of het Register Belastingadviseurs. Als er aanvullende punten komen van de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs, na de behandeling door de Tweede Kamer, want daar gaat het om, dan is het toch aan de Kamer zelf om daar de vragen uit te selecteren die relevant worden gevonden om hier te stellen. Zo heb ik het zelf ook gedaan als oud-lid van deze Kamer en overigens ook als oud-voorzitter van de NOB. Ik vond het niet juist om alleen maar te verwijzen naar de NOB, alsof dat het onbezoldigde researchbureau van de Eerste Kamer zou zijn. Je moet ook gewoon zelf je huiswerk doen.
Voorzitter, dat is het antwoord dat ik daarop wil geven.
De voorzitter:
Dank u voor de tweede tip van de dag. Dan geef ik het woord aan mevrouw Geerdink.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Ik neem aan dat de NOB wordt vertegenwoordigd door het CDA. Ik zit met de volgende puzzel. U zegt dat grote systeemveranderingen niet kunnen, zeg ik via de voorzitter. Als er geen grote systeemveranderingen zijn, bent u gematigd positief over het feit dat de Belastingdienst al deze wetsvoorstellen aankan. Nu zit er niet in het pakket, maar wel in datgene waar we volgende week ja of nee tegen zeggen, een totaal nieuwe wet, voor een totaal nieuwe belasting, namelijk voor een minimum van 15%, en dat is een zeer complexe wet. Ik neem aan dat u dat als een systeemverandering ziet. Dat is de vraag.
Staatssecretaris Van Rij:
Daar kan ik natuurlijk antwoord op geven. Daar zijn we wel op voorbereid. Wij zagen de OESO-wetgeving natuurlijk al aankomen. Dank voor deze vraag. Laten we ook het positieve benadrukken. Het ministerie van Financiën en de Belastingdienst van Nederland zaten al in Brussel aan tafel toen die ontwerprichtlijn werd gemaakt. Ik weet nog heel goed dat ik bij een van eerste vergaderingen, toen ik net staatssecretaris was, best onder de indruk was toen het over dit onderwerp ging. We gaan het er straks nog inhoudelijk over hebben, maar er zaten zestien ambtenaren aan tafel; zowel wetgevingstechnisch als vanuit de Belastingdienst. Ik bedoelde het volgende met systeemwijzigingen. Als u een systeemwijziging wilt in de inkomstenbelasting, de vennootschapsbelasting of de omzetbelasting, dan lukt dat niet voor 2027. Maar hier zijn we prima op voorbereid.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Ik heb hier aandacht voor gevraagd maar u gaat er vast nog op terugkomen bij de behandeling van dat wetsvoorstel. Als er aanpassingen nodig zijn in het kader van de vennootschapsbelasting, dan hoop ik dat dat past in het gehele systeem dat u nu met die minimumwinstbelasting hebt voorbereid. Als gevolg daarvan zal ook onze vennootschapsbelasting enige aanpassing nodig hebben. Dit is wel aan elkaar gekoppeld, zeg ik namens mijn fractie. Kunt u zeggen dat u daarop voorbereid bent, in het kader van deze afweging?
Staatssecretaris Van Rij:
Er zitten een aantal elementen aan. Een is de wetgevingskant. Ten aanzien van de wetgeving hebben we een uitstekend team. Dan hebben we de uitvoering door de Belastingdienst zelf. En dan hebben we de ICT, die natuurlijk altijd kwetsbaar is geweest vanwege de legacyproblematiek. We hebben twaalf, dertien jaar lang verzuimd om op tijd de ICT-systemen te moderniseren. Dat gebeurt nu wel. Terug naar uw vraag, en dan spits ik hem toe op het kwetsbaarste element en dat is toch de ICT, al zullen er uiteraard ook mensen geworven moeten worden voor de uitvoering van dit stukje wetgeving. Het antwoord is: ja, de ICT is hierop voorbereid, maar het blijft een bouwwerk. We hebben het met box 3 gezien. Er hoeft zich maar één grote onverwachte gebeurtenis voor te doen — u heeft ook vragen gesteld over box 3, daar kom ik straks nog op terug — en dan kan het zomaar zijn dat capaciteit moet worden weggetrokken aan de ICT-kant. Dan moet je prioriteren. Eén ding is zeker: die minimumbelasting staat hoog in de prioriteit. Maar ingeval van zo'n event, of dat nou een black swan is of dat je het risico hebt zien aankomen, zul je moeten schuiven in je bestaande ICT-capaciteit.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw Geerdink.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dank voor dit antwoord, maar het is niet helemaal een antwoord op de vraag die ik gesteld had. Ik vroeg: stel dat de vennootschapsbelasting moet worden aangepast, omdat we de wet minimumbelasting 2024 gaan invoeren. Is dat dan in het belang van het Nederlands vestigingsklimaat? Hoort het, als dat eventueel aan de orde is, gewoon erbij of is het iets wat niet kan omdat de Belastingdienst het niet aankan?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik verzet mij altijd een beetje tegen "de Belastingdienst kan het niet aan". Ik wil dat hier toch nog een keer gezegd hebben: de Belastingdienst kan ongelofelijk veel aan. Die haalt 403 miljard per jaar binnen. Dat is meer dan 1,1 miljard per dag, met ICT-systemen die gewoon draaien. Ik wil een beetje van dat beeld af. Ik wil het weer terugbrengen tot de vraag, en de vraag is heel terecht. De vraag is namelijk: stel dat er nieuwe wetgeving komt om — ik vertaal of parafraseer het — het Nederlandse vestigingsklimaat te verbeteren, blijkt dat dan onmogelijk omdat als argument gegeven wordt "ja, maar we hebben de wet op de minimumbelasting"? Dat hangt er natuurlijk helemaal vanaf wat die voorstellen zijn. Als het parameters zijn, dan kan er heel veel. Dat kan ook heel goed bij verbetering van het Nederlandse vestigingsklimaat. Als het om een totaal nieuw instrument gaat — ik kom later terug op de vraag van mevrouw Geerdink over de tax credits, ook getriggerd door de wet op de minimumbelasting — dan zal je dat in de planning moeten opnemen en dan kan het soms ook ten koste gaan van iets anders. Maar dat zijn keuzes die dan gemaakt moeten worden.
De voorzitter:
De heer Baumgarten was eerst.
De heer Baumgarten i (JA21):
Ik hoor de staatssecretaris de rode vlag bijna letterlijk hijsen — of we hem nu donkeroranje noemen en vervolgens rood — over het amendement Van Dijk/Erkens inzake de BOR. Ik zou van de staatssecretaris heel concreet willen weten welke maatregelen er genomen worden om uitvoering te geven aan dat amendement.
Staatssecretaris Van Rij:
Daar kan ik heel kort over zijn. Daar ga ik nu niet op vooruitlopen. Ik heb gezegd dat er een uitvoeringstoets komt. Als die er is, dan ... En nogmaals, ik heb gezegd: als een vlag rood is, wil dat nog niet zeggen dat het niet kan; dan is er een risico geflagged. Ik kom daarop terug op het moment dat we de uitvoeringstoets hebben.
De heer Baumgarten (JA21):
Mijn vervolgvraag aan de staatssecretaris: wanneer verwacht u de uitkomst van die uitvoeringstoets?
Staatssecretaris Van Rij:
Daar heb ik uiteraard naar geïnformeerd. Dat zou rond maart moeten zijn.
De heer Baumgarten (JA21):
Dan weet ik voldoende, dank u wel.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
U triggert mij toch met uw opmerking dat de Eerste Kamer haar huiswerk moet maken. Dat is een beetje alsof een leraar van de middelbare school, als je een vraag stelt, zegt: je hebt je huiswerk niet goed gedaan. Ik heb het idee dat we met rond de 6.000 pagina's belastingwetgeving ons huiswerk zo goed als mogelijk gedaan hebben. Als we dan een vraag stellen over wat we tegenkomen, namelijk dat de NOB een aantal heel reële vragen stelt waar geen antwoord op is gegeven, dan is mijn tegenvraag aan u: wat is er het probleem mee die vragen gewoon te beantwoorden?
Staatssecretaris Van Rij:
Nogmaals, hier staat een oud-voorzitter van de NOB en een oud-lid van de Eerste Kamer. Nu ben ik staatssecretaris. De NOB is een zeer gerespecteerde beroepsorganisatie. Als die met een bepaalde brief naar de Eerste Kamer komt, dan kijkt de betreffende parlementariër toch naar de verschillende punten die de NOB aanvoert? Dat is overigens ook in de Tweede Kamer helemaal geen discussie. En dat wil toch niet zeggen dat alles integraal overgenomen moet worden? Het is toch niet van: kabinet, wilt u even antwoord geven op alle vragen van de NOB? Ja, dan moeten we dat ook doen bij het Register Belastingadviseurs. Ja, waarom niet? Anders gaan we met twee maten meten. Of wat als het NIVRA komt? Maar we moeten toch ook een zekere onafhankelijkheid daarin hebben? Dat bedoelde ik. Ik bedoelde niet te zeggen dat u uw huiswerk niet doet, maar dat stukje huiswerk hoort wel bij het parlementaire werk. Al die vragen zijn technisch natuurlijk heel relevant, maar soms zijn die ook in een eerder stadium al aan de orde gekomen. De NOB zit al heel vroeg aan tafel bij internetconsultaties et cetera. Zo was het dus bedoeld. Het was niet schofferend bedoeld. Ik zei het meer omdat ik ook uit eigen ervaring spreek en verschillende petten op heb gehad.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
We hebben vele tientallen mails gekregen van allerlei belangenorganisaties, zo van: wilt u dit vragen, wilt u dat vragen? Ik kan mij dan voorstellen dat u daar een weging in maakt en daarin een zekere neutraliteit kiest. Maar in dit geval gaat het om een zeer gerenommeerde organisatie, zoals u al zei, die ook verantwoordelijk is voor goede uitvoering van wetgeving. Maar uit uw antwoord begrijp ik dat u van ons verwacht dat we die vragen voor een volgende keer allemaal nog een keer stellen en dat we dan wel antwoord krijgen. We weten dus wat ons nu te doen staat.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, dat was mijn tweede blokje.
De voorzitter:
Dat was het tweede blokje en het is 12.30 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering tot 13.30 uur.
De vergadering wordt van 12.31 uur tot 13.33 uur geschorst.
Voorzitter: Bruijn
Aan de orde is het afscheid van de oud-Eerste Kamerleden Faber-van de Klashorst (PVV) en Van Dijk (SGP).
De voorzitter:
Collega's. Wij nemen vandaag afscheid van de heer Van Dijk en mevrouw Faber-van de Klashorst, omdat zij tot lid zijn gekozen van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. We plachten te spreken over "de overkant", maar dat heeft op dit moment een meer figuurlijke betekenis.
Lidmaatschap van beide Kamers tegelijkertijd is niet toegestaan op grond van artikel 57 van de Grondwet. Beide leden hebben om die reden hun ontslag ingediend als lid van deze Kamer — dat was de keuze — en zijn inmiddels geïnstalleerd als lid van de Tweede Kamer.
Meneer Van Dijk.
Als wij u het spreekgestoelte zagen bestijgen, konden we erop rekenen dat u met een raak citaat of met een nog treffender oneliner uw bijdrage zou openen. Dat was eigenlijk steevast het geval. Een enkele keer sloot u juist af met een opvallende uitspraak. Zo eindigde uw stemverklaring bij een motie tegen stierenvechten in het Spaans met "Olé!"
(Hilariteit)
De voorzitter:
Wij kunnen ons dat allemaal nog herinneren. En u citeerde tijdens de afgelopen Algemene Europese Beschouwingen zowel Erik of het klein insectenboek van Godfried Bomans als Leonardo da Vinci.
Als lid van een kleine fractie was u uiteraard woordvoerder op veel onderwerpen, maar uw inbrengen op de terreinen justitie en veiligheid sprongen er wel uit. In het debat over de staat van de rechtsstaat sprak u over het belang van het christendom én over de scheiding van kerk en staat. U toonde zich een inhoudelijk sterk en vasthoudend Kamerlid, standvastig in uw mening, maar altijd met een open oog voor de argumenten van de ander. En met humor. U gebruikte onderkoelde humor overigens altijd ter ondersteuning en nooit ter ondermijning van uw standpunten; dat komt namelijk ook voor. Dat zou contraproductief werken. Het was uw retorische kracht om ernst en luim te combineren in debatten over zaken die voor u en uw partij van fundamentele waarde zijn.
In 2018 vierde de SGP dat zij 100 jaar eerder was opgericht. U refereerde daaraan toen u sprak in een debat over een initiatiefwetsvoorstel van uw partijgenoot Kees van der Staaij. Dat voorstel was namelijk op weg om een van de langstdurende wetgevingstrajecten ooit — 13 jaar — door te maken. In uw woorden: "Voor de meeste SGP-standpunten geldt dat we daar al meer dan 100 jaar aan trekken. Dit wetsvoorstel noemen wij binnen onze partij een bliksemactie."
(Hilariteit)
De voorzitter:
En zo is alles relatief.
Op de SGP-fractiekamer staat een schaakbord, waarop u speelde tegen uw fractievoorzitter. Ik heb zelf ooit een zet mogen doen, maar ik stond meteen schaakmat. In die denksport duren partijen soms ook veel langer dan bij de gemiddelde veldsport. Net zoals sommige debatten. Schaakgrootmeester Kasparov zei eens: "Schaken is het leven in het klein. Schaken is worstelen, schaken is vechten." Dat is natuurlijk net zo in de politiek.
Mevrouw Faber.
Vorige week zat u nog op deze plek op het rostrum als mijn vervanger. U zei toen voor aanvang tegen de Griffier dat u nog één keer ging vlammen, in deze Kamer neem ik aan. En precies dat is wat u de afgelopen twaalfeneenhalf jaar als lid van de Eerste Kamer eigenlijk altijd deed: vlammen. De ene keer genoot de rest van de Kamer daar wat meer van dan de andere keer.
(Hilariteit)
De voorzitter:
Zo werd er hardop gelachen toen u tijdens uw laatste plenaire bijdrage — dat was twee weken geleden — zei dat het niet uw maidenspeech was, maar uw "oudewijvenspeech".
Op andere momenten vormde zich een rij bij de interruptiemicrofoon als leden het niet eens waren met uw woorden of, beter gezegd, uw woordkeus. Ik heb daar zelf ook weleens iets van gezegd. Niet altijd werden we het eens — u en ik — maar wat ik altijd zeer heb gewaardeerd, is dat onze onderlinge relatie er totaal niet onder heeft geleden. Het kenmerkt uw professionaliteit.
U heeft natuurlijk wel uw maidenspeech gehouden: op 13 december 2011, om precies te zijn, op één dag na twaalf jaar geleden. Uw maidenspeech hield u bij het initiatiefvoorstel-Thieme over verplichte bedwelming bij ritueel slachten. Aan het maandblad Kamerbode vertelde u hoe u zich had voorbereid. Ik citeer: "In het begin is het vooral inlezen en wetenschappelijke rapporten doorspitten. En daarna is het een kwestie van schrijven en aanscherpen."
Dat typeert uw manier van werken: altijd tot in de puntjes voorbereid en tot de tanden toe bewapend met rapporten en feiten. Overigens sprak u in uw maidenspeech steun uit voor het voorstel, omdat u als slagersdochter van dichtbij het leed had gezien dat dieren wordt aangedaan bij onverdoofd slachten en, zoals u zei, "dit gezien de voorhanden zijnde technieken niet meer van deze tijd is".
U diende de afgelopen jaren veel moties in, waarvan een aantal met succes. Het resultaat van één motie wil ik vandaag niet onvermeld laten, vooral ook omdat dat bijzonder zichtbaar is, namelijk de komst van de Nederlandse vlag in deze zaal. En bij de driekleur is het niet gebleven. Dat is dus indirect ook aan u te danken.
(Hilariteit)
De voorzitter:
In 2014 werd u voorzitter van de PVV-fractie en nam u in die hoedanigheid deel aan de Algemene Politieke Beschouwingen. Vorig jaar deed u dat — naar wij nu weten — voor het laatst. Als ik uw inbrengen van die acht jaar teruglees, valt mij uw retoriek op. Die is in al die jaren even consequent als controversieel. Dat belooft wat aan de overkant. Wij wensen de nieuwe Voorzitter alvast sterkte!
(Hilariteit)
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber, wil ik nog graag dit kwijt: mijn speech klopt!
Beste Marjolein en Diederik,
Ik wens jullie — ik weet zeker dat ik namens alle collega's hier en alle medewerkers van de Griffie spreek — alle goeds toe in de Tweede Kamer.
Ik zal de leden zo dadelijk de gelegenheid geven om afscheid van jullie te nemen nadat jullie opvolgers, de heer Van Kesteren en de heer De Vries, geïnstalleerd zijn. Maar voor nu graag al een applausje voor jullie allebei.
(Applaus)
Aan de orde is de beëdiging van de heer A.J.M. van Kesteren (PVV) en de heer M.J. de Vries (SGP).
De voorzitter:
Dan is aan de orde de installatie van de heer A.J.M. van Kesteren en de heer M.J. de Vries.
Ik deel aan de Kamer mede dat door mij zijn benoemd tot leden van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de benoemde leden der Kamer de heer A.J.M. van Kesteren en de heer M.J. de Vries: de heer H.J.J. Talsma als voorzitter, mevrouw K. van Bijsterveld als lid en mevrouw H.W. Vogels eveneens als lid.
Ik deel aan de Kamer mede dat de ingekomen missives van de voorzitter van het centraal stembureau en de geloofsbrieven van de heer A.J.M. van Kesteren en de heer M.J. de Vries in handen zijn gesteld van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven.
Het is mij gebleken dat de commissie haar taak reeds heeft verricht. Ik geef derhalve het woord aan de heer Talsma, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de geloofsbrieven van de heer A.J.M. van Kesteren en de heer M.J. de Vries, tot het uitbrengen van rapport.
De heer Talsma (voorzitter van de commissie):
Dank u zeer, voorzitter. De commissie die de geloofsbrieven van de benoemde leden van de Kamer heeft onderzocht, heeft de eer te rapporteren dat de geloofsbrieven en de daarbij ingevolge de Kieswet overgelegde bescheiden van de volgende personen in orde zijn bevonden. Allereerst de heer A.J.M. van Kesteren te Groningen, en de heer M.J. de Vries te Papendrecht. Het rapport van de commissie is neergelegd ter Griffie ter inzage voor de leden.
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank de heer Talsma voor het uitbrengen van rapport en de commissie voor het verrichten van haar taak. Ik stel aan de Kamer voor het advies van de commissie te volgen en het volledige rapport in de Handelingen te doen opnemen. Kan de Kamer zich hiermee verenigen? Dat is het geval.
Daartoe wordt besloten.
(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)
De voorzitter:
Ik verzoek de Griffier de heer Van Kesteren en de heer De Vries binnen te leiden. Ik verzoek alle leden te gaan staan.
(De heer Van Kesteren en de heer De Vries worden binnengeleid door de Griffier.)
De voorzitter:
Ik lees allereerst het formulier voor. Als uw naam wordt genoemd, wilt u dan de eed afleggen.
"Ik zweer, dat ik, om tot lid van de Staten-Generaal te worden benoemd, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd.
Ik zweer, dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen.
Ik zweer trouw aan de Koning, aan het Statuut voor het Koninkrijk en aan de Grondwet.
Ik zweer dat ik de plichten die mijn ambt mij oplegt getrouw zal vervullen."
U steekt uw wijs- en middelvinger van uw rechterhand aaneengesloten omhoog en zegt daarop "Zo waarlijk helpe mij God almachtig".
Meneer Van Kesteren.
De heer Van Kesteren (PVV):
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De voorzitter:
Meneer De Vries.
De heer De Vries i (SGP):
Zo waarlijk helpe mij God almachtig.
De voorzitter:
Ik wens u beiden van harte geluk met uw benoeming en installatie en verzoek u de presentielijst te tekenen.
Ik schors de vergadering zo dadelijk voor een kort ogenblik, zodat de collega's u kunnen feliciteren, maar niet dan nadat ik u als eerste heb gefeliciteerd. Wij kunnen dan ook afscheid nemen van mevrouw Faber en de heer Van Dijk. Ik nodig de collega's uit dat ook te doen.
Ik verzoek de heer Van Kesteren, de heer De Vries, mevrouw Faber en de heer Van Dijk zich op te stellen voor het rostrum.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
De ingekomen stukken staan op een lijst die in de zaal ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.
Ingekomen is een beschikking van de Voorzitters van de Eerste en de Tweede Kamer der Staten-Generaal, houdende aanwijzing van het Tweede Kamerlid Boswijk tot plaatsvervangend lid van de Parlementaire Assemblee van de NAVO, het Eerste Kamerlid Karimi tot lid van de Parlementaire Assemblee van de OVSE en de Eerste Kamerleden Dittrich en Van Toorenburg tot plaatsvervangend lid van de Parlementaire Assemblee van de OVSE, en de Eerste Kamerleden Talsma en Bovens tot lid van de Benelux Interparlementaire Assemblee.
In verband met het vertrek van de heer Van Dijk heb ik op verzoek van de SGP-fractie op grond van artikel 30 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer het lid Schalk aangewezen als lid van:
-
-de commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad;
-
-de commissie voor Justitie en Veiligheid.
Ik heb het lid De Vries aangewezen als lid van:
-
-de commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking;
-
-de commissie voor Europese Zaken;
-
-de commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving;
-
-de commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit;
-
-de commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
-
-de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
We wensen de heer De Vries veel succes.
Op verzoek van de BBB-fractie heb ik op grond van artikel 30 van het Reglement van Orde van de Eerste Kamer het lid Kemperman aangewezen als lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken.
In verband met het vertrek van mevrouw Faber heb ik ingevolge artikel 31 van het Reglement van Orde het lid Van Hattem benoemd tot voorzitter van de vaste commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad.
Stemming motie Radarstation Herwijnen
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de interpellatie-Janssen over de voortgang van de procedure voor het radarstation in Herwijnen,
te weten:
-
-de motie-Janssen c.s. over het niet starten van de vergunningprocedure voor de plaatsing van een radar in Herwijnen (31936, letter AN).
(Zie vergadering van 5 december 2023.)
De voorzitter:
Thans zijn aan de orde de stemmingen. Ik heet de minister voor Klimaat en Energie, die namens de regering bij de stemmingen aanwezig is, nogmaals welkom.
Hebben voldoende leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.
We stemmen allereerst over de motie 31936, letters AN, de motie van het lid Janssen c.s. over het niet starten van de vergunningprocedure voor de plaatsing van een radar in Herwijnen. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt de motie-Janssen c.s. (31936, letter AN).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, de PVV, het CDA, FVD, Volt, de PvdD, de SP, de ChristenUnie, BBB en 50PLUS voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van JA21 en de VVD ertegen, zodat zij is aanvaard.
Stemming Wijzigingswet Huisvestingswet 2014
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014 (36190).
(Zie vergadering van 5 december 2023.)
De voorzitter:
Dan stemmen we over het wetsvoorstel 36190, Wijziging van de Huisvestingswet 2014 naar aanleiding van de evaluatie van de herziene Huisvestingswet 2014. Wenst een van de leden een stemverklaring over het wetsvoorstel af te leggen? De heer Kemperman namens de BBB-fractie.
De heer Kemperman i (BBB):
Voorzitter. Deze wet is naar de mening van de BBB-fractie goed bedoeld maar slecht uitvoerbaar, verhoogt de regeldruk en beperkt de vrije vestiging en maakt daarnaast inbreuk op het gelijkheidsbeginsel. De fractie van de BBB gunt iedereen een betaalbare woning en staat voor leefbaarheid in steden, dorpen en wijken, maar laat in dit geval voorrang voor sociaal en economisch gebonden eigen inwoners zwaarder wegen dan alle bezwaren. De fractie van de BBB zal daarom voor deze wet stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kemperman. Wenst een van de andere leden nog een stemverklaring over dit wetsvoorstel af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, JA21, de VVD, de PvdD, de ChristenUnie, BBB en 50PLUS voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en de SP ertegen, zodat het is aanvaard.
Stemming Begrotingen Financiën en Nationale Schuld 2024
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024 (36410-IX).
De voorzitter:
Dan stemmen wij over het wetsvoorstel 36410-IX, Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën en de begrotingsstaat van Nationale Schuld voor het jaar 2024. Wenst een van de leden een stemverklaring over het wetsvoorstel af te leggen? Ja, de heer Baumgarten van JA21. Gaat uw gang.
De heer Baumgarten i (JA21):
Dank u wel, meneer de voorzitter. Mijn fractie voorziet dat het expansieve budgettaire beleid van de regering de houdbaarheid van de overheidsfinanciën op termijn ernstig onder druk zal zetten. De minister van Financiën ziet dat overigens zelf ook, want tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen gaf ze toe dat een missionair kabinet ingegrepen zou hebben in de rijksbegroting. Door dat nu niet te doen ontloopt het kabinet, demissionair of niet, zijn verantwoordelijkheid en laat het dientengevolge de staatsschuld oplopen, naar ons inziens onaanvaardbare niveaus. Omdat mijn fractie toekomstige generaties niet wil opzadelen met een onhoudbare schuldenlast, zal mijn fractie tegen de begrotingsstaten van Financiën en Nationale Schuld voor 2024 stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Baumgarten. Wenst een van de andere leden nog een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan. Ik zie dat de heer Koffeman nog even overleg heeft in zijn fractie.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, de PVV, het CDA, Volt, de VVD, de SP, de ChristenUnie, BBB en 50PLUS voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van FVD, JA21 en de PvdD ertegen, zodat het is aanvaard.
Stemming Wijziging begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36350-XVII).
De voorzitter:
Dan stemmen wij over wetsvoorstel 36350-XVII, Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2023. Dat is de wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota. Wenst een van de leden een stemverklaring over het wetsvoorstel af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, de SGP, D66, het CDA, JA21, de VVD, de ChristenUnie, BBB en 50PLUS voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van GroenLinks-PvdA, de PVV, FVD, Volt, de PvdD en de SP ertegen, zodat het is aanvaard.
Stemming Wijziging begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2023
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2023 (wijziging samenhangende met Miljoenennota) (36435-XVII).
De voorzitter:
Ten slotte stemmen wij over het wetsvoorstel 36435-XVII, Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking voor het jaar 2023. Dat is de wijziging samenhangende met de Miljoenennota. Wenst een van de leden een stemverklaring over het wetsvoorstel af te leggen? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan.
In stemming komt het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van OPNL, GroenLinks-PvdA, de SGP, D66, het CDA, Volt, de VVD, de PvdD, de SP, de ChristenUnie, BBB en 50PLUS voor dit wetsvoorstel hebben gestemd en de leden van de fracties van de PVV, FVD en JA21 ertegen, zodat het is aanvaard.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de stemmingen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024) (36418);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024) (36419);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024) (36420);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024) (36421);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot aanpassing van de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling) (36422);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling) (36423);
-
-het wetsvoorstel Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort) (36424);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen) (36425);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw) (36426);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm) (36427);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting) (36428);
-
-het wetsvoorstel Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag) (36429);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon (36430);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning (36431);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit) (36432);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2024) (36342);
-
-het wetsvoorstel Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting 2024) (36369).
De voorzitter:
We hebben afgesproken dat in het restant van deze eerste termijn van de regering iedere woordvoerder maximaal één keer een interruptie pleegt. Die kan bestaan uit drie vragen. Om de leden te helpen het moment daartoe te bepalen, verzoek ik de staatssecretaris om nog even de blokjes te noemen die hij nu nog gaat behandelen. Ik verzoek hem natuurlijk ook om dat, zoals altijd, zeer beknopt en doeltreffend te gaan uitvoeren.
De beraadslaging wordt hervat.
Staatssecretaris Van Rij i:
Dank, voorzitter. Het eerste blok is het blok Belastingplan. Het laatste onderwerp daarin is accijns stookolie. Dan een heel kort blokje Belastingplan BES. Dan het blokje overige fiscale maatregelen, het blokje BOR, het blokje fbi, vbi en fonds voor gemene rekening. Dan het blokje WOZ, het blokje Fraude Signalering Voorziening en daarna nog twee blokjes die wat uitgebreider zijn: het blok Wet minimumbelasting pijler 2 en het blokje varia, miscellaneous.
De voorzitter:
Dat is meestal het belangrijkste blokje. We hebben afgesproken dat iedere woordvoerder maximaal nog één interruptie heeft voor het restant van deze termijn.
Staatssecretaris Van Rij:
Dank u wel, voorzitter. Dan begin ik met het blokje Belastingplan, met de vraag van de heer Van Apeldoorn over de belastingdruk hoogste inkomens. Ik heb al in mijn schriftelijke antwoord aan hem aangegeven dat er bedenkingen zijn bij de conclusies die de heer Van Apeldoorn trekt. De vraag is toch hoe je inkomensbegrippen definieert. Om een lang verhaal kort te maken: wij hebben het Centraal Planbureau gevraagd om een vervolgonderzoek, omdat wij in het bijzonder ook meer duidelijkheid willen hebben over de vraag hoe het Centraal Planbureau het in zijn berekeningen meeneemt als een directeur-aanmerkelijkbelanghouder reserves heeft in een bv. Wordt dat vermogen dan in één keer privé toegerekend? Wordt er dan ook rekening gehouden met de belastinglatentie? Als het Centraal Planbureau zijn vervolgonderzoek heeft gedaan, komen wij daar graag op terug.
De voorzitter:
Ik begrijp dat de heer Van Apeldoorn zijn beurt nu al wil gebruiken.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dat is correct. En dan heb ik nog elf minuten voor de tweede termijn. Het is mooi dat er een vervolgonderzoek komt. Dat ondersteunt mijn fractie uiteraard, want wij hebben graag de feiten boven tafel en de meest recente cijfers. Even voor de goede orde. De staatssecretaris zegt "wij zijn het niet eens met de conclusie die de heer Van Apeldoorn trekt". De heer Van Apeldoorn heeft geen conclusie getrokken, maar het CPB-rapport van maart 2022 geciteerd, waarin staat dat de gemiddelde belasting- en premiedruk voor de 1% rijkste huishoudens aanzienlijk lager is dan voor de rest van de Nederlanders. Dat staat in het rapport van het CPB, toch ook voor de regering altijd een autoriteit, dacht ik. De staatssecretaris zegt dat het om 2016 gaat en dat het voor andere jaren anders zou kunnen zijn. Maar nogmaals: de conclusie die ik heb getrokken, is gewoon een citaat uit een CPB-rapport. Dat wou ik even tegen de staatssecretaris zeggen. Dat zijn wel de feiten die er nu liggen. Is de staatssecretaris dat met mij eens?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik kan natuurlijk niet in twijfel trekken dat de heer Van Apeldoorn de conclusies van het Centraal Planbureau heeft aangehaald en geciteerd. Maar wij zijn het niet eens met een aanname in dat rapport. Daarover hebben wij het gesprek geopend met het Centraal Planbureau. Dat is het punt dat ik zojuist heb gemaakt. Het is overigens ook het punt dat u terug kunt lezen in de kabinetsappreciatie van het evaluatierapport van het Centraal Planbureau over de bedrijfsopvolgingsregeling. Daar gingen ze van dezelfde aanname uit.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Daar moeten we dan inhoudelijk maar een andere keer het debat over vervolgen, als ook de vervolgstudie er ligt en het kabinet daar dan weer op heeft gereageerd. Misschien vindt de staatssecretaris het speculatief, maar als je de aannames verandert en kijkt naar meer recente data, is het dan volgens de staatssecretaris waarschijnlijk dat we ineens wel een progressief belastingstelsel hebben? Het is nogal een verschil dat het CPB constateert: de allerrijksten betalen tot bijna de helft van de gemiddelde belastingdruk. Zou het er dan ineens totaal anders uitzien? Is dat waarschijnlijk?
Staatssecretaris Van Rij:
Als het goed is, kom ik zo vrij specifiek terug op deze vraag, met name als het om vermogen in box 2 gaat, naar aanleiding van het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen. In box 2 zit verreweg het grootste deel van het vermogen van ondernemend Nederland. U zult zien dat de gemiddelde belastingdruk in box 2 heel hoog is. Dat kunt u overigens ook in de nota van antwoord lezen. Ik kom er straks graag nog even op terug.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Apeldoorn.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ja, tot slot. Er zijn misschien ook allerlei constructies om daar onderuit te komen. We zullen het zien; het debat wordt vervolgd. Ik heb nog wel een concrete vraag. We zien die vervolgstudie graag tegemoet. Wanneer kunnen we die verwachten? Kan de staatssecretaris daar een toezegging over doen?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is in handen van het Centraal Planbureau. Ik wil nog wel even navragen wat de inschattingen zijn, maar ik kan natuurlijk niet namens het Centraal Planbureau spreken. Volgens mij heeft het wel behoorlijke prioriteit gekregen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, voorzitter. Dan is er ook nog een vraag gesteld door de heer Schalk over een prikkel om iedereen de arbeidsmarkt op te jagen. Het gaat dan met name over de arbeidskorting. Wij hebben natuurlijk krapte op de arbeidsmarkt. Dat zien we zelf ook in de publieke sector, in onderwijs, gezondheidszorg. Hierbij behoren arbeidsparticipatiestimulerende maatregelen, zoals het aanbieden van betaalbare kinderopvang. Collega Van Gennip is hiermee aan de slag. Zij heeft de Kamers er ook over geïnformeerd. Het was de bedoeling om nog deze kabinetsperiode de kinderopvangtoeslag af te schaffen. Dat is niet gelukt. Zij heeft de Kamer geïnformeerd dat het op zijn vroegst in 2027 kan. Daar wil ik het wat deze vraag betreft eigenlijk even bij laten. Om helemaal compleet te zijn: wij hebben uiteraard oog voor het feit dat niet iedereen op de arbeidsmarkt actief kan zijn. Afhankelijk van de keuzen die vrijwillig of onvrijwillig gemaakt worden, is er natuurlijk ook niet-betaald werk in de huishoudens.
Voorzitter. Ik ga over naar de vraag van de heer Van Rooijen. Hij zei dat het kabinet de ambitie heeft om maatschappelijke problemen aan te pakken, ook op fiscaal terrein met de inzet van fiscale instrumenten, zoals bij klimaat, en met vereenvoudiging van het belastingstelsel. Daarnaast heeft hij natuurlijk ook gesproken over de inflatiecorrectie en de op- en afbouwpercentages van de heffingskortingen. Ik was erg onder de indruk van het doorwrochte betoog dat de heer Van Rooijen hield. Collega Schouten is natuurlijk al ingegaan op het punt van de inzet van de instrumenten en de keuzes die het kabinet daarin gemaakt heeft. Dat hoef ik niet te herhalen; ik kan het uiteraard alleen maar onderschrijven.
Meerdere sprekers vroegen naar de vereenvoudiging. Dit kabinet heeft op dat punt niet stilgezeten. Het is voor het eerst dat er een inventarisatie is gemaakt van alle fiscale regelingen. Die is gepubliceerd op 7 juli van dit jaar, de dag van de val van het kabinet. Het is een vrij volledige ambtelijke inventarisatie. Er is 150 miljard gemoeid met die fiscale regelingen. Dat loopt op naar dit jaar 160 miljard. De ene is wat groter en ingewikkelder om aan te pakken dan de andere, maar het gaat natuurlijk om de vraag: is het doelmatig, is het doeltreffend? Het kabinet heeft niet alleen een start gemaakt met die inventarisatie, maar ook met het op ordentelijke wijze omgaan met geëvalueerde fiscale regelingen. Als ze negatief geëvalueerd zijn, als ze ondoelmatig of ondoeltreffend zijn, dan betekent dat óf afschaffen óf versoberen óf de betreffende bewindspersoon moet met zeer overtuigende argumenten komen om het fiscale instrument te handhaven. Ik verwijs naar de hele procedure rondom de BOR, waar we dat allemaal stuk voor stuk zo hebben gedaan. De evaluatie werd gedaan door het Centraal Planbureau. Het was ondoelmatig. Het kabinet was het er niet mee eens om het af te schaffen. We hebben daar een kabinetsappreciatie op gegeven. Vervolgens hebben we de Kamers daar in verschillende brieven over geïnformeerd. Nu ligt er een stuk wetgeving voor die overigens in de Tweede Kamer is geamendeerd.
