Parlementair jaar 2020/2021, 7e vergadering
Aanvang: 09.30 uur
Sluiting: 23.32 uur
Status: gecorrigeerd
Voorzitter: Bruijn
Tegenwoordig zijn 72 leden, te weten:
Adriaansens, Van Apeldoorn, Arbouw, Atsma, Backer, Van Ballekom, Berkhout, Beukering, Bezaan, Bikker, De Blécourt-Wouterse, De Boer, Bredenoord, Bruijn, De Bruijn-Wezeman, Van der Burg, Cliteur, Crone, Dessing, Van Dijk, Dittrich, Doornhof, Essers, Faber-van de Klashorst, Frentrop, Ganzevoort, Geerdink, Gerbrandy, Gerkens, Van Gurp, Van Hattem, Hermans, Janssen, Jorritsma-Lebbink, Karimi, Niek Jan van Kesteren, Ton van Kesteren, Keunen, Klip-Martin, Kluit, Knapen, Koffeman, Koole, Kox, Van der Linden, Meijer, Moonen, Nicolaï, Nooren, Oomen-Ruijten, Otten, Van Pareren, Pijlman, Pouw-Verweij, Prins-Modderaar, Recourt, Rietkerk, Rombouts, Van Rooijen, Rosenmöller, Schalk, Sent, Stienen, Van Strien, Teunissen, Veldhoen, Vendrik, Verkerk, Van der Voort, Vos, De Vries en Van Wely,
en mevrouw Broekers-Knol, staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de heer Hoekstra, minister van Financiën, en de heer Rutte, minister-president, minister van Algemene Zaken.
De voorzitter:
Ik heropen de vergadering van de Eerste Kamer der Staten-Generaal. Ik heet de leden, de medewerkers, de minister-president, de minister van Financiën en iedereen die deze vergadering via de webcast volgt, van harte welkom.
Zoals eerder gemeld, is het kabinet bij deze Algemene Politieke Beschouwingen in verband met de coronamaatregelen vertegenwoordigd door de minister-president en de minister van Financiën.
De voorzitter:
Voordat wij beginnen aan de agenda van vandaag, verzoek ik u om veiligheidsredenen nadrukkelijk om minimaal 1,5 meter afstand te houden tot uw collega's en tot de medewerkers indien u zich beweegt door de Ridderzaal, ook bij het in- en uitlopen.
Verder verzoek ik u dringend om een mondkapje te dragen tijdens het lopen in de binnenruimten van de Eerste Kamergebouwen en de Ridderzaal.
De overige huisregels treft u aan op uw vergadertafel.
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
-
-de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2021) (35570).
De voorzitter:
Aan de orde zijn de Algemene Politieke Beschouwingen, 35570, Nota over de toestand van 's Rijks financiën. Ik open de beraadslaging en geef het woord aan de heer Frentrop.
De heer Frentrop i (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Het is voor het tweede opeenvolgende jaar dat de fractie van Forum voor Democratie in dit huis met de regering in debat kan gaan over het algemene politieke beleid. Ik zie daarnaar uit.
Toen we hier vorig jaar stonden, ging alles goed, vond de regering. De werkloosheid was lekker laag, er waren veel vacatures en de inkomsten van de overheid waren lekker hoog. Alleen de kosten voor de zorg stegen wat te hard; daar moest op worden bezuinigd. Maar het allerbelangrijkste was: we zouden de klimaatkampioen van Europa gaan worden. Kortom, we waren lekker bezig, zo was de teneur twaalf maanden geleden. Alleen de krapte op de arbeidsmarkt was een knelpunt. Een jaar geleden straalde de regering tevredenheid uit. Het trefwoord was "gaaf".
Een jaar later staat alles in het teken van een virus dat tien maanden geleden is geïmporteerd uit Wuhan. De regering wist niet wat te doen en het beleid zwabberde dan ook van groepsimmuniteit naar geen groepsimmuniteit, van scholen open naar scholen dicht, van alle aandacht voor intensive care naar ook aandacht voor verpleegtehuizen en van geen mondkapjes naar wel mondkapjes. Het is nog steeds moeilijk te beoordelen wat de beste aanpak is. Slechts één ding staat vast: alle 120.000 rijksambtenaren hebben een bonus gekregen per 1 juli, al hoeven die zich geen zorgen te maken over hun baan.
Andere mensen wel. De werkgelegenheid van niet-ambtenaren is geholpen met tijdelijke steunmaatregelen. Om dat geld uit te kunnen delen, heeft de overheid heel veel geld geleend. Of de bedrijven die dat geld krijgen om hun mensen door te betalen, kunnen overleven, staat echter nog niet vast. Wat inmiddels wel vaststaat, is dat onze munt, de euro, onhoudbaar is geworden. Dat zegt nu zelfs de president van De Nederlandsche Bank. Maar hier in Den Haag lijkt geld geen rol meer te spelen. Naar ik begrijp werd vroeger, voordat wij hier waren, in dit huis altijd "dekking" geroepen als iemand een plan indiende om meer belastinggeld uit te geven. Dan moest je erbij zeggen op welke andere post je ging bezuinigen. Maar aan dekking doen we niet meer.
Mevrouw Kaag, onze minister voor Ontwikkelingshulp, wilde al 1 miljard extra voor Afrika, maar dat is klein bier vergeleken bij de miljarden die onze premier onder het mom van corona in Brussel heeft toegezegd aan Italië, Spanje en alle andere lidstaten van de Europese Unie, die zich de afgelopen jaren níét hebben gehouden aan de regels van het Europese Stabiliteitspact. Landen die vrolijk potverteerden. Italië alleen krijgt 204 miljard euro. Wat onze Italiaanse vrienden met dat geld gaan doen, weten ze nog niet, maar ze verzinnen vast wel iets. De premier heeft ons in de Tweede Kamer bezworen dat er een noodrem is aangebracht voor het geval dat ze gekke dingen gaan doen, maar of die noodrem echt werkt, weten we nog niet.
Voorzitter. De regering heeft in de begroting voor volgend jaar terecht extra geld opgenomen voor mensen en bedrijven in Nederland die het moeilijk hebben of moeilijk zullen gaan krijgen. Maar dat is geleend geld, dat is schuld, en die schuld is hoger dan nodig is. Forum voor Democratie had verwacht dat in tijden van nood andere voorgenomen uitgaven even zouden worden uitgesteld. Wíj kunnen niet alles tegelijk. De regering denkt echter alles tegelijk te kunnen. Wij zouden denken: nou, het klimaat kan wel een jaartje wachten, nu we met het virus zijn geconfronteerd. Maar de miljarden verslindende Green Deal van Europees Commissaris Frans Timmermans en zijn assistent Diederik Samsom gaat gewoon door, net als alle 600 dure plannen van Ed Nijpels en de klimaattafels. Die moeten ervoor zorgen dat de temperatuur in de wereld met een onmeetbare 0,0007 °C minder stijgt dan zonder die tafels het geval zou zijn geweest. En daar geven we allemaal subsidies voor, allemaal met geleend geld.
En we lenen nog veel meer. We hoeven niet naar de Middellandse Zee af te reizen om overheidsschulden aan te treffen van meer dan 100% van het inkomen. Die vinden we ook als we op vakantie gaan in eigen land. Zaanstad, om maar iets te noemen, heeft eenzelfde schuldquote als Griekenland. Bergen op Zoom is een financieel Italië. Ik kan tientallen voorbeelden geven van gemeenten die ver boven hun stand leven. Tilburg staat bovenaan de lijst. En net als in Italië en Griekenland deden die gemeenten dat ook al in de jaren voor corona. Het virus heeft er niks mee te maken. Het zijn allemaal verstopte schulden, die nadat dit kabinet is vertrokken, moeten worden terugbetaald. Die schulden groeien nog steeds, want de thuiswerkende ambtenaren van alle gemeenten in Nederland blijven ook tijdens de coronacrisis doodleuk geld uitgeven aan plannen waardoor hun gemeente bij kan dragen aan minder opwarming van de aarde. En of dat geld efficiënt wordt besteed, is zeer de vraag.
Maar in dit land, waar voor alles geld beschikbaar is — voor de KLM, voor IHC, voor een bonus voor ambtenaren, voor klimaatverandering, voor ontwikkelingshulp aan arme landen in Afrika, voor ontwikkelingshulp aan rijke landen in Europa — in dit land, waar iedere immigrant die zich meldt met een voldoende zielig verhaal, een uitkering en een woning krijgt aangeboden, in dit rijke land heerst wel woningnood. Er zijn 340.000 woningen te weinig. Gewone Nederlanders kunnen zich geen eigen huis meer veroorloven. Asielzoekers krijgen meteen een sociale huurwoning, want voor hen hebben gemeenten een huisvestingsplicht. Voor Nederlanders is er een wachtlijst van jaren. Koopwoningen zijn onbetaalbaar, gewone huurwoningen zijn er niet. Hoe kan dat?
Dit kabinet vond bij zijn aantreden een aparte minister voor Wonen niet meer nodig. De woningmarkt werkte prima, was het idee. Mevrouw Ollongren kon Wonen er wel bij doen op Binnenlandse Zaken. Geen land heeft zo veel woningcorporaties als Nederland. Toch slagen die er niet in om aan de vraag naar woningen te voldoen. En waarom niet? Soms door mismanagement en fraude, zoals bij de grootste, Vestia, in Rotterdam en Den Haag, maar vooral omdat ze bezig zijn met heel veel andere dingen dan met het bouwen van nieuwe woningen. Ze zijn vooral bezig met het verduurzamen van hun bestaande woningen: dubbel glas erin, afsluiten van aardgas en een warmtepomp installeren.
De heer Kox i (SP):
Collega Frentrop wijst erop dat er volgens hem een ongerechtigheid bestaat, dat er van overheidswege een huisvestingsplicht is voor asielzoekers maar niet voor Nederlanders. Zou het een oplossing kunnen zijn om een huisvestingsplicht bij de overheid neer te leggen voor állen die zich op het grondgebied bevinden? Dat klinkt revolutionair, maar dat was natuurlijk normaal. Vanaf je 18de had je recht op zelfstandige woonruimte, zei Marcel van Dam toen hij staatssecretaris was. Zou dat een goed idee zijn?
De heer Frentrop (FvD):
Dat zou in theorie een ontzettend leuk idee zijn, maar ik denk dat het in de praktijk niet gaat werken. In de praktijk kun je zeggen: laten we minder immigranten binnenlaten, dan zijn er meer woningen. Ik denk dat dat sneller en beter werkt dan er een soort wettelijke plicht van maken.
De heer Kox (SP):
Dat vind ik een vreemde redenering. Je kan ook zeggen: als je te veel woningzoekenden hebt, dan moet je minder woningzoekenden krijgen door ze weg te jagen of ze niet geboren te laten worden. Maar ik gaf u het voorbeeld van nog niet zo heel lang geleden. Ik heb, toen ik een stukje jonger was, het nog meegemaakt dat we een huisvestingsplicht hadden. Iedere Nederlander boven 18 jaar had recht op zelfstandige woonruimte. Ik weet dat de fractie van Forum voor Democratie groot belang hecht aan onze geschiedenis en daar ook veel over vertelt. Onze geschiedenis vertelt dat huisvestingsplicht mogelijk was. Zou het niet beter zijn om alle mensen iets meer te geven in plaats van sommige mensen iets af te nemen?
De heer Frentrop (FvD):
Nogmaals, ik vind het een heel lief idee om de overheid te verplichten om voor iedereen voor een woning te zorgen. Maar ik denk dat dit niet de manier is om problemen op te lossen, de overheid een plicht opleggen, een pot geld ervoor neerzetten en dan afwachten of het gebeurt. Je ziet juist dat allerlei andere maatregelen het moeilijk maken om woningen te bouwen in Nederland. Je kunt dan wel zeggen dat iemand het moet doen, en u vindt waarschijnlijk dat de overheid of de woningcorporaties dat moeten doen. Die willen het misschien wel, maar die doen het de afgelopen jaren niet. Als je ziet hoe weinig woningen door de woningcorporaties zijn gebouwd in de afgelopen jaren — ik heb het ergens opgezocht, ik geloof dat ze in vijf jaar iets van 700 nieuwe woningen hebben gebouwd ...
De voorzitter:
Daar komen we straks aan. De heer Kox tot slot.
De heer Kox (SP):
Ik ben vereerd dat de woordvoerder van Forum voor Democratie mij een lief voorstel toedicht. De socialisten vallen tegenwoordig best mee in dit land.
