E060012
Laatste revisie: 05-08-2010

E060012 - Mededeling: rapport betreffende de evaluatie van de transitieperiode voor het vrij verkeer van werknemers (periode 1 mei 2004-30 april 2006)




Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: behandeling in Eerste Kamer afgerond.

Nationaal

In een brief d.d. 6 april 2007 laat de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten voornemens te zijn per 1 mei 2007 de grenzen te openen voor werknemers uit Polen en andere landen uit Midden- en Oost-Europa die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Verder uitstel is schadelijk voor het Nederlandse bedrijfsleven en kan de relaties met de betrokken lidstaten nadelig beïnvloeden. De afspraken om te bereiken dat werknemers uit de nieuwe lidstaten gelijk loon voor gelijk werk en verantwoorde huisvesting krijgen, zijn gemaakt.


Kerngegevens

document Europese Commissie

COM(2006)48PDF-document, d.d. 8 februari 2006

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen


Behandeling Eerste Kamer

De commissie ESO heeft tijdens de vergadering van 21 februari 2006 besloten dat zij het wenselijk acht de onderhavige commissiemededeling onder de specifieke aandacht te brengen van de commissies voor Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid met het verzoek advies uit te brengen over de (inhoudelijke) Eerste Kamerbehandeling van het onderwerp. De commissie acht het wenselijk dat de Eerste Kamer aandacht besteedt aan dit onderwerp alsmede dat de kabinetsappreciatie en voornemens ook expliciet aan de Eerste Kamer worden aangeboden.

De commissies voor Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben op 14 maart 2006 besloten het dossier opnieuw te agenderen na het rondetafelgesprek en het gesprek met eurocommissaris Spidla in de Tweede Kamer op 5 en 6 april 2006.

Op 25 april 2006 hebben de commissies voor Economische Zaken en Sociale Zaken en Werkgelegenheid de brief d.d. 20 april 2006 van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besproken en deze vervolgens voor kennisgeving aangenomen.

  • korte aantekening Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid;Commissie EZ - 36340/N/AB
    25 april 2006
  • korte aantekening Commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid;Commissie EZ - 36203/N/LA
    14 maart 2006
  • korte aantekening Commissie voor Europese Samenwerkingsorganisaties - 36148/ KvD
    21 februari 2006

Behandeling Tweede Kamer

Op 16 februari 2006 heeft het kamerlid De Wit (SP) kamervragen gesteld over een uittocht van Poolse vaklieden. De antwoorden werden op 4 april 2006 ontvangen en vervolgens op 11 april 2006 gedrukt.

De commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft tijdens de vergadering van 21 februari 2006 het rapport van ECORYS ( zie commentaar derden ) besproken en besloten dit te betrekken bij de behandeling van het kabinetsstandpunt over het al dan niet opheffen van de overgangsmaatregel voor vrij verkeer van werknemers.

Op 23 maart 2006 hebben de kamerleden Van Bommel en De Wit (beiden SP) kamervragen gesteld in verband met een geheim document over een tekort aan Poolse werknemers in Polen. Vragen en antwoorden zijn op 6 april 2006 naar de Kamers gestuurd.

De staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stuurde op 31 maart 2006 een brief (plus een notitie) aan de Tweede Kamer met betrekking tot de voorgenomen maatregelen van het kabinet ten aanzien van het vrij verkeer van werknemers (zie kopje kabinetsappreciatie ).

De commissie SZW voerde op 5 april 2006 een rondetafelgesprek met vertegenwoordigers van werkgevers en werknemers over het vrij verkeer van werknemers en de handhavingsproblematiek.

Vervolgens vond er op 6 april 2006 een gesprek plaats tussen Eurocommissaris Spidla van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de commissie SZW over de overgangsmaatregelen met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers.

Tijdens een Algemeen Overleg met de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op 12 april 2006 werd duidelijk dat de Tweede Kamer niet akkoord gaat met het openen van de grenzen tenzij er voldoende maatregelen worden getroffen om uitbuiting en illegaliteit uit te bannen.

In een brief d.d. 20 april 2006 ter voorbereiding op een Algemeen Overleg met de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid op diezelfde dag gaf de staatsecretaris voor SZW invulling aan een toezegging aan de Tweede Kamer (d.d. 12 april 2006) dat hij zou bezien of de voorstellen van de fracties van CDA en PvdA met betrekking tot een sectorale benadering van het vrij verkeer van werknemers te verbinden zijn aan de beslissing van het kabinet, zoals verwoord is in de brief van 31 maart jl. Ook gaf de staatsecretaris informatie over een tweetal andere onderwerpen, namelijk de maatregelen die het kabinet reeds genomen heeft en van plan is te nemen ten aanzien van de onderkant van de arbeidsmarkt en de handhaving. Na afloop van het debat op 20 april 2006 bleek dat de Tweede Kamer geen genoegen nam met de voorgenomen maatregelen van het kabinet met als gevolg dat de staatsecretaris nieuw overleg zou plegen met het kabinet.