De heer Van Rooijen heeft natuurlijk gelijk. Als we op dit moment iets willen, moeten we aan de bestaande knoppen draaien. Minister Schouten heeft dat ook al aangegeven. Daar zit een bepaalde tegenstrijdigheid in. De knoppen waar we aan draaien om gerichte lastenverlichting te doen, leiden dan weer wel tot een tijdelijke of blijvende verhoging van de marginale druk. Dat kun je pas echt veranderen als je de inkomstenbelasting vrij fundamenteel tegen het licht houdt. Minister Schouten heeft daar ook al naar verwezen. Dat kan nooit zonder ook naar het toeslagenstelsel te kijken. Collega De Vries is daarmee bezig. Die zal begin volgend jaar met een document daarover komen. Er is al eerder verwezen, ook door minister Schouten, naar de bouwstenennotitie. Dat is overigens een onafhankelijke ambtelijke commissie. Daar zit ik niet te sturen. Integendeel. Ik weet op dit moment ook nog niet waar ze mee bezig zijn. Ik zal tussentijds wel door de voorzitter worden geïnformeerd. Maar ook dat document zal begin volgend jaar ter beschikking zijn, naast het rapport over het sociaal minimum.
Voorzitter. Dan ga ik over naar de vraag van de heer Van Apeldoorn. Waarom is het kabinet zo voorzichtig met progressieve maatregelen, zoals een miljonairstaks? Ik mag verwijzen naar het levendige debat dat ik vorig jaar met de heer Van Apeldoorn heb gehad. Toen zijn wij, overigens als kabinet, naar aanleiding van de ibo vermogensverdeling met voorstellen gekomen om de lasten van arbeid met 5 miljard te verlagen en de lasten op vermogen, met name in box 2 en box 3, met 5 miljard te verhogen. Dat is een eerste stap.
De tweede stap is de BOR. Dat was ook een aanbeveling in dat ibo-rapport. Uiteindelijk is het uiteraard aan de Kamers of je de BOR wel of niet afschaft. Verder hebben ze nog een heel traject aan voorstellen gedaan, waaronder onder meer de schenk- en erfbelasting. Dit kabinet is demissionair en gaat daar niet meer mee aan de slag.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Komt de staatssecretaris nog terug op de inflatiecorrectie en de beperking daarvan? Of moet ik daar nu op reageren, omdat het is afgerond?
Staatssecretaris Van Rij:
Wat mij betreft mag de heer Van Rooijen daar nu op reageren.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Het is de staatssecretaris niet ontgaan dat ik daar uitvoerig bij heb stilgestaan. Het is me ook niet ontgaan dat in het verkiezingsprogramma van het CDA gelukkig niet staat dat de inflatiecorrectie in de komende jaren niet moet worden toegepast. Dat siert het CDA. Dat steun ik van harte. Maar ik heb nu de volgende vraag aan de staatssecretaris in zijn verantwoordelijkheid als bewindsman: waarom heeft u de inflatiecorrectie van aanvankelijk 9,9% tot een derde beperkt, tot ruim 3%? Dat levert structureel 2 miljard op. Waarom is de stap voor de AOW'ers van de eerste naar de tweede schijf versneld, waardoor daar ook nog eens een extra lastenverzwaring is van 350 miljoen? Dat zijn niet de hogere middengroepen die eerder naar een toptarief gaan. Dit zijn mensen die onderin zitten, maar hoe dan ook in de volgende schijf worden geduwd met 19% extra. Waarom heeft u de inflatiecorrectie beperkt en niet eventueel gekeken naar de tarieven?
Staatssecretaris Van Rij:
Minister Schouten is daar eerder in de eerste termijn ook al op ingegaan. Dat is natuurlijk in augustus een collectief besluit van het kabinet geweest. Dat is een afweging geweest. Aan de ene kant hadden we de opdracht van de Tweede en de Eerste Kamer om met name iets te doen aan het armoedevraagstuk en meer in het bijzonder de armoedesituaties met kinderen. Dat is in de orde van grootte van 2 miljard. Ik geef toe dat je ook het tarief in de hoogste schijf van de inkomstenbelasting had kunnen verhogen. We hebben daar niet voor gekozen. We vonden het een uitzonderlijke situatie met een 9,9% inflatiecorrectie, inhoudende dat de hoogste schijf van 49,5% dan niet bij €80.000 begint, maar bij €75.000. Daar hebben we helemaal niet stiekem over gedaan. Maar ik begrijp het punt. Ik begrijp dat de heer Van Rooijen zegt: wees daar transparant over, want één keer knabbelen aan de inflatiecorrectie is altijd knabbelen aan de inflatiecorrectie. Het ging hier echt om een heel hoog percentage, om die 9,9%. In het kader van de herverdeling van lasten vonden wij het zeker te rechtvaardigen. Wij hebben niet de hele inflatiecorrectie afgeschaft. We zijn bewust op die 3,5% gaan zitten — het kan ook 3,3% geweest zijn — omdat dat op dat moment ook de inflatie was. Maar ik ben de eerste die toegeeft: wees voorzichtig met het toepassen van dat instrument.
Dan meer specifiek op het punt van de gepensioneerden. Daar gold natuurlijk een andere grens, namelijk die van €38.000. De heer Van Rooijen heeft al eerder in het debat duidelijk gemaakt dat er argumenten te bedenken zijn. Dat heeft hij overigens gisteren ook zeer uitvoerig gedaan, en in zijn schriftelijke vragen. Daarop heeft hij ook zeer uitgebreid antwoord gekregen. Minister Schouten is hier ook al op ingegaan. Moet het alleen voor AOW'ers met €10.000 of ook voor AOW'ers met €30.000? Transparantie is hier heel belangrijk.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, ik mocht drie vragen stellen.
De voorzitter:
U krijgt nu voor de derde keer het woord.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De eerste keer telde niet.
De voorzitter:
U krijgt nu voor de derde keer het woord. Dit is uw laatste vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik vroeg de eerste keer alleen maar of ik ...
De voorzitter:
Ja, maar ik ben hier de voorzitter. Ik bepaal dat.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik kan wel tot drie tellen, voorzitter. Maar prima, ik volg u.
De voorzitter:
U kunt nog één vraag stellen. Gaat uw gang.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Maar dit tellen klopt niet. Het eerste was geen vraag.
Ik ben toch wel wat verbaasd over dit antwoord van de staatssecretaris. Op de vraag of en in welke mate de inflatiecorrectie wordt toegepast, zegt hij: minister Schouten heeft daar al op geantwoord. Het is primair de uitsluitende bevoegdheid van de staatssecretaris van Financiën om de inflatiecorrectie toe te passen, of om te motiveren waarom hij die niet toepast. Dat geldt uiteraard evenzeer voor de beperking voor de AOW'ers. Ik ben toch tamelijk ontdaan, zo niet verbijsterd, over het feit dat de staatssecretaris het eerst in de stukken over knopjes heeft en het een vermindering van de belastingverlaging noemt. Gelukkig werd dat later een verhoging. Maar ik mag u toch aanspreken op de inflatiecorrectie en de gevolgen daarvan voor hoog en laag, voor ouderen en voor werkenden? Ik kan dit niet plaatsen.
De voorzitter:
Tot slot, de staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik heb alleen maar aangegeven dat de argumenten die minister Schouten gegeven heeft, de argumenten van het kabinet zijn. Wij hebben bij de augustusbesluitvorming natuurlijk uitvoerig stilgestaan bij waar ieder zijn verantwoordelijkheid neemt, de staatssecretaris van Financiën, de minister van Financiën en uiteraard de minister van SZW en de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Het is dus niet zo dat ik daar als enige ... Ik weet dat u bij de Algemene Financiële Beschouwingen gerefereerd heeft aan het kabinet-Den Uyl. U had een een-tweetje met Den Uyl, de toenmalige minister-president. Met hem regelde u het toen. Dat doen we niet meer zo.
De voorzitter:
Dan stel ik gezien de tijd voor, staatssecretaris, dat u uw inbreng vervolgt.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, ik heb maar twee vragen gesteld.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, een interruptie is een mededeling of een vraag. U heeft drie keer het woord gehad, conform de afspraak. Dit was uw interruptie voor deze termijn. Staatssecretaris, vervolgt u uw betoog.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Er zijn een aantal vragen gesteld over het globale evenwicht, over box 1, 2 en 3. Met name de heer Heijnen en mevrouw Geerdink hebben daarover vragen gesteld. Wij hebben zowel vorig jaar als nu, ook nog in de tweede nota van antwoord, de bekende grafiek laten zien. We zien eigenlijk dat het in deze twee jaar dicht tegen elkaar gekropen is voor de hoogst verdienende werknemer, die in box 1 wordt belast met 49,5%, en degene die in box 2 zit. De ib-ondernemer zit daar nog iets onder. Maar wij vinden als kabinet dat het evenwicht nu een beetje uit het lood geslagen is, door het amendement dat in de Tweede Kamer is aangenomen. Wij waren daar niet voor. Dat hebben wij ook beargumenteerd. Nu zit de directeur-aanmerkelijkbelanghouder in box 2 op 50,3%, zoals we ook in die grafiek hebben laten zien. De vraag was: wilt u daar een onderzoek naar en verdere analyse van doen? Het antwoord is dat ik kan toezeggen om in de eerste helft van 2024 deze analyse te maken en met beide Kamers te delen, zodat de bevindingen daarvan betrokken kunnen worden bij het Belastingplan 2025.
Voorzitter. Dan zijn er vragen van de heer Baumgarten en van de heer Van den Oetelaar. De eerste is: hoe kunnen we zorgen dat het interessant blijft om te investeren in Nederlandse bedrijven? Dat was een vraag van de heer Van den Oetelaar. De heer Baumgarten vroeg welke visie ik heb op het duurzaam fiscaal faciliteren en stimuleren van ondernemerschap in Nederland. Fiscaliteit is een belangrijk onderdeel van het ondernemingsklimaat. Belastingen remmen, zeker als ze te hoog zijn, investeringen. Maar bedrijven moeten natuurlijk ook hun steentje bijdragen. Voor ondernemers is het vooral belangrijk dat ze weten waar ze aan toe zijn, omdat ze langjarig willen investeren. De overheid moet betrouwbaar zijn. De minister van EZK, mevrouw Adriaansens, en ondergetekende hebben daar in oktober vorig jaar, 2022, een brief over gestuurd en hebben vooral gepleit voor een stabiel en voorspelbaar belastingbeleid. Dat is ook iets wat de omliggende landen doen.
Er is binnen de fiscaliteit natuurlijk ruimte om ondernemerschap en investeringen te stimuleren, zolang dat op een doeltreffende en doelmatige wijze kan. Daar is zojuist iets over gezegd. Dat betreft de fiscale regelingen. Denk dan bijvoorbeeld aan belangrijke instrumenten als de Innovatiebox, maar denk ook aan een faciliteit die z'n bestaan echt wel bewezen heeft: de Wbso, de afdrachtvermindering speur- en ontwikkelingswerk. Maar denk ook aan de Energie-investeringsaftrek, die we verhogen, en ook de Milieu-investeringsaftrek. Zo meteen ga ik nog iets uitgebreider in op de relatie met de minimumbelasting — dat is een vraag van mevrouw Geerdink — en zeer in het bijzonder de fiscale faciliteiten. Het belangrijkste zijn dus voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. Dan helpt het niet altijd als er toch vrij onverwacht besluiten worden genomen. Uiteraard leg ik me compleet neer bij de democratische besluitvorming, maar we komen daar straks ook nog over te praten bij bijvoorbeeld de 30%-regeling, die dan toch een beetje out of the blue sky komt, in dit geval ook voor het bedrijfsleven.
Voorzitter. Dan ga ik naar de vragen met betrekking tot box 3. Dat zijn er een aantal. De eerste vraag heeft betrekking op de situatie van de overbruggingswetgeving, of beter gezegd de herstelwet, de conclusie van de advocaat-generaal Wattel. Wat is de situatie? Vorig jaar hebben wij hier natuurlijk de herstelwet en de overbruggingswetgeving, die in het verlengde van de herstelwet ligt, besproken. Over de spaarders hoor je niemand meer, want het forfait dat we bij de spaarrente toepassen, zit echt zo dicht mogelijk op de reële rente in een bepaald jaar. Dat betreft 40% van de belastingplichtigen. 20% van de belastingplichtigen heeft spaargeld en een kleine portefeuille aandelen en, vaker, obligaties. Daar zit in beginsel ook weinig pijn, tenzij je alleen een obligatieportefeuille zou hebben. De pijn zit 'm vaak toch bij vastgoed en mensen die geheel, nagenoeg geheel of voor 80% in aandelen beleggen. Die zitten in de categorie overige beleggingen. Daar slepen we nog het vijftienjarig meetkundige gemiddelde en het forfaitair rendement mee, dat dit jaar 6,17 was en volgend jaar 6,04.
Daarover ligt een zaak voor bij de Hoge Raad. Die gaat over de vraag of die berekeningswijze qua forfait wel of niet in strijd is met het EVRM. We moeten de conclusie wel even goed lezen. Het zijn hele stevige woorden die de advocaat-generaal daar heeft gesproken, maar hij heeft nog iets gezegd. Hij heeft gezegd dat hij de Hoge Raad adviseert — daar gaan wij niet over, dus we zijn in afwachting van het arrest van de Hoge Raad — om die zaak toch terug te verwijzen naar een hof om precies te bepalen wat nou het totale werkelijke rendement is geweest in die zaak, versus het forfait. Het is niet zo dat je niet met een forfait mag heffen. De Hoge Raad heeft op 24 december 2021 niet gezegd dat een forfait niet mag. Wat de Hoge Raad gezegd heeft, is dat als het verschil tussen het forfait en het werkelijke rendement te hoog is, dat als onteigening, lees in strijd met het eigendomsrecht van artikel 1 EVRM en ook met de non-discriminatiebepaling, gezien moet worden.
Wij wachten natuurlijk het verloop af — trias politica — maar we zitten niet op onze handen. Mevrouw Geerdink had gevraagd: staatssecretaris, wat doet u eigenlijk? Dat hebben we in de brief van 4 oktober beschreven. In tegenstelling tot in het verleden bereiden wij ons voor op het allerergste, namelijk dat we die zaak verliezen. Wij denken dat we hem niet verliezen, maar toch bereiden we ons daarop voor. Waarom? Omdat wij natuurlijk ook leergeld hebben betaald met het arrest van 24 december 2021. Dat heb ik eigenlijk allemaal in de brief van 4 oktober gezet. Het arrest wordt voor eind maart verwacht. Dat is de laatste informatie. Dan is er nog een tweede belangrijke zaak die bij de Hoge Raad ligt, waarbij de Hoge Raad zal ingaan op de vraag wat het totaalrendement is. Kijkend naar de parlementaire geschiedenis zeggen wij: dat is direct en indirect rendement, dus beide. Dat is een soms een misvatting bij belastingplichtigen. Die kijken alleen naar direct rendement in enig jaar. Nee, het gaat ook om het indirect rendement. Alleen, de Hoge Raad heeft verzuimd om daar in het arrest van 24 december 2021 een uitspraak over te doen. Dus daar wachten we nu ook op, zodat we daar in ieder geval ook duidelijkheid over hebben. Ook die uitspraak wordt aanstonds verwacht.
De heer Van Strien had gevraagd of de tariefsverhoging van 34% naar 36% nog een rol zou kunnen spelen. Wij denken van niet, want de zaken gaan natuurlijk om het verleden, maar ze gaan om precies de twee kwesties die ik benoemd heb. Ze gaan dus om het forfait, de hoogte van het forfait en de berekeningswijze van het forfait in de categorie overige beleggingen, en over de vraag van het totaalrendement, en niet zozeer om het tarief.
Voorzitter. De heer Baumgarten had nog de vraag gesteld waarom we het heffingsvrij vermogen niet geïndexeerd hebben. Dat komt omdat wij dekking nodig hadden voor het uitstel van één jaar voor het nieuw stelsel, als een nieuw kabinet dat nieuwe stelsel wil. Ook hier heeft het kabinet niet op zijn handen gezeten. Het is voor de eerste keer in twintig jaar, met meerdere malen heel goed luisteren naar de Tweede Kamer — ik heb het er in de Eerste Kamer vorig jaar ook over gehad — dat wij nu een wetsontwerp hebben voor het nieuwe stelsel van box 3. Het is in internetconsultatie geweest. Dat wordt nu verwerkt. Uiteraard gaat dit kabinet, demissionair zijnde, dat niet meer indienen. Het is aan de formerende partijen om dan te zeggen "dank voor het cadeau met een strik erom; we gooien het in de prullenmand" of "nee, we aanvaarden het, want er is toch wel goed over nagedacht en het kan op breder draagvlak rekenen in het parlement" of om het te amenderen. Daar had ook de heer Van Rooijen nog een vraag over gesteld, maar ik zal eerst de vraag van de heer Baumgarten beantwoorden. Door dat uitstel moesten wij dekking zoeken en daardoor hebben we — ik ben daar gewoon heel eerlijk in — de inflatiecorrectie niet toegepast op het heffingsvrij vermogen, hoewel we dat heffingsvrij vermogen de afgelopen jaren wel heel veel opgehoogd hebben. Het niet toepassen van de inflatiecorrectie op het heffingsvrij vermogen was mede ter dekking van de 380 miljoen als gevolg van het uitstel van één jaar van de invoering van het nieuwe stelsel. Dat is het antwoord.
Voorzitter. Dan was er nog een andere vraag van de heer Baumgarten. Hij vroeg of we verlies niet kunnen verrekenen. In het nieuwe stelsel stellen we dat voor. In het nieuwe stelsel, dat ik hier nu niet uitgebreid zal bespreken, is het zo dat je aan de ene kant betaalt over de waardeaangroei in het jaar van liquide beleggingen, zoals spaargeld, maar ook aandelen, waar het natuurlijk een plus of een min kan zijn, en obligaties. Maar als je verlies hebt, mag je het aftrekken. Maar wat ook heel substantieel is in die denkwijze is dat je bij vastgoed, illiquide beleggingen, belasting betaalt over de huur minus de kosten. Dat is ook een antwoord op de vraag hoe het zit met de mkb'er die bijvoorbeeld twee panden heeft. Die gaat in zo'n situatie belasting betalen over huur minus kosten en minus rente, en op het moment van de realisatie van vermogenswinst. Dus pay as you go. Wij zijn er gevoelig voor geweest, ook in overleg met de Tweede Kamer, dat je bij illiquide beleggingen natuurlijk niet jaarlijks belasting kan betalen over een ongerealiseerde vermogensstijging. Dat was overigens een vrij specifiek punt van de heer Van Rooijen.
Dan ben ik aangekomen bij de bankenbelasting, waarover vragen zijn gesteld door mevrouw Bakker-Klein en mevrouw Geerdink. De bankenbelasting is in 2012 ingevoerd met als hoofddoelstelling het beprijzen van de impliciete staatsgarantie aan de Nederlandse bancaire sector en is in 2021 geëvalueerd. In deze evaluatie wordt geconcludeerd dat ze doeltreffend is voor de hoofddoelstelling en doelmatig voor de uitvoerig. Uit de evaluatie volgt dat de impliciete staatsgarantie aan de bancaire sector sinds de financiële crisis hoogstwaarschijnlijk is afgenomen, maar nog steeds aanwezig blijft. Een bankenbelasting is niet uniek. Andere landen hebben die ook, zoals Oostenrijk en Portugal. Italië zou er ook één invoeren. Het Centraal Planbureau geeft aan dat een verhoging van de bankenbelasting doorwerkt in rentetarieven, zoals terecht gesteld werd. Dat heeft een negatief effect op de kredietverlening en daarmee leidt het tot een lager nationaal inkomen.
Daarnaast kan een verhoging van de bankenbelasting in de huidige opzet, namelijk doordat belasting wordt geheven over het geconsolideerde wereldwijde balanstotaal, een negatieve invloed hebben op de vestigingskeuze van een hoofdkantoor van internationaal opererende grootbanken. Het kabinet, in de persoon van de minister van Financiën, heeft de Europese Centrale Bank om een opinie gevraagd over fiscale maatregelen en de financiële stabiliteit van banken, dus over de verhoging van de bankenbelasting maar ook de afschaffing van de dividendvrijstelling bij inkoop door ter beurze genoteerde ondernemingen. Deze opinie volgt naar alle waarschijnlijkheid op zeer korte termijn. We denken voor kerst, maar we zitten natuurlijk niet op de stoel van de Europese Centrale Bank. Anders zal die er vrij snel daarna zijn.
Aan de hand van ook dat advies, dat we uiteraard met de Kamers zullen delen, is de volgende stap de vraag wat we dan moeten doen. Moet je bezien of een onderzoek naar welke opties voor aanpassing van de bankenbelasting mogelijk, wenselijk en uitvoerbaar is? Hier geldt steeds wat ik aan het begin gezegd heb. Wij zijn demissionair. Desalniettemin kan zo'n onderzoek natuurlijk objectief zijn. Dan is het ook weer aan formerende partijen en aan beide Kamers om daar iets van te vinden. Als wij nog zitten op het moment dat de Voorjaarsnota en het Belastingplan gemaakt worden — lees april en augustus, nogmaals, wat ik het land niet toewens; het land heeft een stabiel kabinet nodig — dan zullen we natuurlijk in gemeen overleg met Tweede en Eerste Kamer moeten kijken wat we gaan doen. Zoals vandaag al eerder is gezegd, zijn de Kamers altijd de baas, maar hebben ze het voortouw in deze demissionaire fase.
Voorzitter. Dan ga ik over naar alle vragen die gesteld zijn over de 30%-regeling. Dat kan ik lang doen en kort doen. U kennende weet ik zeker dat u gaat zeggen: doe dat nou eens kort, probeer dat nou eens.
De voorzitter:
Dat heeft u heel goed geraden.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, precies. Dan ga ik niet nog eens een keer herhalen wat wij als kabinet vinden van dat amendement. Dat hebben we al geschreven. Er is in de Tweede Kamer een motie-Alkaya aangenomen en wij voeren die uit. De motie heeft het kabinet opgeroepen om de evaluatie die in 2025 zou plaatsvinden naar voren te halen, naar 2024. Daar moeten wij altijd een procedure voor volgen. We moeten drie bureaus vragen om een offerte in te dienen. Dat is nu in volle gang. Alles wijst erop dat wij de uitkomsten van die evaluatie uiterlijk in mei hebben — dat is echt onze inzet — en liever nog iets eerder, maar we kunnen geen ijzer met handen breken. Het moet wel een goede evaluatie zijn. Een nadeel is dat de gevolgen van de verkorting van acht naar vijf jaar niet meegenomen kunnen worden in de evaluatie, want die is nog maar vrij recent ingevoerd. Dat geldt ook voor wat we vorig jaar hebben besloten, namelijk om een cap erop te zetten. Desalniettemin is het een uitdrukkelijk verzoek van de Tweede Kamer om aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek te bekijken of de wijziging van 1 januari aanstaande wel of niet aangepast moet worden. Aan alle vragen die hier gesteld worden, merk ik dat dit ook een uitdrukkelijk verzoek is van de Eerste Kamer. Dat omarmen wij. Even voor de goede orde: 30% blijft in dat jaar 30%, ook in de eerste acht maanden van het jaar daarop blijft het 30% en daarna wordt het 20% en 10%. Als je dat wil aanpassen, dan kan dat natuurlijk in het Belastingplan 2025, op basis van die evaluatie. Dan zal ook meegenomen worden dat de 30%-regeling de schatkist ook geld oplevert op andere belastingmiddelen. De vorige keer heeft Dialogic de evaluatie gedaan, in 2017. Daar werd overigens geconstateerd dat de 30-%-regeling een doeltreffende maatregel is. Dat zit niet — dat was een specifieke vraag van mevrouw Geerdink — in de raming die nu is opgenomen. Dat gaat namelijk over eerste-ordegedragseffecten en tweede-ordegedragseffecten, zoals we ook schriftelijk hebben uitgelegd.
Voorzitter. Dat wat mij betreft over de 30%-regeling.
Mevrouw Moonen i (D66):
Dank aan de staatssecretaris voor deze heldere uitleg. Ik heb daar nog een vraag bij. Toen in die bewuste nacht dit amendement werd ingediend, was de gedachtegang dat de besparing die hierdoor zou optreden, zou worden ingezet om de rente voor studenten die onder het leenstelsel vielen in 2014 te bevriezen op het niveau van 2023. Mijn vraag aan de staatssecretaris is de volgende. Ik steun de hele gedachtegang en de uitleg die hij net geeft. U zegt: de evaluatie is gereed in mei 2024. Als daaruit nou blijkt dat versobering inderdaad heel nadelige effecten heeft voor ondernemerschap en innovatiekracht, dat het misschien verstandig is om niet te versoberen, hoe wordt volgens de staatssecretaris dan voldaan aan het tweede deel van de motie, namelijk aan de dekking om de rente voor studenten te bevriezen op het niveau van 2023?
Staatssecretaris Van Rij:
Zoals ik al aangaf, zegt het amendement: 30% voor de eerste twintig maanden. Daar zit geen terugwerkende kracht in, dus alle bestaande gevallen worden gerespecteerd. Dan gaat het 1 januari in. Opbrengst volgend jaar: nul. De eerste opbrengst is marginaal en komt het jaar erop, in 2025. In de eerste acht maanden is het namelijk ook nog 30%. Ik noem ook het feit dat collega Dijkgraaf, de minister van OCW, een brief heeft gestuurd aan de Tweede Kamer en aan u waaruit blijkt dat de rente niet eerder vastgeklikt kan worden dan 1 januari 2026. Als de evaluatie er ligt, de Kamers het toch anders willen en wij er nog als demissionaire ploeg zitten, dan passen wij het natuurlijk aan in het Belastingplan 2025. Budgettair heeft dat verder helemaal geen gevolgen.
Mevrouw Moonen (D66):
Zeker. Ik kan het antwoord volgen. Ik heb de brief van minister Dijkgraaf ook gelezen en ook dat het in de eerste paar jaren niet uitvoerbaar is. Dat schrijft u ook. Ik kan u er ook in volgen dat de opbrengst in 2024 0 miljoen is en het jaar erna 3 miljoen. Er zijn dus inderdaad nauwelijks budgettaire effecten, maar nadien zouden de budgettaire effecten wel hoger kunnen zijn. Hoe kijkt u dus naar die latere jaren?
Staatssecretaris Van Rij:
Kijk, als de Kamers dat willen — en dat willen de Kamers, want het amendement is aangenomen — dan zal je een dekking moeten vinden. Maar ja, dat is aan de Kamers. Je kan ook zeggen: ik wil de 30%-regeling op een andere manier versoberen. Ik heb hier ook een aantal van u horen zeggen dat die 30%-regeling een heel belangrijk instrument is om Nederland innovatief en concurrerend te houden. Dat onderschrijf ik overigens volledig. Onder meer mevrouw Moonen heeft dit zelf naar voren gebracht. Maar betekent dat dat de 30%-regeling voor iedereen moet gelden? Daar zijn discussies over. De een zegt: wel voor mensen in het onderwijs, maar moet een voetballer er ook gebruik van kunnen maken? De KNVB zal zeggen van wel, maar daar wil ik verder niet op vooruitlopen. Dat is iets waar je beslissingen over kunt nemen aan de hand van een evaluatie waarin dat goed onderzocht is.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Moonen.
Mevrouw Moonen (D66):
Dank, staatssecretaris. Daar kan ik mij in vinden.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan ga ik over naar de schenk- en erfbelasting. Daar heb ik al heel kort iets over gezegd. Ik kijk daarbij even naar de heer Van Apeldoorn. Het gaat dan meer om het ibo en het vervolg. Dit kabinet gaat daar niet mee komen. Dat was het derde blokje van het ibo vermogensverdeling.
Voorzitter. Mevrouw Bakker vraagt of ik bereid ben om in samenspraak met de goededoelensector te zoeken naar alternatieve maatregelen waardoor de aftopping van de periodieke giftenaftrek niet langer noodzakelijk is. Ik ben graag bereid om met de goededoelensector om tafel te zitten, met de samenwerkende brancheorganisaties. Maar het gaat mij iets te ver om het terugdraaien van de beperking van de periodieke giftenaftrek de inzet van dit gesprek te maken. Daar heb ik overigens al voor de lunch iets over gezegd. Maar ik ben natuurlijk altijd bereid om goed te luisteren naar de argumenten. Op verzoek van deze Kamer, via de motie-Essers, ben ik meteen met de goededoelensector om tafel gaan zitten, met de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie. Daar is onder meer het idee uit voortgevloeid dat nu in het Belastingplan zit, namelijk dat het geven vanuit een vennootschap aanzienlijk vergemakkelijkt is. De Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie hebben gezegd: dat gaat ons enorm helpen, omdat by far het meeste vermogen door ondernemers gemaakt wordt. Ik ben graag bereid om met ze om tafel te zitten, maar ik ga niet op voorhand zeggen dat het de inzet zal zijn om de periodieke giftenaftrek weer onbeperkt mogelijk te maken. Ik ben natuurlijk wel bereid om te luisteren in hoeverre zij daardoor nu bepaalde giften missen.
Voorzitter. Mevrouw Visseren-Hamakers had drie vragen over de herinvesteringsreserve. Ze zei dat er in de HIR, de herinvesteringsreserve, geen eisen worden gesteld met betrekking tot duurzaamheid of dierenwelzijn. Dat klopt. Die stellen we niet. Dat zou ook heel specifiek en sectorgevoelig zijn. Dat kan ook in strijd zijn met ... Het zou het omgekeerde zijn van ongeoorloofde staatssteun. Ik denk dat we daarmee ook problemen zouden krijgen in Brussel of op basis van de Nederlandse wet. Denk aan het gelijkheidsbeginsel. Er worden in de fiscale herinvesteringsregelingen ook geen eisen gesteld waarmee voorkomen wordt dat er een nieuw veehoudersbedrijf wordt gestart. De eisen met betrekking tot de als overheidsingrijpen aangemerkte beëindigingsregelingen worden in die regelingen gesteld. In een dergelijke regeling zijn de criteria voor subsidieverstrekking opgenomen, bijvoorbeeld dat een ondernemer niet een diersoort gaat houden die werd gehouden op de locatie die op basis van de regeling is gesloten.
Ten slotte was er nog een vraag met betrekking tot de Wet dieren. Helaas kan ik deze vraag niet beantwoorden, maar ik ben uiteraard bereid om hem aan de minister van LNV over te brengen.
De voorzitter:
U kunt helaas niet door de zaal heen praten, mevrouw Visseren-Hamakers, want de mensen moeten het thuis kunnen volgen ingevolge de Grondwet. Als u een interruptie wilt plegen, dan graag bij de interruptiemicrofoon.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik wil wel postillon d'amour spelen. Mevrouw Visseren bewaart haar punt waarschijnlijk voor de tweede termijn.
Voorzitter. Dan ga ik naar de btw. De heer Van den Oetelaar vroeg: wat vindt u van de analyse met betrekking tot het cashflownadeel voor boeren als gevolg van de verhoging van de btw op agrarische goederen van 9% naar 21%? Hij wees daarbij met name op de situatie waarin je een kwartaal moest wachten. Als het echt een cashflowprobleem is, dan is maandaangifte natuurlijk mogelijk. De btw mag je ook op maandbasis doen. Volgens mij moet dat dus niet het grootste probleem zijn.
Voorzitter. Dan een andere vraag over de btw, van mevrouw Visseren-Hamakers: is het kabinet bereid om de komende maanden onderzoek te doen naar de mogelijkheid voor een afschaffing van bepaalde vrijstellingen van btw-tarieven in het kader van duurzaamheid en gezondheidsbeleid? Het kabinet heeft het verlaagde btw-tarief geëvalueerd, maar vanwege het feit dat wij demissionair werden, hebben wij daar verder niets meer mee gedaan. Het is een uitermate interessante analyse. Die laat namelijk zien dat er budgettair 14,5 miljard gemoeid is met dat verlaagde tarief, en dat dat in een heel groot deel van de situaties niet doelmatig of doeltreffend is. De lijn die wij voor ogen hadden als kabinet, was: niet met de botte bijl daar doorheen gaan, maar steeds met de betreffende vakminister of vakstaatssecretaris om de tafel gaan zitten. Dat doe ik nu onder meer met de minister voor Langdurige Zorg, bijvoorbeeld als het gaat om zorgkosten als buitengewone lasten. Daarover ligt er ook een rapport. Dan kijken we gezamenlijk wat we daarmee moeten doen: afschaffen of versoberen? Stel dat het versoberen of afschaffen is, is er dan een alternatief waardoor je met een ander instrument, bijvoorbeeld de subsidie, effectiever en efficiënter bent? Dat is ook echt aan het volgende kabinet, maar wij stonden in de startblokken.
Voorzitter. Er was een vraag van de heer Martens over de eerste schijf voor gas in de energiebelasting, over blokverwarming. Wij bereiden inderdaad een onderzoek voor om beter inzicht te krijgen in de blokaansluitingen. Het gaat om het aantal situaties, het aantal huishoudens en bedrijven en de kenmerken van de huishoudens en bedrijven met een blokaansluiting. Wij hopen dat onderzoek in het tweede kwartaal van 2024 te hebben afgerond. We hebben natuurlijk al wel enige ervaring opgedaan met die tijdelijke regeling voor blokaansluitingen met betrekking tot de energiebelasting. Het viel de heer Jetten — die is hier nu niet — en mij eerlijk gezegd tegen hoeveel aanvragen er waren ingediend, ondanks het feit dat wij alle informatie waar wij over beschikten hadden verzameld. Er moet dus nader onderzoek gedaan worden; het moet beter in kaart gebracht worden. Ik heb uiteraard ook de vraag gehoord of er een register moet komen voor de blokverwarmingen. Dat zou weleens de lesson learned kunnen zijn. Als je dat register — dat moet dan natuurlijk wel goed zijn en voldoen aan de privacywetgeving et cetera — hebt, kun je meteen handelen. Dan krijgt iedereen ook de tegemoetkoming waarvoor die bedoeld is.
Voorzitter. De andere vraag gaat over het doenvermogen wat de eerste schijf in de energiebelasting betreft. Dat is een vraag van mevrouw Moonen. Die gaat eigenlijk met name over de doenlijkheid van de nieuwe eerste schijf. We hebben de eerste schijf wetgevingstechnisch mogelijk gemaakt, maar in het debat met de Tweede Kamer heeft de Tweede Kamer er uiteindelijk toch voor gekozen om de verlaging — het gaat over die 200 miljoen — in de energiebelasting niet in de eerste schijf te doen, maar via een belastingvermindering. Daardoor speelt die teruggaveregeling op dit moment niet. Met een belastingvermindering bereik je namelijk toch op een makkelijkere manier je doel. Als zo'n situatie zich dan toch voordoet in de toekomst, waarvoor we 'm ook mogelijk hebben gemaakt ... Nu werken we met een forfaitair teruggaveverzoek. Dat dienen huishoudens niet zelf in; dat doet bijvoorbeeld de contracthouder van de blokverwarming als het om blokverwarming gaat. In combinatie met de vorige vraag: als we dat onderzoek hebben in het tweede kwartaal, dat wellicht leidt tot een register, komen we misschien een eind verder.