De heer Frentrop (FvD):
Dat heb ik niet gezegd.
De heer Kox (SP):
Ik zal dat graag kapitaliseren in een motie. Ik weet ook dat er een andere motie aankomt om de verhuurderheffing af te schaffen. Als de grootste oppositiepartij in deze Kamer beide moties zou steunen, komen we ergens. Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Zover zijn we nog niet, voorzitter. Meneer Kox neemt een voorschot.
Voorzitter. Ik had het over de verduurzaming van al die woningen waar de corporaties mee bezig zijn. Ik zeg: laat die corporaties nieuwe woningen bouwen. Dat verduurzamen komt later wel weer als we de woningnood hebben opgelost. En zoals gezegd, laten we even stoppen met het binnenlaten van immigranten tot eerst iedere Nederlander een huis heeft.
Voorzitter. We leven in onzekere tijden, maar één ding is zeker op wat langere termijn: schulden moet je terugbetalen. De regering heeft nu veel geld geleend om de economie te redden. Dat is goed en dat is nodig in tijden van crisis. Maar het is ook verstandig om te kijken welke lopende uitgaven je terug kunt brengen, om te kijken aan welke dingen we even geen geld meer gaan uitgeven. Dat doet de regering echter niet.
Waar zouden we op kunnen bezuinigen? Ik denk dan allereerst aan kleine dingen. Gemeenten zouden bijvoorbeeld kunnen besluiten om even geen stadsdichters meer aan te stellen. Ik denk ook aan grotere dingen: stoppen met het opkopen en sluiten van goedwerkende ondernemingen zoals boerenbedrijven en nieuwe elektriciteitscentrales. Ik denk aan nog grotere dingen, zoals al het geld dat gemeenten en corporaties nu stoppen in projecten om woningen van het gas af te halen. Laten we daar even mee ophouden. Ik denk ook aan ontwikkelingshulp. Even een jaartje geen geld naar de Palestijnen. Dat kan toch ook wel in deze crisis. Maar ik denk vooral aan immigratie. Die kost ons miljarden. Laten we die nu even stopzetten. Laten we eerst genoeg woningen bouwen voor onze eigen mensen. En voorzitter, ik hoop niet dat mijn collega's of de regering dit pleidooi populistisch vinden. Het is ingegeven door zorg.
Laten we ook even geen extra 750 miljard speelgeld meer geven aan Ursula von der Leyen, Frans Timmermans en de 25 andere Europese Commissarissen die geen van ons gekozen heeft. Laten we geen miljarden schenken en lenen aan onze vrienden in Italië en in andere landen waar de zon schijnt. En bovendien, wij hebben dat geld niet. Minister Hoekstra gaat waarschijnlijk 100 miljard meer lenen dan hij van plan was toen de RIVM nog zei dat we van dat virus in Nederland geen last zullen krijgen.
Voorzitter. Ik zeg tegen de minister en tegen de premier wat de Autoriteit Financiële Markten tegen alle Nederlanders zegt: pas op, geld lenen kost geld. Dat is ook zo bij een lage rente. Het geleende geld moet immers worden terugbetaald. Een hoge staatsschuld is alleen houdbaar als het geleende geld weer geïnvesteerd wordt in zaken die geld opleveren. Maar het geld dat de regering nu wil lenen is consumptief krediet. En als de rekening wordt gepresenteerd, zit deze regering er niet meer. Dat geld moet worden afgelost door de jonge mensen in Nederland. Eén ding is zeker op de lange termijn: het beleid dat nu wordt gepresenteerd, pakt slecht uit voor onze kinderen. Zij krijgen later de extra belastingen op hun bordje, zij kennen al sinds hun geboorte geen stijgende koopkracht, zij hebben geen uitzicht op een woning en zij kunnen niet rekenen op de pensioenen die waren beloofd.
Voorzitter. We zijn het dieptepunt van de crisis nog niet gepasseerd. Veel mensen maken zich zorgen om hun naasten, om hun baan, om hun toekomst en om de toekomst van hun kinderen. Die zorgen moeten wij adresseren. Voor allerlei mooie luchtfietserij hebben we nu geen geld. Onze welvaart en ons verdienvermogen worden uitgehold. Dan heb ik het niet alleen over de economie en over cijfertjes, maar ook over onze beschaving. In de tien jaar dat de heer Rutte nu minister-president is, is het Nederlandse onderwijs dramatisch verslechterd. In 2009 hoorde Nederland nog bij de internationale top, nu zijn we een middenmoter. Sindsdien heeft iedere gemeente zoals gezegd wel zijn eigen stadsdichter, maar een steeds groter aantal Nederlanders kan nauwelijks nog lezen, laat staan rekenen. En dat is ook een hypotheek op onze toekomst; een immateriële hypotheek. Zoals uw eigen minister Kaag van D66 zei bij de opening van het academisch jaar in Groningen: deze regering heeft de verwachtingen op het gebied van onderwijs niet waargemaakt.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
De heer Frentrop heeft het erover dat het beleid desastreus uitpakt voor onze kinderen. Dat — niet zozeer wat u net zei — triggerde me eigenlijk, want in mijn hoofd valt niet te rijmen dat u een klimaatontkenner blijft en dat u blijft zeggen dat we wel een jaartje kunnen wachten, terwijl het overduidelijk is dat we te maken hebben met opwarming van de aarde en verlies aan biodiversiteit, en dat nú de tijd is om het tij nog te keren. Dus als íets slecht is voor onze kinderen, als dat u bezorgd maakt net zoals het mij bezorgd maakt, dan moeten we toch daar wat aan doen? Kunt u daar een antwoord op geven?
De heer Frentrop (FvD):
Het is een kwestie van prioriteiten stellen. Je kunt zeggen: we moeten alles tegelijk doen, ons klimaat aanpakken en de werkloosheid gaan bestrijden die eraan komt. Wij zeggen: laten we nou eerst de prioriteiten leggen bij de actuele dingen en het klimaat eventjes laten wachten.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Het kan prima allemaal en als we nog vijf of tien jaar wachten, dan kan dat juist met het klimaat niet meer. We hebben daar te maken met een soort kantelpunt dat op een bepaald moment niet meer te keren is. Dus het is eigenlijk nog veel schadelijker voor de volgende generatie. Ik ben blij dat u zich daar zorgen om maakt, maar juist daar zullen we dus moeten ingrijpen. Dus volgens mij maakt u daar een verkeerde keuze.
De voorzitter:
Meneer Frentrop, u vervolgt uw betoog.
De heer Frentrop (FvD):
Volgens mij niet.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Meneer Frentrop heeft het erover dat hij prioriteiten wil stellen. Dat begrijp ik, want je kan natuurlijk niet alles tegelijk. Maar hij heeft het ook over prioriteiten betreffende het klimaat. Dus dan is mijn vraag: hoe zit het Forum nou in het klimaat? Zijn ze daar nou kritisch op? Zijn ze klimaatontkenner of zijn ze er een voorstander van om het klimaat aan te pakken?
De heer Frentrop (FvD):
Het is niet mijn specialiteit hoor, alle klimaatwetenschappen, maar ik denk dat we in grote lijnen — we praten hier over grote lijnen van beleid — aan het klimaat niet zo heel veel kunnen doen. Het klimaat is een natuurverschijnsel, dat is iets van de aarde. Ik denk dat we ons vooral moeten aanpassen, ik denk dat we niet de ambitie moeten hebben ... Wij zeggen: aan de migratie kunnen we niks doen, dat is een natuurverschijnsel. Nou, dat is iets waar je volgens mij wél wat aan kan doen; je kan gewoon grenzen dichthouden. Maar ik denk niet dat wij de illusie moeten hebben dat wij in Nederland veel aan de temperatuur op aarde kunnen bijdragen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan verbaast het mij dat in de provincie Brabant meneer De Bie, gedeputeerde van het Forum, enthousiast het energiebeleid gaat uitvoeren. Dan heb ik het over het duurzame energiebeleid. Hij heeft zelfs getekend bij de Brabantse afdeling: wij zijn een betrouwbare partner in de uitvoering van het klimaatbeleid. Dus wat is het nu? U moet toch hom of kuit geven. Bent u nou vóór de duurzame energietransitie of tégen de energietransitie? Een van de twee moet het toch zijn?
De voorzitter:
Een kort antwoord.
De heer Frentrop (FvD):
Het is niet allemaal zo zwart-wit, het is niet voor of tegen energie. Je moet dingen doen, maar met mate en verstandig, en geen geld verspillen. Is dat een kort antwoord?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Tot slot heb ik nog één opmerking. De heer Frentrop zit hier in de Eerste Kamer. Het is onze taak om te stemmen over wetten: je bent voor of je bent tegen. Daar zit ook niets tussen. We kunnen dan wel zeggen dat er tinten grijs tussen zitten of wat dan ook, maar je bent voor of tegen. U stemt hier over het algemeen tegen klimaatwetten, maar ondertussen doet u wat anders in de provincie. Ik vind dit niet kies richting uw achterban.
De heer Frentrop (FvD):
Ik vind deze vergelijking niet helemaal terecht. Bij een stemming over een wet kun je slechts twee dingen doen, namelijk voor of tegen stemmen. Maar hierbij wissel je van gedachten over wat het algemene beleid is. Ten aanzien van het klimaat zou ik zeggen dat het algemene beleid is dat wij daar in deze Kamer niet veel aan kunnen doen.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een vraag over een ander onderwerp dat de heer Frentrop zojuist een paar keer heeft aangeraakt, namelijk het onderwerp immigratie. Hij noemde dit ook zojuist nog in zijn beantwoording. In een van zijn stukjes betoog zei hij: ik hoop dat mijn collega's niet vinden dat ik het populistisch verwoord. Dat klopt, maar het zit er op een aantal momenten wel doorheen verweven.
Ik heb de heer Frentrop zojuist een beker water geschonken, omdat hij daar behoefte aan had. Dat merkte ik. Ik zat achter u, dus ik zag dat.
De heer Frentrop (FvD):
Dat stel ik ook bijzonder op prijs. Dank u wel.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel. Nu zijn er mensen op deze wereld die worden bedreigd met dood, geweld en dergelijke. Moet ons land worden gesloten voor de mensen die op onze christelijke handreiking mogen rekenen?
De heer Frentrop (FvD):
Ik begrijp natuurlijk dat punt. Een heleboel mensen in de wereld worden getroffen door de meest gruwelijke dingen. Deze dingen worden overigens veelal veroorzaakt door politieke invloeden. Het aantal mensen dat door natuurlijke rampen wordt getroffen, is in de afgelopen decennia beduidend verminderd. Houdt u mij niet aan het precieze aantal, maar ik geloof dat er ieder jaar 37 miljoen mensen op de wereld vluchteling worden, vanwege een of ander conflict waar dan ook op de wereld. Dat is natuurlijk afschuwelijk, maar net als met het klimaat is het de vraag wat wij daar in dit huis in Den Haag aan kunnen doen. Kunnen wij tegen al die mensen zeggen: komt u maar naar Nederland? Dat lijkt me niet. Daarom is al sinds jaren het algemene beleid dat opvang moet plaatsvinden in de regio. Zoals u mij een bekertje water aanbiedt, zullen wij ook die mensen, waar wij kunnen, een bekertje water aanbieden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Maar het lijkt me niet de juiste aanpak om tegen deze mensen te zeggen: komt u allemaal Nederland binnen en dan geven we u een woning, een wasmachine en de Nederlandse nationaliteit.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik ben het ermee eens dat je niet tegen die 37 miljoen mensen kunt zeggen: komt u allemaal maar binnen. Maar je kunt ook niet tegen al die mensen zeggen dat zij maar ergens anders heen moeten gaan, want heel de wereld heeft op dit moment te maken met een pandemie. In alle landen wordt enorm veel geld uitgegeven.
De voorzitter:
Meneer Schalk, wat is uw vraag?
De heer Schalk (SGP):
Mijn vraag is of er geen uitzonderingen zouden moeten zijn waar je als Nederland je grens echt niet voor mag sluiten.
De voorzitter:
Dank u wel. En dan gaan we verder, meneer Frentrop.
De heer Frentrop (FvD):
Mag ik geen antwoord meer geven op de vraag?
De voorzitter:
Jawel. Ik zei: en dan gaan we verder. Dat is dus daarna.