In een brief d.d. 25 april 2006 laat de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten dat vanaf 1 mei 2006 na overleg met organisaties van werkgevers en werknemers, per sector wordt besloten of werknemers uit de nieuwe EU-landen soepeler een tewerkstellingsvergunning kunnen krijgen. Daarbij wordt zorgvuldig gekeken naar de werkloosheid en het aantal vacatures in de betreffende sector.

Op 2 juni 2006 stuurde de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief aan de Tweede Kamer waarin hij informatie geeft over de aanwijzing van sectoren/ bedrijfstakken die zijn vrijgesteld van de arbeidsmarkttoets voor werknemers uit de Midden- en Oost-Europese landen (MOE-landen).

De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) heeft op 14 juni 2006 een algemeen overleg gevoerd met de staatssecretaris SZW over zijn brief d.d. 2 juni 2006.

De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stuurde op 10 oktober 2006 een brief over de stand van zaken met betrekking tot het reeds besproken flankerend beleid en de vrijstelling van de arbeidsmarkttoets. Deze brief ging vergezeld van een overzicht (inclusief tijdpad) met acties met betrekking tot het vrij verkeer van werknemers.

Op 20 december 2006 is er een debat gevoerd over het vrije verkeer van werknemers.

In een brief d.d. 6 april 2007 laat de minister voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid weten voornemens te zijn per 1 mei 2007 de grenzen te openen voor werknemers uit Polen en andere landen uit Midden- en Oost-Europa die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden. Verder uitstel is schadelijk voor het Nederlandse bedrijfsleven en kan de relaties met de betrokken lidstaten nadelig beïnvloeden. De afspraken om te bereiken dat werknemers uit de nieuwe lidstaten gelijk loon voor gelijk werk en verantwoorde huisvesting krijgen, zijn gemaakt. In de bijlage gaat de minister in op de door de vakcentrales geformuleerde aandachtspunten (zie brief d.d. 27 maart 2007)

De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft op 19 april 2007 in een Algemeen Overleg (AO) met de minister gesproken over diens brief d.d. 6 april 2007. Dit AO werd gevolgd door een plenair debat op 25 april 2007. Bijbehorende kamerstukken kunt u vinden onder nummer 29407.


Standpunt Nederlandse regering

Op 31 maart 2006 stuurde de staatssecretaris voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid een brief naar de Tweede Kamer met het regeringsstandpunt inzake het openen van de grenzen voor werknemers uit de 'nieuwe' Lidstaten.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

In het toetredingsverdrag van 2003, waarbij de Europese Unie werd uitgebreid met tien nieuwe lidstaten (EU-10), is een aantal overgangsbepalingen opgenomen met betrekking tot het vrije verkeer van personen. Door middel van deze bepalingen kunnen de 'oude' lidstaten (EU-15) beperkingen opleggen aan het vrije verkeer van werknemers tussen de 'oude' en acht 'nieuwe' lidstaten (EU-8 aangezien Cyprus en Malta van de overgangsregelingen uitgezonderd zijn) voor een periode van maximaal zeven jaar. Deze periode valt uiteen in drie fases van respectievelijk twee, drie en twee jaar, waarna telkens een evaluatie zal plaatsvinden.

De eerste fase loopt van 1 mei 2004 tot en met 30 april 2006 en is dus bijna afgelopen. De onderhavige commissiemededeling COM(2006)48PDF-document is een verslag over de afgelopen periode en geeft een overzicht van de beperkende maatregelen die door de afzonderlijke lidstaten zijn genomen en de gevolgen daarvan. Onder meer op basis van dit verslag zullen de lidstaten voor 1 mei 2006 moeten aangeven of zij ook voor de komende periode, die drie jaar duurt, beperkende maatregelen willen opleggen. Tijdens de laatste fase, vanaf 1 mei 2009, kunnen enkel beperkingen worden opgelegd wanneer er sprake is van een ernstige verstoring van de arbeidsmarkt of een dreiging hiertoe.

