E100079
  ruit icoon
Laatste revisie: 08-01-2013

E100079 - Voorstel voor herziening van verordening Brussel I



De Europese Commissie stelt een hervorming van de verordening "Brussel I" van 2001 voor. Deze verordening is van essentieel belang voor de grensoverschrijdende geschillenbeslechting omdat daarin wordt bepaald welke rechtbank bevoegd is voor grensoverschrijdende zaken. Zij maakt het ook mogelijk dat een in een lidstaat gegeven rechterlijke beslissing in een andere lidstaat wordt erkend. De hervorming behelst vier belangrijke wijzigingen: 1) afschaffing van de omslachtige exequaturprocedure, 2) meer consumentenbescherming bij juridische geschillen waarbij niet-EU-landen zijn betrokken, 3) zorgen voor rechtszekerheid bij forumkeuzeovereenkomsten tussen ondernemingen en 4) het concurrentievermogen van de Europese arbitragesector versterken.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

Nationaal

De minister voor V&J heeft op 4 juni 2012 een brief gestuurd aan de Eerste Kamer met raadsdocumenten over een algemene oriëntatie over het verordeningsvoorstel Brussel I (nummers 10609/12 en 10609/12 ADD 1). Op 5 juni 2012 heeft de commissie I&A/JBZ de brief en de documenten voor kennisgeving aangenomen.

Europees

Verordening (EU) Nr. 1215/2012PDF-document is op 12 december 2012 ondertekend door het Europees Parlement en de Raad en gepubliceerd in Pb EU L351 op 20 december 2012.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een herziening van verordening (EC) nr. 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken

document Europese Commissie

COM(2010)748PDF-document, d.d. 14 december 2010

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen

verwante dossiers


Implementatie

Verordening (EU) Nr. 1215/2012PDF-document is op 12 december 2012 ondertekend door het Europees Parlement en de Raad en gepubliceerd in Pb EU L351 op 20 december 2012.


Behandeling Eerste Kamer

De commissies voor Justitie en voor de JBZ-Raad hebben op 21 december 2010 besloten om de procedure aan te houden tot 18 januari 2011.

Op 18 januari 2011 besloten de commissies voor JBZ en Justitie, in afwachting van de procedure in de Tweede Kamer, de procedure aan te houden tot 25 januari 2011.

De commissies besloten op 25 januari 2011 om de procedure op 1 februari 2011 opnieuw te bespreken aan de hand van een conceptbrief waarin wordt ingegaan op zorgen die leven in de commissies aangaande afschaffing van het exequatur.

Op 1 februari 2011 besloten de commissies de plenaire vergadering voor te stellen een brief aan de Europese instellingen te versturen waarin een aantal vragen over de proportionaliteit van het voorstel zullen worden gesteld. In de brief zal ook worden gevraagd naar de beweegredenen om de zogenaamde 'openbare orde exceptie' te schrappen.

Op 8 februari 2011 besluiten de commissies voor Justitie en JBZ om de subsidiariteitsbezwaren van de Tweede Kamer over te nemen en ze hebben ingestemd met een conceptbrief aan de Europese Commissie (EC)namens beide Kamers. Naar verwachting wordt de conceptbrief volgende week voorgelegd aan de plenaire vergadering.

De commissies hebben op 10 februari 2011 een brief gestuurd aan de voorzitter van de Eerste Kamer (EK) met de conceptbrief aan de Europese Commissie. De commissies adviseren dat de EK instemt met de conceptbrief, zodat een gezamenlijk gemotiveerd advies van beide Kamers aan de EC kan worden verstuurd.

De Eerste Kamer heeft op 15 februari 2011 ingestemd met het sturen van een brief aan de Europese Commissie (een afschrift van deze brief gaat naar het Europees Parlement, de Raad en de Nederlandse regering) gezamenlijk met de Tweede Kamer met bezwaren over de herziening van verordening Brussel I.

Op 17 februari 2011 is de brief met subsidiariteits- en proportionaliteitsbezwaren inzake de herziening van verordening Brussel I aan de Europese instellingen verstuurd. In de brief uiten beide Kamers hun bedenkingen bij het afschaffen van de exequaturprocedure en geven zij aan van oordeel te zijn dat het voorstel onvoldoende meerwaarde heeft ten opzichte van die onderdelen die reeds in breder internationaal verband zijn geregeld, en dus niet strookt met het subsidiariteitsbeginsel.