De heer Frentrop (FvD):
Nee, we hebben onze grenzen nooit gesloten. We hebben in de afgelopen jaren heel veel mensen binnengelaten. We zijn het dichtst bevolkte land ter wereld. We zitten nu met een enorme crisis. Er komt een enorme werkloosheid aan. Ik vind zelf dat we het goed hebben gedaan, maar ik zou zeggen dat we dit nu even niet meer moeten doen.
De voorzitter:
Vervolg uw betoog.
De heer Frentrop (FvD):
Voorzitter. Ik wil afsluiten met drie vragen aan de minister-president. Mijn eerste vraag is: bent u bereid om alle onbetaalbare maatregelen uit het Klimaatakkoord, zoals het van het gas halen van woningen, uit te stellen tot de coronacrisis voorbij is? Mijn tweede vraag is: bent u bereid om alle immigratie tijdelijk stop te zetten, tot de woningnood in Nederland is opgelost? Mijn derde vraag is: bent u bereid om alle toezeggingen die u in juli in Brussel hebt gedaan voor steun aan andere landen, onder het mom van corona, op te schorten tot Nederland zijn eigen door de coronacrisis uit het lood geslagen financiën weer op orde heeft? Dat wil zeggen: tot de staatsschuld is teruggebracht tot onder de 60% van het bruto nationaal product. O ja, ik zou ook nog willen vragen: wanneer is de regering van plan de schulden die we nu aangaan, af te lossen? Ik hoef geen precieze datum, maar ik zou wel graag willen weten of we de extra schuld aflossen voordat of nadat Nederland CO2-neutraal is. Wat heeft prioriteit bij de regering?
Voorzitter. Dat zijn dus vier vragen over prioriteiten in het beleid.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng, meneer Frentrop?
De heer Frentrop (FvD):
Ja, ik ben aan het eind, maar ik zie dat er nog ...
De voorzitter:
Ja, dat klopt, maar u bent dus klaar. Mevrouw Faber namens de PVV.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Meneer Frentrop heeft het over een tijdelijke stop migratie, maar waarom niet gewoon helemaal een stop? Meneer Frentrop vertelt eerst dat we het dichtstbevolkte land ter wereld zijn. We zitten hier met 17,4 miljoen mensen. Daar komen er elk jaar zo'n 100.000 bij. Waarom niet gewoon helemaal stoppen?
De heer Frentrop (FvD):
Omdat ik als nieuwkomer in dit huis heb geleerd dat politiek de kunst is van het haalbare. Dus laten we eerst even tijdelijk stoppen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik wil graag even reageren op dat haalbare. Als je altijd zoekt naar compromissen, dan buig je namelijk voor dwingelanden. Dat was trouwens een uitspraak niet van mezelf, maar van Kissinger.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Dan stond de heer Rosenmöller er geloof ik als eerste, namens GroenLinks. Gaat uw gang.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
De heer Frentrop neemt het kabinet de maat met betrekking tot de grote hoeveelheden geld die worden uitgegeven op diverse terreinen en hij zegt: je moet voorzichtig zijn en je moet geld niet verspillen. Mijn vraag is deze. Het kabinet heeft het voornemen om volgend jaar en het jaar daarop via de Baangerelateerde Investeringskorting 4 miljard uit te geven aan delen van het bedrijfsleven. Valt dat in uw optiek ook onder die verspilling?
De heer Frentrop (FvD):
Ik dacht dat dat ging over belastingverlaging en belasting teruggeven. In principe zijn wij altijd wel voorstander van belastingverlaging. Of dat bij dezen ook het geval is, daarvoor moet ik nog even precies bekijken wat de voorwaarden zijn. Want er is ook gezegd dat er — hoe heette dat? — weer geld misbruikt wordt. Daar moet ik nog even naar kijken, maar het idee van lagere lasten voor het bedrijfsleven spreekt ons zeker in deze tijden wel aan.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Kunt u iets preciezer zijn? Want het Centraal Planbureau en de Raad van State zijn buitengewoon kritisch, zowel op de baangerelateerde kant ervan — het levert nauwelijks werk op — als op de uitvoering. Ik zou u eigenlijk willen uitnodigen toch iets meer van uw positie te laten zien in dit debat, iets meer de kaart van de borst te halen. Want dit is natuurlijk wel echt groot geld. U neemt het kabinet de maat met betrekking tot uitgaven, maar hier blijft u toch angstvallig stil.
De heer Frentrop (FvD):
Ik kan er op dit moment over zeggen: in principe lijkt het ons goed om lasten te verlichten voor het bedrijfsleven, ook met groot geld. Ik denk dat dat op dit moment nodig is. Of de BIK daar precies het juiste en beste instrument voor is, zijn we nog even aan het bekijken, maar het oogt positief.
De voorzitter:
Rosenmöller tot slot.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Mag ik dan concluderen dat het alleen positief is op het moment dat het substantieel banen oplevert en dat het in de uitvoering niet kwetsbaar is?
De heer Frentrop (FvD):
Kijk, goede investeringen leveren wat mij betreft op termijn altijd banen op, maar dat is geen kwestie van vandaag geld geven en morgen een nieuwe baan. Maar we zullen het zien. We gaan ernaar kijken.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Ik heb een vraag aan de heer Frentrop en eerst een mening. U vroeg of het populistisch was om migranten aan problemen in Nederland te koppelen. Dat vind ik inderdaad heel populistisch. Ik vind het ook niet terecht. Vandaar ook twee vragen aan u. Weet u hoeveel geld er op de begroting staat voor de paragraaf Asiel en Migratie? En twee, weet u om hoeveel asielzoekers het gaat het afgelopen jaar, 2019?
De heer Frentrop (FvD):
Laat ik de vraag doen over de kosten van de immigratie. Dan moet ik er even een papiertje bij pakken.
Mevrouw Vos (PvdA):
Daar kan ik bij helpen hoor. U had het over "miljarden". Het is nog niet eens 1 miljard en daarvan gaat heel veel geld naar de ambtenarij en juristen et cetera. De tweede vraag was ...
De heer Frentrop (FvD):
Volgens mij is het zo dat ...
Mevrouw Vos (PvdA):
Het gaat dus niet om miljarden.
De heer Frentrop (FvD):
U wilde weten wat de kosten van migratie zijn? Volgens mij is het zo dat die niet erg goed berekend zijn. Wat mij betreft is de laatste berekening door de overheid een CBS-rapport van 2003, getiteld Immigration and the Dutch Economy. Sindsdien lijkt er wel een soort taboe te rusten op die kosten. Dus wat hebben wij bij Forum voor Democratie gedaan? Wij hebben een wetenschappelijk instituut en dat heeft een onderzoek gestimuleerd en gearrangeerd naar de kosten van immigratie in Nederland, de algemene kosten ...
De voorzitter:
En wat voor bedrag kwam daaruit, meneer Frentrop?
De heer Frentrop (FvD):
Nu wilt u weten wat de uitkomst is. Die hebben we nog niet, maar die hebben we voor de verkiezingen wel. Ik kan u wel een schatting geven, maar dan moet u niet straks gaan zeggen: ja, maar u had gezegd het wordt zus- en zoveel. Ik heb het nog niet precies, maar ik kan het ongeveer zeggen: ongeveer 14 miljard euro per jaar.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, tweede.
Mevrouw Vos (PvdA):
We hebben het hier over de begroting van deze regering en in de begroting staat precies hoeveel het kost en waar het aan wordt besteed. Dat is 1 miljard. Ik zou ook graag met mijn eigen ... Dus die cijfers bevallen u niet en u komt wellicht op een hoger bedrag. Het tweede is dat u migranten koppelt aan de woningnood. U heeft het over 340.000 huizen tekort. Weet u hoeveel migranten jaarlijks een woning krijgen?
De heer Frentrop (FvD):
Nee, dat heb ik nog niet uitgerekend, maar ik kan mij wel voorstellen dat als de bevolking in Nederland vooral groeit door immigratie, het tekort aan woningen gerelateerd is aan de bevolkingsgroei. Dat lijkt me niet ...
De voorzitter:
Mevrouw Vos, u heeft vast het antwoord. Vermoed ik zomaar.
Mevrouw Vos (PvdA):
Nou, ik heb eigenlijk geen antwoord, want ik wil gewoon dat de heer Frentrop begrijpt dat ik het populistisch vind. De meeste migranten zijn arbeidsmigranten en die zitten, zoals u weet, in vreselijke woonomstandigheden in vakantieparken of nog erger. Het aantal woningen dat asielzoekers krijgt, is veel kleiner. De vraag is dus of Forum voor Democratie bereid is om echt na te denken over oplossingen voor de woningnood.
De voorzitter:
Dank u wel, dat was uw derde, mevrouw Vos. Dan ga ik naar mevrouw Bredenoord namens D66.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Mevrouw Faber en de heer Frentrop hadden net een spierballengevecht wie het strengst is op migratie. Mevrouw Faber leek wel te winnen. Maar ineens vroeg ik mij iets af. U zegt dat u een migrantenstop wilt. Zegt u dus eigenlijk dat u vanuit Nederland de internationale vluchtelingenverdragen wilt opzeggen?
De heer Frentrop (FvD):
Ja, even kijken welk verdrag precies, maar indien mogelijk zou ik zeggen: ja, Nederland moet zorgen dat wij net als landen als Australië en Canada zelf kunnen besluiten hoeveel en welke vluchtelingen wij binnenlaten. Ik zou dat niet willen overlagen aan een internationaal verdrag.
De voorzitter:
Mevrouw Bredenoord, de laatste graag.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Daarmee zegt u feitelijk dat Nederland zich uit zowel de Europese als de internationale afspraken moet terugtrekken. U zegt tevens: politiek is de kunst van het haalbare. Hoe denkt u dat binnen een of twee jaar te gaan doen? Dat is toch niet realistisch?
De voorzitter:
Frentrop tot slot.
De heer Frentrop (FvD):
Als ik het heel kort moet doen: we kennen de term "opt-out". Ik denk dat je van verdragen ook kunt zeggen: nu doen wij daar even niet meer aan mee.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan dank ik de heer Frentrop en geef ik graag het woord aan mevrouw Jorritsma namens de fractie van de VVD.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):
O, dat is wel jammer van mijn lippenstift, maar goed.
Voorzitter. Het zijn gekke tijden. Dat blijft iedereen maar herhalen. Dat is heel vervelend, maar het klopt ook nog. Niet alleen vanwege corona en de nieuwe gedeeltelijke lockdown waar we toch weer in terecht gekomen zijn. Je hoeft hier maar over het Plein in Den Haag te lopen en je ziet het. Maar ook vanwege de hardnekkige desinformatie die steeds meer gedeeld wordt en, helaas, ook steeds vaker geloofd wordt door steeds meer mensen. Zo is inmiddels de aarde weer plat, worden kinderen autistisch van vaccinaties en is de straling van 5G niet alleen schadelijk, maar veroorzaakt die ook nog eens corona. Voor sommige heldere lichten is dat zelfs een reden om zendmasten in brand te steken.
Voorzitter, de waarheid wordt meer en meer een rekbaar begrip, en dat is een zorgelijke ontwikkeling. Het zijn dus inderdaad gekke tijden, waarin ik in talkshows mensen hoor verkondigen dat ze het "niet met de feiten eens zijn". Of een andere populaire dooddoener: "Dat zijn míjn feiten". Robbert Dijkgraaf, een wetenschapper pur sang die ook van tegenspraak houdt, zei daarover in de NRC van afgelopen week dat dwarsdenkers meestal ongelijk hebben en zo is het, maar dan moet je ze ook zo bekijken. Als feiten al niet meer vaststaan, dan wordt het bijzonder ingewikkeld om mensen te overtuigen van iets. Waar complotdenkers vroeger een kleine groep waren die we niet al te serieus hoefden te nemen, zien we nu dat alternatieve waarheden mainstream aan het worden zijn. Toen de eerste coronagolf uitbrak in maart, wisten we nog weinig en moesten we toch snel ingrijpen. Zoals de minister-president het treffend verwoordde: "In crises als deze moet je met 50% van de kennis 100% van de besluiten nemen en de gevolgen daarvan dragen."