Voorzitter. Dan nog een vraag over de energiebelasting op gas en de hardheidsclausule. Het laagdrempelig toepassen van hardheidsclausules leidt in feite tot het verschuiven van de normstelling van de wetgever naar bestuursorganen. Dat is vrij principieel. Dat is een risico voor de rechtszekerheid en de rechtsgelijkheid. Het is ook een inbreuk op het primaat van de wetgever, want belastingheffing geschiedt op basis van de wet. In dit licht en ook met het oog op de uitvoerbaarheid raad ik het toepassen van een hardheidsclausule in dit soort situaties ten zeerste af. Zoals de minister voor Klimaat en Energie heeft toegelicht, zet het kabinet onverminderd in op de aanpak van de netwerkcongestie.
Voorzitter. Dan kom ik bij de vraag van de heer Heijnen over de grenseffecten van de accijnsverhoging op alcohol en tabak. Het demissionaire kabinet heeft toegezegd onderzoek te verrichten naar de grenseffecten van de verhoging van de accijns op alcohol en tabak. Wel geldt dat de verhoging van accijns verschillende redenen kan hebben. Het kan bijvoorbeeld gaan om het behalen van een budgettaire opbrengst of om gezondheidsdoeleinden, bijvoorbeeld dat mensen minder gaan roken. Als de accijnsopbrengsten lager zijn dan verwacht of als de grenseffecten hoger zijn, betekent dat nog niet per definitie dat die verhoging automatisch ondoelmatig is. Uiteraard dienen de uitkomsten van de onderzoeken naar onder andere grenseffecten zorgvuldig te worden beoordeeld en gewogen, ook ten aanzien van mogelijke toekomstige maatregelen op het terrein van accijnzen.
Even wat breder over de accijnzen: ik heb, ook op verzoek van de Tweede Kamer, overleg gehad met de minister van Financiën van België en ook met mijn Duitse counterpart, de staatssecretaris van Belastingen in Berlijn. De gedachte van dat overleg was om te kijken of we elkaar wat meer kunnen vinden in bandbreedtes van accijnzen. Het enthousiasme was aan beide zijden van de grens niet erg groot. Men ziet dit toch echt als iets van nationale soevereiniteit, rekening houdend met de minimumtarieven die op basis van de EU-richtlijn gelden. Op basis van die onderzoeken zullen wij natuurlijk bij uw Kamer en ook bij de Tweede Kamer terugkomen in geval van onvoorziene en onwenselijke effecten. Die moeten dan natuurlijk meegenomen worden bij het Belastingplan 2025.
Voorzitter. Dan had de heer Van den Oetelaar nog een vraag over de paardenbelasting. Voor het paardenvervoer geldt nu voor de motorrijtuigenbelasting, die we overigens ook geëvalueerd hebben, een kwarttarief, dat we verhogen naar een halftarief. Voor de campers is het volledig, maar ik heb met eigen ogen gezien wat er gebeurt; u wilt het niet weten! Ik nodig de heer Van den Oetelaar graag uit om eens met mij bij het autoteam van de Belastingdienst in Apeldoorn te gaan kijken. De meest wonderbaarlijke bouwsels worden gemaakt, waarbij geclaimd wordt dat er sprake is van paardenvervoer. Dat levert zeer gevaarlijke situaties op de weg op. Mensen zijn wat dat betreft, gelet op de foto's, heel creatief. Er wordt dus ook zeer oneigenlijk gebruik van gemaakt. Uw punt dat de paardentrailer ongevaarlijk is, laat ik nog even uitzoeken, want daar heb ik nu niet direct antwoord op. Maar in de toename van het gebruik van het nu nog bestaande kwarttarief zit dus ook een stukje oneigenlijk gebruik. Dat hebben we overigens natuurlijk niet bij de campers, maar dat hebben we gelijkgetrokken. Daar zat ik even verkeerd: dat gaat van een kwart naar 50%. Dat heeft te maken met het feit dat bedrijven die campers verhuren, ook dat tarief rekenen. Overigens kan je altijd je camper uit de motorrijtuigenbelasting halen als je die niet gebruikt.
Voorzitter. De heer Heijnen heeft nog gevraagd naar een onderzoek naar minder vervuilende alternatieve gas- en stookoliën, waarbij tevens de haalbaarheid en de effecten worden onderzocht om voor deze alternatieven een lager accijnstarief te hanteren, en de Kamer hierover in het eerste kwartaal van 2024 te berichten.
Op voorhand merk ik op dat de maatregel voor dieselvervangende stookolie is genomen om het ongelijke speelveld op de brandstoffenmarkt op korte termijn een halt toe te roepen. De Wet op de accijns kent verschillende brandstoffen, zoals benzine, diesel en stookolie, met hun eigen accijnstarief. Binnen deze accijnstarieven wordt er geen onderscheid gemaakt tussen de milieuprestaties van de brandstof. Ik benadruk dat een dergelijk onderscheid ook niet wenselijk is en zal leiden tot een complexer belastingstelsel. Om op milieuprestaties van brandstoffen te sturen bij mijn verplichtingen is het effectiever om te sturen op strengere normen. Ik zie geen mogelijkheden om via de fiscaliteit duurzame soorten gas of stookolie te bevoordelen.
Voorzitter. Dat is het einde van het blokje Belastingplan.
De voorzitter:
Staatssecretaris, even voor de planning: dit was het eerste van negen blokjes.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, maar wel het langste.
De voorzitter:
Dat is dan goed nieuws. Dan kunnen we dat even extrapoleren qua tijd. Ik moet in ieder geval van 15.30 tot 16.00 uur schorsen in verband met een aantal commissievergaderingen waar een aantal van de woordvoerders ook bij moet zijn, dus om 15.30 uur ga ik u onderbreken, maar wellicht dat u dan de andere acht blokjes achter de rug heeft. Gaat uw gang.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter, dank. Ik ga mijn best doen. Over het Belastingplan BES was er een vraag van de heer Holterhues over een dga die een winst heeft van 35.000, terwijl het gebruikelijk loon gaat van 70% naar 90%, wat toch wel pijn zou doen bij een aantal ondernemers. We hebben ervoor gekozen om de belastingheffing bij dga's meer in lijn te brengen met die van gewone werknemers; niet 100%, zoals in Nederland, maar 90%. De dga heeft het voordeel van de doelmatigheidsmarge die de gewone werknemer niet heeft. De dga die meer winst maakt dan het vergelijkingsloon verminderd met die doelmatigheidsmarge van 10%, heeft ook de mogelijkheid om die meer winst uit te keren als dividend, tegen een heffing van 5% in Caribisch Nederland. Die heet daar opbrengstbelasting en dat is hier de dividendbelasting. Bij de werknemer die meer inkomen geniet dan het vergelijkingsloon wordt het meerdere belast tegen ten minste 30,4. De vennootschap van de dga is over het salaris van de dga geen premiezorgverzekering van 11,7% verschuldigd, terwijl de werkgever van de gewone werknemer die premie wel verschuldigd is. Even als voorbeeld: als je een netto-omzet hebt van 70.000, houdt de dga in 2024 netto 2.872 dollar minder over dan in 2023.
Wij trekken hier eigenlijk iets recht wat jarenlang zo geweest is. Wij vinden dit nog steeds zeer proportioneel. Uit eigen ervaring weet ik dat de ondernemers in Caribisch Nederland die niet 70.000 of zelfs 30.000 hebben, maar die rond 20.000 zitten, bijna allemaal een eenmanszaak hebben. Daar geldt dit helemaal niet voor. Die hebben helemaal geen bv.
Ik wijs er ook op dat in dit voorstel ook de verhoging van de belastingvrije som zit. Dat is ook in nauwe samenspraak met minister Schouten. Daar zit ook de gedachte achter om iets voor de minima daar te doen. Dat geldt voor de mensen die wel of geen werk hebben, maar ook voor de mensen die een kleine eenmanszaak hebben.
Voorzitter, dat als antwoord op die vragen.
Dan ga ik door naar de overige fiscale maatregelen: de dividendbelasting en de inkoopfaciliteit. Ook daar kan ik een lang en een kort verhaal over houden. Wij hebben op 26 september een hele uitgebreide brief over dit onderwerp gestuurd aan de Tweede Kamer, zonder het gewenste effect wat ons betreft. Daarin hebben wij nog eens de argumenten op een rijtje gezet, na onderzoek, waarom het niet verstandig is om de dividendbelasting bij inkoop van ter beurze genoteerde aandelen af te schaffen. Nou, dat heeft niet mogen baten. Mevrouw Geerdink heeft in haar bijdrage behoorlijk exact een groot aantal van die argumenten genoemd, dus die ga ik nu niet allemaal een voor een doorlopen. Mevrouw Geerdink heeft nog wel gevraagd of we kunnen onderzoeken wat andere landen op dat punt doen. Nou, dat hebben we onder meer in die brief geschreven, maar we kunnen altijd kijken of we die groep landen nog wat verder kunnen uitbreiden. Het Verenigd Koninkrijk heeft geen dividendbelasting. In Duitsland, België en Frankrijk zijn er faciliteiten zoals wij die nu ook hebben. Ik wijs er overigens op dat bij inkoop van eigen aandelen van ter beurze genoteerden er ook altijd contant dividend uitgekeerd moet worden, omdat men er anders niet voor in aanmerking komt. We zijn graag bereid om dat nog eens een keer wat uitgebreider op een rijtje te zetten, want dat was volgens mij ook de concrete vraag. Of dat kan leiden tot een Europese aanpak, durf ik niet te zeggen. We kunnen natuurlijk altijd aftasten. Het staat niet op de fiscale agenda van de Europese Commissie, omdat verschillende EU-landen verschillende systemen hebben en het op dit moment geen prioriteit heeft.
Wat betreft de ramingen: daar hebben we al vrij uitgebreid op gereageerd. Ik heb daar nog een behoorlijke tekst over. Ik ben graag bereid om die uit te spreken, maar in de kern komt die eigenlijk op het volgende neer. Wat betreft de ramingen hebben wij gekeken naar het gemiddelde van de afgelopen tien jaar van de 25 grootste beursfondsen. Naar schatting is dat wat betreft inkoop 15,3 miljard. Vervolgens is bepaald wat de opbrengst zou zijn wanneer deze omvang volledig zou worden doorgezet. Dan zou dat een budgettaire opbrengst kunnen opleveren van 2,7 miljard. Echter, in die raming wordt er al rekening mee gehouden dat niet alles wordt doorgezet maar dat uiteindelijk 20% zal worden doorgezet. Een ander deel zal namelijk gaan via de reguliere dividenduitkering, zijnde 40%, terwijl wat betreft de overige 40% wordt verondersteld dat die bedrijven ofwel hun zetel verplaatsen ofwel naar andere structuren zoeken. Ik wijs dan op het bijstorten op aandelen in de vorm van agio, het vervolgens omzetten van die agio in aandelenkapitaal en het vervolgens terugbetalen van aandelenkapitaal, wat onder bepaalde voorwaarden fiscaal onbelast is. Een en ander leidt tot een totaal gedragseffect in de orde van grootte van 814 miljoen, gerekend op de raming van 2025. Uitgaande van het prijspeil van 2023 is het 770 miljoen. Daar zitten onder meer die verschillen in.
De voorzitter:
Mevrouw Geerdink voor haar interruptie.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Ik moet er een kiezen, voorzitter. Mijn vraag is of wij deze macro-economische effecten per brief kunnen ontvangen.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Ik hoor de staatssecretaris daarop nu ja zeggen. Dan mijn tweede vraag. Aangezien ik denk dat het noodzakelijk zal zijn in het kader van ons level playing field, is mijn verzoek aan de staatssecretaris om die coördinatie of harmonisatie van de belastingheffing over inkoop eigen aandelen op de agenda te zetten in Europees verband.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja en ja. Wij zullen sowieso wat ik nu even kort heb weergegeven, uitgebreid schriftelijk aan u doen toekomen én we gaan dit in Brussel aan de orde stellen, waarover ik dan terug zal rapporteren aan de Eerste Kamer en overigens ook aan de Tweede Kamer in nieuwe samenstelling.
Dan had de heer Martens nog een vraag over de dividendbelasting en adviseurs. Ik denk dat het dan met name gaat om dividendstripping, omdat dat in het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen zit. De bewijspositie van de inspecteur gaat nu verbeterd worden. Ik kan niet op concrete zaken ingaan, maar de fiscus speurt natuurlijk altijd naar situaties van dividendstripping. Dat is qua bewijsrecht niet altijd even makkelijk, omdat er vaak internationale componenten aan zitten. Het is natuurlijk niet bevorderlijk voor de moraliteit, waar het echt om belastingontduiking gaat. Er zijn immers ook situaties, zoals we in het wetsontwerp hebben aangegeven, waarin er gewoon goede redenen zijn waarom het juridische en economische eigendom gesplitst is, bijvoorbeeld bij custodians en bepaalde pensioenfondsen. We moeten dus ook niet het kind met het badwater weggooien.
Aan de andere kant is het wel zo dat als het om belastingadviseurs gaat … De heer Martens heeft gepleit voor een regulering van het beroep. Als een belastingadviseur zijn boekje te buiten gaat in strafrechtelijke zin, kan er een vergrijpboete worden opgelegd. Er kan ook sprake zijn van een strafrechtelijke veroordeling. Een vergrijpboete kun je bijvoorbeeld krijgen als je medepleger bent in strafrechtelijke zin. Die wordt ook openbaar gemaakt. Dat is tien jaar geleden al, geloof ik, een besluit van de Belastingdienst geweest. Zoals ik al zei, kan er ook sprake zijn van strafrechtelijke overtredingen of misdrijven. Dan komt het Openbaar Ministerie natuurlijk om de hoek kijken. Dat kan leiden tot een vrijheidsstraf of een tijdelijk beroepsuitoefeningsverbod. Daarnaast is er natuurlijk tuchtrecht, onder meer bij de organisatie die eerder vandaag genoemd is, maar ook bij andere beroepsorganisaties. Sinds 2018 is er ook de zogenaamde DAC6-EU-richtlijn voor adviseurs en advocaten om bepaalde belastingregelingen en grensoverschrijdende constructies aan de plaatselijke belastingdiensten te melden, die vervolgens de verzamelde informatie in de hele EU moeten delen, via automatische uitwisseling.
Voorzitter. Dan ga ik naar de BOR. Het antwoord op de vraag van de heer Heijnen is: artikel 35 verwijst naar lid 3, ja. Zullen de indieners van het amendement direct én indirect rendement bedoeld hebben, maar het niet zo opgeschreven hebben? Dat ligt wel in de lijn der verwachting. Wij zullen dit nog een keer met de indieners van het amendement opnemen. Verder heb ik eerder vandaag al gezegd dat er een uitvoeringstoets komt. Een en ander zal ongetwijfeld in het Belastingplan 2025 terugkomen; dat geldt ook voor de budgettaire consequenties. Die laatste zullen waarschijnlijk al eerder terugkomen, bij de Voorjaarsnota.
Voorzitter. Dan over de BOR nog de vraag van de heer Van Apeldoorn: waarom wordt de BOR niet afgeschaft? Mag ik verwijzen naar onze kabinetsappreciatie op het rapport van het Centraal Planbureau? Ik zie dat meneer Van Apeldoorn zeer welwillend is, dus qua tijd gaat dat ook goed.
Voorzitter. Dan ben ik bij mijn zevende blokje: fbi, vbi en fonds voor gemene rekening. De heer Heijnen vraagt om een nader onderzoek naar invoering van de verscherpte aandeelhouderseis. In opdracht van het ministerie van Financiën heeft de Stichting Economisch Onderzoek onder andere de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het fbi-regime beoordeeld. Daaruit zijn twee heffingslekken voortgevloeid. De Stichting Economisch Onderzoek beschrijft verschillende oplossingsrichtingen. Het kabinet is tot de conclusie gekomen — dat blijkt ook uit het verloop van het hele proces: de evaluatie, onze appreciatie en het voorstel dat we in internetconsultatie hebben gedaan en dat nu voorligt — dat het het meest effectief is als het de fbi niet langer is toegestaan om direct in Nederlands vastgoed te beleggen. Het kabinet heeft niet voor de door SEO voorgestelde aanscherping van de aandeelhouderseis gekozen, omdat in dat geval een van de twee heffingslekken zou blijven voortbestaan. Het betreft meer specifiek het heffingslek dat bestaat bij een buitenlands beleggingsfonds dat Nederlands vastgoed direct houdt. Als dit buitenlandse beleggingsfonds belegt in Nederlands vastgoed, heeft deze beleggingsinstelling een vaste inrichting in Nederland. Door de fbi-status is op de inkomsten uit het vastgoed een tarief van 0% van toepassing. Nederland kan over de verplichte dividenduitkering geen dividendbelasting heffen. Het gevolg is dat Nederland zijn heffingsrecht op de winsten uit het Nederlandse vastgoed niet of niet volledig kan effectueren, terwijl de hoofdregel in het internationale belastingrecht toch het situsbeginsel is: het land waar het vastgoed ligt, mag heffen en heft. Als gevolg daarvan zou bij het kiezen voor een verscherpte aandeelhouderseis een aanvullende maatregel moeten worden genomen om ook dat tweede heffingslek te dichten, om substantiële budgettaire derving te voorkomen.
Ook zou een verscherpte aandeelhouderseis de vraag oproepen of dit ook geldt voor effecten-fbi's. Dat laatste willen we niet, want dat zou overkill betekenen. CEO heeft ook de vastgoedmaatregel als oplossingsrichting voorgesteld, hetgeen afschaffing van de vastgoed-fbi in zijn geheel zou inhouden. Daar hebben we dan weer niet voor gekozen. Via overgangsrecht hebben we het mogelijk gemaakt dat indirect beleggen in Nederlands vastgoed mogelijk blijft. Met name voor de Nederlandse pensioenfondsen is dat van belang.
Vanwege het voorgaande zie ik op dit moment geen aanleiding om opnieuw onderzoek te doen naar de optie van de verscherpte aandeelhouderseis. Wat we wel kunnen doen, is toch nog een keer alle plussen en minnen van een REIT-regime op een rij zetten. Maar dat is dan natuurlijk een geheel nieuw regime. Dat kunnen we niet op de korte termijn doen. Daar hebben we al wel eerder naar gekeken. Dat was ook een vraag van de heer Heijnen. Ik ben daar wel toe bereid. Daarbij kunnen we de andere vraag van de heer Heijnen meenemen, namelijk of we in het kader van het investerings- en vestigingsklimaat wel of niet een concurrerend regime willen hebben.
Dan ga ik naar de bpm-Mulderzaken. Ook daar vroeg de heer Heijnen naar: kan de staatssecretaris toezeggen het amendement niet in werking te laten treden voor het gedeelte van de Mulderboetes, de verkeersboetes? Dat kan helaas wetgevingstechnisch niet. Als de wet het mogelijk had gemaakt, zouden we dat wel hebben kunnen doen, maar dit is via amendement erin gekomen. De datum van inwerkingtreding is in het wetsvoorstel bepaald. De minister voor Rechtsbescherming spreekt sowieso, onder andere in het kader van de monitoring, met de verschillende partijen. Hij zal de impact monitoren en neemt daarbij het WODC-onderzoek mee. De ketenpartners verwachten geen knelpunten.
Volgens mij was er ook nog de vraag — ik zeg het even in gewoon Nederlands — hoe het zit als de boete nog in dit jaar is opgelegd. Ik moet nu zelf even goed opletten, want het ligt weer net iets genuanceerder dan menigeen denkt. De wijziging van het amendement geldt alleen voor dat deel van de procedure dat geheel in 2024 plaatsvindt. Ik zal het verduidelijken aan de hand van een voorbeeld. Een verkeersboete is opgelegd in november 2023. De burger stelt in december 2023 administratief beroep in. De officier van justitie beslist op het administratief beroep in januari 2024 en vervolgens doet de kantonrechter in beroep uitspraak in juni 2024. De wijzigingen van dit wetsvoorstel gelden dan alleen voor de proceskostenvergoeding voor de procedure bij de kantonrechter; niet voor het traject daarvóór. Voor een eventuele proceskostenvergoeding in administratief beroep blijft de oude regeling gelden, omdat het beroep is gericht tegen de primaire boetebeschikking uit 2023. Met dank aan het ministerie van Justitie en Veiligheid, want dit is eigenlijk de portefeuille van de minister voor Rechtsbescherming.
De voorzitter:
Daarmee is het bijna 15.30 uur, staatssecretaris. Het is zelfs exact 15.30 uur. Ik ga nu schorsen in verband met een aantal geplande commissievergaderingen, tot 16.00 uur.
De vergadering wordt van 15.30 uur tot 16.00 uur geschorst.
Voorzitter: Kox
De voorzitter:
We gaan verder met de beantwoording van de kant van de regering. Het woord is aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, voor het vervolg van zijn betoog.
Staatssecretaris Van Rij i:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga door met het onderwerp WOZ, bpm en de Muldercasuïstiek. De heer Heijnen vroeg mij of ik kan toezeggen dat de sector op korte termijn een beschrijving van de betaalinformatie ontvangt en of ik daarover op korte termijn in overleg ga met de sector. We hebben al eerder aangegeven dat we uiteraard het wetsvoorstel gaan monitoren. Uiteraard worden de gevolgen voor de leasemaatschappijen daarin meegenomen. We zijn inderdaad bereid om op zeer korte termijn in overleg te treden met de leasemaatschappijen en de branchevereniging van leasemaatschappijen over de gevolgen van dit onderdeel van het wetsvoorstel.
Voorzitter. De heer Schalk vroeg of dit wetsvoorstel niet ten koste gaat van de rechtsbescherming en mensen met een smalle beurs. Uiteraard vinden wij het heel belangrijk dat de overheid naast burgers met een kleine beurs staat en dat er laagdrempelige mogelijkheden zijn om bezwaar en beroep in te stellen. Het blijft dus zeer nadrukkelijk mogelijk om bezwaar en beroep in te stellen. Ik was vorige week bij het samenwerkingsverband Deventer. Misschien zijn zij wel the best in class, het beste jongetje of meisje in de klas, maar zij zijn daar zeer proactief in het voortraject met burgers bezig, zodat die niet eens bezwaar hoeven te maken. Daar is nog een wereld te winnen. Die WOZ-beschikking is één, maar in dat voortraject bij de totstandkoming van die WOZ-beschikking — als daar de eerste vragen over zijn — was ik zeer onder de indruk van de servicegerichtheid en de goede ideeën daar. Wij komen overigens nog met nadere voorstellen op dit punt. Die toegang wordt dus door dit voorstel niet beperkt.
Als het toch op procederen aankomt, mogen burgers en bedrijven dat altijd. Ze hebben helemaal geen gemachtigde nodig, maar het staat of valt ook met goede communicatie met de gemeente en met de toegankelijkheid van de informatie et cetera. Als een bezwaar of beroep gegrond wordt verklaard, krijgt de belanghebbende een tegemoetkoming in de kosten van rechtsbijstand. Die vergoeding wordt met dit wetsvoorstel verlaagd, omdat er sprake is van overcompensatie. Onder voorwaarden kan er natuurlijk altijd aanspraak worden gemaakt op gesubsidieerde rechtsbijstand. Voor mensen met een smalle beurs is er bovendien een mogelijkheid om een vrijstelling van griffierecht te krijgen. Daarnaast krijgt de rechterlijke macht hierdoor meer ruimte; dat wil ik toch ook wel benadrukken. Eerder dit jaar was ik op werkbezoek bij het gerechtshof Amsterdam. Ik leerde daar dat door de enorme tsunami van dit soort zaken fiscale raadsheren — dat is mannelijk en vrouwelijk — niet meer toekomen aan de normale zaken. De rechterlijke macht wordt dus overstelpt door die "no cure, no pay"-praktijken. Dit als antwoord op de vraag van de heer Schalk.
De heer Baumgarten i (JA21):
Ik zou van de staatssecretaris willen weten in hoeveel procent van de gevallen een beroep dat via een "no cure, no pay"-bureau wordt ingezet, succesvol was.
Staatssecretaris Van Rij:
Wat verstaat u onder "succesvol": dat uiteindelijk de rechter in hoogste instantie alsnog de belastingplichtige gelijk heeft gegeven of dat zaken al in een eerder stadium tot een oplossing gekomen zijn?
De heer Baumgarten (JA21):
Dat eerste.
Staatssecretaris Van Rij:
Oké, ik zal u die gegevens in tweede termijn verstrekken. Dat kan ik nu niet uit mijn hoofd doen.
Voorzitter. Dan ga ik over naar het onderdeel Fraude Signalering Voorziening en selectie aan de poort. Mevrouw Geerdink stelde met name de vraag waarom is gekozen voor deze bijzondere wijze van berekenen van de hoogte van de FSV-compensatie. Het gaat om de situaties bij selectie aan de poort. Even voor de goede orde: dat gaat om ongeveer een kleine 10.000 gevallen die allemaal handmatig zijn bekeken. Daarbij is de aangifte uitgeworpen door selectie aan de poort, omdat er een afwijking was in vergelijking met andere jaren. Het is gebruikelijk dat de Belastingdienst dan gaat kijken. In 70% van de gevallen was de correctie terecht. Het was op basis van fiscale gronden. In 30% van de gevallen was dat niet op basis van fiscale gronden, maar op basis van andere selectiecriteria. Voor die situatie willen we met deze wettelijke grondslag een compensatie geven. Dan is altijd de vraag: wat is dan de compensatie? Uiteindelijk is het voorstel om als iemand €500 giftenaftrek had op basis van een niet-fiscaal selectiecriterium — dus een selectiecriterium waarbij het schuurt of dat in strijd is met de grondrechten — die €500 alsnog te compenseren. Je zou kunnen zeggen: fiscaal heb je toch nooit 100%? 100% is 100%. De gemiddelde belastingdruk is 40%. Echter, in heel veel van dit soort situaties speelt hier precies die marginale druk. Dat betekent dat in heel veel situaties die 80%-90% geldt en soms is het zelfs boven de 100%. Er zit dus een stukje ondercompensatie en overcompensatie.
Voorzitter. Ik moet natuurlijk wel toegeven aan mevrouw Geerdink dat als het niet €500, maar €2.000 is, je dus €2.000 terugkrijgt. We moeten het ook kunnen behappen en afwerken. We hebben hier nu voor gekozen. Op basis van deze wet gaat het uiteindelijk om een groep van 3.000. Als de wet wordt aangenomen, kunnen we vanaf 1 januari starten met de communicatie en tot afhandeling overgaan. Dat is wel steeds mijn inzet geweest. Dit was een van de twee grote dossiers die ik aantrof, waarbij toch wel sprake was van op zijn zachtst gezegd bovengemiddelde activiteit. Ik neem het woord "crisis" niet in de hand. Deze dossiers waren box 3 en de fraudesignalering. Dan is het heel belangrijk dat we dat herstel doen en dat we dat op tijd doen. Als we dit hebben afgehandeld, komen we uiteraard nog bij uw Kamer terug op de casusposities waar minnelijke schuldsanering op verkeerde gronden is geweigerd. Ik hoop dat we dat dan kunnen afronden.
Dan kom ik op de volgende vraag van mevrouw Geerdink. Ze vroeg: dit toch nooit meer? Dat is precies hoe ik er zowel bij het ene onderwerp als bij het andere onderwerp in sta. Laten we vooral proberen om de fouten die de overheid, in dit geval de Belastingdienst, heeft gemaakt in het herstel van het vertrouwen tussen de burger en in dit geval de Belastingdienst, tijdig, goed en zorgvuldig op te lossen. Vervolgens moeten we voorkomen dat het weer gebeurt. Dat betekent dat de geldende processen fout waren, want er waren geen waarborgen, checks-and-balances en good governance. Dat is nu allemaal ter hand genomen. De Belastingdienst is veel acties gestart om herhaling te voorkomen. Die zien natuurlijk vooral op de risicoselectie, waarbij we ook het College voor de Rechten van de Mens hebben ingeschakeld. Wij volgen de adviezen op die zij hebben gegeven. Het gaat om handhaving en inclusiviteit. Het gaat ook om verbetering van de cultuur en de processen bij de Belastingdienst zelf.
Dat waarborgenkader is nu opgesteld in een pilotvorm. Het wordt uitgerold. Daarmee kan de Belastingdienst de rechtmatigheid en de transparantie van de risicoselectie beter garanderen. Aan medewerkers is gevraagd om kritisch te kijken naar de gebruikte selectieprocessen, om processen die mogelijk ongelijk uitwerken te identificeren. Er is ook gestart met een moreel beraad binnen de Belastingdienst, waar casuïstiek wordt besproken en bewuste en onbewuste vooroordelen aandacht krijgen. Dat heb ik ook geadresseerd in de brief van 31 mei vorig jaar, die over institutioneel racisme ging. Daarnaast hebben we het programma Leiderschap en cultuur verdiept en besteden we aandacht aan een inclusief werkklimaat. De Belastingdienst wil alle processen vanaf eind 2024 ... Ook dat heb ik geprioriteerd. Daarover word ik eens in de drie à vier weken heel gestructureerd bijgepraat. Dat betreft de AVG-compliantie, dus alles rondom de privacy.
Verder is natuurlijk de behandeling stopgezet van de risicosignalen die vroeger in de fraudesignalering werden geregistreerd. Dat betreft die zwarte lijsten. Dat is nog door een van de ambtsvoorgangers gedaan, in 2019. Deze signalen worden op een gefaseerde wijze herstart. Hiervoor is een programma opgericht. Het doel is om een juiste balans te vinden tussen het spoedig herstarten van de behandeling van de externe melding binnen deze informatiestromen en het waarborgen van de persoonsgegevens van burgers en bedrijven. We zijn daar heel zorgvuldig in, ook omdat we als Belastingdienst vorig jaar natuurlijk een behoorlijke boete van de Autoriteit Persoonsgegevens hebben gekregen. Ook met de Autoriteit Persoonsgegevens zitten we regelmatig om tafel. De eerste twee signaalstromen die stillagen, zijn eind dit jaar weer opgestart. Dit was in antwoord op de vragen van mevrouw Geerdink.
Dan ga ik over naar een van de laatste onderwerpen. Ik heb er nog twee. Dat is de Wet minimumbelasting, ook wel Pijler 2. Verschillende leden hebben vragen gesteld over dit wetsvoorstel, ook wel bekend als Pijler 2. Naar de mening van het kabinet is het belangrijk om een minimumbelasting in te voeren in een zo groot mogelijk internationaal verband. Dat is overigens aangespoord door de Tweede Kamer, in meerdere moties, door een grote meerderheid. In dat opzicht is het akkoord dat twee jaar geleden in OESO-verband bereikt is, door ons omarmd. Vervolgens hebben we natuurlijk gezien, wat wel vaker gebeurt, dat als de OESO multilateraal bepaalde afspraken maakt, de EU die wel of niet overneemt in de vorm van een ontwerprichtlijn. In dit geval is dat wel gebeurd. Die ontwerprichtlijn is eind vorig jaar vastgesteld. Dat kan alleen bij unanimiteit. Het heffen van directe belastingen behoort tot de soevereiniteit van de lidstaten, tenzij alle EU-lidstaten van oordeel zijn dat op het punt van de directe belastingen iets via een richtlijn geregeld kan worden. Een richtlijn is geen vraag of je je ergens aan onderwerpt of niet. Een richtlijn heb je uit te voeren. Als je die niet uitvoert of niet op tijd uitvoert, krijg je boetes en dwangsommen. Als je het helemaal op z'n beloop laat, kan je een infractieprocedure krijgen.
Wij hebben het volgende dus gedaan, ook vanwege de zorg over de minimumbelasting die vanaf het begin af aan bij het bedrijfsleven bestond. Overigens, voor de goede orde, een minimumbelasting past precies bij het tegengaan van belastingontwijking. Je hebt een minimumtarief van 15% als effectief tarief. Dat is bedoeld om het verschuiven van winsten naar lager belaste jurisdicties, met 5%, 6% of 7%, tegen te gaan. De gedachte daarachter past dus eigenlijk in een langjarig Nederlands beleid van verschillende kabinetten. Nogmaals, een grote meerderheid in de Tweede Kamer heeft ons ook gevraagd daar proactief in te zijn. Omdat het bedrijfsleven zorgen had over de administratieve lasten, hebben wij gezegd: laten we zo snel mogelijk en zo goed mogelijk met een wetsvoorstel komen en dat in internetconsultatie brengen. Dit betrof een van de vragen van onder meer mevrouw Bakker. Het bedrijfsleven en beroepsorganisaties hebben zeer goed gebruikgemaakt van de internetconsultatie. Dat heeft ook geleid tot aanpassingen in het voorstel.
Een van de andere vragen is: wat doen andere landen? Alle EU-lidstaten zullen dit moeten implementeren. Duitsland, Ierland, België, Denemarken, Hongarije en Frankrijk zijn al heel ver met hun parlementaire proces. De andere hebben zich daaraan geconformeerd. Ik heb vorige week met mijn counterpart gesproken in Londen. Het Verenigd Koninkrijk zal het parlementaire proces in februari hebben afgerond. Maar ook landen als Indonesië, Japan en Zuid-Korea, dus in Azië, zijn ermee bezig.
Het is inderdaad juist dat de Verenigde Staten hier nogal kritisch op zijn, maar dat heeft vooral met de interne politieke situatie in de Verenigde Staten te maken. De Bidenadministratie heeft Pillar Two omarmd. De minister van Financiën Yellen was de eerste die deze omarmde toen de G20 hier overeenstemming over had en er in OESO-verband een akkoord was. Maar we kennen de politieke situatie in de Verenigde Staten, namelijk dat de republikeinen een meerderheid hebben in het Huis van Afgevaardigden en de democraten in de Senaat, en dat er presidentsverkiezingen aan komen volgend jaar.
Het is dan ook niet zonder reden dat met name in de Verenigde Staten de verwachting is dat de Verenigde Staten na die presidentsverkiezingen — hoewel niemand natuurlijk weet wat de uitkomst van die presidentsverkiezingen zal zijn — in 2026 niet alleen op het punt van Pillar Two, maar vooral ook wat betreft eigen nationale wetgeving ... Er is in 2018 wetgeving ingevoerd die met name tot een forse reductie van het eigen vennootschapsbelastingtarief en de fiscale faciliteit heeft geleid. In 2026 loopt die achtjaarsperiode af. De verwachting is dus dat de Verenigde Staten dan zullen moeten kiezen, natuurlijk ook op basis van hoe de politieke verhoudingen zijn. De EU is hier vrij duidelijk over en buiten de EU zijn ze dat ook.
Wij hebben dit dus gemeend en hebben tot onze eigen toch ook wel aangename verrassing het volgende gehoord. Toen ik in september in de Verenigde Staten was en onder meer hierover sprak met de counterparts bij Treasury, het ministerie van Financiën, maar ook met mensen uit de praktijk in New York, hoorde ik dat veel Amerikaanse bedrijven het juist interessant vinden dat wij die wetgeving wél op tijd doen en op orde hebben, omdat ze dan zekerheid krijgen. Dat kan in Nederland, want je kan hier een ruling over sluiten; ook dat hebben we al bekendgemaakt in juli. Die zekerheid en die voorspelbaarheid zijn een heel groot goed in vergelijking met de onzekerheid die er nog in heel veel landen is.
Een tweede element waar ik op wil wijzen, is dat sommige landen, zoals de Verenigde Arabische Emiraten, die een heel laag tarief hadden, inmiddels ook naar 15% gaan. Daaraan zie je dus dat de 15% minimumbelasting wel haar werk doet.