De Europese Commissie heeft op 4 november 2011 gereageerd op de brief van de Staten-Generaal. In de brief wijst de EC erop dat de voorgestelde afschaffing van de exequaturprocedure er komt op vezoek van de Europese Raad.

De commissies voor Immigratie en Asiel/ JBZ-Raad (I&A/JBZ) en Veiligheid en Justitie (V&J) hebben op 22 november 2011 gesproken over de brief van de Europese Commissie van 4 november 2011. De commissies besloten een brief aan de regering te sturen waarin zij refereren aan de bezwaren van de Staatscommissie voor het Internationaal Privaatrecht en de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht en de regering te vragen deze bezwaren over te nemen en te verdedigen in de Raad. Op 29 november 2011 wordt een conceptbrief besproken.

Op 29 november 2011 heeft de commissie ingestemd met de conceptbrief die voorlag en diezelfde dag is de brief verstuurd aan de minister van Veiligheid en Justitie.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft op 20 januari 2012 gereageerd. De staatssecretaris onderschrijft het gezamenlijke advies van de Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht van 1 juli 2011. De bezwaren van de commissies I&A/JBZ en V&J op het herschikkingsvoorstel van de Europese Commissie zullen tijdens de onderhandelingen dan ook over het voetlicht worden gebracht.

De reactie van de staatssecretaris Veiligheid en Justitie d.d. 20 januari 2012 over is op 7 februari 2012 door de commissies V&J en I&A/JBZ voor kennisgeving aangenomen.

De minister voor V&J heeft op 4 juni 2012 een brief gestuurd aan de Eerste Kamer met raadsdocumenten over een algemene oriëntatie over het verordeningsvoorstel Brussel I (nummers 10609/12 en 10609/12 ADD 1). Op 5 juni 2012 heeft de commissie I&A/JBZ de brief en de documenten voor kennisgeving aangenomen.


Behandeling Tweede Kamer

Dit voorstel is door de Tweede Kamercommissie Veiligheid en Justitie (V&J) geselecteerd als prioritair dossier.

Op 19 januari 2011 heeft de commissie gesproken over de procedure van de herziening van de verordening Brussel I. De commissie besluit een subsidiariteitstoets uit te voeren op het voorstel en zal de Tweede Kamer adviseren een behandelvoorbehoud te plaatsen op dit voorstel.

De Tweede Kamer heeft het advies van de commissie overgenomen en heeft de subsidiariteitstoets op 17 februari 2011 als hamerstuk afgedaan. De brief met subsidiariteits- en proportionaliteitsbezwaren wordt gezamenlijk met de Eerste Kamer gestuurd.

De commissie voor Europese Zaken heeft op 3 maart 2011 een brief gestuurd aan de Voorzitter van de Tweede Kamer. De commissie voor Veiligheid en Justitie heeft geadviseerd een parlementair behandelvoorbehoud te plaatsen bij het voorstel voor een herziening van de Brussel I verordening vanwege het politieke belang van het voorstel.

Naar verwachting spreekt de commissie voor Veiligheid en Justitie (V&J) op 6 april 2011 met de minister van Veiligheid en Justitie over het parlementair behandelvoorbehoud. De commissie zal afspraken maken met de minister over de verdere informatievoorziening en eventueel inhoudelijke standpunten van de Tweede Kamer over dit voorstel.

De commissie voor V&J heeft op 6 april 2011 overlegd met de minister van V&J over het behandelvoorbehoud bij de herziening van de Brussel I verordening. De minister heeft het volgende toegezegd aan de commissie V&J:

  • er zullen tijdens het onderhandelingsproces geen onomkeerbare stappen worden gezet, zonder dat daarover overleg heeft plaatsgevonden met de Tweede Kamer;
  • de adviezen -- van de Staatscommissie Internationaal Privaatrecht en de Adviescommissie voor Burgerlijk Procesrecht, deze worden voor de zomer verwacht -- zullen niet alleen openbaar worden gemaakt via de website van het departement, maar daarvan zal ook een afschrift naar de Eerste Kamer en de Tweede Kamer worden gestuurd;
  • tijdens het maandelijkse algemeen overleg over de JBZ-raad zal er voorlichting worden gegeven over het verloop van de onderhandelingen, zelfs als er geen ontwikkelingen zijn;
  • het gemeenschappelijk standpunt zal aan de Kamers worden gestuurd;
  • de Eerste Kamer en de Tweede Kamer zullen op de hoogte worden gehouden van de eerste lezing en de tweede lezing en van de eventuele andere lezingen die er zullen plaatsvinden;
  • de minister zal in dit proces als een pietje-precies opereren

Op 28 juni 2011 hebben de ministers van Veiligheid en Justitie (V&J), Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en voor Immigratie en Asiel (I&A) en de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie een brief gestuurd aan de Tweede Kamer inzake de implementatie van het actieplan ter uitvoering van het Stockholmprogramma. In deze brief geven de bewindslieden een overzicht van de resultaten in 2010 met waar relevant een uitloop naar 2011. De bewindslieden gaan onder meer in op de herziening van de Brussel I verordening. De bewindslieden geven aan dat zodra het advies beschikbaar is van de Staatscommissie deze aan de Kamer wordt gezonden.

De minister van Veiligheid en Justitie heeft op 9 september 2011 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer over enkele Europese instrumenten in wording, waaronder de wijziging van de verordening Brussel I. De Staatscommissie voor Internationaal Privaatrecht en de Adviescommissie voor Burgerlijk Procesrecht hebben op 1 juli 2011 een gezamenlijk advies uitgebracht over de herziening van deze verordening. De Staatscommissie en de Adviescommissie achten de afschaffing van het exequatur op de wijze zoals is voorgesteld door de Europese Commissie niet aanvaardbaar.

De Tweede Kamer heeft tijdens een algemeen overleg van de commissie Veiligheid en Justitie over Europese ontwikkelingen op het terrein van het civiele recht op 18 januari 2012 onder meer gesproken over de Brussel I verordening.


Standpunt Nederlandse regering

Uit het BNC-fiche blijkt dat Nederland in de openbare raadpleging, die naar aanleiding van een Groenboek uit 2009 heeft plaatsgevonden, in de voorlopige kabinetsreactie een positieve grondhouding heeft aangenomen ten opzichte van de afschaffing van het exequatur. Nederland wenste wel dat daar de nodige waarborgen tegenover staan in het land van herkomt van de rechterlijke beslissing en het land waar die beslissing moet worden erkend en ten uitvoer gelegd. Bij het onderwerp inzake verweerders uit derde landen heeft Nederland aangegeven de voorkeur te geven aan een behandeling in het kader van de Haagse Conferentie gelet op de benodigde reciprociteit. Ook ziet Nederland met belangstelling de initiatieven van de Europese Commissie tegemoet om met derde landen een voldoende niveau van investeringsbescherming met bijbehorende rechtsbescherming te realiseren in het kader van haar handelspolitieke bevoegdheden.

Nederland dringt aan op een spoedige ratificatie van het Haags Forumkeuzeverdrag en is in beginsel positief over het geven van prioriteit aan de forumkeuzerechter. Nederland heeft ook een positieve grondhouding ten aanzien van een heldere afbakening tussen de arbitrageprocedure en de ingevolge Brussel I gewoonlijke bevoegde rechter. Naar aanleiding van de openbare raadpleging is door het ministerie van Veiligheid en Justitie een aantal expertmeetings georganiseerd over onder andere de afschaffing van het exequatur. De Staatscommissie voor het internationaal privaatrecht en de Adviescommissie Burgerlijk Procesrecht zijn door de minister van Veiligheid en Justitie om advies over het voorstel gevraagd.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Dit voorstel betreft een herziening van Verordening (EG) nr. 44/2001 (zie dossier E090206)betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, ook bekend als de Brussel I-verordening. Uit evaluaties is gebleken dat de verordening over het algemeen goed functioneert, maar een aantal tekortkomingen vertoont. Na uitgebreide consultaties doet de Europese Commissie de volgende voorstellen:

  • 1. 
    Afschaffing van de exequaturprocedure
  • 2. 
    Verbetering van het functioneren van de verordening in de internationale rechtsorde
  • 3. 
    Verbetering van de doeltreffendheid van forumkeuzeovereenkomsten
  • 4. 
    Verbetering van de verhouding tussen procedures bij de rechter en arbitrage
  • 5. 
    Een betere coördinatie van procedures bij de rechtbanken van de lidstaten
  • 6. 
    Verbetering van de toegang tot de rechter

Lees meer: uitgebreide samenvatting


Behandeling Raad

Het verordeningsvoorstel Brussel I is op 6 december 2012 door de JBZ-Raad als A-punt goedgekeurd.