Een van de meest ingrijpende besluiten toen was om over te gaan tot de intelligente lockdown. Dat had een zware impact op de privélevens van mensen en op het levenswerk van veel ondernemers. Toch stonden we gezamenlijk achter die beslissing en ontstond er een samenhorigheid die wij als VVD-fractie bijzonder inspirerend vonden. We gingen met 17 miljoen Nederlanders naast elkaar staan en hebben samen dat akelige virus onder controle gekregen. Want weken later konden we weer naar buiten, konden we weer een biertje drinken in de kroeg en konden we onze ouders weer bezoeken in het verzorgingshuis. Dat hebben we samen gedaan. Dát is het Nederland waar wij trots op zijn, en zo herkennen we Nederlanders ook. De feiten lieten immers zien dat er een akelig virus rondging dat we alleen samen konden verslaan. Die feiten, hoewel beperkt, waren leidend. Zonder de noodzaak van wetten, zonder dwang, kregen we het vervolgens samen voor elkaar.
Dat staat vrijwel haaks op de onzekerheid die nu telkens gecreëerd wordt. Niet door het virus, want met die onzekerheid moeten we helaas nog even leven. Nee, er wordt onzekerheid gecreëerd op social media, en ook de andere media laten zich daar soms door beïnvloeden. Het grote draagvlak van maart voor de maatregelen dreigt daardoor te verdwijnen. Als we medisch advies liever aannemen van een dansleraar dan van een viroloog, dan begeven we ons op een hellend vlak. Meer en meer wordt nu dus geregeld in wetten. Deels omdat dat democratisch noodzakelijk is, maar ook omdat het draagvlak afbrokkelt. En als het draagvlak voor coronamaatregelen afbrokkelt, dan stijgt het reproductiegetal, dan stijgt het aantal positieve testen, dan stijgt het aantal ziekhuisopnames en stijgt uiteindelijk helaas ook het aantal doden. Dat moeten we dus uit alle macht zien te voorkomen.
Voorzitter. De leden van de VVD-fractie geloven niet in complotten, dat heb ik denk ik al wel duidelijk gemaakt. Wij geloven ook niet dat veel Nederlanders dat wel doen. Maar ik geloof wel dat er moedwillig onzin verspreid wordt via social media en dat het moeilijker wordt voor ons allemaal om echt nieuws en fakenieuws te onderscheiden. Als je zelfs de woorden uit de mond van de president van de Verenigde Staten niet kunt vertrouwen, dan is dat ook niet zo gek.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik kan een heel eind meegaan met het betoog van mevrouw Jorritsma, maar ik heb een vraag. Het valt mij op dat dit complotdenken een hoge vlucht neemt, veel meer dan in andere landen. Hoe verklaart mevrouw Jorritsma dat?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vrees dat te veel mensen erin meegaan. Als ik naar de televisie kijk, zie ik hele serieuze mensen soms dingen zeggen waarvan ik denk: hoe kom je erbij, houd je nou bij de feiten. Wij zijn wel een beetje een land dat gevoelig is voor dit soort dingen, vrees ik. Dat is bij onze buren anders.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik heb hier namelijk ook veel over nagedacht. Gisteren kwam het ook aan de orde bij de spoedwet. Ik denk dat een belangrijke oorzaak van het ontstaan ervan ook het communicatiebeleid van het kabinet rond de coronacrisis is. De feiten zijn niet heel erg transparant verteld. Ook de gedragslijn die we moeten volgen wisselt nogal van dag tot dag. Is mevrouw Jorritsma het met mij eens dat dit complotgebeuren — ik ben het met haar eens: iedereen moet in een talkshow ergens een mening over hebben voordat we een spoedwet kunnen aannemen en in andere landen gaat dat toch anders — mede komt door het wisselvallige en soms ook niet helemaal heldere communicatiebeleid van het kabinet-Rutte?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben het niet met u eens. Ik denk dat het aan iets heel anders ligt. Ik denk dat het in Nederland al heel snel een politiek debat is geworden. Er zijn landen waar het nog steeds geen politiek debat is. Ik weet niet of u het weet, maar ik geloof dat er in de Tweede Kamer inmiddels 48 debatten over corona zijn gevoerd, terwijl er in Duitsland ik geloof maar 2 debatten in het parlement zijn geweest, waardoor niet voortdurend de tegenstellingen in opvattingen helemaal geëxpliciteerd worden. Die zullen er in Duitsland overigens net zo goed zijn, maar ze worden veel minder opgeblazen, groter gemaakt, en in de pers ook nog eens versterkt met onwaarheden, als ik het zo mag zeggen. Met "de pers" bedoel ik ook social media. Wij zijn in Nederland anders dan in sommige andere landen. Ik geloof niet dat je het kabinet kan verwijten dat je met voortgaande kennis steeds andere maatregelen moet nemen om effect te bereiken.
De voorzitter:
Dank u wel. Meneer Otten tot slot, de derde.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik wil mevrouw Jorritsma er toch even aan herinneren dat er in maart een nogal emotionele campagne werd gevoerd vanuit het kabinet; you never walk alone en dergelijke. Er werden zelfs influencers door het kabinet ingehuurd. Dat krijg je nu weer terug. Misschien had er meteen heel hard op basis van de feiten moeten worden gecommuniceerd. Ik zou het kabinet aanraden om dat alsnog te doen en gewoon eerlijk, transparant ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Is mevrouw Jorritsma dat met mij eens?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb van het kabinet niet anders gehoord dan dat we ons allen aan de basisregels moeten houden. En wat is dat? 1,5 meter afstand houden, was je handen kapot, blijf zo veel mogelijk thuis, werk zo veel mogelijk thuis. Tussendoor heb je maatregelen genomen die je moest nemen omdat het reproductiegetal weer omhoog ging. Natuurlijk zijn er fouten gemaakt. Er zijn ongelofelijk veel fouten gemaakt, maar die zijn overal gemaakt. Het is niet zo dat wij daarin het slechtste jongetje van de klas zijn. Ik wil wel zeggen dat de verwarring hier heel veel groter is geworden door een voortdurende politisering van allerlei standpunten. Dat is jammer. Ik ben burgemeester geweest. In tijden van ramp moet je juist zo min mogelijk tijdens de ramp de communicatie aangaan. Althans, je moet wel communiceren over maatregelen, maar je moet geen politieke discussie voeren. Die voer je achteraf. Achteraf kan je evalueren.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik was bij de president van de Verenigde Staten aanbeland. Toch moeten we dat onderscheid blijven maken. Feiten zijn nou eenmaal feiten. Op basis daarvan kunnen we discussiëren en mogen we het hartstochtelijk oneens zijn met elkaar, ook als het over corona gaat of misschien wel juist als het over corona gaat. Gisteren hebben we de tijdelijke wet behandeld. Ik vind het nog steeds jammer dat we er zo lang over gedaan hebben voordat wij hem konden behandelen. Hij heeft wel heel lang in de Tweede Kamer gelegen voordat men de amendementen had gemaakt. Ik vind dat jammer. Ik denk dat dat sneller had gekund, maar dat moeten ze later nog maar eens beoordelen.
Door desinformatie en fakenieuws zien heel veel mensen niet dat die wet juist meer democratische controle geeft aan de Tweede Kamer en op lokaal niveau aan de gemeenteraden. Over de wet is maanden gesproken omdat hij wel degelijk ernstige tijdelijke inperkingen van grondrechten mogelijk maakt. De wet was in het begin helemaal niet fraai. Ik was het wel eens met de woordvoerder van mijn eigen fractie, die heeft herhaald dat het misschien beter was geweest om de wet in zijn oorspronkelijke staat in te trekken en opnieuw in te dienen. Dat is niet gebeurd, maar hij had wel wat sneller geamendeerd kunnen worden, zeg ik dan ook maar even. Als oud-Tweede Kamerlid durf ik dat toch wel tegen de Tweede Kamer te zeggen. Ze hadden het wel wat sneller kunnen doen. Ik vind het fantastisch dat de coalitie en de oppositie samen maar liefst acht amendementen hebben gemaakt en aangenomen om de wet te verbeteren. Daarmee is niet alleen de wet verbeterd, maar is er hopelijk ook draagvlak ontstaan in deze Kamer; we gaan er straks over stemmen. Ik hoop dat we ook heel snel weer draagvlak in het land voor elkaar krijgen, want alleen met een breed draagvlak krijgen we dit virus er weer onder.
Ik wil graag even terug naar het debat in deze Kamer over de corona-app en eigenlijk ook een beetje naar gisteren en naar een trend die wij als fractie van de VVD helaas al wat langer zien en waar we ons zorgen over maken. We zien dat de omgangsvormen in deze Kamer ook aan het verruwen zijn. Dat betreur ik zeer. Zowel tussen leden als vanuit leden in de richting van bewindspersonen. Dat was bij de app het geval en dat was gisteren helaas af en toe ook het geval. Kunnen wij gasten in deze Kamer alsjeblieft met een beetje gepast respect blijven behandelen? Dat betekent overigens ook rekening houden met het tijdsbeslag dat we op bewindslieden leggen. Bij de app heeft minister De Jonge vier dagen in de Tweede en de Eerste Kamer moeten doorbrengen om die app te verdedigen. Ik vind dat echt extreem. Over de Omgevingswet hebben we misschien iets langer gedaan, maar dat is dan ook iets complexer, iets groter. Er zijn heel veel wetten die veel belangrijker zijn, maar waar we wel korter over doen. Als je dat té doet en te veel beslag legt op een minister die het al druk genoeg heeft, hoe komt hij dan nog aan zijn beleid toe? Kunnen we onderling ook respecteren dat echt iedereen in deze Kamer het beste voor heeft met het land en dat we slechts verschillen over de methode waarmee dat moet? Toen ik burgemeester was, had ik met de raadsleden de afspraak dat raadsleden, net als Kamerleden overigens, geen Jan, Piet of Klaas zijn, maar volksvertegenwoordigers die functioneel standpunten van hun fractie verdedigen en op een respectvolle manier verschillen in opvattingen verduidelijken. Met de Tweede Kamerverkiezingen voor de deur maak ik mij best zorgen erover dat we op verdere verruwing moeten gaan rekenen.
Voorzitter. Dan terug naar de inhoud. Als er één sector is die het in deze tijd zwaar te verduren heeft gehad en nog steeds heeft, dan is dat de zorg. Het is mooi dat er nu zo veel aandacht is voor mensen die in de zorg werken. Onze gezondheidszorg behoort tot de beste van de wereld, maar loopt in deze tijd tegen grenzen aan. Tegelijkertijd is het ook een van de duurste systemen op de wereld en zit er heel weinig rek in ons systeem. Voorraden, bedden en personele capaciteit zijn heel strak afgestemd op de modale productie. En dat betekent dat als acute zorg verleend moet worden aan coronapatiënten andere zorg afgeschaald moet worden. Dat is onwenselijk, maar soms noodzakelijk. We hebben allemaal enorme waardering voor de zorg. Met bonussen alleen komen we er niet. Echte waardering gaat over meer dan geld.
Het is natuurlijk verleidelijk om nu alleen te spreken over wat niet goed gaat, maar een analyse van wat succesvol is tijdens de crisisaanpak helpt ons wellicht verder in het vinden van antwoorden hoe de zorg te organiseren in een situatie dat de vraag het aanbod overstijgt: het belang van goed opgeleide en flexibel inzetbare zorgprofessionals, innovatiekracht en de samenwerking tussen verschillende organisaties. Met name het gebrek aan waardering van de organisatie, de ervaren mate van zelfstandigheid alsmede de hoge werkdruk worden door mensen die de zorg verlaten, vaak aangegeven als een reden. Dit terwijl er toch al sprake is van een hoog aantal onvervulde vacatures in de zorg. Kan het probleem van de vacatures en dientengevolge de hoge werkdruk niet ook worden ondervangen door grotere contracten? Zorgmedewerkers werken namelijk gemiddeld maar 24 uur per week. Kan het kabinet aangeven wat het gaat doen om werken in de zorg aantrekkelijker te maken? Nu is het al zo dat één op de zeven mensen in de zorg werkt. Wij kunnen ons helemaal niet permitteren dat dit aantal nog heel veel groter wordt, zeker als het economisch weer wat beter gaat in dit land.