Is het een makkelijke vorm van wetgeving? Nee. Is het complex? Ja, het is zeer complex. Ik werk nu 40 jaar. Ik zeg in alle eerlijkheid: het is de meest complexe wetgeving die ik ooit gezien heb. Hier gaan nog hele generaties fiscalisten en accountants, zowel bij de Belastingdienst als bij kantoren en grote bedrijven, mee bezig zijn. Het is overigens wel voor de grote bedrijven. Over het algemeen zijn die dat wel gewend, maar die zullen hier mee bezig zijn. Ik doe daar dus niet lichtvaardig over. Maar je kan maar beter in het eerste rijtuig zitten, want dan doe je ook de eerste ervaringen op. Zoals ik al zei, heeft dat ook nog onverwachte positieve kanten. Maar ook in OESO-verband wordt hier natuurlijk steeds werkende weg verder over gesproken.
Voorzitter. Mevrouw Geerdink stelde een zeer terechte vraag. Daar ben ik het heel erg mee eens. Ze zei dat de invoering van deze minimumbelasting eigenlijk ook directe aanleiding is om nog eens een keer heel zorgvuldig en op korte termijn tegen het licht te houden wat de gevolgen zijn van bepaalde belastingfaciliteiten die wij hebben. Eerder is het succes van de Wbso aan de orde geweest, maar ook het succes van de Innovatiebox. Ik ga niet te veel de techniek in, maar als het effectieve belastingtarief berekend moet worden, dan zijn er een teller en een noemer. De teller gaat om de belastingen. Als je dan bijvoorbeeld de Innovatiebox hebt, die natuurlijk via de fiscale winst in de vennootschapsbelasting gaat, en als die dan je teller verlaagt, dan kan dat in bepaalde situaties ertoe leiden dat je effectieve belastingtarief onder de 15% zit. Dan moet er bijgeheven worden. De noemer gaat om het inkomen. In die noemer zitten subsidies, maar ook bepaalde tax credits. Nou wordt het even technisch, maar de Amerikanen maken altijd heel veel gebruik van tax credits, met name de refundable unqualified tax credits, maar ook de transferable marketable tax credits. Dat is in hun systeem eigenlijk cash. Toen ik de allereerste keer naar de Verenigde Staten keer ging, tuitten mijn oren ook. In hun beleving is dat letterlijk cash, die je ook nog kunt overdragen aan een derde partij. Dat zit niet in de teller, maar in de noemer.
In antwoord op de vraag van mevrouw Geerdink: wij moeten als Nederland heel goed kijken, niet alleen naar de gevolgen voor de bestaande fiscale faciliteiten, maar ook naar wat wij willen. Willen wij innovatie bijvoorbeeld via subsidie of willen wij ook dit soort vormen van Amerikaanse tax credits gaan invoeren? Dat moet je nu heel snel in kaart brengen, maar dat wordt natuurlijk wel getriggerd door het feit dat je ook met deze wetgeving te maken hebt. Dus wat mevrouw Geerdink vroeg, zou ik graag willen omarmen. Ik heb de inhoud niet gezien want, nogmaals, de ambtelijke commissie voor de bouwstenen is onafhankelijk, maar ik kan hier al zeggen dat dit in de bouwstenennotitie wordt uitgewerkt. Die komt al begin volgend jaar, dus dan is het aan een nieuw kabinet, of aan ons als wij toch wat langer zouden moeten zitten. Dan komen we er ongetwijfeld met de Kamer nog verder over te spreken.
De voorzitter:
Staatssecretaris, mag ik iets vragen? Was u al bijna aan het einde toe?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, dat klopt. Ik heb alleen nog de varia.
De voorzitter:
Dat klinkt sympathiek, maar zou dreigend kunnen zijn. Dan houden we het op varia, maar binnen een bepaalde tijd. Kan dat?
Staatssecretaris Van Rij:
Ik had tien vragen over dit onderwerp, dus ik hoop dat ik ze afdoende beantwoord heb, en anders hoor ik het graag in tweede termijn.
Dan de varia. Ik zal het heel beknopt doen. Kan de staatssecretaris toezeggen een kabinetsreactie te geven op de rapporten Global Tax Evasion van professor Zucman en The State of Tax Justice 2023? Dat was een vraag van de heer Martens. Het antwoord is ja. Dat scheelt alweer wat papier.
Voorzitter. De heer Van Apeldoorn vroeg: erkent de staatssecretaris dat het volgend kabinet door moet gaan met het tegengaan van de mogelijkheden om belasting te ontduiken? Hebben wij, omdat we dat suggereerden, betere cijfers als het om profit shifting gaat? We monitoren natuurlijk de gevolgen van de maatregelen die we genomen hebben. Dat gaat altijd via De Nederlandsche Bank. Daar blijkt overigens uit dat we vrij effectief zijn. De eerstvolgende versie daarvan willen we ook delen in onze jaarlijkse monitoringsbrief. Overigens, de allerlaatste was van oktober dit jaar. Dat zijn onze gegevens.
Voorzitter. Mevrouw Bakker-Klein vroeg of de overheid een betrouwbare partner moet zijn. Dat moet ze altijd zijn. Het idee is dat wetgever en Belastingdienst zich houden aan convenanten die worden gesloten. We doen dat inderdaad. We hebben het horizontaal toezicht. Dat gaat via convenanten, zowel voor de grote ondernemingen als de middelgrote ondernemingen, alsook met brancheorganisaties. Inmiddels zitten we in de variant horizontaal toezicht 3.0. Dat geeft veel stabiliteit aan ondernemers, omdat ze van tevoren weten op welke punten de Belastingdienst met name naar welke risico's kijkt. Dat zullen we blijven voortzetten. Uiteindelijk is het parlement natuurlijk verantwoordelijk voor de wetgeving. Belangenorganisaties mogen met adviezen komen, maar wetgeving zal op voorstel van de regering hier worden vastgesteld.
Mevrouw Moonen had nog vragen over de onduidelijke geldstromen van brievenbusmaatschappijen. De inzet van dit kabinet is heel nadrukkelijk dat wij in de EU graag een richtlijn zien op Unshell. Er ligt een ontwerprichtlijn. Ik ben ook heel eerlijk. Ik heb er recent nog over gesproken met Brussel: het vlot niet erg. Ik heb in de Tweede Kamer overigens wel gezegd dat, mocht dat nou toch niet lukken, we in nauwe samenspraak met Tweede en Eerste Kamer zullen moeten overwegen om toch nog unilateraal maatregelen te nemen. Dat heeft absoluut niet mijn voorkeur. Het is veel effectiever om het in Europees verband te doen. Maar ja, it needs more than two for a tango daar.
Voorzitter. Ik ben echt behoorlijk tempo aan het maken. Kan de Belastingdienst Pijler 1 aan? Dat was een vraag van mevrouw Geerdink. De volgende vraag was: hoe staat het met Pijler 1? Er is op zichzelf overeenstemming over een concept, maar laat ik heel eerlijk zijn: ook dat zie ik vanwege de eerder door mij uitgelegde Amerikaanse politieke situatie niet snel tot een akkoord komen. Je ziet een aantal landen die al zelfstandig een Digital Services Tax hebben. Uiteraard blijven wij coöperatief en constructief meewerken in OESO-verband. Het zou in Nederland om ongeveer honderd bedrijven gaan.
Voorzitter. Mevrouw Moonen vroeg nog hoe we de 100%-doelstelling elektrische voertuigen halen, als het gaat om de nieuwe verkopen in 2030. Op basis van het huidige beleid wordt verwacht dat in 2030 60% van de nieuwe verkochte auto's een elektrisch voertuig is. Dit volgt uit de Klimaat- en Energieverkenning 2023. Gegeven de demissionaire status is het aan een volgend kabinet om te besluiten of er, en zo ja welke, aanvullende maatregelen genomen moeten worden.
De heer Hartog heeft nog gevraagd of het kabinet kan reflecteren op de accijnsmethodiek. Accijns is inderdaad net zoals btw al een Europees geharmoniseerde belasting. Voor alle accijnsgoederen ofwel de goederen waarop accijns mag worden geheven geldt dat de manier waarop de accijns wordt berekend Europees is vastgesteld. Ik heb eerder al aangegeven dat er minimumtarieven zijn. Uit het overleg met Duitsland en België blijkt dat daar nog grote verschillen in zitten.
De heer Hartog heeft ook gevraagd wanneer de Kamer de toegezegde brief over de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken kan verwachten. De Tweede Kamer heeft een motie hierover aangenomen. Wij hopen uiterlijk eind maart met de brief te komen, waarin we echt diep ingaan op de contouren en de planning van het wetsvoorstel conform de motie die in de Tweede Kamer is aangenomen.
Mevrouw Visseren had nog een vraag die iets verder ging. Ja, het klopt. Stel dat we de wetgeving die vorig jaar is aangenomen en nu wordt ingevoerd niet zouden willen, even los van het feit dat dat op z'n zachtst gezegd bijna onmogelijk is tenzij de Eerste Kamer me terug zou sturen op dit punt, dan slaan we een gat van €365 mln. Even los daarvan denk ik dat we in de brief echt moeten ingaan op de vragen die u heeft gesteld en heel nadrukkelijk ook op de differentiatie voor de suikerhoudende dranken. Toen ik vorige week in Londen was, heb ik ook gezien dat de Engelsen heel succesvol zijn geweest met het invoeren van een belasting. Dat nemen we uiteraard mee.
Voorzitter. Volgens mij begin ik nu echt bij een einde te komen, hoewel het blokje varia maar blijft doorgaan.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Nog even over die 1 januari 2025. U zegt dat het bijna onmogelijk is, behalve als de Eerste Kamer u met huiswerk terugstuurt. Wat zijn de mogelijkheden daarin? Hoe zou zo'n proces eruitzien als we met z'n allen besluiten dat we de invoering van de wetgeving per 1 januari '25 onwenselijk vinden? Hoe zou zo'n proces eruitzien? Zou dat reparatiewetgeving zijn? Gaat dat per AMvB? Zou u mij dus willen meenemen in de technische mogelijkheden van wat er mogelijk is voor 1 januari?
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, dat is echt aan de Eerste Kamer. Die wet is overigens al aangenomen. Die wordt hier niet meer in stemming gebracht, dus dat wordt superingewikkeld. Dat kan dus niet bij novelle of zo. Als het een wetsontwerp was dat nu voorlag, dan zou ik teruggestuurd kunnen worden, eerst naar de ministerraad, dan naar de Raad van State en dan naar de Tweede Kamer, en zou ik daarna weer bij u terugkomen. Het is inmiddels 12 december. Dat zou dus heel ingewikkeld worden. Maar dat kan hier niet eens, omdat deze wet vorig jaar al is aangenomen. Ik stel daarom voor dat we de discussie aan de hand van de door mij toegezegde brief hervatten. De Tweede Kamer zit hier overigens ook bovenop. We hebben gezegd: op z'n vroegst 1 januari 2026. Dat heeft sowieso met het wetgevingstraject te maken, maar uiteraard ook met de systemen. Maar ja, het is compleet duidelijk wat de Tweede en de Eerste Kamer willen op dit punt.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Kunt u nog even met me meedenken? Ik begrijp dat het ingewikkeld wordt voor 1 januari '24, maar "ingewikkeld" is geen "nee". Dat maakt het nog niet onmogelijk. Een tweede optie zou zijn om zo snel mogelijk de angel uit de wet te halen. Wat zouden we kunnen doen voor 1 januari '26 om de pijn uit deze wetgeving te halen totdat we een degelijke wetgeving met elkaar behandelen? We gaan namelijk echt een ongewenste situatie tegemoet, waarin we …
De voorzitter:
De staatssecretaris.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja, kort. Laat ik heel duidelijk zijn: voor 1 januari kan er echt niks meer. Dat lukt niet. Wij gaan als demissionair kabinet niet met een initiatief komen. Dat zeg ik even voor alle duidelijkheid voor de parlementaire behandeling, ook voor de vastlegging. Wij gaan de motie-Grinwis uitvoeren en komen met de brief in maart. Daar zit een heel wetgevingsvoorstel in. Dat doen we als demissionair kabinet, omdat de Tweede Kamer ons daartoe heeft opgeroepen. We gaan dus niet zeggen: dat doen we niet, omdat er formerende partijen zijn. Ook hier in de Eerste Kamer ligt het heel duidelijk. Die wetswijziging, die nieuwe wet, die hopelijk beter voldoet aan de wensen van beide Kamers, kan op zijn vroegst op 1 januari 2026 worden ingevoerd.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter, de staatssecretaris heeft mijn vraag niet beantwoord, dus dit is nog steeds mijn tweede vraag. Wat zou u kunnen doen om in de tussentijd, dus in de tijd tot 1 januari '26, de pijn te verlichten?
Staatssecretaris Van Rij:
Daar ga ik nu geen uitspraken over doen. Ik denk dat we dat ook meenemen in de brief. Dan kunnen we altijd bekijken of we nog iets bij het Belastingplan 2025 kunnen doen. Maar ik ga daar niet op vooruitlopen.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Onze fractie mist nog een antwoord op de vraag die we gesteld hebben over het instellen van een vereenvoudigingscommissie.
Staatssecretaris Van Rij:
Die komt nog. Die zit nog in varia.
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Ik dacht dat u net de varia had afgerond. Excuses.
Staatssecretaris Van Rij:
Nee, nee, nee. Ik zei nog: het is dit nog. Ik kan nu meteen het antwoord geven. Dank voor de vraag. De Tweede Kamer heeft een motie aangenomen waardoor de Tweede Kamer zelf een commissie in gaat stellen. Dat is nieuw. Dat is aan de nieuwe Tweede Kamer. Ik heb al uitgelegd dat wij met de bouwstenennotitie komen. Ik heb ook al uitgelegd wat wij gedaan hebben als het gaat om de inventarisatie van fiscale regelingen en dat we de eerste stappen hebben gezet voor vereenvoudiging. Dit demissionaire kabinet gaat niet nu nog eens een vereenvoudigingscommissie instellen. Het is aan een volgend kabinet om te kijken hoe ze straks met de door de Tweede Kamer ingestelde commissie omgaan. Dat is het antwoord.
Voorzitter. Dan de e-sigaretten. Kunnen die op grond van de Europese richtlijn tabaksaccijns worden belast met accijns? Bij de behandeling van het Belastingplan 2024 is ook de motie-Van Weyenberg cum suis aangenomen, waarin wordt verzocht om voor het zomerreces een wetsvoorstel in te dienen om de verbruiksbelasting in te voeren. Aan die motie zal uitvoering worden gegeven. Daarbij merk ik wel het volgende op. Het reguliere wetstraject moet natuurlijk doorlopen worden. Daaronder vallen een uitvoeringstoets en een advies van de Raad van State. Het is heel nadrukkelijk het streven — dat heb ik ook in de Tweede Kamer toegezegd — om dat voor het zomerreces aan te bieden. Als wij er dan niet meer zitten, heeft het volgende kabinet in ieder geval een wetsontwerp. Het kost dan gewoon 18 tot 24 maanden om het te introduceren. Dan zal de invoering zijn op 1 januari 2026. Ook dat heb ik in de Tweede Kamer gemeld.
Voorzitter. De heer Martens heeft een vraag gesteld over onafhankelijke hoogleraren. De demissionair minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft op 30 november met de rectoren van de universiteiten hierover gesproken. Er is ook gesproken over de balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren, met en zonder nevenfunctie of externe financier. De demissionair minister van OCW stuurt hierover binnenkort een brief aan de Tweede Kamer. Ik zal vragen of er ook een afschrift van die brief naar de Eerste Kamer gaat.
Voorzitter. Mevrouw Moonen had nog een vraag over de bouwstenen. Ik verwijs naar de opdrachtbrief en de bouwstenen. Ik ga ervan uit dat de onafhankelijke ambtelijke werkgroep aan de slag gaat met de door haar genoemde onderwerpen.
Voorzitter. Mevrouw Visseren zei dat het kabinet bij de interpretatie van brede welvaart een denkfout lijkt te maken. "Natuur en dieren krijgen ook een plek. Hoe willen zij de intrinsieke waarden van natuur en dieren integreren in het concept van de brede welvaart en in de Miljoenennota?" Brede welvaart is uiteraard breder; het gaat niet alleen om economische groei, maar ook om natuur en klimaat. Het kabinet heeft de motie-Hammelburg opgepakt, net als de adviezen van de Raad van State en de Algemene Rekenkamer. Brede welvaart is onderdeel geworden van de begrotingssystematiek. Ik weet dat de minister van Financiën daar zeer nauw bij betrokken is en erop toeziet dat dat ook gebeurt. Zijn we waar we moeten zijn? Nee. We zijn ermee begonnen. We moeten het integreren. Die besluitvorming is nog in ontwikkeling. Dat kan beter. De planbureaus, het Centraal Planbureau, het Sociaal Cultureel Planbureau en het Planbureau voor de Leefomgeving, ontwikkelen een analyse-instrumentarium om de gevolgen op termijn van het beleid voor de brede welvaart beter in kaart te brengen.
Dan de allerlaatste vraag, voorzitter. Dan ben ik wat mijn eerste termijn betreft tot een afronding gekomen. Dat is een vraag van de heer Van den Oetelaar. Veel Nederlanders hebben, behalve pensioengeld, ook een belegging: één, twee of misschien drie panden. Heel kort over de overbruggingswetgeving. Het volgende heb ik in de brief van 4 oktober geschreven en ook anderszins gecommuniceerd. Als een belastingplichtige, een belegger, van oordeel is dat zijn werkelijke totale rendement, waar ik eerder op ingegaan ben, lager is dan het forfait, is het aan die belastingplichtige en belegger c.q. adviseur om een bezwaar in te dienen. Als het om rendement gaat, gaat het wel om direct en indirect rendement. Straks zal de Hoge Raad uitspraak doen. Dan weten we uiteraard meer. Als het aan dit kabinet ligt, zullen dat soort belastingplichtigen veel beter af zijn in het nieuwe stelsel, want dan betalen ze alleen maar belasting over de huur minus de kosten minus de rente die ze in een jaar hebben genoten, wat fair is, tenzij u vindt dat er helemaal geen belasting betaald moet worden. Heel veel mensen begrijpen dat je toch wel belasting moet betalen, ook als je direct rendement hebt gemaakt. Je betaalt alleen belasting over het gerealiseerde indirecte rendement.
Tot slot noemde de heer Heijnen de drie E's. Het moest eenvoudig en eerlijk zijn, maar dat is precies altijd het probleem in de belasting, want we dachten er met eenvoud te zijn met een forfait. En kijk waar we nu zijn. Als je het eerlijk en rechtvaardiger doen, wordt het toch een stukje ingewikkelder, zoals ik net heb uitgelegd met het systeem van de belastingheffing op vastgoed. En dan moet het ook nog efficiënt zijn.
Voorzitter. Dat was mijn eerste termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik bedank de staatssecretaris en de ministers voor hun uitgebreide beantwoording in de eerste termijn. Dat helpt misschien om de tweede termijn wat korter te maken. Maar hoe dan ook gaan we nu naar de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan meneer Heijnen.
De heer Heijnen i (BBB):
Dank u wel, voorzitter. In de eerste plaats hartelijk dank aan de staatssecretaris en beide ministers voor alle antwoorden en reacties. Ik zie dat de heer Jetten ook teruggekomen is; welkom! Het was inderdaad zeer uitgebreid. Ik heb nog wel een aantal antwoorden gemist, maar daar ga ik in mijn verhaal op in.
Ik vond het heel goed dat de staatssecretaris zijn verhaal in blokjes opdeelde. Dat heb ik dus ook gedaan. Ik heb er vijf blokjes van gemaakt: het Belastingplan, de Klimaatwet, de Wet WOZ/bpm, de fiscale beleggingsinstellingen en de Wet minimumbelasting. Laten we beginnen.
Ik ben heel blij met de toezegging van de staatssecretaris dat hij een nadere analyse zal maken van het globale evenwicht van box 2 en box 3, maar desalniettemin zouden we daar wel graag een motie over indienen. Die heb ik hier bij me. Ik kan de motie voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de per 1 januari 2024 geldende tarieven voor inkomsten in box 2 en box 3 additioneel met 2 procentpunten worden verhoogd als gevolg van het aangenomen amendement-Van der Lee c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 36418, nr. 11);
constaterende dat hiermee het hoogste tarief in box 2 wordt verhoogd van 31% naar 33% en dat hiermee het tarief in box 3 wordt verhoogd van 32% naar 36%;
overwegende dat beide tariefsverhogingen zeer schadelijk zijn voor de economie en dan met name ook voor onze mkb-ondernemers;
overwegende dat dit mogelijk tot ongewenste gedragseffecten zal leiden;
overwegende dat dit soort ingrijpende wijzigingen en tariefsverhogingen altijd in een groter fiscaal verband beoordeeld moeten worden;
overwegende dat het zeer reëel is dat een ondernemer een lager toptarief ib verschuldigd is in vergelijking met werknemers;
overwegende dat de regering momenteel een heroverweging maakt van de belastingheffing van inkomsten in box 3, al dan niet noodgedwongen vanwege een te verwachten uitspraak van de Hoge Raad;
verzoekt de regering in 2024 een nadere analyse te maken van alle effecten van beide tariefsverhogingen en deze analyse te delen met de Kamer;
verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 de uitkomsten van deze analyse mee te nemen en de tarieven box 2 en box 3 vast te stellen rekening houdende met deze uitkomsten, waarbij het globale evenwicht tussen de dga-ondernemer enerzijds en de ib-ondernemer anderzijds hersteld wordt en tevens rekening wordt gehouden met het ondernemersrisico van ondernemers,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Baumgarten, Van Rooijen en Schalk.
Zij krijgt letter K (36418).
De heer Heijnen (BBB):
Dit is een motie van BBB, maar mede namens de VVD, het CDA, JA21, 50PLUS en de SGP.
De voorzitter:
Dan vraag ik nog formeel of deze motie voldoende ondersteuning heeft. Dat zat er dik in. U vervolgt uw betoog.
De heer Heijnen (BBB):
Op de tweede plaats wat betreft het Belastingplan zijn we erg blij met de toezeggingen van de staatssecretaris over het evaluatieonderzoek naar de grenseffecten van de accijnsverhogingen op alcohol en tabak. Wij snappen dat hij op dit moment niet echt kan aangeven wat de vervolgmaatregelen zullen zijn, maar wij vertrouwen erop dat als uit dat onderzoek blijkt dat nadere actie noodzakelijk is, de regering of een volgende regering deze zal nemen.
Dan ga ik naar mijn tweede blokje: de klimaatwetten. Ook voor de glastuinbouw hebben we een motie en die betreft met name de industriële wkk's. De heer Jetten heeft al toegelicht dat het vrij moeilijk is om voor industriële wkk's een uitzondering te maken in verband met EU-staatssteun. Desalniettemin willen we daar toch in een motie om verzoeken. Ik zal de motie voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de geleidelijke beperking niet alleen geldt voor de glastuinbouw maar ook voor elektriciteitsproducerende installaties in bijvoorbeeld de energiesector en industrie;
constaterende dat het in totaal 112 wkk's betreft, met een opgesteld vermogen van 3 GW;
overwegende dat ook de regering het belang van de bijdrage van deze installaties aan het flexibele productievermogen in Nederland erkent;
overwegende dat de inzet van een wkk bijdraagt aan het vermijden van C02-uitstoot;
overwegende dat beperken van de vrijstelling leidt tot meer gebruik van het stroomnet door de betrokken industriële bedrijven;
overwegende dat grote delen van Nederland kampen met netcongestie en dat dit de eerstkomende jaren niet opgelost kan worden;
overwegende dat de door de regering genoemde alternatieven nog onvoldoende ontwikkeld zijn om op middellange termijn een oplossing te bieden;
verzoekt de regering een impactanalyse te doen van de afbouw van de vrijstellingen op (1) netcongestie; (2) de bijdrage die wkk-installaties kunnen leveren aan de flexibilisering van het stroomnet; (3) de reële alternatieven die industriële bedrijven hebben voor decarbonisatie vóór 2030; (4) de impact op de C02-emissies; (5) de kosten voor de afnemers van industriële wkk's, en deze analyse uiterlijk in het tweede kwartaal 2024 aan de Kamer te zenden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Baumgarten, Van Rooijen, Van Strien en Schalk.
Zij krijgt letter L (36418).
De heer Heijnen (BBB):
Ook dit is een motie die door meerdere partijen is ondertekend. Naast BBB is dat door VVD, CDA, JA21, 50PLUS, PVV en SGP.
De voorzitter:
De motie wordt voldoende ondersteund. Ik wijs u erop, meneer Heijnen, dat uw spreektijd inmiddels in het rood staat.
De heer Heijnen (BBB):
Ik zie het. Ik heb nog drie moties.
De voorzitter:
Wilt u zich dan beperken tot het voorlezen van de motie, want dan moeten we er toch een eind aan maken.
De heer Heijnen (BBB):
Ja, dat is goed. Ik heb nog een motie over afschaffing vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de impactanalyse van Trinomics en BlueTerra duidelijk stelt dat de afschaffing van de vrijstellingen voor metallurgische en mineralogische procedés tot een hoog weglekrisico leidt en dat de verduurzamingsmogelijkheden alsmede het handelingsperspectief voor de industrie beperkt zijn;
overwegende dat de gebudgetteerde opbrengsten van deze maatregelen hoogst onzeker en waarschijnlijk te hoog ingeschat zijn;
overwegende dat in de Tweede Kamer de motie-Erkens c.s. (Kamerstukken II 2023/2024, 36418, nr. 114) vraagt om een analyse van de stapeling van alle maatregelen die de industrie gaan raken, en de gevolgen daarvan op het totale weglekrisico in kaart te brengen;
verzoekt de regering om nader overleg te voeren met de betrokken industrieën, om zeker te stellen dat de gehanteerde uitgangspunten juist zijn en dat deze analyse volledig en juist is;
verzoekt de regering om de voorgenomen analyse van naar voren te halen, de uitkomsten daarvan met de Kamer te delen en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen dat minder schadelijk uitpakt voor de economie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Bakker-Klein, Van Rooijen, Baumgarten, Van Strien en Schalk.
Zij krijgt letter M (36418).
De heer Heijnen (BBB):
Ook deze motie is door een aantal partijen ondertekend. Naast BBB is dat VVD, CDA, 50PLUS, JA21, PVV en SGP.
De voorzitter:
Ik zie hier ook voldoende ondersteuning in de zaal. U had nog twee moties?
De heer Heijnen (BBB):
We zijn er bijna, voorzitter.
De voorzitter:
Een beetje snelheid nu.
De heer Heijnen (BBB):
Ja, nog sneller. De volgende motie gaat over de hardheidsclausule in de energiebelasting. De staatssecretaris gaf aan dat hij dat niet adviseert. Desalniettemin willen we daar een motie over indienen.
De voorzitter:
Wilt u zich nu beperken tot het voorlezen van de motie, want u bent al ruim over de tijd?
De heer Heijnen (BBB):
Ik weet dan niet hoeveel tijd ik heb gekregen, maar goed, ik heb de volgende motie, die is meeondertekend door de VVD, JA21 en de PVV.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de invoering van de in het Belastingplan 2023 opgenomen verhoging van 500 miljoen euro aan energiebelasting op gas met één jaar is uitgesteld;
constaterende dat de energiebelasting op gas derhalve per 1 januari 2024 wordt verhoogd met 500 miljoen euro om zo bedrijven te prikkelen om de overstap naar elektriciteit te bevorderen in het kader van de verduurzaming van de industrie;
constaterende dat circa 8.000 bedrijven in de wachtrij staan voor een aansluiting op het stroomnet;
constaterende dat TenneT slechts 75% van de in 2030 benodigde netverzwaring kan realiseren;
overwegende dat bedrijven die willen verduurzamen dat niet kunnen doordat de overheid de randvoorwaarden zoals een aansluiting op het stroomnet niet altijd op orde heeft;
overwegende dat deze bedrijven tegen onvermijdbare extra kosten aanlopen, die ten koste gaan van hun transitie-investeringscapaciteit;
verzoekt de regering een voorstel uit te werken voor een hardheidsclausule in de energiebelasting op gas, gericht op bedrijven zonder handelingsperspectief, zulks te implementeren in het Belastingplan 2025 met terugwerkende kracht naar 1 januari 2024,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Heijnen, Geerdink, Baumgarten en Van Strien.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter N (36418).
Dank u wel. Dan de laatste motie, meneer Heijnen.
De heer Heijnen (BBB):
De laatste motie en die gaat over rechtshulp burgers bij verkeersboetes.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er bij de behandeling van het wetsvoorstel Herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm, zonder zorgvuldige parlementaire behandeling, een wijziging is aangebracht aan de wet-Mulder, inzake de proceskostenvergoeding voor verkeersboetes;
overwegende dat wijziging van de wet-Mulder ertoe leidt dat de vergoeding die resteert voor rechtshulpverleners die burgers bijstaan in hun proces bij onterechte opgelegde verkeersboetes (de proceskostenvergoeding) met 75% tot 90% wordt verlaagd, terwijl de werkbelasting die van toepassing is op gespecialiseerde Mulderzaken zich niet verhoudt tot geautomatiseerde WOZ-claims en deze vorm van rechtshulp voor gewone burgers daardoor zal verdwijnen;
overwegende dat het WODC momenteel onderzoek verricht naar de vraag hoe groot de werkbelasting is per rechtsgebied en of er oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van proceskostenvergoedingen en dat dit onderzoek begin 2024 wordt afgerond;
overwegende dat de vermeende toename van administratieve beroepen tegen (onterecht) opgelegde boetes en daarmee de druk op de rechtsketen vanuit het proportionaliteitsbeginsel nooit mag leiden tot inperking van de rechtsmogelijkheden van de burger;
overwegende dat uit beschikbare data blijkt dat er geen sprake is van een forse toename van het totale aantal administratieve beroepen en dat er ten opzichte van 2017 zelfs sprake is van een lichte daling en de druk op de rechtsketen niet gelegen is in administratieve bezwaren op verkeersboetes;
overwegende dat de uitvoering van de gewijzigde wet-Mulder complicaties met zich meebrengt doordat zo'n 1,3 miljoen voertuigen geregistreerd zijn bij leasemaatschappijen en kentekens niet overeenkomen met de specifieke overtreder en daarmee niet op korte termijn uitvoerbaar is;
verzoekt de regering om, vanuit het oogpunt van zorgvuldigheid, proportionaliteit en uitvoerbaarheid, het betreffende amendement inzake de proceskostenvergoedingen voor verkeersboetes niet in werking te laten treden, het daarover ingestelde WODC-onderzoek af te wachten en hierover overleg te voeren met de sector,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Heijnen.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter O (36418).
Dank u wel. U bent hiermee gekomen aan het eind van uw termijn.
De heer Heijnen (BBB):
Dank u wel voor de extra tijd, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, het was uw maidenspeech, maar ik wijs u erop dat u van de opgegeven vijf minuten uiteindelijk elf minuten heeft gemaakt. Ik hoor u nu zeggen dat u vijftien minuten had opgegeven. Dan is hier iets verkeerd gegaan, want hier staat vijf minuten. Maar dan heeft u het geweldig gedaan, meneer Heijnen. Dan complimenteer ik u.
Ik geef het woord aan mevrouw Moonen.
Mevrouw Moonen i (D66):
Dank, voorzitter. Ik wil graag de leden van de regering bedanken voor het beantwoorden van alle vragen van de fractie van D66. Als D66 ben ik ook mede-indiener van een tweetal moties. Eén motie gaat over de 30%-expatregeling en zal straks worden voorgelezen door mevrouw Geerdink van de VVD. D66 is tevens mede-indiener van een motie over een meerjarige wetgevingsagenda, die straks zal worden ingediend en voorgelezen door de heer Martens van de PvdA-GroenLinksfractie.
Voorzitter. We hebben het vandaag en gisteren gehad over koopkracht, over armoede, over de betekenis van banken, over de betekenis van bedrijven, over klimaat, over solidariteit, over het doen van giften en over sociaal handelen. Als ik al die woorden door mijn gedachten laat gaan, kom ik — het is bijna Kerstmis — bij een kerstverhaal, dat ik u graag in het kort wil vertellen. Ik neem u mee naar de heer Raiffeisen. Hij was de oprichter van de Boerenleenbank. Hij is geboren in 1818 en leefde dus in de negentiende eeuw. Hij kwam als een van de eersten op het idee om de armste burgers van zijn gemeente te ondersteunen. Dat deed hij door een bank op te richten, de Raiffeisenbank in Duitsland. Hij was ook burgemeester en ondernemer; dat mocht allemaal nog gecombineerd worden. Aan zijn eerste spaarders beloofde hij dat het spaargeld dat zijn nieuwe bank ontving, ooit zou worden terugbetaald; hij zei niet wanneer, maar het zou ooit goed komen. Solidariteit was het uitgangspunt.
Wat gebeurde er? Gefortuneerde inwoners stalden hun overschot op zijn bank en het werd herverdeeld onder de minder gefortuneerden, onder de armere mensen in de dorpen en steden eromheen, om voor zichzelf en hun huishoudens een beter bestaan op te bouwen en deel te nemen aan het economisch proces in de eigen regio. Hij was ook een voorstander van aandacht hebben voor het milieu en de sociale gevolgen van investeringen en leningen. Uiteindelijk werd iedereen beter van deze werkwijze. Interessant is ook dat het woordje "zelf" veel bij hem voorkwam. Hij vond dat je zelf verantwoordelijk was voor je leven en voor de verbeteringen in je leven. Een tweede woord komt ook veel voor bij Raiffeisen en dat is het woord "sociaal", want het helpt wel als je het samen kunt doen.
Laat dit een bron van inspiratie zijn voor vandaag en ook voor de bouwstenen van een nieuw belastingplan. Zo is het dus ooit begonnen. Hier zitten waardevolle beginselen in, die we, denk ik, levendig moeten houden.
Ik eindig met het bedanken van minister Schouten. Dat had ik al eerder gedaan en dat past heel mooi in dit verhaal. Mede door haar inspanningen zitten we nog steeds op het pad om de armoede te halveren. Ik dank ook minister Jetten, want mede door zijn inspanningen zitten we nog steeds op het pad om de klimaatdoelen te halen. Dat is weer die bron van inspiratie, met aandacht voor milieu en duurzaamheid. Het is heel knap dat we op dat pad zitten. Daar wordt heel hard aan gewerkt en daar heeft de fractie van D66 zeer veel waardering voor. Ik wil eindigen met staatssecretaris Van Rij. Dat is een klasse apart. Ik heb de afgelopen jaren iedere keer ontzettend genoten van uw bekwaamheid. Dat is een heel mooi iets. Dat sluit ook aan bij het verhaal van Raiffeisen; dat was ook een vakman. Vakman of vakvrouw zijn in de politiek is, denk ik, een weldaad voor iedereen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Moonen, voor dit kerstverhaal en de kwalificaties van onze bewindspersonen, die heel bekwaam zijn, heb ik begrepen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Holterhues van de ChristenUnie.
De heer Holterhues i (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. De fractie van de ChristenUnie dankt de regering voor de uitgebreide beantwoording van alle vragen van de Kamer. We hebben in de eerste termijn van bijna alle partijen gehoord dat deze Kamer er op z'n zachtst gezegd niet blij van wordt om in sneltreinvaart zeventien wetsvoorstellen met een enorme hoeveelheid amendementen te behandelen. De fractie van de ChristenUnie begrijpt het antwoord van de staatssecretaris in dezen en is verheugd om te horen dat ook hij vindt dat dit niet voor herhaling vatbaar is. Onze fractie roept het komende kabinet op om dit te voorkomen, omdat dit echt niet goed is voor een zorgvuldige parlementaire behandeling en voor de kwaliteit van de wetgeving. We kunnen zo onze rol als Eerste Kamer niet goed uitvoeren. Tegelijkertijd moeten we de hand in eigen boezem steken. We moeten eerder actie ondernemen en bij de behandeling van de Voorjaarsnota kijken naar de fiscale wetgevingsagenda.