JBZ-Raad 25 en 26 oktober 2012

Tijdens de raad gaf het voorzitterschap bij het agendapunt diversen aan dat de goedkeuring van het verordeningsvoorstel Brussel I als A-punt is voorzien tijdens de JBZ-Raad van december 2012.

JBZ-Raad 7 en 8 juni 2012 (agendapunt II. 2)

De Raad bereikte een algemene oriëntatie over het verordeningsvoorstel Brussel I. De Raad heeft de tekst van de verordening en een aantal belangrijke overwegingen over o.a. arbitrage vastgesteld. De bijlagen en de overige overwegingen zijn nog onvoldoende op raadswerkgroepniveau besproken en zijn daarom niet voorgelegd aan de Raad.

Uit de geannoteerde agenda bleek dat het voorstel op het punt van het exequatur is aangepast, conform de Nederlandse wens. Het exequatur wordt weliswaar afgeschaft, maar alle bestaande rechtsmiddelen, waaronder een openbare ordetoets, worden gehandhaafd.  Het punt van verweerders met woonplaats buiten de Europese Unie is aan de orde gekomen tijdens de informele JBZ-Raad van 26 en 27 januari 2012. In de geannoteerde agenda wordt hier nader op ingegaan.

Informele JBZ-Raad 26 en 27 januari 2012

Tijdens deze informele bijeenkomst van de Raad is in het kader van de wijzigingsvoorstellen met betrekking tot de verordening Brussel I gesproken over het voorstel van de Commissie om de rechterlijke bevoegdheid uit te breiden naar verweerders die geen woon- of gewone verblijfplaats hebben in de Europese Unie.

Nederland is geen voorstander van dit voorstel. Overeenkomstig het advies van de Staatscommissie internationaal privaatrecht en de Adviescommissie burgerlijk procesrecht kan beter een multilaterale oplossing worden gezocht in het kader van de Haagse Conferentie. De reden daarvoor is dat dan sprake is van wederkerigheid van die regels en dat dan ook meteen de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen kan worden geregeld.

Het Deense voorzitterschap heeft vier opties voorgelegd met betrekking tot de bevoegdheidsregels van de verordening. Naast de door de Commissie voorgestane maximumharmonisatie (optie 1) wordt als alternatieve opties naar voren gebracht minimumharmonisatie (optie 2), het behoud van de status quo (optie 3), en gedeeltelijke harmonisatie (optie 4), waarbij de bevoegdheidsregels alleen voor bepaalde zaken geharmoniseerd zouden worden. De meerderheid van de Lidstaten gaf aan de status quo te willen behouden, dan wel behoud van de status quo te kunnen aanvaarden.  

JBZ-raad 13 en 14 december 2011 (agendapunt 3, onderdeel II Veiligheid en Jusititie, Grondrechten en Burgerschap)

De Raad bereikte overeenstemming over politieke richtsnoeren voor de verdere werkzaamheden betreffende  de afschaffing van de exequaturprocedure. De richtsnoeren die zijn aangenomen betreffen een politiek akkoord over bepaalde uitgangspunten voor de verdere besprekingen over het voorstel met betrekking tot de afschaffing van het exequatur. Dit houdt in dat er politieke overeenstemming is over een aantal belangrijke elementen van de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen, maar dat  de wijze waarop dit in een juridisch bindende  verordening moet worden neergelegd nog onderwerp van bespreking is. Uit de politieke richtsnoeren blijkt ook duidelijk dat er nog vraagstukken zijn die beantwoording behoeven. De vastgestelde richtsnoeren zijn derhalve niet bindend in juridische zin, maar dienen als leidraad voor de verdere besprekingen over dit onderwerp.