Voorzitter, ik noemde het al: de crisis heeft een enorme impact op privélevens van mensen, maar ook op het levenswerk van veel ondernemers. Zij krijgen klap na klap. De horeca dacht net weer aan de toekomst na de eerste golf, maar is nu weer gesloten. Een keiharde tegenvaller. De sport kon weer heel even normaal doorgaan, maar ligt nu weer bijna plat. Voetballen zonder publiek. De cultuursector probeerde op te krabbelen, maar ik ben vorige week bij een voorstelling geweest waar we met 25 mensen in de zaal zaten. Het is niet leuk. Het is allemaal noodzakelijk en het is allemaal verschrikkelijk. We moeten die klappen zo goed mogelijk opvangen, ook financieel. En dat doen we. Met een ongekende reddingsoperatie. Alles wordt in het werk gesteld om bedrijven overeind te houden en zo banen van mensen te behouden. Dat doen we overigens, meneer Frentrop, ook voor onze kinderen. De overheid heeft inmiddels vele miljarden op die manier geïnvesteerd in onze economie. Het is goed dat we dat doen en het is fijn dat we in een land leven waar we dat ook kúnnen doen. Het huishoudboekje van Nederland is zo goed op orde dat we deze klap nu kunnen opvangen. Voor de mensen die vragen wat tien jaar Mark Rutte heeft opgeleverd, ziehier het antwoord.
Voorzitter. Als ik naar de begroting van volgend jaar kijk en naar de feitelijke situatie van vandaag, dan vermoed ik dat wij meer dan ooit de komende tijd met begrotingswijzigingen worden geconfronteerd die tot doel hebben in deze moeilijke tijden ondernemers te helpen het hoofd boven water te houden — ik neem aan dat u daar vanavond misschien ook weer iets over gaat zeggen — en hun mensen in dienst te houden. Want daar gaat het allemaal om, gewoon banen van hardwerkende Nederlanders. Die banen zorgen er overigens ook voor dat mensen in Nederland nog kunnen consumeren, waardoor onze economie iets minder geschaad is dan in ons omringende landen.
Wij zien dat de regering al die steunpakketten op een heel verstandige manier tot stand doet komen, te weten met de hele polder. Met werkgevers en werknemers, maar ook naast de coalitie de oppositie meenemend. De VVD-fractie hoopt echt dat u met die werkwijze door kunt gaan tot de crisis werkelijk ten einde komt. Máár, we zijn best wel bezorgd dat dat naarmate de verkiezingen naderbij komen niet makkelijker zal worden.
Daarnaast hebben ook de steunpakketten natuurlijk grenzen. Dat betekent dat we vooral het aanpassingsvermogen van bedrijven moeten versterken. Geen meeslepende innovaties, maar kleine aanpassingen die werken. Wij denken dat de kleinere mkb'ers daar wellicht hulp bij nodig hebben. Iemand die even met ze meedenkt, wat geld om om of bij te scholen enzovoort Misschien kan de minister-president ons eens zeggen hoe hij daartegen aankijkt.
Voorzitter. Zoals ik net al zei, we zijn sterker uit de vorige crisis gekomen waardoor we nu de klappen kunnen opvangen. Maar economische groei is geen vanzelfsprekendheid. De VVD-fractie vindt het dan ook verstandig dat we ons uit de crisis investeren. Met de huidige rentestand is dat ook mogelijk, iets wat in 2012 ondenkbaar was. We investeren ons nu uit de crisis en zetten in op een goed investeringsklimaat voor grote, middelgrote en kleine ondernemingen.
Wij vragen onze ondernemers om zich in te zetten voor het behoud van banen via de BIK.
De heer Kox i (SP):
Ik hoorde collega Jorritsma zeggen dat we sterker uit de vorige crisis zijn gekomen. Nu hebben we rapporten gekregen van de drie grote planbureaus in Nederland en die zeggen dat we de afgelopen jaren steeds meer sociale kloven hebben gekregen tussen werkenden en niet-werkenden, tussen huurders en woningzoekenden, tussen zzp'ers en mensen met een vaste baan, tussen hele rijke mensen en hele arme mensen. Het kan de VVD-fractie toch niet ontgaan zijn dat tien jaar Rutte ook dit heeft opgeleverd?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
In de vorige periode, overigens een lange periode samen met de Partij van de Arbeid, hebben we hard moeten aanpakken om te zorgen dat de financiën weer zodanig op orde kwamen dat we nu ruimte hebben om dingen te kunnen doen, dus in slechte tijden. Was dat niet zo geweest, dan hadden we ook verder kunnen werken aan dat wat ons ook nog bezighoudt. Hoe moet het met zzp'ers? Daar moet een keer iets mee gebeuren. Ik vrees eerlijk gezegd dat dit nu best ingewikkeld is. We moeten nadenken of je dat in deze tijd ook nog een stukje kunt oplossen. Maar je hebt niet meer alle middelen die je zou hebben gehad als er geen corona was geweest. Die rapporten zouden overigens daarbij behulpzaam geweest zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, de heer Kox.
De heer Kox (SP):
Ik begrijp dat mevrouw Jorritsma de prestaties van het kabinet, haar kabinetten, verdedigt. Maar zij verwijst bijvoorbeeld naar de Partij van de Arbeid waarmee de VVD dat beleid een aantal jaren heeft gevoerd. Nu hoorde ik van Lodewijk Asscher afgelopen zondag een openbare schuldbekentenis bij Buitenhof, van "we hadden het leenstelsel niet moeten invoeren, we hadden niet aan de verhuurderheffing moeten beginnen, we hadden de sociale werkplaatsen niet op slot moeten doen, we hadden de sociale huisvesting niet een kopje kleiner moeten maken." Ziet alleen hij dat zo of heeft de VVD, reflecterend op tien jaar Mark Rutte ... En ik feliciteer hem daarmee van harte, het is een hele prestatie om tien jaar de baas van Nederland te zijn. Is er ook reflectie bij de VVD dat het de afgelopen tien jaar niet allemaal zo goed is gegaan als mevrouw Jorritsma in eerste instantie voorgaf?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb niet zo veel behoefte aan schuldbelijdenissen. Dat zou ook heel bijzonder zijn. Ik vind het ook heel raar dat je van dit soort compromissen, want dat zijn het natuurlijk als je regeert ... Ik kan u melden dat wij helemaal niet zo tevreden waren over het regeerakkoord zoals het er lag toen Rutte begon te regeren met de Partij van de Arbeid. Het bevatte tal van dingen waarvan we zeiden dat we die niet zelf hadden bedacht, dat het typisch Partij van de Arbeidbeleid was. Maar zo hoort het nu eenmaal. Je doet dit soort dingen samen en dan moet je allebei inleveren. Ik denk eerlijk gezegd dat de grootste partij — dat waren wij, zijn we nu weer op dit moment — meestal het meest moet inleveren. Dat is vervelend, maar daar heb je maar mee te leven. Maar je moet het wel samen doen. Je sluit compromissen. Ik denk dan altijd dat de beker halfvol is.
De voorzitter:
Meneer Kox, de derde.
De heer Kox (SP):
Ik ben ook niet zo van de schuldbelijdenissen, maar het is soms wel verstandig. Ik zie collega Schalk achter u zitten, die heeft er duidelijk een iets andere mening over.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
U bent wel van de cobelijdenis ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Kox?
De heer Kox (SP):
Mijn vraag is, behalve schuld belijden kun je ook terugblikken op het verleden om vooruit te komen in de toekomst. De Partij van de Arbeid stelde inmiddels vast dat een aantal elementen van het beleid verkeerd hadden uitgepakt en beloofde dat zij het anders zou doen. Dat is ook mijn vraag aan de VVD: leidt reflectie ertoe dat in de toekomst de VVD niet meer met een leenstelsel doorgaat, de sociale werkplaatsen weer wat meer ruimte geeft en ruimte creëert voor de sociale volkshuisvesting? Kunnen we dat verwachten van de VVD? Dat is de bedoeling van mijn vraag.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Wij zitten middenin de voorbereiding van het verkiezingsprogramma voor de Tweede Kamer. Eén ding weet ik zeker: een ding wat wij heel lastig vinden als een erfenis uit het verleden, is dat we de middengroepen te weinig aandacht hebben geschonken. U kunt ervan uitgaan dat die in ons komende verkiezingsprogramma heel veel aandacht krijgen. Dat zijn de dingen waar wij ons op zullen concentreren.
De voorzitter:
Dank u wel, u vervolgt uw betoog.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Waar was ik gebleven? We vragen onze ondernemers om zich in te zetten voor het behoud van banen via de BIK, we trachten ze te helpen met het creëren van nieuwe banen via bijvoorbeeld het Groeifonds. We moeten overigens onze ondernemingen koesteren en niet wegjagen met dreigementen, want zij gaan ons helpen om uit de crisis te komen door de investering in de richting van de nieuwe economische werkelijkheid, die duurzamer en doordachter zal zijn, met de bijbehorende werkgelegenheid. Het kabinet kondigt nu het Groeifonds aan of, zoals het in de volksmond heet, het Wopke-Wiebes- of het Wiepkefonds. Met mijn Friese achternaam zult u het snappen dat ik dat best een leuke naam vind. 20 miljard die de komende vijf jaar geïnvesteerd moet worden om de economische groei aan te jagen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik had wat vragen over het Groeifonds, maar ik kan ook even wachten tot mevrouw Jorritsma uitgesproken is over dit onderwerp. Misschien is dat verstandiger.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben nog wel even bezig met dat onderwerp.
De voorzitter:
Dat is prima, wij verheugen ons erop. Gaat uw gang, mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. Ik heb ervaring als minister van Verkeer en Waterstaat in het verleden. Zo'n grote pot geld loopt natuurlijk het risico om een grabbelton te worden voor politieke hobby's. Zo zou het mij natuurlijk persoonlijk een bijzonder goed idee lijken als inwoner van de mooie stad Almere dat we dat geld gebruiken om een IJmeerverbinding aan te leggen. Dat is niet alleen goed voor de economie, het geeft ook een impuls aan de arbeidsmarkt en niet te vergeten aan de woningmarkt, meer ruimte. Maar gezien de politieke discussie over elk infraproject is niet iedereen in deze zaal dat waarschijnlijk met mij eens. Dat is precies waarom wij het van groot belang vinden dat het Wopke-Wiebes-fonds op enige afstand wordt gezet van de politiek, omdat wij in deze zaal en de mensen aan de overkant van het Binnenhof allemaal politieke, vaak regionale hobby's hebben, die heel goed gefinancierd kunnen worden uit het fonds. Maar het doel, economische groei te stimuleren, wordt daarmee niet automatisch bereikt. En goed dus dat er een onafhankelijke commissie komt, althans, dat hoop ik, die adviseert over dat geld. Over de káders waarbinnen die adviezen moeten worden gegeven, moet natuurlijk de politiek beslissen, maar het is ook goed als er zonder belang door deskundigen meegekeken wordt naar welke projecten het meest bijdragen aan de economische groei in de toekomst. En vast en zeker komen er dan allerlei verstandige projecten uit, die ons bijvoorbeeld helpen bij de energietransitie. Misschien wel iets met kernenergie, wie zal het zeggen?
Ten slotte wil ik nog een heel ander onderwerp aan de orde stellen. Maar ja, meneer Otten wilde eerst nog interrumperen.
De voorzitter:
Ja, meneer Otten, een korte vraag.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dank, voorzitter. In tegenstelling tot sommige andere partijen horen wij altijd graag eerst de input voordat we daarop reageren. Het Groeifonds, Onno Ruding, u zeker ook bekend coalitiegenoot van vroeger in de jaren tachtig, heeft gezegd ...
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ja, ik was er al bij, helaas.
De heer Otten (Fractie-Otten):
U kent ze beter dan ik. Hij heeft gezegd: Dat Groeifonds is een heel slecht idee, dat is een bak met geld waar politici "als sprinkhanen op afvliegen om hun pet projects te financieren". Sweder van Wijnbergen, voormalig directeur-generaal van Economische Zaken, heeft ook gezegd: "heel slecht idee, dat is drie keer de Betuwelijn". Hoe weet u zo zeker, mevrouw Jorritsma, vraag ik via de voorzitter, dat dat met die 20 miljard dit keer niet zal gebeuren, zeker omdat Jeroen Dijsselbloem het geld gaat uitdelen? Legt u mij dat nou eens uit.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb het net gezegd. Als u goed geluisterd heeft, dan heeft u gehoord dat ik heb gezegd: je moet het een beetje weghalen bij de dagelijkse politiek, je moet zorgen dat er een aantal goede criteria worden benoemd. Die moeten natuurlijk door de politiek worden vastgesteld. Er moet dus groeipotentie in zitten. Als dat er niet in zit, moet je er überhaupt niet aan beginnen. Dan ben ik het gauw met u eens. En je moet het vooral niet aan de dagelijkse politiek laten om de keuzes te maken tussen de projecten, want dan gaat het mis. Maar ik vind wel dat de politieke randvoorwaarden natuurlijk goed gesteld moeten worden, en niet zomaar. Dat is overigens in het verleden ook gebeurd. Ik kan u melden, toen het FES begon ...