Voorzitter. De staatssecretaris stelt ons gerust over de Belastingdienst, maar wat ons betreft is dit een gevalletje glas halfvol/halfleeg. We zijn daarom benieuwd naar het jaarverslag van de Belastingdienst. We zijn met name bezorgd over de impact van het tekort op de arbeidsmarkt op de Belastingdienst.
We danken met mevrouw Moonen van D66 minister Schouten voor haar inspanningen om armoede in Nederland te bestrijden. Mijn fractie is met name verheugd over de structurele maatregelen die getroffen zijn om armoede terug te dringen. Mijn fractie roept het kabinet op om een verdere verhoging van de marginale druk te voorkomen. Mijn fractie ziet de keuze die is gemaakt om de arbeidskorting te verhogen, met name om de werkende armen tegemoet te komen. We zien die keuze, maar ondersteunen ook de inzet op een meer doelgerichte aanpak. Wel blijven we bij onze zorg dat het verhogen van de arbeidskorting kan zorgen voor een verdere tweedeling in de samenleving, met name voor hen die mantelzorg verlenen.
Onze fractie dankt de staatssecretaris voor het antwoord op onze vragen over het verhogen van de accijns op e-sigaretten en vapes.
Dan het Belastingplan BES eilanden 2024. In de eerste termijn heeft mijn fractie vragen gesteld over artikel 4, onderdeel f van het Belastingplan BES eilanden 2024, het onderdeel over de aanpassing van het gebruikelijk loon van 70% naar 90% van het vergelijkingsloon. We begrijpen dat er behoefte is aan stroomlijning met de Nederlandse wetgeving in dezen, maar zijn toch bezorgd over de impact op met name kleine ondernemers. De staatssecretaris heeft onze vragen hierover beantwoord, maar we vinden dat beter onderzoek gedaan moet worden. Derhalve de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de in het Belastingplan BES-eilanden voorgestelde verhoging van het percentage van het vergelijkingsloon van 70% naar 90% ter berekening van het gebruikelijk loon leidt tot een achteruitgang in 2024 ten opzichte van 2023 van het netto-inkomen van kleine ondernemers met een bv of nv die met hun loon en een bescheiden winstuitkering rond het bestaansminimum leven;
overwegende dat armoedebestrijding in Caribisch Nederland prioriteit heeft;
overwegende dat in Caribisch Nederland anders dan in Europees Nederland kleine ondernemingen veelvuldig in de vorm van een bv of nv worden gedreven;
verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de koopkrachteffecten van de voorgestelde verhoging vanuit het perspectief van het netto-inkomen van kleine ondernemers met een bv of nv op de BES-eilanden bestaande uit een gebruikelijk loon en een winstuitkering en deze te toetsen aan het bestaansminimum,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Holterhues, Hartog, Bakker-Klein en Van Apeldoorn.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter P (36418).
De heer Holterhues (ChristenUnie):
Dan onze zorgen over de impact van het wetsvoorstel Fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw op met name kleine ondernemers. Onze vragen daarover zijn afdoende beantwoord door minister Jetten. We juichen het toe dat de minister nauw contact heeft met de sector, waarbij we er met name voor pleiten om de positie van de kleinere tuinder in ogenschouw te nemen. De zorg was een beetje dat met name de grote ondernemers aan tafel zitten, maar heb ook aandacht voor de kleinere tuinders.
Voorzitter. Onze fractie blijft erbij dat er dringend behoefte is aan een structurele hervorming van het belastingstelsel: simpeler en rechtvaardiger. We roepen het komende kabinet op om daar prioriteit aan te geven.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Holterhues. Ik geef het woord aan meneer Van Strien namens de PVV-fractie.
De heer Van Strien i (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Hartelijk dank aan de ministers en de staatssecretaris voor de uitgebreide beantwoording van de vragen en voor de discussies die we over onze geschilpunten mochten voeren. Die discussies hebben naar ik meen vooral geleid tot verduidelijking van de standpunten eerder dan tot overeenstemming. Dat betekent dat ik met overtuiging mijn fractie ga adviseren om volgende week tegen de Wet aanpassing BOR en vooral ook tegen de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw en de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit te stemmen. Die laatste twee wetten gaan het volgens mijn berekeningen, als de VVD zich tenminste inmiddels voldoende heeft losgemaakt van het D66-keurslijf, niet halen. Voor het geval dat dat losmaken nog niet is afgerond en deze wetten het toch halen, heb ik een aantal moties van de heer Heijnen ter mitigatie van de gevolgen van deze wetten medeondertekend. Over de overige wetsvoorstellen zal ik mijn fractie adviseren om voor te stemmen.
Rest mij de ministers en de staatssecretaris nogmaals te danken voor hun, naar ik aanneem, laatste belastingdebat in deze Kamer.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Strien. Dan gaan we nu luisteren naar meneer Martens namens de fractie van GroenLinks-PvdA, mede namens de fractie OPNL.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Even bij mijn punt komen. Ik dank de bewindspersonen voor hun antwoorden, en de ambtenaren die hen daarin hebben bijgestaan, ook bij de schriftelijke antwoorden.
Kijk, ik begrijp goed dat de hoeveelheid amendementen en wetten ons voor uitdagingen stelt. Ik denk dat het belangrijk is om als Eerste Kamer goed binnen de staatsrechtelijke verhoudingen te blijven zoals die voor ons gelden. Dat betekent dat een amendement een wetsvoorstel is op het moment dat het is aangenomen. Het moment waarop wij als Eerste Kamer in het geweer zouden moeten komen, is met name bij cruciale uitvoeringsproblemen, waarvoor wij op diverse punten aandacht hebben gevraagd. En ook wanneer er door niemand voorziene gevolgen ontstaan, zouden wij gezamenlijk naar oplossingen moeten zoeken. Maar over het algemeen moeten wij grote terughoudendheid betrachten om amendementen of wetten op andere manieren ter discussie te stellen. Daarmee zouden wij namelijk een onduidelijke of onmogelijke situatie creëren.
Ik heb een motie over een meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit, die hiervoor bevorderend kan zijn.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat:
-
-met betrekking tot de behandeling van het belastingpakket in het parlement regelmatig geluiden te horen zijn dat de veelheid aan wetsvoorstellen een goede behandeling belemmert;
-
-de Raad van State kanttekeningen plaatst bij de noodzaak bepaalde fiscale wetsvoorstellen tegelijk met het Belastingplan te behandelen;
overwegende dat:
-
-de fiscale wetgevingsagenda stevig gevuld zal blijven met zowel onderhoudsaanpassingen als waarschijnlijk maatregelen voor hervorming van het belastingstelsel;
-
-hervorming van het belastingstelsel een meerjarig proces is, soms over regeerperiodes heen;
-
-het kabinet goede stappen heeft gezet met het spreiden van fiscale wetgeving en de zogenaamde wetgevingsmatrix, die inzicht biedt in de grootste trajecten;
-
-voortbouwen hierop wenselijk is gezien de nog te grote hoeveelheid wetgeving in het najaarsmoment en het niet benutten van het voorjaarsmoment;
spreekt uit dat:
1. het wenselijk is dat kabinetten werken met een meerjarige fiscale wetgevingsagenda voor de duur van voorgenomen hervormingen die de behandeling van wetsvoorstellen meerjarig spreidt, op basis waarvan de Kamer in gesprek kan met de bewindspersoon;
2. ook een moment in het voorjaar wordt benut om fiscale wetgeving te behandelen die in mindere mate samenhangt met de begrotingsbesluitvormig zoals traditioneel geldt voor het Belastingplan,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Martens, Moonen, Heijnen, Geerdink en Van der Goot.
Zij krijgt letter Q (36418).
Dank u wel, meneer Martens. Het is duidelijk dat deze motie voldoende ondersteuning geniet. U vervolgt uw betoog.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel. Dan ga ik nog kort in op een aantal punten, wellicht met minder structuur dan andere sprekers. Ik heb dat met veel bewondering aangehoord.
Ik kom nog even terug op de bankenbelasting. Ik kijk met verwondering naar hoe fel er ook vanuit het veld op gereageerd wordt. Het is 150 miljoen op een halfjaarwinst van 8 miljard. Als we dat extrapoleren naar de jaarwinst van de top drie van grootste banken, dan is dat nog geen procent. Dus we moeten dat ook niet overdrijven. We moeten ons ook niet bang laten maken door grote banken die hiermee nog helemaal geen zware belastingdruk hebben. Wij zien de bankenbelasting nog steeds als een soort verzekeringspremie. Die is volkomen gerechtvaardigd boven op de Vpb, gezien het oligopoliese stelsel van banken in Nederland met beperkte toetreding. Dat zie je ook aan de spaarrente die u op uw bankrekening krijgt. Die is veel lager dan de rente die de banken zelf ontvangen bij de ECB.
Ik ben ook ingegaan op het punt van draagvlak zoeken. Dit had ik beter even omkledend bij de motie kunnen noemen. Het lijkt mijn fractie zeer aanbevelenswaardig om in het voorjaar draagvlak te zoeken om een brede basis in het parlement te vinden voor fiscale wetgeving, ook om te voorkomen dat we te maken krijgen met wankele fiscale wetgeving die bij het minste of geringste over de kop gaat. Dat zou dan in mei of juni kunnen gebeuren. Ik laat het verder aan het kabinet om een heldere jaarcyclus te produceren voor financiële begrotingswetgeving. Volgens mij is dat dan weer niet aan de Kamer, maar misschien aan het kabinet en misschien in het bijzonder aan de minister van Financiën.
Ik ben ingegaan op de gebrekkige onafhankelijkheid van hoogleraren Belastingrecht. Ook op dit punt dank ik de staatssecretaris voor zijn antwoorden. Ik noem er graag nog een paar cijfers over die ik helemaal nog niet heb genoemd. Slechts 13% van de hoogleraren Belastingrecht is op dit moment onafhankelijk. 65% heeft een commerciële betrekking bij een adviesbureau. Van de speciale leerstoelen zijn 20 van de 25 niet onafhankelijk. Dat kan op de lange termijn niet. Ik zie de brief van de minister van Onderwijs dus met anticipatie tegemoet, want we moeten dit probleem oplossen. In de samenleving bestaat de toestand dat mensen steeds minder vertrouwen hebben in bijvoorbeeld de universiteit of de overheid. Dat heeft te maken met dit soort zaken. Het is sluipenderwijs ontstaan. We moeten dat niet normaliseren. Een hoogleraar hoort in principe onafhankelijk te zijn. Op een faculteit hoort in ieder geval een stevig percentage dat gewoon te zijn.
Ik dank het kabinet dat het heeft toegezegd om in te gaan op het internationale rapport over belastingontwijking dat ik heb genoemd. Ik dank het kabinet ook voor het onderzoek dat wordt gedaan naar de blokverwarmingen. Ik benadruk nog dat in de ogen van onze fractie een register daarvoor uiteindelijk onvermijdelijk is. De staatssecretaris reageerde daar ook positief op. Het is ook heel bevorderlijk voor de transitie naar duurzame collectieve warmtevoorzieningen. Dat is iets waar we op korte termijn niet meer omheen kunnen. Volgens mij moeten we daar dus aan gaan werken.
Tot slot ga ik nog in op de minimumbelasting. Mijn fractie was wel positief over de beantwoording daarop. Volgens mij moeten we als Nederland vooruitlopen op dit dossier, ook als andere landen er wellicht eerst nog voor kiezen om niet voorop te lopen. Uiteindelijk is dit een van de oplossingen voor internationale belastingontwijking en vooral voor een race to the bottom, zoals dat wordt genoemd. We moeten de oplossing niet op voorhand stuk problematiseren. Volgens mij is dit een goede, noodzakelijke stap om te nemen.
Ik zei "tot slot", maar dit is dan tot slot. Excuus daarvoor. De Partij voor de Dieren dient een motie in over de verbruiksbelasting. Wij hebben die motie medeondertekend. Die leg ik in mijn woorden nu zo uit dat wij zo snel mogelijk die ontstane situatie moeten oplossen waarbij ook plantaardige melk en mooie, gezonde producten, zoals vruchtensap, onder deze als suikerbelasting bedoelde heffing terecht zijn gekomen. Dat is slecht voor het draagvlak van de belastingheffing in Nederland. Dat snappen mensen niet. Volgens mij moeten we dat zo snel mogelijk oplossen. Ik begrijp dat de motie dat als volgt verwoordt: zo snel als dat uitvoeringstechnisch mogelijk is. In mijn ogen problematiseerde de staatssecretaris dat toch verder dan dat gerechtvaardigd is.
Dan wil ik graag nog de bewindspersonen die hier zijn ... Ik neem aan dat we ze wellicht niet allemaal hier nog een keer weerzien, maar ik sluit toch niet helemaal uit dat we hier volgend jaar weer zo staan. Ik zie dat als een aanmoediging. Ik begrijp dat we nu eerst anderhalve maand gaan praten over in hoeverre de Grondwet toch nog belangrijk is voor ons. Daar zou ik ook meegeven: die is belangrijk; daar hoef je niet zo lang over te praten. Ik laat me nu enorm afleiden door mijzelf. Ik wil graag de staatssecretaris en beide ministers bedanken voor hun inzet voor het openbaar bestuur. Ik sluit mij aan bij de complimenten die daarover zijn gemaakt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Martens. Dan gaan we nu luisteren naar meneer Van Rooijen namens de 50PLUS-partij.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. De gang van zaken van vandaag toont aan dat we niet bezig zijn met een zorgvuldige behandeling van het Belastingplan en het Belastingpakket. De voorzitter liet ons vanmiddag aan het begin van de hervatting weten dat we uren achterliepen op het schema, en dat terwijl de staatssecretaris van Financiën, die het Belastingplan heeft ingediend en dat hier behandelt, pas enkele blokken had afgewerkt. Er zouden nog vele blokken volgen, zo bleek. In het debat met minister Jetten is veel tijd gebruikt inzake klimaat, hoe belangrijk overigens ook. Ik dank hem ook voor zijn grote inzet. Die kans krijg ik niet vaak. Hier wreekt zich wel dat bij de behandeling van het echte Belastingplan belendende percelen veel tijd vergen, en vandaag hebben gevergd. We hebben zelfs met de voorzitter moeten afspreken, op zijn verzoek, dat per fractie vanmiddag nog maar één interruptie was toegestaan. Voorzitter, mijn fractie vindt dit geen zorgvuldige behandeling van het Belastingplan. Ik heb u dat voorafgaand aan de middagvergadering en in aanwezigheid van de collega-woordvoerders hier ook gezegd, waarvan akte.
Voorzitter. Dan kort over de eerdere indiening van het Belastingplan. Ik heb daarop al bij interruptie gereageerd op de staatssecretaris. De staatssecretaris merkte op dat de troonrede nu eenmaal een traditie is — dat ben ik met hem eens — en hij niet ziet gebeuren dat daar verandering in komt. Ik zie dat overigens ook niet. Dat hoeft ook niet. Ik was blij dat hij in dit debat wel een soort verhuld advies gaf voor de kabinetsformatie over de wenselijkheid van een fiscale meerjarenagenda. Mijn fractie steunt de herhaalde oproep om die meerjarenagenda tijdig met de Tweede en de Eerste Kamer te bespreken, zodat het kabinet in staat is om tot een betere spreiding van wetgeving te komen. Een aantal eigenstandige fiscale wetsvoorstellen kunnen daar namelijk nog in het voorjaar aan worden toegevoegd. De staatssecretaris noemde zelf al de verzamelwet en wetgeving als gevolg van Europese regelgeving. De staatssecretaris, maar ook minister Schouten, vindt dat moet worden gewacht tot de laatste raming, de zogenaamde augustusraming, om tot goede besluitvorming over de koopkracht te komen. Maar ik gaf in eerste termijn al aan dat met aanvullingen op het eerder ingediende Belastingplan, in het voorjaar, koopkrachtaanpassingen nog steeds mogelijk zijn. Ik denk aan tarieven, schijven, opbouwpercentages, afbouwpercentages en andere parameters, zoals de staatssecretaris het noemde. Ik blijf zeggen: zoveel verandert er normaal gesproken niet tussen juni en augustus.
De staatssecretaris merkte naar aanleiding van de internetconsultaties op dat dat uiteraard leidt tot vertraging van de indiening, waardoor er minder tijd is voor de behandeling van het wetsvoorstel. Hij voegde daar iets heel leuks aan toe. Dat vond ik althans. Hij zei: de leden van de Eerste Kamer kunnen toch alvast meelezen? Ja, dat is waar. Ik doe dat ook. Bij de Pensioenwet heb ik dat zelfs jarenlang moeten doen. Maar dat doet natuurlijk niet af aan het feit dat er voor de behandeling van het wetsvoorstel bij het definitief worden alsmaar heel weinig, te weinig, tijd overblijft.
Ik dank de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, alsmede de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst voor hun uitvoerige beantwoording. Ik moet nog wennen aan die laatste naam. Vroeger heette het gewoon "de staatsecretaris voor de belastingen".
De voorzitter:
Er is een interruptie van meneer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Even op het vorige punt nog ...
De voorzitter:
Wilt u de microfoon nog een keer indrukken?
De heer Schalk (SGP):
Is dit beter?
De voorzitter:
Werkt de microfoon nu?
De heer Schalk (SGP):
Ik drukte alle knoppen in die ik kon vinden. Ik begin helemaal opnieuw. Ik kijk of deze beter is. Ja. Ik kom even terug op de vraag die ik zojuist stelde aan de heer Van Rooijen. De hele begrotingscyclus omgooien is best ingewikkeld. Dat geeft hij zelf ook al aan, hoewel hij dat eigenlijk nu min of meer in zijn motie en in de eerste termijn al heeft gevraagd. Zou het niet helpen als er een toezegging kwam dat al die wetsvoorstellen die er niet per se aan annex zijn en er niet per se bij hoeven, in ieder geval niet meer meegestuurd worden met deze hele bups? Kan hij zijn motie intrekken als dat wordt toegezegd? Dat is eigenlijk mijn eerste punt. Dat helpt meneer Van Rooijen voor de komende jaren ook vooruit.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik ben dankbaar dat collega Schalk dit noemt. Ik heb ook in mijn betoog genoemd dat inderdaad de meeste van al die andere wetsontwerpen die er vandaag ook zijn — een stuk of vijftien naast het Belastingplan — op welk moment dan ook veel eerder in het jaar zouden kunnen worden ingediend. Maar dan nog vind ik dat het cruciale echte belastingplan ook naar het voorjaar moet. Dat is ook nog een groot plan, met dit jaar 30 voorstellen en de laatste jaren ook iedere keer tig, soms zelfs ook over zaken die er niets mee te maken hadden; denk aan de motie-Hoekstra hier. Ik zou de motie dus willen handhaven. Maar misschien kan de staatssecretaris toezeggen dat hij in ieder geval, in aansluiting op uw vraag, die andere wetsontwerpen in de toekomst zo veel mogelijk eerder in het jaar indient.
Overigens wil ik van de gelegenheid gebruikmaken, als dat mag, voorzitter, om collega Schalk te steunen in en te danken voor de strijd die hij al heel lang, sinds 2015, voert voor de eenverdiener. Daarin blijf ik hem steunen.
De voorzitter:
De heer Schalk op het thema, stel ik voor.
De heer Schalk (SGP):
Wat betreft dat laatste: daar kan ik niet op tegen zijn. Maar wat betreft dat eerste: ik denk dat we ook goed moeten luisteren naar het antwoord op de vraag of het inderdaad mogelijk is. Want het is ontzettend interessant om een motie in te dienen, maar de heer Van Rooijen wil ongetwijfeld ook voorkomen dat die onmogelijk is.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Naar mijn gevoel is die niet onmogelijk, want de motie richt zich specifiek op het belastingplan in het vroege voorjaar. Nergens staat dat alle belastingvoorstellen, los van de miljoenennota en de troonrede, op Prinsjesdag moeten worden ingediend. Dat gebeurt ook niet. We krijgen regelmatig belastingvoorstellen tussendoor. Ik zou dus niet weten waarom hét belastingplan niet ook naar eerder kan. Dat heeft niets te maken met de traditie van de troonrede en de miljoenennota.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter. Ik moet even kijken waar ik was. Ik dank de minister; dat heb ik gezegd. Ik stel het zeer op prijs dat mijn fractie geen goedkeurig kan verlenen aan het Belastingplan. Dat heb ik aan het begin van mijn betoog al aangeven. Dat oordeel is na de eerste termijn niet gewijzigd. Ik ben op de hoofdlijn van mijn kritiekpunten niet overtuigd door de beantwoording het kabinet. Mijn fractie kijkt onder andere fundamenteel anders naar wat evenwichtig is voor de categorie gepensioneerden. De minister wees op de puntenwolken die alles inzichtelijk maken voor alle huishoudens tezamen. Daar zit de relatief kleine groep van de gepensioneerden dan in. De minister laat een plaatje zien voor 10 miljoen mensen en zegt: daar zitten ook die 3 miljoen ouderen bij; dat kun je alleen niet zien en is verreweg de kleinste groep.
De beleidsfocus van politiek en media richt zich echter vrijwel volledig op de meestgebruikte — nou komt ie! — boxplot, waarin gepensioneerden met slechts een of maximaal twee categorieën inzichtelijk worden gemaakt. Mijn punt is dat het kabinet zich net als de partijen die meedoen aan Keuzes in Kaart, te veel richt op een evenwichtige uitkomst voor de categorieën die expliciet in de meest gebruikte boxplot terugkomen. Het doel wordt dan een evenwichtige uitkomst in de boxplot in plaats van een daadwerkelijk evenwichtig koopkrachtbeeld en -beleid. Het paard wordt zo achter de wagen gespannen, want in mijn visie is een boxplot slechts een hulpmiddel.
Voorzitter. Ik weet niet hoe het met de kijkers moet, maar dat is dit stuk. De bewindslieden kennen het. Ik laat het ook niet uitdelen. Hier zitten alle Nederlanders in, maar hierin kan je niet zien hoe het voor de categorieën is. Ik blijf pleiten voor meer categorieën voor de gepensioneerden, net als voor de werkenden: minstens vijf.
Voorzitter. Ik ben nog steeds ongelukkig met het antwoord van de staatssecretaris ten aanzien van de beperking van de inflatiecorrectie. Ik zei dat ik eigenlijk ontzettend verbijsterd was over zijn antwoord. Want het wetsvoorstel voor het Belastingplan — ik ben daar misschien heel formeel in, maar ook staatsrechtelijk zuiver — is alleen ondertekend door staatssecretaris Van Rij; door niemand anders. Vroeger tekende de minister van Financiën nog wel mee, maar niet het hele kabinet. Dat betekent dat hij verantwoordelijk is en het debat moet voeren met de leden van de Eerste Kamer. Naar onze mening kan hij niet wegduiken of zich verschuilen voor die verantwoordelijkheid door te wijzen naar minister Schouten en de besluitvorming van het gehele kabinet. Moeten wij anders hier ook de premier gaan roepen, omdat de staatssecretaris zegt: dat hebben we besloten in het kabinet, en daar is de premier de voorzitter van? Dan moeten we hier volgend jaar ook de nieuwe premier gaan laten komen, vrees ik.
Ik heb een vraag daarbij. Vindt de staatssecretaris dat de inflatiecorrectie conform de wet moet worden toegepast? En vindt hij ook dat andere fiscale maatregelen als dekking moeten worden overwogen, bijvoorbeeld op het terrein van de arbeidskorting en tarieven? Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de wet op de inflatiecorrectie tot doel heeft de belastingheffing zo reëel mogelijk te houden door automatische aanpassing van de aangrijpingspunten van de tarieven;
overwegende dat de ontwikkeling van prijzen geen invloed mag hebben op de ontwikkeling van de reële belastingdruk;
overwegende dat de inflatie niet mag leiden tot stijging van de belastingdruk;
overwegende dat de wet op de inflatiecorrectie dient als bescherming van de belastingbetaler en derhalve een fundamenteel beginsel is en onderdeel is van ons belastingstelsel en van de wet op de inkomstenbelasting;
spreekt uit dat de inflatiecorrectie onverkort moet worden toegepast,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter R (36418).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Kortheidshalve een motie over de hervorming van het belastingstelsel en de vermogensaanwasbelasting die daar ook onderdeel van zou kunnen gaan uitmaken.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de belastinghervorming mede beoogt uit te gaan van het werkelijke rendement;
overwegende dat in de internetconsultatie over deze hervorming een concept voor een vermogensaanwasbelasting is opgenomen;
overwegende dat een vermogensaanwasbelasting niet gebaseerd is op het werkelijk behaalde rendement, en niet gerealiseerde waardestijgingen als werkelijk behaald rendement worden beschouwd;
overwegende dat in de voorbereiding van een nieuw stelsel het werkelijk behaalde rendement uitgangspunt dient te zijn;
overwegende dat een vorm van vermogenswinstbelasting het meest aansluit bij dit uitgangspunt;
verzoekt het kabinet primair de vermogenswinstbelasting onderdeel te laten zijn van de belastinghervorming,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter S (36418).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter. Mijn fractie kijkt met grote interesse naar de vorming van een nieuw kabinet — ik had niet de indruk dat ik de enige ben — en uiteraard de opstelling van een nieuw regeerakkoord voor de komende vier jaar. Ik ga niet zo afdwalen van mijn eigen benadering, maar je kunt niet uitsluiten dat een of meer van de bewindslieden hier ons nog blijven helpen voor de goede toekomst van jong en oud in Nederland. Mijn fractie kijkt dus met grote interesse naar die vorming. Ik hoop dat het proces niet te veel tijd in beslag neemt, maar ik heb er ook wel begrip voor dat de partijen zich tot aan de feestdagen beperken tot enkele verkenningen. De uitslag rechtvaardigt een korte periode van aftasten. Wij hopen snel voortgang te zien na 1 januari.
Het spreekt voor zich dat mijn fractie graag ziet dat de relevantie van ouderen en gepensioneerden op alle dossiers wordt erkend en wordt meegenomen. Die indruk heb ik allerminst tot dusver. Een minister voor ouderenbeleid — dat kan zonder portefeuille — zien wij graag op het bordes staan. Er is al een bewindsman voor jeugdzorg. Wat 50PLUS betreft is een bewindsman die de zorg voor ouderen op alle relevante terreinen bewaart en versterkt, al jarenlang een grote wens waar we voor zullen blijven strijden. Vandaar de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het ouderenbeleid, mede door de vergrijzing van onze bevolking, toenemende aandacht vraagt van de overheid;
overwegende dat het ouderenbeleid beter tot zijn recht moet komen in het totale overheidsbeleid;
spreekt uit dat voor een goede borging van het overheidsbeleid een minister voor ouderenbeleid geboden is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Rooijen.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter T (36418).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, een hartenkreet die eindigt met een vraag. Over de kwaliteit van de doorrekening van het Planbureau wil ik graag nog het volgende toevoegen. Na de publicatie van Keuzes in Kaart 2023 is er een stevige discussie losgebarsten over de kwaliteit van de doorrekeningen op dit moment. Econoom Bas Jacobs uit zijn bezorgdheid dat het Centraal Planbureau zich met deze doorrekening in de vingers snijdt. Partijen kunnen nu echt gratis bier — daar hebben we 'm weer — in de doorrekening zetten en het CPB disciplineert de partijen niet meer. Daardoor raakt het hele idee van de doorrekening beschadigd. Jacobs vindt het niet alleen kwalijk dat de partijen die plannen voorstellen, maar ook dat het Centraal Planbureau er niet met een grote rode pen doorheen is gegaan. De gebruikelijke CPB-doorrekening van verkiezingsprogramma's komt nu onder vuur te liggen, niet primair van populisten of anderen die het allemaal maar niks vinden, maar juist van opinieleiders die de doorrekening altijd heel erg belangrijk vinden. Hier zal de komende jaren een strijd over losbarsten die relevant zal zijn voor de ontwikkeling van de programma's in de toekomst. U ziet, 50PLUS kijkt met u vooruit. De "tax and spend" bias in de modellen van het Centraal Planbureau is naar de smaak van mijn fractie veel te ver doorgeschoten. Graag een reactie van misschien wel alle drie of die bewindsman of bewindsvrouw die zich geroepen voelt op deze vraag te antwoorden.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik nu het woord aan meneer Hartog namens Volt.
De heer Hartog i (Volt):
Dank u, voorzitter. Ik sluit me allereerst aan bij de complimenten aan de vertegenwoordigers van het kabinet voor de beantwoording van onze vragen gisteren en vandaag en ook in de schriftelijke ronde. We hebben gisteren en vandaag uitgebreid gedebatteerd over de belastingvoorstellen van de regering voor 2024. Bij mijn fractie blijft het gevoel van tijdsdruk. Ik denk dat we ook zelf moeten kijken hoe we bepaalde discussies in het jaar naar voren kunnen schuiven. Eerdere sprekers gaven dit ook al aan.
In de tweede termijn wil ik mij op slechts één punt richten: de internationale samenwerking, nodig om ongewenste verschuivingseffecten tussen landen te voorkomen. Ik zei in eerste termijn al dat we daar waarschijnlijk een aantal uren aan gingen besteden, en dat is denk ik ook gebeurd. Op bijvoorbeeld de punten van de expatregeling en de inkoop van eigen aandelen heeft de staatssecretaris aangegeven dat internationale samenwerking nodig is, maar tegelijkertijd ook moeizaam. Bij mij kwam op dat moment mijn jeugdherinnering naar boven aan een vriend die op het voetbalveld kwam met de vraag wie er mee wilde voetballen. Daarbij gooide hij dan een lekke bal op het veld. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de besluitvorming bij unanimiteit in EU-verband in feite zo'n lekke bal is? Zouden we niet op z'n minst bij een aantal punten zoals belastingsystematiek en grondslag voor bedrijvenbelasting over kunnen gaan op meerderheidsbesluitvorming?
Dank u, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Hartog. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Visseren-Hamakers namens de Partij voor de Dieren.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Dank, voorzitter. Ik sluit me aan bij de dank aan de ministers en de staatssecretaris voor hun uitvoerige beantwoording. Ik ga nog geen afscheid nemen. Volgens mij zien we bijvoorbeeld minister Jetten volgende week alweer, dus volgens mij is het nog geen tijd voor afscheid.
De heer Schalk overviel me een beetje met de vraag in eerste termijn of die dieren dan ook nog belasting moeten gaan betalen. De heer Bovens had daar in de wandelgangen een heel goed antwoord op dat ik niet zo paraat had, en dat is de hondenbelasting. Ik wilde u dat niet onthouden. Wij beantwoorden alle vragen in deze Kamer. Goed hè? Ik heb zelf een meer filosofisch antwoord. Er wordt heel hard nagedacht door filosofen over mens-dierrelaties. Ik raad iedereen het boek aan van Donaldson en Kymlicka, die echt heel genuanceerd nadenken over onze relatie met verschillende groepen dieren. Dat gaat niet over de hondenbelasting, maar dat zou zomaar kunnen in een volgende versie van hun boek.
Ook wil ik reageren op de eerste termijn van de heer Van den Oetelaar, die zich zorgen maakt over paardenvervoer. Ik deel die zorgen. Het zijn niet alleen paarden die over enorm lange afstanden en in verschrikkelijke omstandigheden worden vervoerd. Per jaar worden 1,4 miljard dieren onder erbarmelijke omstandigheden vanuit de EU naar andere continenten vervoerd. Ook in Nederland worden dieren nog vervoerd tot 30 graden Celsius, dus in enorme hitte. Wellicht kunnen we samen wat aan die erbarmelijke omstandigheden bij het dierenvervoer doen.
Voorzitter. Dan het Belastingplan. Hoorde ik de staatssecretaris een toezegging doen dat hij de laatste vragen over de HIR gaat beantwoorden? Hij kon de vraag niet beantwoorden of die nieuwe veehouderijbedrijven ook zullen moeten voldoen aan de Wet dieren. Daarom hoor ik graag van de staatssecretaris of ik die vraag nog beantwoord krijg, al dan niet schriftelijk. Daarnaast vind ik het een gemiste kans dat er bij de HIR geen duurzaamheids- of dierenwelzijnseisen worden gesteld aan de nieuwe investeringen.
Voorzitter. Dan ga ik over naar de moties. Wij hebben ons als Partij voor de Dierenfractie ingehouden. Wij hebben deze keer maar vier moties voorbereid. Goed, hè? Die zien op de meest belangrijke onderwerpen. De staatssecretaris heeft gereflecteerd op mijn vragen in eerste termijn over hoe het kabinet brede welvaart interpreteert in de Miljoenennota en het Belastingplan. Wij willen via deze motie het debat graag continueren over de interpretatie van dat belangrijke begrip. Hierbij onze eerste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 een begin maken om het concept brede welvaart te integreren in de begrotingscyclus;
overwegende dat het begrip brede welvaart zoals toegepast in de Miljoenennota en het Belastingplan 2024 geen aandacht schenkt aan de intrinsieke waarde van de natuur en dieren;
overwegende dat de intrinsieke waarde van de natuur en dieren breed wordt erkend in verschillende beleidsterreinen in Nederland en internationaal, en ik verwijs naar een paar referenties;
overwegende dat er internationaal groeiende aandacht is voor de relatie tussen duurzame ontwikkeling en dierenwelzijn, bijvoorbeeld in een UNEP-resolutie uit 2022;
verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken om de intrinsieke waarde van de natuur en dieren, inclusief dierenwelzijn, te integreren in de interpretatie van het concept brede welvaart in het beleid van de rijksoverheid, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter U (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dan hebben we een motie voorbereid over fossiele subsidies, eigenlijk om de motie-Kröger cum suis in de Tweede Kamer te versterken. Die motie heeft het over een aantal jaartallen, maar het jaar 2025 wordt niet genoemd. Wij willen graag het jaar 2025 noemen om de urgentie van dit beleid te onderschrijven.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het kabinet bij de Miljoenennota een inventarisatie heeft gepubliceerd van fossiele subsidies;
constaterende dat deze inventarisatie de fossiele subsidies inschat op — we kennen de aantallen — miljarden euro's per jaar;
constaterende dat de Tweede Kamer een motie heeft aangenomen van het lid Kröger en collega's (32813, nr. 1300) die de regering verzoekt scenario's op te stellen voor het afbouwen van de verschillende fossiele subsidies voor de termijn van twee, vijf en zeven jaar;
overwegende dat de minister tijdens de klimaattop in Dubai het initiatief heeft genomen voor een coalitie van landen die gaan samenwerken om fossiele subsidies af te bouwen;
overwegende dat in het Belastingplan 2024 geen significante stap wordt gezet in het afschaffen van fossiele subsidies;
verzoekt de regering bij het opstellen van de scenario's expliciet aandacht te besteden aan de mogelijkheden voor gedeeltelijke dan wel gehele afbouw van fossiele subsidies in 2025, en de Staten-Generaal hierover uiterlijk in mei 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Koffeman.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter V (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dan de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken. Wij hebben hier twee moties over, een waar de staatssecretaris waarschijnlijk nerveus van wordt en een waar hij misschien wat minder nerveus van wordt. Wij vinden het belangrijk om ze allebei in te dienen om onze Kamer de mogelijkheid te bieden om de ongewenste situatie die per 1 januari 2024 dreigt te ontstaan, te voorkomen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Belastingplan 2023 een verhoging van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken per 1 januari 2024 omvat;
constaterende dat deze verhoging niet alleen frisdrank betreft maar ook vruchtensappen, groentesappen, alcoholvrij bier, alle andere dranken met minder dan 1,2% alcohol en plantaardige zuivelalternatieven;
overwegende dat deze maatregel verschillende doelstellingen van de overheid kan tegenwerken, onder meer op het gebied van gezondheid, landbouw en het ondersteunen van innovatieve en duurzame bedrijven;
overwegende dat hiermee het voorgestelde beleid belangrijke negatieve neveneffecten heeft;
overwegende dat de Tweede Kamer (II 2023/24, 36418, nr. 87, motie-Grinwis) en Eerste Kamer (36410, F, motie-Koffeman) verschillende moties hebben aangenomen op het gebied van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken en het suikergehalte van deze dranken;
overwegende dat deze moties pas na de invoeringsdatum van 1 januari 2024 van de veranderingen van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zullen worden geïmplementeerd;
overwegende dat hiermee vanaf 1 januari beleid met significante negatieve consequenties in werking zou treden;
verzoekt de regering de invoeringsdatum van de nieuwe verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken met een jaar uit te stellen tot 1 januari 2025 zodat ongewenste neveneffecten kunnen worden voorkomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï en Schalk.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter W (36418).