Van de EU-15 hebben drie lidstaten besloten hun markt volledig open te stellen voor werknemers uit de EU-8. Zweden en Ierland leggen werknemers geen enkele beperking op, het Verenigd Koninkrijk vraagt enkel dat werknemers uit de EU-8 worden geregistreerd. Deze drie landen zijn over het algemeen positief over de effecten op hun arbeidsmarkt die de migranten uit de EU-8 hebben veroorzaakt. De andere lidstaten hebben vooralsnog een systeem van werkvergunningen gehandhaafd, al dan niet gecombineerd met quota. Nederland heeft de eis opgelegd dat werknemers in het bezit zijn van een werkvergunning. Voor de meeste sectoren wordt deze verstrekt na het afleggen van een arbeidsmarkttoets, maar werk in enkele sectoren is van deze toets uitgezonderd. Door middel van deze toets kan worden bekeken of de werkzaamheden die verricht zouden gaan worden door werknemers uit de nieuwe lidstaten niet ook door Nederlanders kunnen worden gedaan. Vanuit de nieuwe lidstaten hebben enkel Polen, Hongarije en Slovenië overgangsregelingen afgekondigd, waarbij wederzijdse beperkingen worden toegepast op werknemers uit lidstaten die zelf ook beperkingen toepassen.

De beperkingen hebben niet alle arbeidskrachten uit de nieuwe lidstaten kunnen ontmoedigen. Velen die geen werkvergunning hebben kunnen bemachtigen proberen op een andere wijze (legaal) in de EU-15 aan de slag te kunnen, ofwel op detacheringbasis of wel als zelfstandige. De burgers uit de EU-10 hebben de arbeidsmarkten van de EU-15 zeker niet overspoeld. Gemiddeld is minder dan 1 % van de werknemers in de oude lidstaten afkomstig uit de EU-10. Oostenrijk (1,4%) en Ierland (3,8%) kennen als enige een hoger percentage. Een groot deel van de afgegeven werkvergunningen binnen de EU-15 is bovendien voor seizoenskrachten. Ook in Nederland is dat duidelijk zichtbaar. Zo werden in 2004 24400 vergunningen afgegeven, hetgeen overeenkomt met 'slechts' 13000 arbeidsjaren. Genoemde cijfers zijn min of meer stabiel in vergelijking met de twee jaar voor de toetreding van de nieuwe lidstaten. De Commissie merkt verder op dat de immigratie uit niet-EU-landen een veel belangrijker verschijnsel is dan mobiliteit binnen de EU.

In de mededeling is een aantal tabellen opgenomen waarin de migratiewerknemers uit de EU-8 worden opgesplitst per sector en opleidingsniveau. Geconstateerd kan worden dat de migranten de nationale werknemers over het algemeen niet hebben verdrongen. De enige sector waar werknemers uit de EU-10 relatief gezien beter vertegenwoordigd zijn dan de nationale werknemers is de bouw. Verder valt in de tabellen op dat het merendeel van de arbeidsmigranten niet, zoals werd verwacht, laaggeschoold is, maar middelhoog (bovenbouw middelbaar onderwijs en gespecialiseerde beroepsopleidingen). Dit kwalificatieniveau is volgens de Commissie in verschillende lidstaten ondervertegenwoordigd, waardoor arbeidsmigranten uit de EU-8 bepaalde tekorten juist kunnen opvangen.

In de conclusies van de mededeling wordt gesteld dat de migratiestromen vanuit de EU-8 naar de EU-15 tegen de verwachting in relatief beperkt zijn gebleven, maar hebben zeker een positieve uitwerking gehad op de economieën van de oude lidstaten. Een ander positief resultaat is dat de arbeidsparticipatie zowel in de oude als de nieuwe lidstaten over het algemeen is toegenomen, onder meer omdat veel voormalige zwartwerkers nu 'in het wit'

werken. De Commissie dringt er dan ook bij de lidstaten op aan om zoveel mogelijk de beperkingen op het vrije verkeer van werknemers (één van de fundamentele vrijheden van het EG-verdrag) op te heffen. De lidstaten zullen zich in elk geval moeten voorbereiden op de volledige openstelling van hun arbeidsmarkt, ook wanneer zij besluiten de beperkende maatregelen de komende drie jaar nog te handhaven.

  • PDF-document commissievoorstel Europese Commissie - COM(2006)48
    8 februari 2006

Behandeling Raad

Tijdens de Raad van 10 maart 2006 heeft Eurocommissaris Spidla het onderhavige rapport gepresenteerdPDF-document en riep de lidstaten op per 1 mei 2006 de overgangsmaatregelen af te schaffen.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.

  • PDF-document verslag van raad Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid - 21501-31, 98
    29 maart 2006

Behandeling Europees Parlement

Op 13 maart 2005 heeft er in het Europees Parlement een debatPDF-document plaatsgevonden inzake het vrije verkeer van werknemers en de overgangsperiode voor het vrije verkeer van werknemers uit de 'nieuwe' lidstaten van de EU. Aanleiding waren enkele mondelinge vragen van Europarlementariërs István Szent-Iványi, Graham Watson en Ignasi Guardans Cambó.