De voorzitter:
Graag kort, mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Uit het FES zijn in de beginfase buitengewoon goede projecten gefinancierd. Op enig moment werden al die criteria losgelaten. En ja, toen werd het een grabbelton. Dan heeft u gelijk, dan moet je ermee ophouden.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dan wil ik toch even naar de Miljoenennota verwijzen, waarin juist wordt aangegeven door de Algemene Rekenkamer dat het FES een fiasco is geworden.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Aan het eind, dat klopt.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Aan het eind, maar aan het eind maak je het rendement op, tenminste, een normaal zakelijk persoon doet dat. Het Groeifonds hoeft overigens niet eens rendement te máken, want dat is allemaal niet van belang. Het gaat om hele vage criteria. Juist van de VVD had ik niet verwacht dat men zo belastinggeld aan Dijsselbloem en consorten uit handen geeft en zegt "doe er maar wat goeds mee".
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik begrijp het niet.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb het net uitgelegd. Ik heb juist uitgelegd dat je moet beginnen met goede criteria vast te stellen in de Kamer. Dat hoort gewoon te gebeuren, daar moeten wij ook bij betrokken zijn, Tweede en Eerste Kamer, daar komt een wet voor, neem ik aan. Dan moet je proberen het juist op afstand te houden. Als dat op afstand houden niet lukt, ben ik het geheel met u eens, dan moet je er niet aan beginnen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Tot slot: waar komt die onzekerheid bij u vandaan, dat u zegt: "help, bind me vast, houd me op afstand, want ik kan niet met 20 miljard omgaan"? U bent toch gekozen in de politiek om dit soort beslissingen te nemen? U kunt het toch niet een beetje uitbesteden aan Dijsselbloem en een paar andere old boys uit uw netwerk om dat geld uit te geven? Dat moet u toch zelf doen? Daar bent u ...
De voorzitter:
Meneer Otten ...
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat moet u toch zelf doen?
De voorzitter:
Meneer Otten, uw vraag is helder, dank u wel. Een kort antwoord nog mevrouw Jorritsma, dan gaan we naar meneer Schalk.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Voorzitter. Ik geloof dat de heer Otten nog nooit gehoord heeft dat je hier met 75 en aan de overkant met 150 mensen zit die allemaal iets verschillends willen en dat je dus altijd tot compromissen moet komen. Als het gaat over regio's zijn die compromissen al ingewikkeld. Ik heb vier jaar lang het MIT mogen verdedigen in de Tweede Kamer. Ik kan u zeggen: dat was een heerlijk rondje regionale hobby's door het land. Natuurlijk moet je daar uiteindelijk keuzes in maken, maar dan moet je kijken naar de coalitie, je moet proberen, als je werkelijk serieus een Groeifonds wilt maken, om dat zo rationeel mogelijk te doen en met zo min mogelijk politieke invloed op projectniveau. De kaders moeten zeker politiek bepaald worden, en als die te slap zijn, meneer Otten, dan komt die wet ook wat mij betreft niet door de Eerste Kamer hoor, dan zijn wij ook gauw klaar.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Meneer Schalk, nog een korte vraag? Want we lopen nu reeds uit.
De heer Schalk i (SGP):
Altijd kort, voorzitter. Schuld belijden is moeilijk, dat hebben we net gehoord, en toch was ik wel verrast dat mevrouw Jorritsma zojuist een schuldbelijdenis deed, namelijk dat er in het verleden te weinig aandacht is geweest voor de middeninkomens. Dit leek me een goed moment om even iets aan haar te vragen. Ik heb een aantal jaren achter elkaar hier betoogd dat tweeverdieners zes keer zo weinig belasting betalen als eenverdieners. Ik heb slecht nieuws. Het is bijna zeven keer geworden. Is dit misschien ook het moment waarop de VVD mee gaat denken over hoe we dat kunnen oplossen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vrees dat ik u moet teleurstellen, althans, dat ik de heer Schalk moet teleurstellen, niet u, voorzitter.
De voorzitter:
Ik dacht al!
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben heel blij dat we een geïndividualiseerd belastingstelsel hebben, waarbij mensen gewoon afrekenen op basis van wat zijzelf verdienen, en niet meer dat we inkomens bij elkaar optellen en dan belasting gaan heffen. Want dat is de oorzaak van wat u zegt over tweeverdieners. Kijk, als twee mensen 40 uur werken per week en ieder €30.000 verdient, dan verdienen ze samen €60.000 en betalen ze veel minder belasting dan één iemand die 40 uur werkt en €60.000 verdient. Maar dat is ook logisch, want die eersten werken daar 80 uur voor en de ander werkt daar 40 uur voor. Dus we moeten dan ook wel uitgaan van een juiste vergelijking. Ik vind dat altijd een lastige discussie om met u te voeren. Maar ja, dat is de keuze die je maakt als je zegt: het is niet belangrijk hoe mensen wonen, hoe ze samenwonen, het is belangrijk wat mensen zelf doen.
De heer Schalk (SGP):
Nu moet ik een kleine correctie doen en dat doe ik natuurlijk niet graag. Die zes keer gaat niet over twee mensen die allebei 40 uur werken maar over twee mensen die allebei 20 uur werken en één die 40 uur werkt; dus even lang in totaal. Als je een inkomen hebt van €40.000 alleen betaal je €12.000 belasting en als je allebei €20.000 verdient — dus ook €40.000 en ook 40 uur — betaal je €2.000 belasting. Dat is het grote verschil, dus daar zit een gigantische kloof.
De voorzitter:
Mevrouw Jorritsma.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Maar dan betekent het dus dat u ervoor kiest dat inkomens bij elkaar opgeteld moeten worden en dat er dan belasting betaald moet worden. Ik ben daar niet voor, want dat stimuleert bijvoorbeeld vrouwen al helemaal niet om meer te gaan werken. Het is een van de problemen in de zorg dat wij op dit moment nog steeds heel veel systemen hebben die eigenlijk beletten dat mensen meer uren gaan werken. Ik hoop dat het kabinet daarin nog stappen wil zetten. Het geldt overigens niet alleen in de zorg, het geldt ook in het onderwijs. Ik vind dus dat mensen wat dat betreft gelijk behandeld horen te worden, dus niet kijkend naar je samenlevingsvorm.
De voorzitter:
Dan ga ik naar de heer Van Rooijen. Nee, ik ga het nu even tot twee beperken, want anders lopen we vannacht verschrikkelijk uit. Meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Het is interessant dat mevrouw Jorritsma een tipje van de sluier van het verkiezingsprogramma optilde en zei: wij gaan zeker de middengroepen — dat spreekt mij overigens aan — grote aandacht en prioriteit geven. Mag ik haar vragen of zij ook een tipje van de sluier kan geven over de gepensioneerden, of die in datzelfde positieve daglicht komen te staan?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ga geen verdere tipjes van de sluier oplichten. U zult even moeten wachten. Ik geloof dat het concept van het verkiezingsprogramma over een paar weken verschijnt. Dan kunnen we er van alles over zeggen. Misschien komt het zelfs wel voor de financiële beschouwingen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
U hebt natuurlijk zelf voor mij deze inkopper gemaakt, door over de middengroepen te beginnen. Ik herhaal mijn vraag. Als u daar nu niet duidelijk over bent, dan wil ik van onze kant wel duidelijk maken dat wij in ieder geval hoge prioriteit geven aan de gepensioneerden.
De voorzitter:
Nee, meneer Van Rooijen. U kunt een korte vraag stellen, maar u mag niet uw verkiezingsprogramma voorlezen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
En ten slotte sluit ik aan op de vraag van de heer Schalk. Duitsland, toch niet de minste in Europa, heeft al decennia een splitsingsstelsel. Dat betekent dat het inkomen van een gezin, een echtpaar, gewoon door twee wordt gedeeld. Eigenlijk is dat een heel logisch systeem. Het is een gulden middenweg tussen het een en het ander.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Mijn vraag is of u in antwoord op mij en de heer Schalk zou kunnen zeggen dat dit toch iets is om over na te denken.
De voorzitter:
Dank u. Dan gaan we naar mevrouw Bredenoord.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik ben daar geen voorstander van.
De voorzitter:
Dat is helder.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik moet zeggen: wij zijn daar geen voorstander van. Sorry.
De voorzitter:
Ja, ik dacht al. Ik schrok al.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
Ik hoor mevrouw Jorritsma terecht haar zorgen uitspreken over het tekort dat we hebben in de zorg, met name aan verpleegkundigen, en in het onderwijs. Vaak heeft dit te maken met deeltijdbanen, de wat kleinere banen. We weten allemaal dat het vaak gaat om vrouwen op de arbeidsmarkt. Een mogelijke oplossing waarmee we grote stappen zouden kunnen zetten, is het beter toegankelijk maken van de kinderopvang, bijvoorbeeld door dit gratis te maken. Hoe kijkt u daartegenaan?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik vind het lastig om te zeggen dat we dit dus voor alles en iedereen moeten doen. Ik zie dat ze dit in bepaalde ziekenhuizen al gewoon doen. Ik denk dat je moet kijken of sectoren daar voorzieningen voor kunnen treffen. Je ziet ook werkgevers in de zorg die een toeslag geven als mensen meer uren gaan werken. Ik heb zelf weleens met de wilde gedachte gelopen dat je ervoor kunt zorgen dat iedereen iets meer krijgt voor de uren die men meer gaat werken. Ik denk eigenlijk dat het voor alles goed is als iedereen wat meer zou werken. Het is ook goed voor de economische zelfstandigheid. We hebben het vaak over de salarissen in de zorg, maar die worden voor een flink deel bepaald door het feit dat mensen heel weinig uren werken.
De voorzitter:
Dank u wel. Kort nog, mevrouw Bredenoord.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Feitelijk denk ik dat mevrouw Jorritsma en ik het kabinet daartoe moeten oproepen. We zijn het er vanwege meerdere redenen helemaal mee eens dat het goed zou zijn. Het is goed voor het tegengaan van de tekorten op de arbeidsmarkt, maar het is ook goed voor de emancipatie van vrouwen, als ze wat meer uren gaan werken. Ze hebben dan ook meer te besteden. Dat is goed. Ik denk dat kinderopvang daar een route naar is. Een andere manier is dat meer werken, loont.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Bent u het ermee eens dat we aan het kabinet zouden moeten vragen om daar goed naar te kijken?
De voorzitter:
Graag een kort antwoord en vervolg dan uw betoog.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb al gezegd dat ik het daarmee eens ben.
Voorzitter. Ten slotte wil ik nog een heel ander onderwerp aan de orde stellen, namelijk discriminatie. Na de verschrikkelijke gebeurtenissen in Amerika afgelopen zomer, laaiden er over de hele wereld protesten op tegen discriminatie en racisme. We hebben gezien dat we nog werk aan de winkel hebben. Voor de wet is iedereen gelijk, maar in de praktijk is dit weleens anders. Het zal u niet verbazen dat ik geen ervaring heb met racisme, maar discriminatie of uitsluiting kennen we misschien allemaal wel. Ik was vroeger een dik meisje. Daar werd ik regelmatig mee gepest. Dat deed pijn. Mijn vriendin met rood haar ervoer hetzelfde. Was dit discriminatie? Ik denk het niet, maar het voelde wel zo.
Discriminatie is weer actueler dan ooit. Ik heb net de cijfers gezien uit het rapport van Binnenlandse Zaken: het groeit. Het aantal aangiftes groeit en er zijn meer incidenten. Collega Paul Rosenmöller en ik hebben voor de zomer al met elkaar gesproken over de vraag of onze Kamer een rol zou kunnen spelen in het nadenken over het bestrijden van discriminatie. Onze conclusie was dat het toch tijd is om het onderwerp discriminatie ook als Eerste Kamer eens te onderzoeken, maar dan met name vanuit het wetgevingsperspectief.