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Voorzitter. Dan mijn laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet per 1 januari 2024 een verbruiksbelasting in zal voeren op alcoholvrije dranken zoals frisdrank en alcoholvrij bier;
overwegende dat het kabinet daarmee als oogmerk heeft mensen eerder te laten kiezen voor gezondere dranken;
overwegende dat daarmee producenten van dranken zonder toegevoegde suikers zoals vruchtensappen, granendranken en alternatieven voor alcoholhoudende dranken onevenredig zwaar en onbedoeld getroffen worden;
overwegende dat dit een averechts effect kan hebben op de bedoelingen van de wetgever;
verzoekt de regering per 1 januari 2024 of zo spoedig mogelijk daarna een nultarief in deze verbruiksbelasting in te voeren voor dranken die geen toegevoegde suikers bevatten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Visseren-Hamakers, Van Apeldoorn, Nicolaï, Schalk en Martens.
Zij krijgt letter X (36418).
U was aan het einde van uw betoog gekomen?
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Hiermee ben ik aan het einde van mijn betoog gekomen.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik heb nog niet hele nadrukkelijke signalen van nervositeit bij de staatssecretaris gezien, maar je weet niet wat er allemaal achter die glimlach schuilgaat.
Ik geef nu het woord aan de heer Van Apeldoorn namens de fractie van de SP.
De heer Van Apeldoorn i (SP):
Dank, voorzitter. En dank aan de bewindslieden voor de inhoudelijke beantwoording.
Ik vond het een interessant debat in de eerste termijn. Misschien mag ik een paar reflecties delen. Ik heb soms met enige verwondering naar de bijdragen van de collega's geluisterd en het debat gevolgd. Laat helder zijn dat dit niet ons kabinet is en was, maar wij zien wel een aantal verbeteringen in het pakket dat hier voorligt. Gisteravond en vandaag hebben we de meeste kritiek gehoord van de rechterkant van dit huis, van deze Kamer, en ook vanuit de eigen coalitie, voor zover het nog een coalitie is. Daar kun je inderdaad vraagtekens bij zetten. Er ligt een heel pakket aan moties van hetzelfde rechtse motorblok, om het zo maar even te noemen. Misschien komen er zo nog meer van collega Geerdink. Het zijn volgens mij ook ongedekte moties. Misschien is dat verfrissend, maar toen dit nog een coalitie was, hoorde ik altijd dat deze Kamer dan Tweede Kamertje speelt. Misschien liggen de verhoudingen nu anders.
Er is me ook nog iets anders opgevallen dat me van het hart moet. Tijdens de verkiezingen ging het heel veel over bestaanszekerheid. Dat thema werd onder andere op de agenda gezet door de nieuwe partij NSC, maar mijn partij had het natuurlijk ook al heel lang op de agenda staan. Het is goed dat daarover gesproken werd. Maar nu het in de Eerste Kamer gaat over de behandeling van het pakket Belastingplan, gaat het eigenlijk over iets anders. Dat is namelijk de winstzekerheid van het bedrijfsleven, met name van de grote bedrijven. Dat noemen we dan het vestigingsklimaat. Ik had ook kunnen zeggen dat het niet gaat over de bestaanszekerheid van mensen, maar over de bestaanszekerheid van bedrijven, maar die bestaanszekerheid is eigenlijk helemaal niet in het geding. Die wordt volgens mij helemaal niet bedreigd, en die winstgevendheid ook niet. Vorig jaar is er door het Nederlandse bedrijfsleven namelijk een recordwinst gemaakt van 327 miljard euro.
Dat waren de inleidende beschietingen.
De voorzitter:
Dat lokt een interruptie uit van mevrouw Geerdink.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Ik voel me toch aangesproken als het gaat over een "rechts motorblok", maar ik wijs u er toch echt op dat wij deze wijze van behandeling hier heel uitdrukkelijk geënt en gestoeld hebben op onze kerntaak, namelijk het toetsen op de uitvoerbaarheid, zorgvuldigheid en doeltreffendheid van de wetten die voorliggen. Ik vraag collega Van Apeldoorn of hij daar ook nog even bij stil wil staan.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Daar sta ik graag bij stil, zeg ik tegen mevrouw Geerdink. Het is natuurlijk ook uw goed recht om moties in te dienen. De SP-fractie zal die zorgvuldig bestuderen, maar ik denk dat wat ik daar tot nog toe van gezien heb onze steun niet zal kunnen wegdragen. Het gaat namelijk niet alleen om de uitvoerbaarheid; het gaat ook een bepaalde richting uit. Ik zie dat de belastingen vooral niet verhoogd moeten worden op bepaalde onderdelen. Ik noem de belastingdruk voor bedrijven, de 30%-regeling en de belastingen in box 3 en box 2. Dat zijn politieke keuzes. Het staat de partijen die daaronder staan natuurlijk geheel vrij om die politieke keuze te maken, maar mijn partij maakt een andere keuze. Wij willen hoge vermogens en hoge winsten juist meer belasten in plaats van minder.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Los van wat u vindt, denk ik dat wij het volgende heel duidelijk hebben aangegeven. Juist met de blik op uitvoerbaarheid en zorgvuldigheid, kunnen op het laatste moment ingediende amendementen, vanwege de tijd en alles wat daarbij meegespeeld heeft, niet door ons op deze wijze beoordeeld worden. Ik blijf erbij dat dat moties zullen zijn die u nog niet eens kent, die we zullen blijven indienen. Mijn vraag aan u is om daar respect voor te tonen.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Dat zullen we zeker doen. Over moties die nog ingediend worden, zal ik natuurlijk nog mijn oordeel over vellen, over alle moties. We gaan vandaag nog niet stemmen. Uitvoerbaarheid is altijd een belangrijk punt; ik begrijp dat ook wel. Ik sluit me wel aan bij de eerdere sprekers als het gaat om het volgende punt. De tijd die ons gegeven is om het hele pakket met 17 wetsvoorstellen en 20 aangenomen amendementen, geloof ik, zorgvuldig te behandelen, is te beperkt. Dat wil niet zeggen dat ik vind dat een aantal amendementen inhoudelijk ondoordacht is. Dat is, denk ik, een politieke afweging. Ik ben het met mevrouw Geerdink eens dat wij hier eigenlijk te weinig tijd hebben gehad, maar dat laat onverlet dat ik nu mijn eigen oordeel geef, dat afwijkt van dat van mevrouw Geerdink. Over bijvoorbeeld een van de amendementen over de bedrijfsopvolgingsregeling heeft de staatssecretaris ook gezegd: misschien is dat moeilijk uitvoerbaar, maar we hebben het ermee te doen, want dat zijn de wetsvoorstellen die nu voorliggen en wij kunnen niet terugamenderen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Van Apeldoorn (SP):
Ik vervolg mijn betoog in de tweede termijn. Ik heb een groot deel van mijn bijdrage gewijd aan — ik hintte er net al op — het belang van het beginsel dat wij volgens mij met z'n allen delen; ik heb geen enkele partij horen zeggen dat dat niet zo is. Dat is dat de sterkste schouders de zwaarste lasten dragen. Ik blijf er toch vooralsnog bij dat dat gewoon niet het geval is in Nederland, althans niet in de mate waarin dat zo zou moeten zijn. Zeker als je kijkt naar de top van de inkomensverdeling, wordt ons belastingstelsel regressief in plaats van progressief. Met andere woorden, hoe rijker je bent, hoe minder belasting je betaalt. Volgens het CPB heeft de rijkste 1% — dat gaat om 80.000 huishoudens — voor alle belastingen bij elkaar opgeteld, inclusief indirecte belastingen, gemiddeld echt een minder hoge belasting- en premiedruk dan de rest van de Nederlanders. De gemiddelde Nederlander heeft een belastingdruk van 40%. De 8.000 rijkste huishoudens betalen nog eens een keer veel minder belasting. De 800 rijkste huishoudens oftewel de rijkste 0,01% betalen verreweg de minste belasting.
De minister trekt deze cijfers in twijfel of zegt dat hij de aannames betwijfelt. Dat vind ik opvallend. Normaal gesproken wordt het CPB altijd als heel betrouwbaar beoordeeld door een groot deel van deze Kamer en zeker ook door de regering. Maar wij verwelkomen meer recente cijfers en studies. Het is mooi dat de staatssecretaris het CPB de opdracht heeft gegeven om dit nog eens opnieuw uit te zoeken, misschien ook aan de hand van andere cijfers, en te kijken hoe dat beeld verandert als we andere aannames nemen. Dan kun je misschien ook verschillende modellen naast elkaar leggen en dan kunnen we een inhoudelijke discussie voeren over de vraag welke aannames wetenschappelijk wel of niet het meest verantwoord zijn. Die discussie voer ik graag met de staatssecretaris.
Welk model of welke aannames je ook neemt, mijn fractie acht het in ieder geval onwaarschijnlijk, zo niet uitgesloten, dat daar ineens uitkomt dat ons belastingstelsel aan de top van die inkomensverdeling progressief is in plaats van regressief. Want het feit blijft dat het kabinet weliswaar stappen heeft genomen in deze richting om de balans tussen enerzijds de belasting op vermogen en anderzijds de belasting op arbeid beter te maken — dat erkent de SP-fractie zeker ook — maar dat die balans er nog niet is. Het blijft volgens mij dus een feit dat de belasting op arbeid hoger is dan op vermogen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of hij dit erkent, zeker kijkend naar de hoogste inkomens. Vandaar mijn eerdere vraag: is de staatssecretaris het met ons eens dat een volgend kabinet eigenlijk nog meer zou moeten doen om die balans te herstellen of om hier meer balans in aan te brengen en daarmee ook voor een progressiever belastingstelsel te zorgen? Ik kreeg daar niet echt een antwoord op; ik stel die vraag dus nog maar een keer.
Dan belastingontwijking. Volgens het Global Tax Evasion Report van dit jaar, waar we dus nog een reactie van het kabinet op krijgen, is Nederland goed voor 160 miljard aan profit shifting. Ook op dit punt had ik de staatssecretaris gevraagd of hij het met mij eens is dat een volgend kabinet nog meer moet doen om de belastingontwijking tegen te gaan, nog los van de vraag of dit getal, dit cijfer, klopt of niet. De staatssecretaris trekt dat in twijfel, maar volgens mij is Nederland nog altijd goed voor belastingontwijking, ook in de functie van doorsluisland. Volgens mij is daar dus nog steeds werk aan de winkel.
Nog heel even over de Wet minimumbelasting, waar wij voor zijn. Ik had daar een paar vragen over gesteld die volgens mij niet beantwoord zijn, bijvoorbeeld of die 15% eigenlijk niet te laag is en of het risico niet bestaat dat het in de praktijk voor veel landen een bovengrens wordt. Ik had ook gevraagd naar de gevolgen voor ontwikkelingslanden. Kan de staatssecretaris daar nog op ingaan? Daar horen we namelijk verschillende geluiden over.
Het is heel fijn en heel goed dat de minister voor Armoedebeleid — ik zou zeggen "uiteraard"; ik denk dat zij dat deelt — blijft monitoren hoe de armoedecijfers zich volgend jaar, in 2024, zullen ontwikkelen. Ook kijkend naar de prognoses voor 2025 moeten we dat goed in de gaten blijven houden en moeten we de vinger aan de pols blijven houden. De minister wilde gezien de demissionaire status en omdat dit ook afhangt van de formatie, niet toezeggen dat er aanvullende maatregelen genomen gaan worden. Maar misschien kan de minister wel toezeggen dat zij de alarmbel zal luiden, ook tegenover deze Kamer, op het moment dat blijkt dat de armoedecijfers waarvan het CPB nu zegt dat die volgend jaar op het punt van armoede onder kinderen zullen gaan dalen en in 2025 hopelijk nog verder, weer omhooggaan of op het moment dat duidelijk wordt dat de doelstelling van halvering per 2025 niet gehaald wordt zonder aanvullende maatregelen. Misschien kan de minister die maatregelen niet nemen, als er nog geen nieuw kabinet is, maar ze kan die wel voorleggen aan het parlement. Dan kunnen wij, ofwel vanuit de Tweede ofwel vanuit de Eerste Kamer, misschien zelf met een voorstel komen en ingrijpen. Ik zou het heel erg betreuren als die armoede onnodig weer toeneemt omdat er nog geen nieuw kabinet is, terwijl het misschien wel mogelijk is om tussentijds aanvullende maatregelen te nemen. Misschien kan de minister daarover nog iets zeggen of toezeggen.
Ten slotte nog heel kort voor minister Jetten, maar die is er inmiddels niet meer. Ik blijf er toch bij dat de energiebelasting onnodig omhooggaat voor huishoudens. Die gaat omhoog met 19% als het gaat om de eerste schijf van de belasting op gas. Minister Jetten zegt dat die naar beneden gaat voor elektriciteit en dat dit ook is om verduurzaming te stimuleren. Maar per saldo gaat de energierekening voor heel veel huishoudens toch per 1 januari omhoog. En heel veel mensen hebben helemaal niet de mogelijkheid om dan maar minder gas en meer elektriciteit te gaan gebruiken, en zeker huishoudens aan de onderkant niet, dus mijn fractie ziet dat toch als problematisch. Misschien kan de staatssecretaris daar nog een keer op ingaan. Ik blijf erbij dat het beter zou zijn om ook daar de degressiviteit uit de energiebelasting te halen die er nu nog in hele sterke mate in zit.
Voorzitter, ik rond af door nogmaals dank te zeggen aan de bewindslieden. Alles afwegende zien wij stapjes en soms stappen vooruit in het hele pakket, en dan heb ik het over de zeventien wetsvoorstellen. Ik zal mijn fractie adviseren voor alle wetsvoorstellen, uiteraard inclusief alle amendementen, te stemmen.
Dank, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Apeldoorn. Ik geef het woord aan mevrouw Geerdink. Ik vraag de collega's of we gaan proberen deze termijn af te maken vooraleer we aan het eten beginnen. Mevrouw Geerdink, u heeft het woord.
Mevrouw Geerdink i (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Namens de VVD dank ik de bewindslieden hartelijk voor de uitgebreide beantwoording in eerste termijn. Daarnaast wil ik stilstaan bij de bewonderenswaardige inzet van de ambtenaren van de ministeries van Financiën, EZK en SZW, die er wederom in geslaagd zijn om in het hoge tempo van de afgelopen weken de inbreng van de Eerste Kamer te verwerken. Met uiteindelijk 17 wetsvoorstellen was dat dit jaar een bijna onmogelijke prestatie. Dank en hulde daarvoor.
Ik heb drie punten en ik heb drie moties. Ik begin met de punten. Ik begin bij het wetsvoorstel over de fiscale beleggingsinstelling (fbi). Wij begrijpen dat er een staatssteunrisico gelopen wordt omdat er onderscheid gemaakt wordt tussen beursgenoteerde en niet-beursgenoteerde fbi's. In eerste termijn hebben we daar onvoldoende bij stilgestaan. In dat kader verzoek ik de staatssecretaris om ons daarover per brief te informeren, zodat we dat kunnen betrekken bij onze beoordeling volgende week. Mijn verzoek is of hij dat zou kunnen toezeggen. Dat is mijn eerste punt.
Mijn tweede punt gaat over een verzoek dat de BBB-fractie heeft gedaan in relatie tot de Wet minimumbelasting 2024. Zij verzocht om een externe opinie over dit wetsvoorstel. Ook daarover vraag ik de staatssecretaris om ons daar voor de stemmingen van volgende week mee te verblijden. Dat is mijn tweede punt.
Het derde punt betreft iets wat voor mij nieuw was: de Tweede Kamercommissie die gaat over het nieuwe belastingstelsel. Misschien is hierover al iets duidelijk, maar ik weet het in ieder geval niet. Ik vroeg mij af hoe wij als Eerste Kamer worden betrokken bij die commissie over dat nieuwe belastingstelsel. Dat waren mijn drie punten.
Mijn drie moties ga ik voorlezen nadat ik heb opgemerkt dat wij heel gelukkig zijn met een aantal toezeggingen die we hebben gekregen van de bewindslieden. Wij zien uit naar een uitwerking van deze toezeggingen op korte termijn. Zoals ik heb gezegd in de eerste termijn van de behandeling van dit Belastingplan zullen we volgende week de knoop doorhakken en zullen we laten weten welke wetsvoorstellen we zullen steunen. Daarop vooruitlopend dienen we de volgende drie moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het onduidelijk is wat de economische effecten zijn van de voorgenomen maatregel om de inkoop van eigen aandelen per 2025 te belasten;
overwegende dat de mogelijkheid om zonder verschuldigde dividendbelasting eigen aandelen in te kunnen kopen een belangrijk strategisch instrument voor beursfondsen is, en dat omringende landen een dergelijke faciliteit kennen of geen dividendbelasting kennen;
overwegende dat de budgettaire opbrengsten onzeker zijn, en effecten op de overheidsfinanciën zelfs negatief kunnen zijn als een of meer bedrijven besluiten Nederland te verlaten, en dat daarmee de dekking voor de verhoging van het minimumloon onzeker is;
verzoekt de regering om in het Belastingplan 2025 met een alternatief dekkingsvoorstel voor het hogere minimumloon te komen, en de inkoopfaciliteit eigen aandelen te behouden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geerdink, Heijnen, Van Rooijen, Baumgarten en Schalk.
Zij krijgt letter Y (36418).
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Geerdink (VVD):
Ik wilde zeggen "dan ga ik de heer Van Strien verblijden", want we hebben een motie gezamenlijk met D66, maar ja, hij is er nu niet, wat dan heel jammer is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de bij amendement in de Tweede Kamer (36418, nr. 63) voorgestelde aanpassing van de 30%-regeling opbrengsten oplevert;
constaterende dat het voornoemde amendement oproept om deze in te zetten voor de studenten die gestudeerd hebben zonder basisbeurs;
constaterende dat het kabinet aangeeft dat het niet mogelijk is deze studenten op korte termijn te bereiken;
constaterende dat de maatregel vanaf 2025 negatief uitwerkt voor kennismigranten die naar Nederland komen;
overwegende dat de maatregel negatief uitpakt voor het open karakter van de economie in Nederland, terwijl het toekomstige verdienvermogen van Nederland hiervan afhankelijk is;
overwegende dat de maatregelen sectoren raken die afhankelijk zijn van kennismigranten, waaronder bedrijven in de techsector en het hoger onderwijs;
verzoekt de regering om de voorgenomen evaluatie van de 30%-regeling naar voren te halen, en op basis van deze evaluatie met een alternatief voorstel in het Belastingplan 2025 te komen die minder schadelijk uitpakt voor de economie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geerdink, Moonen, Heijnen, Van Rooijen, Baumgarten en Bakker-Klein.
Zij krijgt letter Z (36418).
Mevrouw Geerdink (VVD):
Dan de laatste motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat zowel de effectieve belastingdruk op ondernemerswinsten in Nederland volgens de OESO tax database een van de hoogste is in de EU;
overwegende dat een te hoge belastingdruk op winst een rem zet op noodzakelijke investeringen en innovaties die nodig zijn voor de grote transities in onze samenleving en economie;
overwegende dat de invoering van een wereldwijde minimumbelasting in andere landen leidt tot nieuwe fiscale instrumenten om investeringen en innovatie aan te trekken;
overwegende dat de wereldwijde minimumbelasting van de OESO voorziet in mogelijkheden om investeringen en innovatie aan te trekken;
overwegende dat het niet benutten van deze mogelijkheden ertoe zal leiden dat de relatieve aantrekkelijkheid van Nederland voor investeringen en innovatie verder verslechtert;
verzoekt de regering onderzoek te doen naar de gevolgen van de invoering van de minimumbelasting voor het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium, en voorts met welke maatregelen Nederland uit de Europese achterhoede kan komen, en de Kamer daarover in het eerste kwartaal van 2024 te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Geerdink, Heijnen, Van Rooijen, Baumgarten en Schalk.
Zij krijgt letter AA (36418).
Mevrouw Geerdink (VVD):
Daarnaast steunen wij de moties die door collega-fracties worden ingediend op de andere pijnpunten die wij hebben verwoord in de eerste termijn. Het belangrijkst zijn voorspelbaarheid en betrouwbaarheid. We hebben de staatssecretaris dit letterlijk horen zeggen en dat onderschrijven wij. Mede daarom kijken wij uit naar de reactie van de staatssecretaris in de tweede termijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Geerdink. Meneer Baumgarten ziet af van zijn tweede termijn. Dankzij het razendsnelle werk van collega Schalk, die zojuist nog een commissievergadering voorgezeten heeft, kan ik hem nu het woord geven voor zijn tweede termijn.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel, en natuurlijk ook van harte dank aan de bewindslieden voor de manier waarop zij ons vandaag weer geholpen hebben met alle antwoorden. Mevrouw Visseren verraste mij nu weer door terug te komen op het punt van de brede welvaart, waarbij zij zich afvroeg of de dieren daar ook een plaats in konden krijgen. Toen stelde ik de vraag, een beetje een flauwe vraag natuurlijk, of die ook belasting betalen. Via de heer Bovens kwam toen de hondenbelasting tevoorschijn. Ik zat natuurlijk te zoeken naar een snedig antwoord, maar toen werd ik alweer verder geholpen door de heer Bovens, die zei: er is er nog een, namelijk de vliegbelasting. De vlieg is ook een dier, hè? Dat weet iedereen, denk ik.
Voorzitter, nu even serieus. Ik heb nog een paar reacties op thema's die ik gisteravond heb genoemd en waar we ook vandaag over hebben gesproken. Eerst even iets over de Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw. De heer Jetten is op dit moment niet aanwezig, zie ik, maar de vragen worden ongetwijfeld aan hem doorgespeeld. Het afbouwpad wordt verlengd van vijf naar tien jaar. Dat afbouwpad is gunstig voor de kleine tuinders, maar het wordt wel heel zwaar, met name doordat de energiekosten in 2030 stijgen met 45,1%, waardoor de bedrijfskosten stijgen met 9%. De redenering over de consumentenprijzen kan ik gewoon niet volgen, dus ik vraag minister Jetten om ons daar nog even in mee te nemen. Wie gaat de stijging van de bedrijfskosten dan betalen?
Mijn tweede punt is ook voor de heer Jetten. Dat gaat over de Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit. Die vind ik nog steeds zeer zorgelijk, omdat er iets onmogelijks gevraagd wordt aan de sector. Het energienet is niet in staat om te leveren en groene waterstof is gewoon onvoldoende beschikbaar. De heer Jetten, de minister, heeft uitstekend uitgelegd dat het regionaal wordt aangepakt. Hij gaf daarbij twee voorbeelden: Rotterdam en Tholen. Ik heb nog een concrete vraag aan hem. Op welk moment, in welk jaar, om het nog preciezer te vragen, zal het in Rotterdam nou zodanig op orde zijn dat de industrie daar inderdaad voldoende gebruik kan maken van die netten en van die groene waterstof? En wanneer zal dat in Tholen op orde zijn?
Voorzitter. Dan hebben we nog het probleem van de Wet op de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. Ik denk dat de staatssecretaris het probleem wel begrijpt: op het moment dat je ergens puur sap uit perst, zit daar suiker in. Zo werkt het gewoon. In een appel zit ook suiker. Maar goed, de wet is aangenomen; een novelle is niet mogelijk. Ik heb de moties van mevrouw Visseren daarover gesteund. Laat ik een concrete vraag stellen: kan de staatssecretaris, bijvoorbeeld per AMvB, een deel van dit gebeuren uitzonderen? Is dat nog een optie? Stel je voor dat er later iets per wet moet gebeuren, kan dat dan met terugwerkende kracht, zodat de schade beperkt wordt? Want ik begrijp dat er een gat van 350 miljoen geslagen zou worden als alles over dezelfde kam wordt geschoren, als alles wordt losgelaten, maar volgens mij gaat het over een geringer deel, want anders zou het wel een heel groot gedeelte zijn voor deze pure sappen.
Voorzitter. Ik heb gisteren en vandaag opnieuw aandacht gevraagd voor de onevenredig zware belastingen die neerslaan bij specifieke groepen. Daarbij heb ik natuurlijk ook, zoals ik gewend ben, de eenverdiener genoemd. Vroeger vonden sommige partijen namelijk dat iedereen per se aan het werk moest. Dat is natuurlijk allang achterhaald. Het is wel heel gebruikelijk om te werken, maar het is niet voor iedereen weggelegd. Ik zeg dat sommigen dat inderdaad niet willen, omdat ze kiezen voor de zorg voor hun gezin, voor mantelzorg of iets dergelijks. Maar er zijn ook heel veel mensen die niet kunnen gaan werken, bijvoorbeeld omdat ze de zorg hebben voor kinderen met beperkingen, of omdat hun partner een baan heeft waardoor ze op missie gaan. Die mensen worden in feite afgestraft. Minister Schouten gaf aan dat niet bekend is welke redenen er aan het eenverdienerschap ten grondslag liggen. Het is natuurlijk interessant om dat in ieder geval een keer te gaan onderzoeken, zou ik zeggen. Hoe dan ook, we zien nu steeds die grote kloof tussen een- en tweeverdieners. Dat is een. En we zien een absurd hoge marginale druk, juist op wat wij normaal vinden, namelijk het modaal salaris. Ik heb in de eerste termijn ook de dreigende armoede genoemd, dan wel de onmogelijkheid voor mensen met een modaal inkomen om hun huis te financieren enzovoort.
Voorzitter. Nu komt er een bouwstenennotitie met fiscale maatregelen. In het eerste deel van 2024 zou die vermoedelijk komen. Op die bouwstenennotitie is de motie gericht die ik nu ga indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel gezinnen met kinderen te maken hebben met financiële zorgen, hetgeen gemakkelijk tot kinderarmoede kan leiden;
overwegende dat de complexe belastingmaatregelen en het stelsel van toeslagen zorgt voor onevenredig zware belasting van huishoudens waar om moverende redenen eenverdienerschap aan de orde is, zodat de kloof tussen een- en tweeverdieners met een modaal inkomen kan oplopen tot belastingen die bijna tien keer zo hoog zijn voor eenverdieners;
constaterende dat de marginale druk juist in gezinnen tot aan een modaal inkomen kan oplopen tot 92%, waardoor extra inkomsten vrijwel niets opleveren voor de koopkracht van gezinnen, waardoor meer werken te weinig lonend is;
constaterende dat er begin 2024 een bouwstenennotitie met fiscale maatregelen naar de Kamer wordt gestuurd;
verzoekt de regering in de genoemde bouwstenennotitie ook uitvoerbare maatregelen uit te werken waarmee de kloof tussen een- en tweeverdieners wordt verkleind en tevens maatregelen uit te werken waardoor de extreem hoge marginale druk (vooral bij een modaal inkomen) wordt verlaagd,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Schalk, Van Rooijen, Baumgarten, Heijnen, Dessing, Visseren-Hamakers, Holterhues en Bakker-Klein.
Zij krijgt letter AB (36418).
De heer Schalk (SGP):
Het verheugt mij zeer om te kunnen zeggen dat mijn kersverse collega De Vries voor het eerst een motie heeft ondertekend. Ook deze.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Dan rest mij nog om iedereen te bedanken voor dit debat. Ik wens zeker ook de bewindslieden de komende periode van harte sterkte en Gods zegen toe. Ook hele gezegende kerstdagen. Ik ben al heel vroeg, maar dat is vast en zeker de moeite waard.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu het woord aan meneer Van den Oetelaar, namens Forum voor Democratie. Ik deel nog even mee dat minister Jetten niet aanwezig is, omdat hij aanzit aan het staatsbanket ter gelegenheid van een bezoek van onze Zuid-Koreaanse vrienden. Dat is een staatsverplichting. Mee-eten is soms een staatsverplichting. Maar naar alles wat in de richting van de minister wordt gezegd, wordt meegeluisterd, en het wordt zo nodig beantwoord. Dan nu meneer Van den Oetelaar.
De heer Van den Oetelaar i (FVD):
Dank u, voorzitter. Ik dank ook de staatssecretaris en de ministers voor het beantwoorden van de vragen. De btw-verhoging in de agrarische sector vinden wij nog steeds geen goed idee. Het is weliswaar zo als de staatssecretaris aangeeft, namelijk dat het inderdaad ook mogelijk is om maandelijks btw-aangifte te doen. Maar wij stellen vast dat ook dit weer extra accountantskosten met zich meebrengt en dat de ondernemer in dit geval meer tijd kwijt is aan zijn boekhouding. Dan blijft nog over dat ook in dit geval de cashflow van het bedrijf in het beste geval met twee maanden wordt aangetast. Op een exportwaarde van 122 miljard euro vinden wij het onverantwoord om al dit extra werk te gaan doen voor een potentiële 43 miljoen euro aan inkomsten voor de belasting. Wij zullen dan ook tegen deze wet gaan stemmen.
Ook na de beantwoording van de vragen zijn wij nog steeds van mening dat het afbouwen van de verlaagde energietarieven voor glastuinbouw en industrie onverantwoord is. Ik heb zojuist nog contact gehad met wat ondernemers. Zij geven aan dat zij niet opgewassen zijn tegen deze maatregel. Ik wil mijn ambtsgenoten oproepen om komende week ook wat ondernemers te benaderen, want de gevolgen voor deze sectoren, onze economie, de werkgelegenheid en uiteindelijk dus ook de Belastingdienst zijn werkelijk niet te overzien. Wij zijn voornemens voor de moties van de BBB te stemmen, maar tegen deze voorstellen.
De verviervoudiging van de motorrijtuigenbelasting op paardenwagentjes heeft als gevolg dat particulieren straks wel €900 per maand zullen moeten gaan betalen. Dit is voor een particulier enorm veel geld en dit zal tot gevolg hebben dat zij deze wagentjes zullen verkopen en de Belastingdienst dus misgrijpt. Ik geloof de staatssecretaris wanneer hij aangeeft dat er misstanden zijn vastgesteld door mensen die onterecht een voertuig rijden in een kwarttarief. De mensen die hier wél rechtmatig gebruik van maken, kunnen we hier echter niet voor straffen. De fraudeurs dienen gewoon een boete te krijgen en de te weinig betaalde belasting alsnog over te maken.
Dan hebben wij nog een tweetal moties die wij graag willen indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat ICT-problemen een verlaging van het btw-tarief op groente en fruit tot voor kort onmogelijk maakten;
overwegende dat er al langer wordt gesproken over een verlaging van het btw-tarief op groente en fruit, dit om gezinnen die moeite hebben om in hun levensonderhoud te voorzien, tegemoet te komen;
overwegende dat goedkopere groente en fruit een stimulerend effect heeft op de volksgezondheid omdat het aanschaffen van groente en fruit hiermee laagdrempeliger wordt;
verzoekt de regering om het btw-tarief op groente en fruit te verlagen naar 5% en de benodigde dekking hiervoor te zoeken bij het departement van Volksgezondheid,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Oetelaar en Dessing.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter AC (36418).
U vervolgt uw betoog.
De heer Van den Oetelaar (FVD):
Ik heb een volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is het kwarttarief motorrijtuigenbelasting voor paardenvervoer te beëindigen;
constaterende dat de regering hiermee slechts 2 miljoen euro aan extra belastinginkomsten genereert en dat daartegenover staat dat deze maatregel de hippische sector onevenredig raakt en dan met name de hobbysector;
overwegende dat men hierdoor op zoek gaat naar goedkopere alternatieven zoals het aanschaffen van een paardentrailer, dat paardentrailers niet worden belast en dat deze manier van vervoer onveiliger en minder diervriendelijk is;
overwegende dat de maximumsnelheid voor een trailer 80 km/u is, dat dit meer overlast zal veroorzaken en meer ruimte inneemt en dat dit de doorstroom op het toch al overvolle wegennet verslechtert;
overwegende dat paardentrailers slechter zijn uitgerust dan paardenwagens op het gebied van dierenwelzijn en veiligheid van de paarden;
verzoekt de regering deze belasting ongewijzigd te laten op het kwarttarief,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van den Oetelaar en Dessing.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. Daarmee maakt zij deel uit van de beraadslaging.
Zij krijgt letter AD (36418).
Was u aan het einde van uw betoog?
De heer Van den Oetelaar (FVD):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan als allerlaatste spreker in deze tweede termijn geef ik het woord aan mevrouw Bakker-Klein namens de fractie van het CDA.
Mevrouw Bakker-Klein i (CDA):
Voorzitter, ik realiseer me dat ik een enorm beroep doe op de belastbaarheid van u allen. En ik heb ook nog de verkeerde motie meegenomen, zie ik nu. Maar goed, ik begin alvast.
Dank voor de beantwoording van onze vragen door beide ministers en door de staatssecretaris. Ik dank de minister voor Armoedebeleid voor haar openheid over de dilemma's die zich voordoen in ons huidige systeem, onder andere waar het gaat om armoedebestrijding in relatie tot de marginale druk. Hoewel het voor Nederland goed zou zijn om snel een missionair kabinet te hebben, zijn wij van mening dat het ook goed voor Nederland is dat deze drie bewindspersonen meer doen dan alleen op de handen zitten en op de winkel passen. Daarmee willen wij u echt complimenteren.
Voorzitter. Tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen zijn we uitgebreid ingegaan op onze visie ten opzichte van bestaanszekerheid. Dat zeg ik ook nog maar eens tegen de heer Van Apeldoorn. In onze bijdrage hebben we toen ook gesproken over de bijdrage voor armoede en de in de Miljoenennota aangekondigde kabinetsmaatregelen. We hebben ons in dit debat beperkt tot de bespreking van belastingmaatregelen. Toch raken beide onderwerpen elkaar wel. Het eerste rapport van de Commissie sociaal minimum laat zien dat mensen met een laag inkomen uit werk of uitkering bij ongewijzigd beleid in de komende jaren tot honderden euro's per maand tekortkomen. In een realistisch scenario komen alleenstaanden en paren zonder kinderen bijna €100 tot €200 per maand tekort. Dat geldt ook voor AOW'ers zonder pensioen. Een paar met een of meerdere kinderen kan te maken krijgen met een tekort van circa €200 tot €500 per maand. Bij eenoudergezinnen met een of meerdere kinderen is het beeld wisselend. Eenoudergezinnen met één kind hebben geen tekorten, maar tekorten ontstaan en lopen op naarmate het aantal kinderen toeneemt.