De bestaande rechtsmiddelen blijven - anders dan in het Commissievoorstel - allemaal behouden en worden op onderdelen zelfs aangescherpt. Zo mag de rechter in het land van tenuitvoerlegging op instigatie van de werknemer jegens wie een een uitspraak uit een andere lidstaat wordt tenuitvoergelegd gaan toetsen of de rechter die de uitspraak heeft gewezen wel bevoegd was. Op dit moment is die bescherming van zwakkere justiabelen nog beperkt tot consumenten en de verzekeringsnemers. In de politieke richtsnoeren wordt daarmee tegemoetgekomen aan de kritiek van de staatscommissie internationaal privaatrecht en de adviescommissie van het burgerlijk recht ten aanzien van de rechtswaarborgen bij de  afschaffing van het exequatur.  

JBZ-Raad 24 en 25 februari 2011

Tijdens deze bijeenkomst van de Raad heeft de Commissie het voorstel voor een wijziging van Verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (Brussel I) gepresenteerd.

Deze verordening wordt als fundament beschouwd van de civielrechtelijke samenwerking in de Europese Unie. Volgens de Eurocommissaris voor Justitie, grondrechten en burgerschap blijkt uit onderzoek dat 40% van bedrijven in de EU op de buitenlandse markt willen opereren, maar dat niet doen vanwege juridische belemmeringen. Vandaar dat de Eurocommissaris bij dit voorstel de slogan "justice for growth " hanteert.

In de praktijk is gebleken dat de verordening Brussel I een aantal tekortkomingen vertoont, die voor een goede werking van de verordening dienen te worden opgelost.

Het voorstel voor wijziging heeft betrekking op:

  • afschaffing van de intermediaire procedure voor de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen (exequatur); daarvoor in de plaats komen drie rechtsmiddelen (twee in het land van tenuitvoerlegging en één in het land van herkomst); voor beslissingen in smaadprocedures en collectieve procedures voor schadeloosstelling blijft het exequatur gehandhaafd;
  • uitbreiding van de bevoegdheidsregels van de verordening tot geschillen waarbij verweerders uit derde landen zijn betrokken;
  • introductie van bepalingen die, bij aanhangigheid van twee procedures in verschillende lidstaten over eenzelfde vordering, een door partijen aangewezen rechter voorrang verlenen om als eerste te beslissen over zijn bevoegdheid (forumkeuze);
  • handhaving van de uitsluiting van arbitrage van het toepassingsgebied van de verordening en introductie van een regeling inzake de verhouding tussen arbitrage en een gerechtelijke procedure.

Het kabinet heeft een positieve grondhouding ten opzichte van de afschaffing van het exequatur mits daar de nodige waarborgen tegenover staan in het land van herkomst van de rechterlijke beslissing en het land waar die beslissing moet worden erkend en ten uitvoer gelegd. Voorts is Nederland in beginsel positief ten aanzien van een heldere afbakening tussen de arbitrageprocedure en de ingevolge Brussel I gewoonlijk bevoegde rechter en over de wijzigingsvoorstellen inzake de forumkeuze. Een eventuele regeling in Brussel I mag echter de ratificatie van het Haags Forumkeuzeverdrag niet frustreren. 

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

De commissie voor Juridische Zaken heeft op 28 juni 2011 een ontwerprapport gepubliceerd over de herziening van de Brussel I verordening.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling EESC

Op 6 mei 2011 heeft het Europees Economisch Sociaal Comité een advies gepubliceerd over de Brussel I verordening. Het Comité steunt het Commissievoorstel, omdat het kan bijdragen aan de verhoging van bescherming door de rechter, doordat juridische obstakels worden geëlimineerd. Het Comité verzoekt de Commissie door te gaan met het opheffen van juridische belemmeringen binnen de EU om tot een echte gerechtelijke ruimte te komen.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 1 maart 2011 heeft het Griekse parlement een advies aangenomen inzake de Brussel I verordening, maar er zijn geen subsidiariteits- of proportionaliteitsbezwaren gemaakt.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

Op 20 september 2011 heeft de European Data Protection Supervisor (EDPS) een brief gestuurd aan de vice-president van de Europese Commissie met commentaar op de herziening van de Brussel I verordening.


Alle bronnen