We kennen allemaal artikel 1 van de Grondwet. Daar zijn we ook allemaal voor. In tal van sectorale wetten zijn antidiscriminatieparagrafen opgenomen, maar toch is discriminatie niet verdwenen. Er is dus een verschil tussen wat wij in de wetten hebben opgenomen, zoals de Algemene wet gelijke behandeling, en de praktijk, bijvoorbeeld als het gaat over arbeidsgehandicapten, vrouwen of mensen met een migratieachtergrond. Het leek ons heel goed om daar een onderzoek naar uit te voeren, conform het onderzoek dat een aantal jaren geleden door deze Kamer is uitgevoerd inzake privatisering. Dit alles heeft als doel om te bezien hoe we de uitvoeringspraktijk kunnen verbeteren en of deze ook te verbeteren valt. Misschien is de codificatie van de wetten niet meer conform wat we er ooit mee bedoelden. Hoe kunnen we discriminatie meer fundamenteel bestrijden? Ik hoop graag in de loop van dit debat van collega's te horen of zij er ook zo over denken. Dan zouden we aan het eind van het debat via een motie de koe bij de horens kunnen vatten door een werkgroep in te stellen. Het is een heel groot onderwerp dat je niet helemaal kunt pakken. Je zult het dus moeten inkaderen.
De voorzitter:
Ik stel voor dat u uw tekst even afmaakt.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ja, afrondend, voorzitter. De regering is dit jaar met een heel kleine delegatie aanwezig in deze Ridderzaal. Ook wijzelf zijn hier met een heel klein aantal leden. Ik weet daarbij overigens dat de VVD-fractie aan de livestream gekluisterd meeluistert. Ik schat in dat ook veel bewindslieden vandaag zullen meeluisteren. Als oud-bewindspersoon zeg ik dat dit dan op een iets comfortabelere plek kan dan wanneer je achteraan mag zitten.
De VVD-fractie hoopt overigens dat we volgend jaar weer gewoon voltallig aanwezig kunnen zijn; niet in deze zaal, maar in onze tijdelijke, nieuwe huisvesting. Eén ding weten we zeker: de wereld zal er dan weer totaal anders uitzien. Namens mijn fractie wil ik uitspreken dat wij hopen dat we dan allemaal gezond aanwezig kunnen zijn. Dat wensen we ook het kabinet toe.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma.
De heer Frentrop i (FvD):
Ik had even iets willen vragen over het voorstel van mevrouw Jorritsma om een onderzoek te doen naar discriminatie. Ik wil graag het volgende weten: wat is discriminatie? Daar verschillen mensen weleens over van mening, dus ik heb daar een heel concrete vraag over. Denkt mevrouw Jorritsma dat er ook discriminatie bestaat tegen blanken of witten — ik wil geen aanstoot geven door niet het juiste woord te gebruiken — of dat er geen discriminatie kan bestaan tegen blanken/witte mensen?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Dat kan ook. Dat zal af en toe ook voorkomen. Dat ben ik helemaal niet met u oneens. Ik wil alleen proberen om juist het wetgevingsperspectief erbij te pakken, omdat wij verantwoordelijk zijn voor het toetsen van de uitvoeringsmogelijkheden van wetten bij aanname van deze wetten in deze Kamer. Dan heb je een bedoeling met een wet. Wij hebben allemaal steeds de bedoeling om ervoor te zorgen dat discriminatie niet meer voorkomt. Het staat in artikel 1 van de Grondwet. Het is dan wel goed om een keer — zoals je dat met een moderne term noemt — een deep dive te maken, om een keer wat dieper in de materie te gaan. Er zijn heel veel rapporten, onderzoeken en cijfers. Het is goed om daar als Eerste Kamer iets verder van de waan van de dag — want daar heb ik het niet zo op — verder naar te kijken. Overigens zal collega Rosenmöller daar ongetwijfeld ook iets over zeggen in zijn inbreng.
De voorzitter:
De heer Frentrop, tot slot.
De heer Frentrop (FvD):
Mijn vragen zijn korter dan de antwoorden. Ik wil het nog even vaststellen. Het door u voorgestelde onderzoek gaat dus ook over discriminatie jegens blanken of witten. Klopt het dat dit de bedoeling is?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
We proberen een werkgroep in te stellen. Die werkgroep bepaalt wat precies wordt onderzocht. Ga je een bepaalde wetgeving ... Je hebt allerlei manieren om naar discriminatie te kijken, namelijk horizontaal en verticaal. In principe vind ik dat alle onderwerpen op de agenda kunnen komen. Dan moet je een sluis maken van waar je naar gaat kijken.
De voorzitter:
Dank u wel. Het eerste lid van de werkgroep dient zich al aan. Nee, ik doe even twee per interruptie, want we lopen al te ver achter.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik heb een technische vraag aan mevrouw Jorritsma. Mevrouw Jorritsma zegt dat het aantal aangiftes groeit. Kunt u dit nader specificeren?
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik heb de cijfers van Binnenlandse Zaken. Daar staat niet in op basis waarvan het aantal aangiftes groeit. Alhoewel, er is een groei van het aantal incidenten bij de politie en de gemeenten. Ook is er een groei van het aantal meldingen bij de Commissie Gelijke Behandeling en bij de commissie die kijkt naar de rechten van de mens. Het gaat eigenlijk op alle terreinen niet de goede kant op.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zal het iets makkelijker maken voor mevrouw Jorritsma: hoeveel aangiftes zijn gedaan bij het OM? Hoeveel aangiftes zijn daar bekend? Laten we er gewoon eentje uitpikken, want dat is makkelijker. Dan weten we waar we het over hebben.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink (VVD):
Ik weet niet of u ze hebt opgezocht, maar ik heb ze niet opgezocht.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, tot slot. Nee? Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Dan is het woord aan de heer Rosenmöller namens de fractie van GroenLinks.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Voorzitter. De krachtigste zin uit de Troonrede luidde als volgt: "De rechtsstaat is het belangrijkste publieke bezit van de samenleving. Het is de basis onder een democratisch land dat sociaal en economisch sterk is en waarin kansengelijkheid als norm geldt." Die kansengelijkheid mag dan de norm zijn, de coronapandemie leidt ertoe dat kansenongelijkheid helaas toeneemt. Neem de studenten in het mbo, de vakmensen van de toekomst. Veel van deze praktisch getalenteerde jongeren lukt het niet om een passende stage te vinden. Als je in de praktijk niet kunt oefenen, kan je je examen niet doen en loop je achterstanden op. Die achterstanden ontstaan al eerder op het vmbo, omdat praktijklessen moeilijk op afstand te geven zijn. Op de arbeidsmarkt staan jongeren met hun kleine baantjes en flexibele contracten als eersten op straat. Jongeren wonen steeds langer bij hun ouders, omdat de woningmarkt voor hen compleet op slot zit. Kortom, een perspectief ontbreekt.
Uit onderzoek blijkt dat 74% van de jongeren mentaal last heeft van de coronaperiode. Stress, eenzaamheid, moedeloosheid komen het meeste voor. Jeugdexperts roepen het kabinet op om jongeren zo veel mogelijk te beschermen tegen de nadelige gevolgen van deze crisis. Het is goed dat de minister-president aanwezig was bij de opening van het mbo-jaar in september. En het is goed dat hij ook nog steeds lesgeeft aan vmbo-leerlingen en dat hij jongeren uitnodigde op het Catshuis. Ik vraag de minister-president wat het hem doet dat onze jongeren mentaal lijden onder deze crisis. Ik vraag hem om met een samenhangend verhaal en perspectief te komen, opdat wij met recht kunnen zeggen: de jeugd heeft de toekomst.
Voorzitter. De coronacrisis vergroot de sociaal-economische verschillen op vele manieren. We worden een land van sociale kloven, met groeiende ongelijkheid tussen laag- en hoogopgeleiden, flexkrachten en vaste werknemers, jongeren en ouderen, mensen met en zonder een migratieachtergrond. Wat begon als een gezondheidscrisis, leidt tot een ziektelast die niet gelijk is verdeeld. Het vrij treurige beeld leek maar niet op te houden. Ik las deze analyse niet in het nieuwe GroenLinks-verkiezingsprogramma, maar in de MEV van het Centraal Planbureau. Hoe zien we die kansengelijkheid als norm uit de Troonrede terug in de dagelijkse werkelijkheid van het omgaan met een crisis?
We kunnen — nee: we móéten — meer doen dan we nu laten zien, nationaal en internationaal. Zeker in een ongekende crisis als deze moeten we naar het kabinet toe supportive en complimenteus zijn als het kan, en kritisch waar het moet. De premier toonde vanaf maart leiderschap, maar welke les trekt hij uit het slechte voorbeeldgedrag dat we de afgelopen weken gezien hebben? Op Europees niveau stelde dat leiderschap enigszins teleur. De ambities zouden toch verder moeten strekken dan het aanvoerderschap van de vrekkige vier?
Ook Europees neemt de ongelijkheid toe. De president van De Nederlandsche Bank legde de vinger op de zere plek. In zijn HJ Schoo-lezing vorige maand betoogde hij dat bedrijven meer dan burgers en noordelijke economieën meer dan zuidelijke profiteren van de muntunie en de vrijhandel. Knot maakt zich zorgen over die scheefgroei, met alle gevolgen voor het Europese project als zodanig. Hij pleit voor verplichte begrotingsafstemming, een permanent herstelfonds en hij noemt schuldkwijtschelding theoretisch gezien het beste.
Ik vraag de premier naar zijn analyse en reactie. Kan de premier bevestigen dat die krachtige zin over de rechtsstaat uit de Troonrede niet alleen nationaal, maar ook Europees van betekenis is? Wil hij vervolgens toezeggen dat landen die de rechtsstaat uithollen en de vrije meningsuiting bedreigen, niet voor EU-subsidies in aanmerking komen?
Voorzitter. Ongelijkheid is een relatief begrip. Er zijn heel veel landen waar de ongelijkheid groter is dan bij ons, maar we mogen niet berusten in toenemende ongelijkheid. Juist die toenemende ongelijkheid, met alle sociale ellende van dien, motiveerde mij om maatschappelijk en politiek actief te worden. Gelukkig staat ons land er op veel terreinen beter voor dan toen ik ruim 40 jaar geleden met werken begon. Maar een aantal vraagstukken zijn onverminderd hardnekkig, zoals discriminatie op de arbeidsmarkt. De gevolgen raken sollicitanten met een migratieachtergrond in het algemeen en mensen met een niet-westerse achtergrond in het bijzonder.
In hoogconjunctuur als laatste aangenomen, in crisistijd als eerste eruit. Dat is de droge, doch vernietigende constatering van het Centraal Planbureau en dat deed mij eerlijk gezegd denken aan twee gebeurtenissen, een uit het verleden en een uit het heden. Om bij te dragen aan het verminderen van vooroordelen en discriminatie op de arbeidsmarkt, verdedigde ik in 1994 samen met mijn helaas veel te vroeg overleden dierbare collega Hans Dijkstal en collega Groenman van D66 met succes hier in de Eerste Kamer een initiatiefwet om de "arbeidskansen van allochtonen te versterken", zoals dat toen heette. 26 jaar later moet ik constateren dat het vraagstuk hardnekkiger is dan toen gedacht.
Terug naar het heden. Eerder dit jaar werden wij opgeschrikt door de gewelddadige dood van de Amerikaan George Floyd en vervolgens deed de Black Lives Matter-beweging met haar aanklacht tegen racisme en discriminatie wereldwijd van zich spreken. Voor de premier was er aanleiding om te zeggen dat hij praktische stappen wilde zetten naar nul racisme in ons land. Mag ik vragen waar de premier dan aan denkt? Wat voor stappen? Voor ons was het onder andere een nieuwe wake-upcall, met als vraag: wat kunnen wij als senatoren doen aan het hardnekkige probleem van discriminatie dat we allen veroordelen, maar zo moeilijk weten te bestrijden?
Artikel 1 van de Grondwet is duidelijk over de noodzaak van gelijke behandeling. In een aantal wetten is dat artikel nader uitgewerkt; denk aan de Algemene wet gelijke behandeling. In de wet wordt discriminatie compromisloos veroordeeld. De praktijk is helaas anders. Er gaapt een gat tussen het leven en de leer, tussen the law in the books and the law on the ground. Als senatoren houden wij ons intensief bezig met de kwaliteit van de wetgeving en de uitvoering daarvan. Het past dan ook dat vooral wij ons afvragen wat de oorzaak en de omvang is van het verschil tussen wetgeving en praktijk. Wat zijn precies de feiten? Op welke wijze is de tijdgeest onderhevig aan verandering? Hoe wordt discriminatie door burgers ervaren? Is de codificatie van wetgeving aan herijking toe of is er vanuit overheidsperspectief vooral sprake van een uitvoeringsvraagstuk?