Voorzitter. Voor de CDA-fractie is het onbestaanbaar dat mensen in ons land onder de armoedegrens leven. De oplossing daarvoor is niet eenvoudig en gaat ook verder dan alleen fiscale oplossingen. Maar de voorgestelde fiscale oplossingen zijn wel nodig. De CDA-fractie dankt de staatssecretaris in dit verband voor zijn heldere en openhartige betoog over de keuzes die zijn gemaakt, onder andere met betrekking tot de inflatiecorrectie en de verantwoordelijkheid die hij daarin heeft genomen. De inflatiecorrectie is niet afgeschaft. De staatssecretaris maande ook terecht dat we voorzichtig moeten zijn met het aanpassen daarvan. Dat principe is voor het CDA van belang. Maar in dit geval steunen we de gekozen eenmalige aanpassing, om daarna iets te kunnen doen voor mensen onder de armoedegrens. Ik heb daar nog wel een vraag over: hoe gaat het kabinet voorkomen dat dit middel dat dus in principe niet gewenst is, voor een volgend belastingplan opnieuw als dekkingsmiddel wordt ingezet?
Dan de bankenbelasting. De staatssecretaris geeft in de beantwoording van onze vragen over het effect van het verhogen van de bankenbelasting aan dat het CPB inderdaad heeft vastgesteld dat deze maatregel doorwerkt in de rentetarieven voor spaarders en dat er een negatief effect is op de kredietverlening aan het mkb. De maatregel kan bovendien een negatief effect hebben op de vestigingskeuze.
Wij hebben een motie voorbereid met steun van in ieder geval VVD en BBB, waarin we de regering verzoeken om binnen zes maanden met beleidsopties te komen om de bankenbelasting aan te passen. De staatssecretaris geeft nu aan dat hierover naar alle waarschijnlijkheid nog deze maand een advies van de ECB volgt. Wij willen dat advies afwachten en zullen om die reden de motie nu nog niet indienen. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer het advies en de reactie daarop van de regering naar verwachting in onze Kamer zullen worden geagendeerd?
Voorzitter. Ten slotte de giftenaftrek. Vanzelfsprekend vinden wij het goed dat de staatssecretaris zegt dat hij met de goededoelensector aan tafel wil zitten. Dank daarvoor. Maar daarmee raakt de staatssecretaris niet aan ons onderliggend principiële punt dat we met op wantrouwen gebaseerde fiscale maatregelen geen misbruikproblemen oplossen. Helaas hebben we daar in het verleden te veel voorbeelden van gezien. Daarom dienen we nu toch onze motie in. Ik zal de motie voorlezen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende:
-
-dat goede doelen in belangrijke mate en op verschillende manieren een bijdrage leveren aan de samenleving;
-
-dat het stimuleren van geven aan goede doelen een van de rijksbrede speerpunten is;
-
-dat een uitwerking van dat speerpunt de giftenaftrek is, waarvan het doel is het doen van — al dan niet periodieke — giften te stimuleren;
-
-dat de bij het Belastingplan voor 2023 voorgestelde aftopping, ondanks het nadere onderzoek naar de effecten daarvan naar aanleiding van de motie-Essers c.s., voor particuliere gevers nog steeds niet ongedaan gemaakt is;
-
-dat de argumentatie daarvoor is dat moet worden voorkomen dat vanwege die aftrek het belastbaar inkomen van de gever grotendeels, en in een aantal situaties zelfs tot nul, wordt teruggebracht;
overwegende:
-
-dat wantrouwen in burgers in het algemeen geen goed uitgangspunt is als het gaat om fiscale ingrepen in de filantropie;
-
-dat het aantal belastingplichtigen dat door de huidige begrenzing van aftrek van periodieke giften naar verwachting wordt geraakt zeer beperkt is, terwijl de nadelige gevolgen ervan voor de goededoelensector onevenredig groot zijn;
-
-dat het gevreesde ongewenste gedrag door grote particuliere gevers niet alleen door de overheid als ongewenst wordt gezien, maar ook voor de sector zelf imagoschade oplevert, waardoor er sprake is van een gezamenlijke verantwoordelijkheid om ongewenst gedrag te voorkomen;
verzoekt de regering om in samenspraak met de goededoelensector te zoeken naar alternatieve maatregelen, bijvoorbeeld leidend tot een betere handhaving van de huidige anbi-regels casu quo proportionele aanscherping van die regels om het gevreesde ongewenste gedrag te voorkomen, waardoor de begrenzing van aftrek van periodieke giften van particulieren boven de €250.000 niet langer noodzakelijk is en de nadelige gevolgen voor de goededoelensector worden weggenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bakker-Klein, Baumgarten, Geerdink, Heijnen, Holterhues, Moonen en Schalk.
Zij krijgt letter AE (36418).
Dat klinkt alsof er ook voldoende ondersteuning in deze zaal is voor deze motie. Had u nog een tweede motie?
Mevrouw Bakker-Klein (CDA):
Nee, die dienen we nu dus niet in.
De voorzitter:
Dan dank ik u voor uw termijn. Dat betekent dat we aan het einde van de tweede termijn van de zijde van de Kamer zijn gekomen. Ik dank u voor uw gedisciplineerde opstelling. Dat heeft wat tijd gescheeld. Ik schors nu voor de dinerpauze.
Sorry, de laatste motie was motie 36418, letter AE.
De vergadering wordt van 18.27 uur tot 19.25 uur geschorst.
De voorzitter:
We zijn aangekomen bij de beantwoording van de regering in tweede termijn. Ik geef als eerste het woord aan de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen. Mevrouw de minister.
Minister Schouten i:
Dank u wel, voorzitter, en dank aan de leden. Ik heb nog een paar vragen om te beantwoorden. De moties zullen vervolgens door de staatssecretaris behandeld worden.
Er moet mij nog één ding van het hart. Ik heb in mijn eerste termijn een kleine ontboezeming gedaan. Dat was dat ik altijd een stille wens had om staatssecretaris van belastingen te worden. Maar toen ik de uitleg van de heer Van Rij hoorde over de tax credits en het effect op het "teller en noemer"-effect, dacht ik: die eer zal nooit aan mij ten deel vallen. Het is dus goed dat we de staatssecretaris hebben.
Voorzitter. Ik heb nog een drietal vragen. De eerste vraag is van de heer Van Rooijen en gaat over de boxplots, ook in relatie tot het inzicht wat de effecten voor de gepensioneerden zijn. Ik wil op dat punt nog twee dingen uiteenzetten. Aan de ene kant hebben we de boxplots. Daar zijn veertien categorieën. In elf daarvan worden de gepensioneerden meegenomen. Ik kan mij voorstellen dat de heer Van Rooijen zegt: dat haal ik niet allemaal uit die categorieën en ook niet uit de kwintielen. Die kwintielen maken we ook inzichtelijk, en daarin zitten uiteraard ook de gepensioneerden. Dat is echter niet in één keer daaruit te destilleren. Bij de boxplots hebben we één categorie voor gepensioneerden. Dan wil ik de heer Van Rooijen toch nog even verwijzen naar de voorbeeldhuishoudens die altijd in de SZW-begroting worden opgenomen. Daarbij hebben wij wel degelijk een uitsplitsing gemaakt naar de verschillende huishoudtypes, ook rondom de gepensioneerden. Wij hebben daarbij mensen met alleen AOW, alleenstaanden met alleen AOW en alleenstaanden met €10.000 aanvullend pensioen. Bij de paren hebben we ook nog de €30.000 aanvullend pensioen. Eigenlijk zou ik de heer Van Rooijen willen vragen: kijk naar de boxplots, maar kijk vooral ook naar de voorbeeldhuishoudens, want daarbij is wel degelijk een uitsplitsing opgenomen naar de verschillende categorieën gepensioneerden, waarnaar de heer Van Rooijen ook vroeg.
De heer Van Rooijen heeft ook nog een vraag gesteld over het CPB. Hij vroeg wat wij als kabinet vinden van de modellen van het CPB. Ik heb daar maar één woord bij: onafhankelijkheid. Het CPB is een onafhankelijk instituut. Ik denk dat u ons juist zou kunnen bekritiseren als wij opvattingen zouden hebben over hoe het CPB zijn modellen en berekeningen maakt, want dan komt er daadwerkelijk politieke sturing op iets wat onafhankelijk zou moeten zijn. Het staat wetenschappers daarentegen natuurlijk vrij om hun mening te geven over de modellen en cetera, maar ik zou mij die ruimte niet willen toe-eigenen als kabinet. Dan kunt u namelijk terecht tegen ons zeggen: u stuurt politiek op het werk van een onafhankelijk instituut.
Tot slot heb ik nog de vraag van de heer Van Apeldoorn. Hij zei: ik begrijp dat de minister nog niet echt kan vooruitlopen op alles wat er mogelijk gaat komen ten aanzien van armoedemaatregelen door een nieuw kabinet. Maar hij vroeg wel of ik alarmbellen wil luiden. Ik wil de armoedecijfers zeker goed in de gaten houden. Die zullen wij uw Kamer ook doen toekomen. Dat zit ook gewoon in de geëigende rapportages, ook weer van dat onafhankelijke CPB. Daarover zullen we u in kennis stellen. Als wij daarin zien dat zaken niet goed gaan, dan kunt u dat natuurlijk zelf al vaststellen, maar dan zullen wij u daar uiteraard ook van in kennis stellen. Dat kan ik zeker toezeggen op deze manier. Dus ja, ik kan u informeren, maar ik denk dat u daar sowieso zelf ook wel het een en ander voor in de gaten zult houden, dus ik weet niet helemaal of het nodig is. Maar die toezegging kan ik wel doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de minister. Dan geef ik nu het woord aan de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, van Financiën.
Staatssecretaris Van Rij i:
Dank u wel, voorzitter. Ik zal eerst nog een paar vragen beantwoorden die in de tweede termijn gesteld zijn. De eerste is de vraag van Volt inzake besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid. Het veranderen naar besluitvorming met een gekwalificeerde meerderheid in de besluitvormingssystematiek zou moeten plaatsvinden via het gebruik van de passerelle-bepaling die is opgenomen in de EU-verdragen. Als dat niet tot het gewenste resultaat leidt, dan kan gedacht worden aan verdragswijziging. Dat zijn allebei hele lange trajecten die ook weer unanimiteit vragen. Je ziet dat er op parafiscaal terrein, bijvoorbeeld bij de invoerrechten maar ook bij CBAM, wel met gekwalificeerde meerderheden wordt gewerkt. We hebben in het kabinet afgesproken dat we in ieder geval ambtelijk gaan inventariseren wat eventueel de plussen en minnen zijn van een gekwalificeerdemeerderheidstraject bij de besluitvorming rondom belastingontwijking. Dat komt niet helemaal uit de lucht vallen, want dat is bij anti-money laundering ook het geval.
Voorzitter. Dan heb ik de vraag van mevrouw Visseren-Hamakers over de herinvesteringsreserve. Ik heb daar antwoord op gegeven. De vraag over hoe de wet over de dieren al dan niet in verhouding staat tot de landelijke beëindigingsregelingen — want daar gaat het om — is echt op het gebied van LNV. Ik wil die vraag dus toch echt doorverwijzen naar de minister van LNV, voorzitter, als dat met uw goedvinden is.
De heer Van Apeldoorn heeft het punt weer opgebracht dat de lastendruk op arbeid hoger is dan de lastendruk op vermogen. Hij vroeg: wat gaat het kabinet daarop doen? Het box 1-tarief is 49,5%. Ja, het box 3-tarief is natuurlijk lager. Het box 2-tarief is in de gecumuleerde verhouding, zeker als je met rekening houdt de latentie, ook ietsjes lager. Maar laten we die discussie vooral voortzetten aan de hand van het aanvullende advies dat wij aan het Centraal Planbureau hebben gevraagd, zou mijn voorstel zijn aan de heer Van Apeldoorn.
De voorzitter:
Mevrouw Visseren-Hamakers heeft nog een vraag of een opmerking naar aanleiding van uw beantwoording.
Mevrouw Visseren-Hamakers i (PvdD):
Ik heb een heel praktische vraag; misschien is het mijn nieuwheid als Eerste Kamerlid. U zegt dat u die vraag doorverwijst naar uw collega van LNV. Hoe komt dat antwoord dan terug naar de Eerste Kamer?
Staatssecretaris Van Rij:
Dat zal de collega dan doen. Het is dus niet zo dat dat blijft hangen. U krijgt antwoord van hem. Die toezegging doe ik.
Mevrouw Visseren-Hamakers (PvdD):
Dank u.
Staatssecretaris Van Rij:
Voorzitter. Dan was er nog een vraag van de heer Van Apeldoorn over de energierekening. Die vraag is natuurlijk ook aan de heer Jetten gesteld. De lijn van het kabinet was de energiebelasting op gas te verhogen en op elektriciteit te verlagen. Dat hebben we vorig jaar natuurlijk uitgesteld voor wat betreft de verhoging op gas vanwege de gasprijzen als gevolg van de energiecrisis. Dat hebben we nu wel gedaan. We hebben natuurlijk ook een verhoging van de belastingvermindering. Daar is het amendement nog bovenop gekomen zoals het is aangenomen in de Tweede Kamer. De totale energierekening kent volgend jaar naar verwachting dan ook een gematigde ontwikkeling, uiteraard uitgaande van wat we nu weten. Specifiek voor de energiebelasting geldt dat de lasten voor een huishouden met een gemiddeld verbruik met circa €38 toenemen in 2024. We hebben dat uiteraard gewogen bij de integrale afweging van de koopkrachtplaatjes in augustus.
Voorzitter. Dan was er nog een andere vraag van de heer Van Apeldoorn blijven liggen. Die gaat over de minimumwinstbelasting. Hij vroeg of het minimumtarief van 15% niet te laag is. Dat is echt internationaal afgesproken bij de OESO, in de EU-richtlijnen en bij dit implementatievoorstel. Ik denk dat we ons daar nu op moeten richten.
De heer Van Apeldoorn had ook nog een andere vraag, namelijk of de ontwikkelingslanden baat bij hebben bij die 15% minimumbelasting. Dat is natuurlijk afhankelijk van het belastingregime in ontwikkelingslanden, maar in veel ontwikkelingslanden zie je natuurlijk een belastingregime waarbij er soms tax holidays gegeven worden. Dan wordt er dus 0% belasting betaald gedurende een x periode door buitenlandse investeerders. Een groot voordeel is ook dat in die OESO-afspraak ook de zogenaamde Subject to Tax Rule is opgenomen. Even in gewoon Nederlands: ontwikkelingslanden mogen ook een hogere bronbelasting gaan heffen. Dat is overigens iets wat Nederland al sinds tien jaar aanbiedt aan in ieder geval de laagste-inkomenslanden als het om ontwikkelingslanden gaat. Ik moet wel zeggen dat het natuurlijk complexe wetgeving is voor de ontwikkelingslanden. Zij zijn, niet allemaal maar wel een groot deel, aangesloten bij OESO en ook bij het Inclusive Framework, maar daar is nog wel heel wat huiswerk te verrichten, ook gezien het feit dat de capaciteit niet altijd aanwezig is om dit soort wetgeving in te voeren. Daar wordt zowel in OESO-verband als in het verband van de Verenigde Naties aandacht voor gevraagd.
Voorzitter. Dan was er nog een vraag van mevrouw Geerdink over een externe opinie. Het is echt niet gebruikelijk dat we als kabinet een externe legal opinion gaan vragen op een wetsontwerp. Wat we weleens doen, is op een bepaald onderdeel van een wetsontwerp of van een wet een legal opinion vragen. Een voorbeeld: als wij bezig zijn met het wetsontwerp voor het nieuwe box 3-stelsel, dan vragen wij inderdaad aan de landsadvocaat of dit houdbaar is in relatie tot artikel 1 EVRM, het eigendomsrecht. Maar dit wetsontwerp heeft natuurlijk het hele traject doorlopen, inclusief advies van de Raad van State. Wij gaan dat dus niet doen op het hele wetsontwerp, tenzij u op een heel specifiek punt een legal opinion zou willen hebben, maar dat heb ik niet gehoord.
Ik kan aan mevrouw Geerdink wel de brief toezeggen waar ze om gevraagd heeft, over staatssteunaspecten bij de fbi, beursgenoteerde vastgoedvennootschappen. Die brief krijgt u uiteraard voor de stemming volgende week. We zullen echt onze uiterste best doen om dat nog deze week, vrijdag, te doen, maar uiterlijk maandag heeft u die brief.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Als de term "landsadvocaat" valt, dan begrijpt u wat er komt. Ik heb minister Schouten hier al tweemaal gevraagd om een advies van de landsadvocaat. De eerste keer was toen het pensioenakkoord in 2011 werd gepubliceerd. Ik weet dat FNV en VNO het toen wel kregen. Kamp zei toen: "Van Rooijen, dat gaat u toch niet aan mij vragen? Dat is staatsgeheim." Ik zei namelijk: ik heb nog een vraag. Twee leden hebben het wel mogen inzien. Als de staatssecretaris zegt dat er advies aan de landsadvocaat wordt gevraagd over een nieuw voorstel, krijgen wij dat dan nog of moeten we daarom vragen? En als we het niet krijgen, moeten we er dan om blijven vragen?
[Wegens een ontbrekende geluidsregistratie is een deel van de uitgesproken tekst niet beschikbaar.]
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb nu weer gevraagd om dat advies en dat blijf ik vragen tot ik het heb. Ik heb gevraagd of het vertrouwelijk en eenmalig kan en dat blijf ik vragen.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, ik begrijp dat u het blijft vragen, maar dit werd bij wijze van voorbeeld genoemd. Ik stel voor dat we binnen het thema blijven. U hebt uw punt gemaakt en uw zorg uitgesproken, maar de staatssecretaris noemde het bij wijze van voorbeeld en niet om vervolgens minister Schouten weer het woord te geven. Ik stel voor dat de staatssecretaris zijn betoog voortzet.
Staatssecretaris Van Rij:
Om de heer Van Rooijen gerust te stellen: alle adviezen van landsadvocaten worden tegenwoordig door het kabinet direct naar de Tweede en de Eerste Kamer gestuurd. Het voorbeeld dat ik gaf, ook dat advies van die landsadvocaat over dat onderwerp, heeft u keurig kunnen lezen.
Voorzitter. Mevrouw Geerdink heeft ook nog gevraagd naar de commissie die door de Tweede Kamer ... Althans, bij motie is het besluit genomen door de Tweede Kamer om zelf een commissie in te stellen die een heel onderzoek gaat doen naar de hervorming van het belastingstelsel. Ik heb daar verder ook geen details van. Dat gaat buiten het kabinet om. Het is een besluit van de Tweede Kamer en dat zal een vervolg krijgen. Misschien kan de Eerste Kamer daar contact over opnemen met de Tweede Kamer.
Voorzitter. De heer Baumgarten heeft nog een vraag gesteld over de bezwaren tegen WOZ-beschikkingen. Van de bezwaren op basis van no cure, no pay als het om woningen gaat, is 27,4% succesvol. Van de bezwaren die sowieso zijn ingediend, ook zonder no cure, no pay, is 37,7% dat. Van de verkeersboetes is in administratief beroep 14% vernietigd en in beroep bij de kantonrechter 28%. Hierbij ging het om no cure, no pay. In dezelfde periode blijkt dat van de verkeersboetes van burgers zonder een professioneel gemachtigde in administratief beroep 12% is vernietigd en in beroep bij de kantonrechter 28% vernietigd. 95% van de bpm-bezwaren komt van een "no cure, no pay"-bureau. Vanaf 1 januari aanstaande beschikt de Belastingdienst over een systeem om dit cijfer te kunnen leveren. In het WODC-onderzoek is vastgesteld dat in 2019 38,4% van alle bezwaren volledig of gedeeltelijk is toegewezen. Er is bij bpm geen onderscheid gemaakt: no cure, no pay of niet.
Voorzitter. De heer Schalk heeft nog een vraag gesteld over Tholen en Rotterdam, die eigenlijk voor de heer Jetten bedoeld is. Ik kan daar kort antwoord op geven. Daar zijn geen specifieke data van beschikbaar. Het elektriciteitsnet kent een ander termijn dan de opschaling van de groene waterstof. Het kabinet zal via verschillende trajecten burgers en bedrijven regionaal zo goed mogelijk duidelijkheid hierover bieden.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb er natuurlijk begrip voor dat de staatssecretaris niet precies de jaartallen weet ...
Staatssecretaris Van Rij:
Maar die weet de minister ook niet, want dit is het antwoord dat zijn ambtenaren hebben voorbereid.
De heer Schalk (SGP):
Maar dat betekent dat het eigenlijk extra zorgelijk is, want we zijn een heleboel sectoren met iets aan het opzadelen terwijl we niet eens weten op welk moment ze kunnen voldoen aan de verplichtingen en verwachtingen. En ondertussen zijn we hun ondersteuning aan het afschalen.
Staatssecretaris Van Rij:
Dat is uitgebreid aan de orde geweest, ook toen de minister hier nog was. Hij heeft daar ook zijn antwoorden op gegeven. Op deze hele specifieke vraag is dit het antwoord. Ik kan daar verder ook niets aan toevoegen en niks aan afdoen.
De heer Schalk (SGP):
Dat maakt het extra ingewikkeld om zo'n wetsvoorstel te ondersteunen vanuit mijn fractie, geef ik aan.
Staatssecretaris Van Rij:
Oké. De heer Schalk heeft ook nog een heel specifieke vraag gesteld over de verbruiksbelasting, namelijk: kan je die niet per algemene maatregel van bestuur doen? Nee, dat kan niet. De gevraagde aanpassingen vergen een wetswijziging en zijn niet mogelijk per algemene maatregel van bestuur. Terugwerkende kracht ontraad ik echt ten zeerste. De Raad van State is hier zeer kritisch op. Bovendien voorzie ik forse uitvoerings- en handhavingsproblemen. Ik zie ook geen reden voor terugwerkende kracht in dit dossier.
Voorzitter. De heer Schalk heeft ook nog gevraagd: kan de staatssecretaris nog een keer het effect op de consumentenprijzen van de fiscale maatregelen voor de glastuinbouw toelichten? De tuinders produceren voornamelijk voor de export en kunnen gezien de internationale concurrentie de nationale prijsstijgingen naar verwachting niet of slechts in beperkte mate doorrekenen. Daarom verwacht het kabinet weinig tot geen effect op de consumentenprijzen. Vanwege de internationale markt zullen de consumentenprijzen eerder gedreven worden door de internationale ontwikkeling van de energieprijzen, zoals we ook vorig jaar heel duidelijk hebben gezien.
Overigens wil ik graag nogmaals benadrukken dat tegenover de fiscale maatregelen in de glas- en tuinbouw ruime extra subsidiebudgetten staan. Een aantal sprekers hebben daar ook aan gerefereerd. Het is toch de subsidie aan de ene kant en de beprijzing aan de andere kant. Uiteindelijk moet de sector zelf kunnen leven met de uitkomsten van de besluitvorming in de Tweede Kamer. Dat heeft de minister voor Klimaat en Energie ook aangegeven, samen met de minister van LNV, die dat altijd voorzit. Verder houden we samen met de sector zeer nauw in de gaten of het ook de gewenste effecten heeft. Dat nog als antwoord op die vraag.
Voorzitter. Mevrouw Bakker vroeg nog wanneer de Europese Centrale Bank met zijn opinie komt. Wij verwachten die heel snel, nog voor de kerst. Dan sturen we die naar de Eerste Kamer en de Tweede Kamer. Het is dan aan de Kamer om het te agenderen.
Voorzitter. Ik ga over tot de appreciatie van de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 36418, letter I. Dat is de motie-Van Rooijen c.s. Ik heb al gezegd dat het kabinet een forse stap gemaakt heeft om de begrotingscyclus aan te passen. We hebben, denk ik, heel goed gediscussieerd over de noodzaak van niet alleen de meerjarenfiscalewetgevingsagenda, maar ook de jaarlijkse fiscale wetgevingsagenda, die we bij de Voorjaarsnota sturen. Tussen april en augustus wordt wetgeving uitgewerkt in samenspraak met de Voorjaarsnota, zodat het Belastingplan met Prinsjesdag kan worden ingediend. Het is dus niet mogelijk om het proces van het Belastingplan te versnellen. Verder hebben we duidelijk afgesproken dat we naar een goede spreiding van wetsontwerpen gaan. Ik ontraad de motie.
Dan de motie op stuk nr. 36418, letter K. Daar wordt verzocht om in het Belastingplan 2025 de uitkomsten van de analyse die ik heb toegezegd mee te nemen en de tarieven box 2 en 3 vast te stellen, rekening houdend met de uitkomsten waarbij het globale evenwicht tussen dga-ondernemer enerzijds en de ib-ondernemer anderzijds hersteld wordt en tevens rekening wordt gehouden met de ondernemersrisico's. Ja, we gaan de analyse doen. Ik stel voor dat deze motie wordt aangehouden. Stel dat er in april een nieuw kabinet is. Ik kan mij voorstellen dat hierover dan ongetwijfeld ook in de formatie is gesproken. Misschien is dat niet zo, maar dat zal dan moeten blijken. Dat is aan de fracties die deze motie mede hebben ondertekend en die, naar ik heb begrepen, aan de onderhandelingstafel gaan zitten. Als wij er dan toch nog zitten, dan zullen we iets met de motie moeten doen in het belastingplan. Maar als we er niet zitten, dan is het aan een volgend kabinet. Ik vraag of u de motie wilt aanhouden. We zullen de analyse uiteraard delen met de Kamer. Vervolgens zullen we naar bevind van zaken handelen, afhankelijk van welk kabinet er zit. Ik kan niet over mijn graf heen regeren.
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 36426 ... Sorry, ik was even abuis. Ik bedoel de motie op stuk nr. 36418, letter L. Die motie geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 36418, letter M geef ik ook oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 36418, letter N, Nico. Dat heb ik al beargumenteerd. Wij zijn echt geen voorstander van de hardheidsclausule, dus die motie ontraden wij. Ik ga de argumenten niet nog een keer herhalen. Ik dacht dat die in eerste instantie wel duidelijk waren.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter O ontraden wij ook. Ik heb aangegeven dat we het niet later in werking kunnen laten treden, ook al zouden we dat willen. Er staat gewoon geen bepaling in de wet die dat mogelijk maakt. Ik heb wel gezegd dat we direct met de sector in overleg gaan en dat we het WODC-onderzoek meteen serieus zullen nemen.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter P, geef ik oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 36418, letter Q behoeft geen oordeel, want dat is een spreekt-uitmotie.
De motie op stuk nr. 36418, letter R, is ook een spreekt-uitmotie, dus die krijgt geen oordeel.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter S ontraad ik. Ik heb aangegeven hoe het wetsontwerp er nu uitziet, na de internetconsultatie. Een vermogenswinstbelasting voor liquide beleggingen is een- en andermaal niet uitvoerbaar. Dat is in allerlei stukken gewisseld met de Tweede Kamer.
De motie op stuk nr. 36418, letter T krijgt geen oordeel.
De motie op stuk nr. 36418, letter U ontraden wij.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter V ontraden wij ook.
Voorzitter. De motie op stuk nr. 36418, letter W ontraden wij ook.
De motie op stuk nr. 36418, letter X ontraden wij ook.
Voorzitter. Wat betreft de motie op stuk nr. 36418, letter Y zou ik het volgende willen voorstelen. We brengen verder in kaart wat de gevolgen zijn. We hebben dat al gedaan, maar we kunnen dat nog verder uitbreiden. Dat heb ik ook in de eerste termijn gezegd. We brengen in kaart wat de gevolgen zijn van de afschaffing van de dividendvrijstelling betreffende inkoop aandelen. Maar wij kunnen niet als demissionair kabinet toezeggen dat we in het Belastingplan met een alternatief dekkingsvoorstel gaan komen, want we weten überhaupt niet of we over het Belastingplan 2025 gaan. Als wij daar wel over gaan, dan gaan we uiteraard iets met deze motie doen. Dat zal wel onderdeel zijn van de totale afweging. Dat is op z'n vroegst bij de aprilbesluitvorming. Dus ik zou zeggen: aanhouden.
Voorzitter. 36418, letter Z. Ook hier geldt: de evaluatie komt er. In mei zal die er zijn. Op basis van die evaluatie zal het dan zittende kabinet met de Tweede Kamer moeten bekijken: wat kunnen we daar wel en niet mee? Ook dan geldt weer hetzelfde als wat ik daarnet zei: het is ervan afhankelijk of er nog een demissionair kabinet is of niet of de bal bij ons ligt of bij het volgende kabinet. Dus ook hier: aanhouden.
Voorzitter. Dan gaan we naar 36418, letters AA. Die motie wil ik oordeel Kamer geven, met één opmerking. Dat is dat ik de vraag over een onderzoek naar de werking van het fiscale investerings- en innovatie-instrumentarium onder Pijler 2 aan de werkgroep voor de bouwstenennotitie zal meegeven. Dat is dan ook een duidelijk signaal als deze motie aangenomen wordt. Ik heb begrepen dat ze dat sowieso al aan het onderzoeken zijn, maar ik weet niet hoe nauwkeurig. Nog voor kerst, geloof ik, zal de voorzitter in ieder geval een beleefdheidsbezoek afleggen bij mij. Met deze opmerking krijgt de motie oordeel Kamer.
Voorzitter. Dan hebben we 36418, letters AB. Die zouden wij ook oordeel Kamer willen geven.
Voorzitter. Dan ben ik bij 36418, letters AC. Die wordt ontraden.
Hetzelfde geldt voor de motie 36418, letters AD. Ook die is ontraden.
Voorzitter. Dan ben ik bij 36418, letters AE. Ik zou die motie als volgt willen lezen. Wij gaan met de sector in gesprek; dat heb ik al toegezegd. Als we het hebben over de goededoelensector, dan denk ik dat we het toch over de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie hebben, c.q. anderen. Dan bekijken we inderdaad gezamenlijk wat de nadelen zijn, want die ken ik nog niet, en vervolgens wat alternatieve maatregelen zijn. Maar ik ga nu niet toezeggen dat de begrenzing van de periodieke giftenaftrek eraf gaat, want dat zou een voorschot zijn op een discussie. Ik denk dat we met elkaar in gesprek moeten gaan. Ik wijs er wel op: als het Belastingplan wordt aangenomen, komen we de sector enorm tegemoet, omdat het veel eenvoudiger gemaakt is om giften vanuit een vennootschap te doen aan echte anbi's. Dat hoef je echt niet meer via de omweg van de dividenduitkering en de periodieke giftenaftrek te doen. Met die interpretatie zou ik deze motie oordeel Kamer willen geven.
Dat was het.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer de staatssecretaris. Mevrouw de minister, u wilde nog een korte reactie geven naar aanleiding van een opmerking. Vooraleer dat te doen, gaan we eerst naar meneer Martens luisteren voor een reactie in de richting van de staatssecretaris.
De heer Martens i (GroenLinks-PvdA):
…
De voorzitter:
Wilt u de knop van de microfoon nog een keer opnieuw indrukken?
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik hoorde mezelf inderdaad niet, en u weet hoe graag ik naar mezelf luister. Grapje. Ik kom graag terug op de motie 36418, letter Q, over de meerjarige wetgevingsagenda fiscaliteit. De staatssecretaris gaf die oordeel Kamer, vanwege de formulering "spreekt uit dat". Sorry, de staatssecretaris gaf die geen oordeel.
Staatssecretaris Van Rij:
Het is een spreekt-uitmotie. We omarmen het overigens helemaal.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Ik wil hier in ieder geval bij zeggen dat wij deze motie als volgt begrijpen. Als die wordt aangenomen, betekent dit dat de Kamer op deze manier wenst te werken. Dat vraagt ook iets van de staatssecretaris, wie die stoel ook vult op dat moment. Dat begrijp ik wel zo.
Staatssecretaris Van Rij:
Ik denk dat de motie goed weergeeft wat we eerder besproken hebben. Aan de andere kant is het van beide: ik heb aangegeven dat ook de Eerste Kamer natuurlijk wel proactief moet zijn. Dat betekent dat als wij een meerjarige wetgevingsagenda sturen, die hier ook echt op tijd besproken wordt bij de behandeling van de Voorjaarsnota — dat geldt ook voor de Tweede Kamer — en dat dan ook aangegeven wordt welk wetsontwerp wanneer aan de orde komt. Dat is prima, maar het lijkt mij een uitstekende doorstart.
De heer Martens (GroenLinks-PvdA):
Dat is helemaal akkoord, zoals de motie dat overigens ook beschrijft. Voor de Handelingen noem ik ook nog even het tweede punt, namelijk het benutten van een voorjaarsmoment voor het behandelen van fiscale wetgeving die niet sterk met de begroting samenhangt.
Staatssecretaris Van Rij:
Ja.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen heeft ook nog een laatste opmerking.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, naar aanleiding van de reactie van de staatssecretaris op de motie met de letter S over de vermogenswinstbelasting en het verzoek om die onderdeel te laten zijn van de belastinghervorming. Begrijp ik nu uit zijn reactie dat hij op voorhand discussie over de vermogenswinstbelasting wil uitsluiten door daar in de stukken straks niet de voor- en nadelen van mee te nemen naast de voorkeur die er voorlopig in de consultatie is — maar niet meer dan dat — voor een vermogensaanwasbelasting die wij een papieren tijger op de verkeerde manier vinden?
Staatssecretaris Van Rij:
We zijn een- en andermaal ingegaan op alle plussen en minnen. Mag ik gewoon naar alle Kamerstukken daarover verwijzen in de Tweede Kamer? Die discussie zijn we direct gestart vanaf 2 februari vorig jaar, toen we het eerste debat over box 3 hadden. Dat zijn de brieven van 20 april geweest, het wetgevingsoverleg van 9 mei in de Tweede Kamer, de brief van eind september. Uit-en-te-na is alles gewikt en gewogen. In februari, eerder dit jaar, zijn wij ingegaan op de plussen en de minnen van de vermogenswinstbelasting. Wij ontraden die dus, omdat we helemaal aan het eind van een traject met de Tweede Kamer zaten. Ja, wel vermogenswinstbelasting voor vastgoed, maar niet voor de liquide beleggingen. Dat ligt nu in het conceptwetsontwerp. Uiteindelijk gaat een volgend kabinet daarover. Het kan in de prullenmand gegooid worden of niet. Wij gaan niet nog een keer het hele huiswerk doen dat we de afgelopen anderhalf jaar hebben gedaan.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik had de motie ingediend als lid van de Eerste Kamer. De minister wijst terecht op alle stukken, die ik ook uit mijn hoofd ken, net als de Pensioenwet, maar die zijn allemaal gericht tot de Tweede Kamer. Dat is ook nog de oude Tweede Kamer, waar wij hier ook niet veel meer mee te maken hebben, net als met de vorige Eerste Kamer, zo nodig. Als u met stukken naar de Tweede Kamer gaat, wil mijn fractie absoluut meewegen dat hier in ieder geval van onze kant gevraagd wordt om de voors en tegens integraal bij dat wetsontwerp of althans nog bij een fase daarvóór mee te nemen. Als het hier komt, kunnen wij alleen ja of nee zeggen. Ik weet de uitkomst al, maar dan wordt hier dus nu al vastgesteld dat we een voldongen feit hebben als u of het nieuwe kabinet met dat voorstel komt, tenzij het de prullenmand ingaat, wat ik dan maar hoop.
Staatssecretaris Van Rij:
Nog even voor de goede orde: alle brieven waaraan ik heb gerefereerd, zijn ook naar de Eerste Kamer gegaan. Als u daar een debat over had willen hebben — dat zeg ik tegen de heer Van Rooijen — had u dat kunnen aanvragen en had ik dat heel graag hier willen voeren, maar dat is niet gebeurd.
De voorzitter:
De staatssecretaris heeft namens de regering de appreciatie gegeven. Het staat het Kamerlid Van Rooijen en iedereen vrij om de motie in stemming te brengen. Dan krijgen we een oordeel. Mevrouw de minister, u wilde nog een reactie geven.