Op 20 maart 2006 heeft de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid het verslagPDF-document van rapporteur Öry aangenomen. Tijdens de plenaire zitting van 4 april 2006 is vervolgens de resolutie aangenomen. Het EP roept de lidstaten onder andere op te overwegen de van kracht zijnde overgangsmaatregelen af te schaffen, gezien de rust op de arbeidsmarkten van de lidstaten die voor een openstelling zonder beperkingen hebben gekozen, en gezien het feit dat de vrees voor een massale immigratiestroom niet gerechtvaardigd blijkt te zijn.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Reacties Derden

De European Trade Union Confederation (ETUC) heeft in december 2005 een resolutie aangenomen waarin zij de lidstaten van de EU oproept te rechtvaardigen waarom zij (eventueel) nog gebruik maken van de overgangsregelingen voor werknemers uit de 'nieuwe' Lidstaten.

De parlementsvoorzitters van de Visegrad landen (Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Polen) hebben tijdens hun bijeenkomst op 3-4 februari 2006 een verklaring aangenomen ten aanzien van de transitieperiode van vrij verkeer van werknemers.

In een persbericht d.d. 8 februari 2006 laat de ETUC onder andere weten het te betreuren dat de Europese Commissie in het onderhavige rapport geen gehoor geeft aan het verzoek om betere sociale bescherming op nationaal en Europees niveau.

Op 13 februari 2006 heeft ECORYS Nederland B.V. in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een onderzoeksrapport gepubliceerd. Dit onderzoek is, onder begeleiding van een onafhankelijke commissie van deskundigen, verricht ter voorbereiding van een besluit om al dan niet over te gaan tot vrij verkeer van werknemers uit alle landen van de Europese Unie.

De Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties (RCO) heeft op 20 februari 2006 een briefPDF-document gestuurd aan de commissie Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer waarin het standpunt van VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland ten aanzien van het openen van de grenzen voor de 'nieuwe' lidstaten verduidelijkt wordt.

Op 22 februari 2006 vond er in de Franse senaat een bijeenkomstWord-document plaats naar aanleiding van een mondelinge vraag van de voorzitter van de delegatie voor de Europese Unie inzake het vrij verkeer van werknemers uit de acht 'nieuwe' lidstaten.

Op 3 april 2006 stuurde het Centraal Planbureau een notitie naar de Tweede Kamer waarin zij onder andere concludeert dat de aantrekkende conjunctuur de mogelijk negatieve gevolgen van vrije toegang tot de Nederlandse arbeidsmarkt voor werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten verzacht. De voordelen van vrij verkeer, zoals lagere prijzen voor consumenten en een toename van de productie in de sectoren waar de arbeidsmigranten zullen gaan werken, maken het daarom aantrekkelijk snel tot invoering over te gaan.

FNV Bondgenoten liet op 4 april 2006 in een briefWord-document aan de vaste kamercommissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer weten dat alhoewel FNV Bondgenoten wel een voorstander is van de afschaffing van de overgangsmaatregelen inzake vrij verkeer werknemers uit de nieuwe lidstaten, er wel aan uitgebreide voorwaarden moet worden voldaan en het principe 'gelijk werk, gelijk loon' in acht moet worden genomen.

  • Word-document brief FNV Bondgenoten - 133.21.06
    4 april 2006
  • Centraal Planbureau - Notitie
    3 april 2006
  • [fr]Word-document verslag openbaar mondeling overleg Lidstaat - Debat n.a.v. mondelinge vraag in Franse senaat
    22 februari 2006
  • 06/10.356/Ni/LokPDF-document brief Raad van de Centrale Ondernemingsorganisaties (RCO) - Brief m.b.t. vrij verkeer werknemers
    20 februari 2006
  • PDF-document ECORYS Nederland B.V. - Evaluatie werknemersverkeer MOE-landen
    13 februari 2006
  • [en] persbericht European Trade Union Confederation (ETUC) - Persbericht m.b.t. vrij verkeer werknemers
    8 februari 2006
    www.etuc.org/...
  • Verklaring Voorzitters parlementen Visegrad-landen [en] verklaring Lidstaat
    3 februari 2006
  • [en] resolutie European Trade Union Confederation (ETUC) - Resolutie m.b.t. vrij verkeer werknemers
    5 december 2005
    www.etuc.org/...

Achtergrondartikelen

NRC Next d.d. 28 maart 2006PDF-document: "Wij zeggen niet: Europa, van ons erf!'


Alle bronnen