Minister Schouten i:
Dank u wel, voorzitter. U wees er terecht op dat dit debat niet over de Wet toekomst pensioenen gaat, maar ik wil hier wel één ding rechtzetten dat mij stoorde. De suggestie werd gewekt dat ik een andere lijn hanteer dan de staatssecretaris ten aanzien van het openbaren van stukken van de landsadvocaat. Dat is geenszins het geval. De kabinetslijn is dat sinds 2019 de stukken van de landsadvocaat openbaar worden, daarvóór niet. Ik hou mij aan die lijn en dat doet de staatssecretaris ook. Dat wilde ik hier wel even rechtgezet hebben, voorzitter.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw de minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van de zeventien wetsvoorstellen. Ik leg ze alle zeventien afzonderlijk aan de Kamer voor.
Wetsvoorstel 36418, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan 2024). Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Ik zou het zomaar geloven. Ja, daar komt een stemming over. Dan stel ik voor dat er volgende week wordt gestemd over het wetsvoorstel.
Wetsvoorstel 36419, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Belastingplan BES eilanden 2024). Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Ja. Over een week stemming daarover.
Wetsvoorstel 36420, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Overige fiscale maatregelen 2024). Wordt hier stemming over gevraagd? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36421, Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de Successiewet 1956 in verband met aanpassingen in een aantal fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten (Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024). Wenst een van de leden stemming? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36422, Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 tot aanpassing van de regeling voor de fiscale beleggingsinstelling (Wet aanpassing fiscale beleggingsinstelling). Wenst een van de leden stemming? Ook daarover wordt gestemd.
Wetsvoorstel 36423, Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot aanpassing van de regelingen voor het fonds voor gemene rekening en de vrijgestelde beleggingsinstelling (Wet aanpassing fonds voor gemene rekening en vrijgestelde beleggingsinstelling). Wenst een van de leden stemming over dit wetsvoorstel? Meerdere leden zelfs. We gaan daarover stemmen.
Wetsvoorstel 36424, Regels ten behoeve van de compensatie voor burgers wegens de selectie van de aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen waarvan niet aannemelijk is dat die selectie heeft plaatsgevonden op fiscale gronden (Wet compensatie wegens selectie aan de poort). Wenst een van de leden stemming hierover dit wetsvoorstel? Ook hierover wordt stemming gevraagd.
Wetsvoorstel 36425, Wijziging van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 en enige andere wetten tot codificatie en aanvulling van het fiscale kwalificatiebeleid inzake buitenlandse rechtsvormen en tot afschaffing van de zelfstandige belastingplicht van de open commanditaire vennootschap (Wet fiscaal kwalificatiebeleid rechtsvormen). Wenst een van de leden stemming hierover dit wetsvoorstel? Ja, ook hierover gaan we stemmen.
We gaan eens kijken hoe het staat met wetsvoorstel 36426, Wijziging van enkele belastingwetten (Wet fiscale Klimaatmaatregelen glastuinbouw). Wenst een van de leden stemming? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36427, Wijziging van de Wet waardering onroerende zaken en de Wet op de belasting van personenauto's en motorrijwielen 1992 in verband met het herwaarderen van de proceskostenvergoeding en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn (Wet herwaardering proceskostenvergoedingen WOZ en bpm). Wenst de Kamer stemming hierover? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36428, Wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 met betrekking tot de bijzondere regels voor ambtshalve verminderingen (Wet tijdelijke regeling herzien aangifte inkomstenbelasting). Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36429, Verlaging van de eigen bijdrage in de huurtoeslag voor de jaren 2024 en verder (Wet verlaging eigen bijdrage huurtoeslag). Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36430, Wijziging van de Algemene nabestaandenwet en de Participatiewet in verband met het in 2024 niet afbouwen van de dubbele algemene heffingskorting in het referentieminimumloon. Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.
Wetsvoorstel 36431, Wijziging van de Wet op het kindgebonden budget tot intensivering van het kindgebonden budget in verband met koopkrachtondersteuning. Wordt hierover stemming gevraagd? Ook dat is het geval.
Wetsvoorstel 36432, Wijziging van de Wet belastingen op milieugrondslag (Wet fiscale klimaatmaatregelen industrie en elektriciteit). Ik zie dat de Kamer ook daar graag over wil stemmen.
Wetsvoorstel 36342, Wijziging van enkele belastingwetten en enige andere wetten (Fiscale verzamelwet 2024). Wordt hierover stemming gevraagd? Dat is het geval.
Tot slot wetsvoorstel 36369, Invoering van een minimumbelasting en wijziging van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de Invorderingswet 1990 in verband met de implementatie van Richtlijn (EU) 2022/2523 van de Raad van 14 december 2022 tot waarborging van een mondiaal minimumniveau van belastingheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen in de Unie (PbEU 2022, L 328/1) (Wet minimumbelasting 2024). Wil iemand daar stemming over? Dat is het geval.
Ik stel voor dat dan volgende week over een enkel wetsvoorstel gestemd gaat worden. Tevens stel ik voor om volgende week over de ingediende moties te stemmen.
Hiermee zijn we gekomen aan het einde van de vergadering. Ik dank alle leden, de minister en de staatssecretaris, de medewerkers die deze vergadering mogelijk hebben gemaakt en de aanwezigen op de publieke tribune en anderen voor hun komst naar de Kamer.
Lijst van besluiten en ingekomen stukken
Lijst van besluiten:
De Voorzitter heeft na overleg met het College van fractievoorzitters besloten om:
a. de stemming over de volgende wetsvoorstellen te doen plaatsvinden op 12 december 2023:
Vaststelling van de begrotingsstaat van het Ministerie van Financiën (IXB) en de begrotingsstaat van Nationale Schuld (IXA) voor het jaar 2024 (36410-IX);
b. de plenaire behandeling van het volgende wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 13 februari 2024:
Wijziging van de Arbeidsomstandighedenwet en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs in verband met de invoering van de verplichting om over een werkwijze te beschikken die gericht is op het creëren van gelijke kansen in het proces van werving en selectie en het toezicht daarop (Wet toezicht gelijke kansen bij werving en selectie) (35673).
Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:
1. de volgende regeringsmissives:
een, van de minister-president, inzake verlenen ontslag aan mr. drs. C.A. van der Maat als staatssecretaris van Defensie en benoeming van mr. drs. C.A. van der Maat als staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (griffienummer 174164);
een, van alsvoren, inzake benoeming van de heer mr. P.J.D.J. Muijen tot lid van de afdeling klachtbehandeling van de Commissie van Toezicht op Inlichtingen en Veiligheidsdiensten (griffienummer 174084);
een, van alsvoren, inzake ontslag mr. W.B. Hoekstra als minister van Buitenlandse Zaken (griffienummer 173939);
een, van alsvoren, inzake ontheffen H.G.J. Bruins Slot van de leiding van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelatie en haar te belasten met de leiding van het ministerie van Buitenlandse Zaken en het belasten van H.M. de Jonge met de leiding van het ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (griffienummer 173839);
een, van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, inzake wijzigingen in bijlagen I, II, IV, en V bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (griffienummer 173847.02);
een, van alsvoren, inzake schriftelijke vragen over de kabinetsappreciatie van de top van de Raad van Europa en de Eindverklaring (griffienummer 173943);
een, van alsvoren, inzake aanbieding verslag AIVD/MIVD tussen 2018 en 2023 (griffienummer 173929);
een, van alsvoren, inzake overdracht uitvoering APPA-pensioenen en -uitkeringen (griffienummer 170746.135);
een, van alsvoren, inzake aanbieding septembercirculaire 2023 Gemeentefonds en Provinciefonds (griffienummer 174136);
een, van alsvoren, inzake portefeuillewijziging staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (griffienummer 174012);
een, van alsvoren, inzake reactie nadere vragen over de Staat van de corporatiesector 2022 (griffienummer 172866.03);
een, van alsvoren, inzake brief naar aanleiding van interpellatiedebat over implementatie Omgevingswet van 31 oktober 2023 (griffienummer 170790.58);
een, van alsvoren, inzake brief naar aanleiding van behandeling Wet vaste huurcontracten (griffienummer 173821.05);
een, van alsvoren, inzake tiende voortgangsrapportage Binnenhofrenovatie (griffienummer 158269.39);
een, van alsvoren, inzake uitstelbericht kabinetsstandpunt ten aanzien van het advies inzake de verlof- en vervangingsregeling van volksvertegenwoordigers en dagelijkse bestuurders (griffienummer 174192);
een, van alsvoren, inzake brief met betrekking tot de handreiking handhaving Wet kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) (griffienummer 173676.01);
een, van alsvoren, inzake tweede evaluatie Wet basisregistratie adressen en gebouwen (griffienummer 174151);
een, van alsvoren, inzake werkprogramma 2024 Raad voor het Openbaar Bestuur (griffienummer 174086);
een, van alsvoren, inzake beantwoording brief Wet kwaliteitszorg voor het bouwen 20 juli 2023 (griffienummer 166662.65);
een, van de staatssecretaris Koninkrijksrelaties en Digitalisering, inzake aanbieding tweede nota naar aanleiding van het verslag omtrent regels omtrent de instelling van een adviescollege voor de algehele verbetering en beheersing van ICT-projecten (griffienummer 174237);
een, van alsvoren, inzake uitkomsten herfinanciering covidleningen (griffienummer 173685.03);
een, van alsvoren, inzake kabinetsreactie adviesrapport Het is nooit te laat (griffienummer 174210);
een, van alsvoren, inzake toezegging dialoog met Eerste Kamer over waarborgen geautomatiseerde besluitvorming (griffienummer 173022.01);
een, van alsvoren, inzake eerste halfjaarrapportage College Aruba financieel toezicht (CAft) en College financieel toezicht Bonaire, Sint Eustatius en Saba (Cft BES) 2023 (griffienummer 173217.01);
een, van alsvoren, inzake uitvoeringsrapportages Landspakketten no.3 2023 (griffienummer 174163);
een, van alsvoren, inzake nieuwe werkwijze wetgevingsproces (griffienummer 174153);
een, van alsvoren, inzake uitvoeringsagenda's Aruba, Curaçao en Sint-Maarten vierde kwartaal 2023 (griffienummer 174135);
een, van alsvoren, inzake toezending werkprogramma 2024 Adviescollege Openbaarheid en Informatiehuishouding (griffienummer 172806.02);
een, van alsvoren, inzake uitvoeringsrapportages Landspakketten no.2 2023 (griffienummer 168407.01);
een, van alsvoren, inzake aanbiedingsbrief beantwoording schriftelijke Kamervraag betreffende de Europese digitale identiteit-wallet (griffienummer 173148.02);
een, van alsvoren, inzake adviezen van het Cft inzake ENNIA (griffienummer 173931);
een, van alsvoren, inzake kabinetsreactie IPKO juni 2023 (griffienummer 173355.01);
een, van de minister van Buitenlandse Zaken, inzake Europees handvest voor regionale talen of talen van minderheden, Straatsburg 5 november 1992 (griffienummer 168618.02);
een, van alsvoren, inzake uitnodiging ambassadeursconferentie Buitenlandse Zaken 2024 (griffienummer 174219);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 23 oktober 2023 (griffienummer 174158.01);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174187);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken van 13 november 2023 (griffienummer 174170);
een, van alsvoren, inzake verslag van de Raad Buitenlandse Zaken 23 oktober 2023 (griffienummer 174158);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174155);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174154);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174129);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174092);
een, van alsvoren, inzake lijsten van verdragen in voorbereiding (griffienummer 174090);
een, van alsvoren, inzake wijziging van bijlage III bij het Verdrag van Rotterdam over procedure voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen pesticiden in internationale handel Geneve 12 mei 2023 (griffienummer 174088);
een, van alsvoren, inzake appreciatie Commissiemededeling over een meer weerbaar, concurrerend en duurzaam Europa (griffienummer 174082);
een, van alsvoren, inzake wijziging van het Administratief Akkoord tussen de bevoegde Nederlandse en Bengaalse autoriteiten inzake het Char Development and Settlement Project Dhaka 3 september 2023 (griffienummer 169784.01);
een, van alsvoren, inzake akkoord tot vervanging bijlage V bij het Memorandum van overeenstemming tussen Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Staten over samenwerking defensiematerieel (griffienummer 174067);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174024);
een, van alsvoren, inzake voornemen tot het sluiten van een uitvoeringsverdrag Administratief Akkoord Nederland-Bangladesh (griffienummer 174022);
een, van alsvoren, inzake briefwisseling houdende een verdrag tussen Nederland en het Internationaal Agentschap voor Atoomenergie inzake de regionale workshop over de fysieke bescherming (griffienummer 171581.01);
een, van alsvoren, inzake wijzigingen in bijlage VI bij het Protocol van 1997 tot wijziging van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen (griffienummer 173847.01);
een, van alsvoren, inzake briefwisseling houdende een verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties inzake de workshop van de Division for Ocean Affairs and the Law of the Sea (griffienummer 174020);
een, van alsvoren, inzake verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Gymnich van 30 en 31 augustus 2023 (griffienummer 173741.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda voor de Raad Algemene Zaken van 19 september 2023 (griffienummer 173935);
een, van alsvoren, inzake afwezigheid Prinsjesdag 19 september 2023 (griffienummer 173838);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174007);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 173938);
een, van alsvoren, inzake informatievoorziening over nieuwe Commissievoorstellen (griffienummer 174017);
een, van alsvoren, inzake uitstelbrief beantwoording vragen van de leden Nicolaï, Koffeman en Visseren-Hamakers van de Partij voor de Dieren over de levering van clusterbommen door de Verenigde Staten aan Oekraïne (griffienummer 173615.03);
een, van de minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, inzake geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 21 november 2023 (griffienummer 174218);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken Handel van 27 november 2023 (griffienummer 174217);
een, van alsvoren, inzake agendawijziging informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober 2023 (griffienummer 174094.02);
een, van alsvoren, inzake uitkomst peilmoment sectorale samenwerking imvo en update monitoringsonderzoek naleving OESO-richtlijnen (griffienummer 174174);
een, van alsvoren, inzake betreft delegatie 13e ministeriële conferentie van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) 26 tot en met 29 februari 2024 (griffienummer 174161);
een, van alsvoren, inzake verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober 2023 (griffienummer 174094.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda voor de informele Raad Buitenlandse Zaken Handel van 19 en 20 oktober 2023 (griffienummer 174094);
een, van alsvoren, inzake reactie op de analyse van het Nationaal Contactpunt van de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) aan de hand van de OESO-richtlijnen (griffienummer 174083);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 4 en 5 september 2023 (griffienummer 174004);
een, van alsvoren, inzake verslag van de informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking van 4 en 5 september 2023 (griffienummer 174004.01);
een, van de minister van Defensie, inzake uitstelbrief vragen Eerste Kamer SOFA Israël (griffienummer 174200);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda bijeenkomst NAVO-ministers van Defensie op 11 en 12 oktober 2023 te Brussel (griffienummer 174089);
een, van alsvoren, inzake verslag informele Raad Buitenlandse Zaken Defensie d.d. 29 en 30 augustus 2023 (griffienummer 173738.01);
een, van alsvoren, inzake beleidsreactie op brief Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) inzake uitkomsten pilot afweging tools (griffienummer 168889.02);
een, van alsvoren, inzake aanbieding Stand van Defensie najaar 2023 (griffienummer 173899);
een, van de staatssecretaris van Defensie, inzake Defensie Projectenoverzicht 2023 (griffienummer 174160);
een, van alsvoren, inzake reactie op brief nadere vragen inzake locatiekeuze nieuw radarstation Herwijnen (griffienummer 165192.57);
een, van de minister van Economische Zaken en Klimaat, inzake geannoteerde agenda Raad Concurrentievermogen 7 en 8 december 2023 (griffienummer 174238);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele Toerismeraad 31 oktober 2023 (griffienummer 174188.01);
een, van alsvoren, inzake verslag Raad Concurrentievermogen 25 september 2023 (griffienummer 174009.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda EU-ESA-top 6 en 7 november 2023 (griffienummer 174189);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele Toerismeraad 31 oktober 2023 (griffienummer 174188);
een, van alsvoren, inzake Rijk aan gedragsinzichten - editie 2023 (griffienummer 174175);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele Raad Algemene Zaken van de ministers verantwoordelijk voor het EU-cohesiebeleid op 29 september in Murcia (griffienummer 174018);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda Raad Concurrentievermogen 25 september 2023 (griffienummer 174009);
een, van alsvoren, inzake kwartaalrapportage EU-wetgevingsonderhandelingen en EU-raadplegingen (griffienummer 173273.02);
een, van de minister voor Klimaat en Energie, inzake geannoteerde agenda Energieraad 17 oktober 2023 (griffienummer 174169.01);
een, van alsvoren, inzake Nederlandse inzet COP28 voor Milieuraad 16 oktober (griffienummer 174173.02);
een, van alsvoren, inzake verslag Milieuraad op 16 oktober 2023 (griffienummer 174173);
een, van alsvoren, inzake verslag Energieraad 17 oktober 2023 (griffienummer 174169);
een, van alsvoren, inzake verslag informele Energieraad 11 en 12 juli 2023 (griffienummer 173521.01);
een, van de minister voor Klimaat en Energie c.s., inzake verslag informele bijeenkomst milieu- en energieministers 10 en 11 juli 2023 (griffienummer 173519.01);
een, van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, inzake brief Van schadeaanvraag naar daadwerkelijk schadeherstel (griffienummer 174093);
een, van alsvoren, inzake vragen inzake de kabinetsreactie op rapport parlementaire enquêtecommissie aardgaswinning Groningen (griffienummer 173621.01);
een, van de minister van Financiën, inzake verslag eurogroep en Ecofin-Raad 8 en 9 november 2023 (griffienummer 174239);
een, van alsvoren, inzake beantwoording vragen naar aanleiding van vijfde rapportage staatsagent KLM (griffienummer 170618.12);
een, van alsvoren, inzake verzoek ten aanzien van verslag Financieel Stabiliteitscomité (griffienummer 173749.01);
een, van alsvoren, inzake opvolging conclusies peer review Algemene Rekenkamer (griffienummer 174221);
een, van alsvoren, inzake Kamerbrief Europese jaarbegroting 2024 en de vierde aanvullende begroting voor 2023 (griffienummer 174005.01);
een, van alsvoren, inzake werkprogramma 2024 Inspectie belastingen, toeslagen en douane (IBTD) (griffienummer 174165);
een, van alsvoren, inzake brief signaal IBTD PM (griffienummer 174130);
een, van alsvoren, inzake ontwerpbegroting Nederland 2024 (griffienummer 174085);
een, van alsvoren, inzake kabinetsappreciatie over advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over de internationale rol van de euro (griffienummer 174079);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda voor de inzet van het Koninkrijk der Nederlanden tijdens de vergadering van het International Monetary and Financial Committee (IMFC) op 12 13 en 14 oktober (griffienummer 174078);
een, van alsvoren, inzake aanbieden Blauwe Boekje 2023-2024 (griffienummer 173878.02);
een, van alsvoren, inzake nazending Presidency Issues Notes informele Ecofin-Raad 15 en 16 september 2023 (griffienummer 174019);
een, van alsvoren, inzake Kaderwetevaluaties van de Commissie Eindtermen Accountantsopleiding (CEA) over de periode 2018-2022 (griffienummer 174011);
een, van alsvoren, inzake derde aanvullende EU-begroting 2023 en Raadspositie EU-jaarbegroting 2024 (griffienummer 174005);
een, van alsvoren, inzake aanbiedingsbrief bijlagen bij Kamerbrief participatie Stedin (griffienummer 173979);
een, van alsvoren, inzake aanbiedingsbrief beantwoording vragen BNC-fiche Crisis Management and Deposit Insurance (CMDI) (griffienummer 173942);
een, van alsvoren, inzake reactie Kamerbrief Herziening Europees begrotingsraamwerk d.d. 13 juli 2023 (griffienummer 173941);
een, van alsvoren, inzake beantwoording Kamervragen over verslag eurogroep Ecofin-Raad 15 en 16 juni 2023 (griffienummer 173406.02);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda eurogroep en informele Ecofin-Raad 15 en 16 september 2023 (griffienummer 173933);
een, van alsvoren, inzake planning behandeling begrotingen 2023 en 2024 (griffienummer 173930);
een, van alsvoren, inzake aanbieding Miljoenennota 2024 USB-sticks (griffienummer 173878.01);
een, van alsvoren, inzake aanbieding Miljoenennota 2024 (griffienummer 173878);
een, van de minister van Financiën, inzake budgettaire gevolgen aangenomen moties en amendementen Algemene Politieke Beschouwingen en Algemene Financiële Beschouwingen (griffienummer 174157);
een, van de staatssecretaris van Financiën, inzake uitvoering subsidieregeling rechtsbijstand herstelregelingen kinderopvangtoeslag (griffienummer 173344.01);
een, van de staatssecretaris van Financiën c.s. inzake tussenrapportage Toekomst toeslagenstelsel (griffienummer 173677;01);
een, van de staatssecretaris Fiscaliteit en Belastingdienst, inzake nota's naar aanleiding van het verslag pakket Belastingplan 2024 (griffienummer 174176.04);
een, van alsvoren, inzake monitoring van de effecten van de aanpak van belastingontwijking (griffienummer 171630.02);
een, van alsvoren, inzake uitstel BNC-fiche Richtlijnvoorstel head office taxation (griffienummer 174193);
een, van alsvoren, inzake certificeringen en ramingstoelichtingen pakket Belastingplan 2024 (griffienummer 174176.02);
een, van alsvoren, inzake verslag van het werkbezoek van staatssecretaris Van Rij aan de Verenigde Staten (griffienummer 174190);
een, van alsvoren, inzake stand van zaken uitvoering schade-, herstel- en tegemoetkomingsbeleid FSV (griffienummer 174185);
een, van alsvoren, inzake ontwikkelingen rondom Pijler 1 (griffienummer 174174.01);
een, van alsvoren, inzake aftopping periodieke-giftenaftrek en verwachte effecten op anbi's (griffienummer 174156);
een, van alsvoren, inzake inventarisatie inflatieneutrale belastingheffing (griffienummer 173934);
een, van de staatssecretaris Toeslagen en Douane, inzake beantwoording nadere vragen inzake de stand van zaken hersteloperatie toeslagen en de motie-Prast c.s. (griffienummer 173510.01);
een, van de minister van Infrastructuur en Waterstaat, inzake ontwerpvoorhang wijziging Kentekenreglement in verband met kentekening van bijzondere bromfietsen (griffienummer 174214);
een, van alsvoren, inzake aanbieding ontwerpbesluit houdende wijziging van het Besluit kwaliteit leefomgeving (griffienummer 174213);
een, van alsvoren, inzake Meerjarenplan ILT 2024-2028 (griffienummer 174159);
een, van alsvoren, inzake verslag informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21 en 22 september 2023 (griffienummer 172846.05);
een, van alsvoren, inzake nadere memorie van antwoord bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en enige andere wetten (griffienummer 172935.02);
een, van alsvoren, inzake beantwoording commissiebrief Eerste Kamer inzake nadere vragen inzake begrotingsstaat Mobiliteitsfonds (griffienummer 172633.06);
een, van de minister van Infrastructuur en Waterstaat c.s., inzake schriftelijk overleg ten behoeve van de informele bijeenkomst van EU-transportministers op 21 en 22 september 2023 (griffienummer 172846.03);
een, van alsvoren, inzake aanbieding MIRT Overzicht 2024 en Deltaprogramma 2024 (deel 2) (griffienummer 174137);
een, van alsvoren, inzake aanbieding MIRT Overzicht 2024 en Deltaprogramma 2024 (deel 1) (griffienummer 174137);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele bijeenkomst van EU-transportministers d.d. 21 en 22 september 2023 (griffienummer 172846.04);
een, van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, inzake geannoteerde agenda Transportraad d.d. 4 december 2023 te Brussel (griffienummer 174215);
een, van alsvoren, inzake "Ontwerp-start voorhang Wijziging van de Regeling groenprojecten 2022 in verband met een wijziging van de Algemene groepsvrijstellingsverordening" (griffienummer 173109.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda Milieuraad d.d. 16 oktober 2023 te Luxemburg (griffienummer 174173.01);
een, van alsvoren, inzake advies van de Commissie m.e.r. over reikwijdte en detailniveau van het milieueffectrapport Wijziging Kernenergiewet ten behoeve van bedrijfsduurverlenging kerncentrale Borssele (griffienummer 173164.02);
een, van alsvoren, inzake aanbieding rapport van Planbureau voor de Leefomgeving (PBL): Balans van de Leefomgeving 2023. Toekomstbestendig kiezen, rechtvaardig verdelen (griffienummer 174133);
een, van alsvoren, inzake ontwerpbesluit tot wijziging van het Vuurwerkbesluit in verband met implementatie van de Beneluxbeschikking betreffende de invoering van een pyro-pass en andere wijzigingen (griffienummer 169898.02);
een, van de minister van Justitie en Veiligheid, inzake Besluit taakomschrijving Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (griffienummer 174162);
een, van alsvoren, inzake advies van het Adviescollege ICT-toetsing over het project Nationaal Meldkamer Systeem (griffienummer 174152);
een, van alsvoren, inzake routekaart modernisering staatsnoodrecht en crisisrecht (griffienummer 172448.01);
een, van alsvoren, inzake aanbieding ontwerpbesluit tot wijziging van de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en de bijlagen bij het Besluit OM-afdoening jaarlijkse indexering van de tarieven (griffienummer 174077);
een, van alsvoren, inzake werkprogramma 2024 Inspectie Justitie en Veiligheid (griffienummer 174070);
een, van alsvoren, inzake aanbieding brief over rapport Boetestelsels in balans (griffienummer 174014);
een, van alsvoren, inzake voorhang ontwerpbesluit splitsing Landelijke eenheid politie (griffienummer 174008);
een, van alsvoren, inzake wijziging van de Gemeentewet, de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba en enkele andere wetten (griffienummer 173932);
een, van de minister voor Rechtsbescherming, inzake verzoek instemming geen bezwaar tegen toetreding Botswana tot het Haags Alimentatieverdrag 2007 (griffienummer 174224);
een, van alsvoren, inzake aanbieding ontwerpbesluit Implementatie Richtlijn openbaarmaking winstbelasting (griffienummer 174132);
een, van alsvoren, inzake monitoringsrapportage online kansspelen najaar 2023 (griffienummer 173143.01);
een, van alsvoren, inzake ontwerpregeling tot wijziging van de Regeling aanwijzing functies VOG politiegegevens (griffienummer 172551.01);
een, van alsvoren, inzake beantwoording nadere Kamervragen over ontwerp-ouderschapsverordening (griffienummer 173148.03);
een, van alsvoren, inzake beantwoording vragen Wet uitbreiding slachtofferrechten (griffienummer 168486.06);
een, van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, inzake toestemming voor deelname aan technische briefing over Wet gemeentelijke taak mogelijk maken asielopvangvoorzieningen (griffienummer 172327.01);
een, van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 23 en 24 oktober 2023 (griffienummer 174226);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 20 november 2023 (griffienummer 174172);
een, van alsvoren, inzake verslag Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 (griffienummer 174066.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda Landbouw- en Visserijraad 18 september 2023 (griffienummer 174066);
een, van alsvoren, inzake verslag informele Landbouw- en Visserijraad 3-5 september (griffienummer 174003.01);
een, van alsvoren, inzake verslag informele Visserijraad 17 en 18 juli en Landbouw- en Visserijraad 25 juli 2023 (griffienummer 173683.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele Landbouw- en Visserijraad 3-5 september 2023 (griffienummer 174003);
een, van alsvoren, inzake antwoorden op vragen en opmerkingen inzake dierwaardige veehouderij (griffienummer 172321.07);
een, van de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit c.s., inzake reactie op het halfjaarlijks rappel toezeggingen (griffienummer 173906.18);
een, van de minister voor Natuur en Stikstof, inzake beantwoording vragen voortgang aanpak piekbelasting (griffienummer 172117.03);
een, van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, inzake geannoteerde agenda informele EPSCO-Raad 23 en 24 november 2023 (griffienummer 174240);
een, van alsvoren, inzake verslag van de informele OJCS-Raad voor de onderdelen onderwijs, jeugd en cultuur van 18, 19 en 26 september 2023 (griffienummer 174015.01);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda OJCS-Raad 23 en 24 november 2023 (griffienummer 174201);
een, van alsvoren, inzake voorhang accreditatiekader Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) (griffienummer 174076);
een, van alsvoren, inzake aanbieding Werkprogramma van de Adviesraad voor wetenschap, technologie en innovatie (AWTI) 2024 (griffienummer 174073);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele OJCS-Raad 19 september 2023 Zaragoza Onderwijs (griffienummer 174016);
een, van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap c.s., inzake aanbieding ontwerpjaarwerkplan 2024 Inspectie van het Onderwijs (griffienummer 174075);
een, van alsvoren, inzake werkprogramma Onderwijsraad 2024-2025 (griffienummer 174074);
een, van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, inzake voorhang ontwerp koninklijk besluit en ontwerpregeling uitfasering tijdelijke onderwijsvoorzieningen bij massale toestroom ontheemden (griffienummer 171476.01);
een, van alsvoren, inzake aanbiedingsbrief Eerste Kamer tussentijdse beleidsmonitor Tel mee met Taal (griffienummer 166456.01);
een, van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, inzake aanbiedingsbrief rapport adviescollege-Van Geel getiteld Eenheid in Veelzijdigheid (griffienummer 174203);
een, van alsvoren, inzake evaluatierapport Raad voor Cultuur 2019-2022 (griffienummer 174202);
een, van alsvoren, inzake halfjaarlijks rappel toezeggingen en vooruitblik (griffienummer 172886.24);
een, van alsvoren, inzake werkprogramma 2023-2024 Raad voor Cultuur (griffienummer 174072);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele Raad Cultuur in Cáceres, Spanje 26 september 2023 (griffienummer 174015);
een, van alsvoren, inzake wijziging van de Mediawet 2008 in verband met het invoeren van een investeringsverplichting - wetsvoorstel 36176 (griffienummer 173937);
een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake Gemeentenieuws van SZW 2023-5 (griffienummer 173093.04);
een, van alsvoren, inzake Gemeentenieuws van SZW 2023-4 (griffienummer 173093.03);
een, van alsvoren, inzake tussenrapport van de Onafhankelijke Commissie Toekomst Arbeidsongeschiktheidsstelsel (OCTAS) (griffienummer 174131);
een, van alsvoren, inzake aanbieding wetsvoorstel Toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (griffienummer 174128);
een, van alsvoren, inzake Monitor arbeidsongevallen 2022 NLA (griffienummer 174091);
een, van alsvoren, inzake halfjaarlijkse aanpassing wettelijk minimumloon per 1 januari 2024 (griffienummer 173074.01);
een, van alsvoren, inzake aanbieding voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang (vastegezichtencriterium en buitenschoolse opvang) (griffienummer 173344.01);
een, van alsvoren, inzake voorhang ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit kwaliteit kinderopvang in verband met het stellen van regels over meertalige kinderopvang (griffienummer 172592.03);
een, van de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen, inzake beantwoording Kamervragen over de eerste voortgangsrapportage aanpak geldzorgen, armoede en schulden (griffienummer 173388.01);
een, van alsvoren, inzake Kamervragen van het lid Van Rooijen over het advies van de landsadvocaat - aanvulling (griffienummer 170746.134);
een, van alsvoren, inzake Gemeentenieuws van SZW 2023 - speciale editie (griffienummer 173093.05);
een, van alsvoren, inzake beantwoording Kamervragen over advies landsadvocaat bij Wet toekomst pensioen (griffienummer 170746.132);
een, van alsvoren, inzake aanbieding rapport Commissie sociaal minimum Caribisch Nederland (griffienummer 174134);
een, van alsvoren, inzake Gemeentenieuws van SZW 2023. Speciale editie over energiearmoede (griffienummer 171376.01);
een, van alsvoren, inzake Kamervragen over aanvullende voorwaarden zoals herverdelingseffecten bij de Wet toekomst pensioenen (griffienummer 173861);
een, van alsvoren, inzake beantwoording Commissievragen van het lid Van Rooijen over de inkomensondersteuning AOW (IO-AOW) (griffienummer 172430.05);
een, van alsvoren, inzake verzoek om spoedige behandeling wetsvoorstel Eenmalige energietoeslag 2023 (griffienummer 170955.01);
een, van alsvoren, inzake Kamervragen over aanvullende voorwaarden zoals herverdelingseffecten bij de Wet toekomst pensioenen (griffienummer 170746.131);
een, van de minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen c.s., inzake eindrapport Commissie sociaal minimum Europees Nederland (griffienummer 173529.02);
een, van alsvoren, inzake ontvangst eindrapport Commissie sociaal minimum (griffienummer 173529.01);
een, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, inzake aanbieding jaarrapportage Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van Wet afbreking zwangerschap (Wafz) 2022 (griffienummer 173423.01);
een, van alsvoren, inzake aanbiedingsbrief advies RIVM met betrekking tot Wet publieke gezondheid (griffienummer 170150.202);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda EU-Gezondheidsraad 30 november 2023 (griffienummer 174223);
een, van alsvoren, inzake reactie op motie-Kox c.s. over het voorleggen van artikel III onderdeel C van de Verzamelwet VWS 2022 als separaat wetsvoorstel aan het parlement (griffienummer 173176.03);
een, van de minister voor Langdurige Zorg en Sport, inzake geannoteerde agenda Sportraad 24 november 2023 (griffienummer 174191);
een, van alsvoren, inzake ontwerpbesluit houdende uitvoering van de Wet bevorderen samenwerking en rechtmatige zorg (griffienummer 173528.01);
een, van alsvoren, inzake voorhangbrief verlenging (tijdelijke) transitieprestatie en uitkomsten NZa-onderzoek naar productiviteit (griffienummer 174071);
een, van alsvoren, inzake voorhangbrief experiment zinnig en simpel verantwoorden in de langdurige zorg (griffienummer 174069);
een, van alsvoren, inzake voorhangbrief tijdelijke prestatie cliëntgebonden coördinatieactiviteiten levensloopfunctie ggz en fz (griffienummer 174068);
een, van alsvoren, inzake voorhang zakelijke inhoud aanwijzing aan de Nederlandse Zorgautoriteit ten aanzien van de coalitieakkoordmaatregelen over het kwaliteitskader verpleeghuiszorg en meerjarig contracteren (griffienummer 174023);
een, van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, inzake toezegging mogelijkheden voor digitalisering in de jeugdzorg (griffienummer 174225);
een, van alsvoren, inzake geannoteerde agenda informele OJCS-Raad, onderdeel jeugd, 18 september 2023 (griffienummer 174006).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd bij de Directie Inhoud ter inzage voor de leden;
2. de volgende geschriften:
een, van N.B., inzake "Vraag over je niet houden aan de grondwet terwijl je wel de eed hebt afgelegd" (griffienummer 174251).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken;
een, van S.E., inzake "Overzicht van geweld in Gaza op Al Jazeera - Verdrijving, niet zelfverdediging" (griffienummer 174047.13).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking;
een, van J.T., inzake "Coronasteunmaatregelen aanvragen is niet gelukt - vastgelopen in het proces" (griffienummer 174323).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat, de vaste commissie voor Financiën en de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
een, van R.P., inzake "Klacht over dat GGD geen bloedonderzoek PFAS door Chemours DuPont de Nemours wil doen" (griffienummer 174250).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Infrastructuur, Waterstaat en Omgeving en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
een, van P.G., inzake "Twee vragen over rechtsstatelijke karakter van Poortwachtersschikkingen" (griffienummer 174259).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid.
De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.