De heer Frentrop i (FvD):
Ik had aan meneer Rosenmöller hetzelfde willen vragen als ik zonet al aan mevrouw Jorritsma vroeg. Als hij praat over discriminatie, valt daar dan ook onder discriminatie jegens blanken/witten?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
In onze optiek gaat het onder andere ook over beleefde vooroordelen of discriminatie. Wij zullen dus goed moeten luisteren naar wat mensen erváren als discriminatie. Dan sluiten wij niets uit. Wat we wel met elkaar doen en hopelijk wellicht ook met u, is dat wij ons intensief verdiepen in dit vraagstuk, zowel aan de kant van de wetgeving als aan de kant van de maatschappelijk effecten, als aan de belevingskant en vervolgens zullen we moeten afbakenen. Daar zal ik zo nog iets over zeggen. Maar in dit stadium van het gesprek kun je, als de Eerste Kamer zoiets verder wil onderzoeken, niets uitsluiten.
De heer Frentrop (FvD):
Nog een vraag over die afkadering. Ik heb nog niet precies een antwoord gehoord op de vraag of witte/blanke discriminatie daar ook onder valt. Er is nog een vorm van discriminatie waarvan ik zou willen vragen of die er ook onder valt, namelijk discriminatie op het gebied van niet huidskleur, maar politieke kleur.
De voorzitter:
De heer ...
De heer Frentrop (FvD):
Mag ik het even uitleggen, voorzitter?
De voorzitter:
Gaat uw gang, als u dat kort doet.
De heer Frentrop (FvD):
Het kan bijvoorbeeld voorkomen dat iemand, laten we zeggen een actief lid van GroenLinks, ergens als leraar solliciteert. Die wordt niet aangenomen omdat ze bij het schoolbestuur denken: dat waren vroeger de communisten; aan zo iemand kunnen we onze leerlingen niet blootstellen. Een praktisch voorbeeld van de andere kant — het is publiek — is dat een politicus heeft gezegd dat PVV'ers niet thuishoren bij de politie. De man die dat gezegd heeft, is nu burgmeester in Arnhem, als ik me niet vergis. Valt dit soort politieke discriminatie ook onder wat u wilt onderzoeken?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het stelt me teleur dat mijn eerste antwoord u blijkbaar ontgaan is, want ik heb daar wel degelijk antwoord op gegeven. Het tweede is dat ook discriminatie met een politieke context wel degelijk in het mandje valt waarbij wij de afweging zullen maken. Wij leven immers in een rechtsstaat; een rechtsstaat die gebaseerd is op een Grondwet, op wetten en op internationale verdragen. Het zou goed zijn als u dat in de komende dagen nog even goed tot uzelf laat doordringen. Ik had namelijk niet het idee dat uw bijdrage doorspekt was van erkenning van die internationale verdragen, maar dat terzijde. Ja, wij zijn de partij die, op dit moment samen met de VVD, al die dingen wil afwegen en met elkaar wil kijken of wij daarin een stap vooruit kunnen maken.
De heer Frentrop (FvD):
Dan moet ik toch even interrumperen, omdat de heer Rosenmöller mij het verwijt maakt dat ik niet goed naar internationale verdragen ...
De voorzitter:
Als u het heel kort wilt doen.
De heer Frentrop (FvD):
Ik stel vast dat blank/wit, en ook de politieke kleur, onderdeel kan zijn van het onderzoek naar discriminatie. Wat betreft internationale verdragen het volgende. In Nederland is de Grondwet niet meer de hoogste wet. Er zijn internationale verdragen die boven grondwettelijke bepalingen in Nederland gaan. Wij van Forum voor Democratie vinden dat een onderwerp dat aangesneden moet worden. Als u zegt "goh, u bent wat laconiek over internationale verdragen": dat moet u in die context zien.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, meneer Rosenmöller.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik vond u niet laconiek, ik vond u eerlijk gezegd heel duidelijk, maar ik neem daar ver afstand van namens mijn fractie. Maar dat terzijde. Wellicht kunnen we elkaar vinden op het punt van het initiatief om mogelijk tot een parlementair onderzoek te komen.
Voorzitter, ik ga verder. Ik was gebleven bij de rol van de senatoren. Het past dat vooral wij ons afvragen wat de oorzaak en de omvang is van het verschil tussen wetgeving en praktijk. Wat zijn precies de feiten? Op welke wijze is de tijdsgeest onderhevig aan verandering? Is de codificatie van wetgeving aan herijking toe? Of is er vanuit overheidsperspectief vooral sprake van een uitvoeringsvraagstuk? Wat zouden wij aan antwoorden kunnen bieden als het gaat om de zorgen over discriminatie?
De afgelopen weken hebben we hier met de collega's van de VVD-fractie, ook met collega Jorritsma, over gesproken. Gezamenlijk kwamen wij tot de conclusie dat het goed zou zijn als de senaat een verkenning start naar de mogelijkheid van een parlementair onderzoek naar discriminatie in Nederland. Een verkenning waarbij eensgezindheid moet groeien over de begripsbepaling, de afbakening en de context. Er is immers niet alleen sprake van zwart-witdiscriminatie, maar ook van discriminatie van mensen met een beperking, leeftijdsdiscriminatie en ga zo verder. Helaas gaat het verder dan de arbeidsmarkt. We zien het op de woningmarkt, in het onderwijs, in de openbare ruimte en elders. Kortom, deze en andere vragen verdienen nadere beschouwing, waarbij we gebruik kunnen maken van een veelheid aan data en expertise waarover de diverse wetenschappelijke instellingen en adviesorganen beschikken. Wat wij vandaag van belang vinden, is dat we een stap zetten en het hardnekkige vraagstuk van het bestaan van discriminatie nader onderzoeken en in het beste geval voorzien van eensgezinde antwoorden. Dat zou Nederland nog mooier maken.
De heer Schalk i (SGP):
Mevrouw Jorritsma had het over een werkgroep. Inmiddels is het uitgegroeid tot een parlementair onderzoek, heb ik zojuist begrepen. Ik heb in het betoog van mevrouw Jorritsma wel het woord "onderzoek" gehoord, maar niet het woord "parlementair onderzoek", waarover meneer Rosenmöller spreekt. We praten hier over de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik kan me voorstellen dat we deze vraag eerst voorleggen aan het kabinet: wat doet u hieraan? Dan kunnen we in het College van Senioren erover spreken of we hier meer mee moeten, bijvoorbeeld in de vorm van een onderzoek. Bij een werkgroep kan ik me nog iets voorstellen, maar moeten we hier, vandaag, op dit moment, wel een parlementair onderzoek naar zo'n thema bespreken? Dat is een vraag die bij mij opkomt. Natuurlijk, ik denk dan ook aan allerlei thema's. Ik zal het vandaag nog even hebben over antisemitisme, ook zo'n onderwerp. Pakken we dat ook mee? Met andere woorden, het is zo giga ...
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja, dat pakken we ook mee in de afweging die je uiteindelijk moet maken en ook in de inkadering. Wij denken daar identiek over, ook over de route. Collega Jorritsma heeft iets gezegd over de route zoals die een kleine tien jaar geleden is gevolgd bij het toenmalige parlementair onderzoek: eerst een werkgroep, dan een opdracht en vervolgens een besluit. Dat is de route zoals we ons die voorstellen. Twee. Dat je het hier bespreekt? Met alle respect, meneer Schalk, ik ben eerlijk gezegd een beetje verbaasd. U neemt het ons bijna kwalijk, zo blijkt uit de interruptie, dat we het hier bij de Algemene Beschouwingen in het openbaar bespreken, een van de grotere vraagstukken waar ons land mee worstelt. U zegt: doe dat maar in het College van Senioren. Dat doen we dus niet in het College van Senioren, wellicht ook, maar primair hier en met elkaar, omdat we het een groot maatschappelijk vraagstuk vinden.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Laat ik het gevoel proberen weg te nemen dat ik iets zou verwijten. Ik gaf aan dat ik snap dat het punt benoemd wordt. Het zijn Algemene Politieke Beschouwingen met de regering; dus dan stel je meestal de vragen aan de regering. Mijn suggestie was of je niet eerst in het College van Senioren zou kunnen bespreken of er een werkgroep kan komen, enzovoort. Dat was het punt. Ik hoop dat we even uit de lucht halen dat ik u zou verwijten dat u zo'n belangrijk onderwerp aan de orde stelt.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik ben dan dolblij met deze interruptie, want dat is dan nu uit de lucht. Wij hebben natuurlijk de collega's en dus ook u van te voren keurig geïnformeerd over deze gedachte: kijk, iets op weg naar een onderzoek van de Kamer. Wij hebben het ook over de rol die senatoren zelf zouden kunnen spelen. Ik heb tal van vragen aan de regering. Maar hier zou er wel degelijk ook een rol voor senatoren zelf kunnen zijn om te kijken of vanuit de wetgevingsrol die wij hebben, plus de uitvoering, dit initiatief kan starten op weg naar een mogelijk vervolg.
De voorzitter:
Dank u wel, vervolgt u uw betoog.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Voorzitter. De huidige crisis zal nog veel van dit en het volgende kabinet vragen. Het zal nog veel van ons allemaal vragen, maar het zal ons lukken. Ons optimisme wordt versterkt doordat wij zien dat mede als les van deze crisis tussen de meeste partijen overeenstemming groeit over de belangrijkste vraagstukken voor de komende tijd. Ik noem kort een negental punten.
Ik zie in deze crisis steeds meer steun voor een sterke publieke sector met waardering voor mensen in vitale sectoren als zorg en onderwijs. Dat vraagt om meer status, goede beloning, zekerheid van werk en aandacht voor de uitvoering.
Ik zie meer toenadering om op de arbeidsmarkt tot hervormingen te komen die een eind maken aan het doorgeslagen flexwerk. Dat vraagt om een nieuwe balans tussen vast en flex in een activerend en inclusief arbeidsmarktbeleid.
Ik zie een overheid die bereid is te investeren in het bevorderen van duurzame werkgelegenheid en ondernemerschap, waardoor banen ontstaan in toekomstgerichte sectoren. Dat vraagt om ons uit de crisis te investeren zoals nu gebeurt, en niet te bezuinigen.
Ik zie afnemende steun voor de grote multinationals. Incidenten, slecht afgestelde maatschappelijke antennes, onevenredige belastingvoordelen en een verkeerde lobby hebben het vertrouwen op de proef gesteld. Dat vraagt om een fair share van het grote bedrijfsleven dat meepraat, maar niet meebeslist.
Ik zie een breed gedeelde analyse en steeds meer urgentie dat we de klimaatcrisis moeten oplossen. Dat vraagt ten minste om uitvoering van het Verdrag van Parijs. En de transitie naar een groene economie vraagt steun voor het concept van brede welvaart.
Ik zie een breed gedeeld ongenoegen over het functioneren van de woningmarkt, waardoor veel jongeren, starters, mensen met een laag of middeninkomen de grootst mogelijke moeite hebben om een betaalbare woning te vinden. Dat vraagt om een volkshuisvestingsbeleid onder meer publieke regie, zodat we verantwoord kunnen bouwen, bouwen en nog eens bouwen.
Ik zie ook in deze crisis velen belang hechten aan Europese samenwerking en solidariteit. Dat vraagt om de erkenning dat Europa meer is dan een munt en de markt.
Ik zie brede steun voor de waarde van een sterke democratische rechtsstaat. Zie de troonrede. Dat vraagt om eensgezindheid in het bevorderen van de nationale en internationale veiligheid en de strijd tegen terreur, tegen ondermijning en de drugsgerelateerde criminaliteit.
Dat de meeste partijen zich committeren aan deze grote maatschappelijke vraagstukken wil nog niet zeggen dat er geen verschillen zijn. Sterker, daar ligt in het dagelijkse debat de nadruk op. Dat gaan we in de komende campagne ook weer zien. En dat is begrijpelijk. Maar in het huidige tijdsgewricht zijn dat tussen de meeste partijen verschillen in prioriteiten, urgentie en tempo. Het is goed om daarover te strijden, maar ook goed om het wat te relativeren. Links en rechts zijn in de politiek nog steeds bruikbare en herkenbare begrippen, maar de betekenis is de afgelopen jaren veranderd. Klimaat is niet alleen links en veiligheid niet alleen rechts. Flexibiliteit is niet alleen rechts en zekerheid niet alleen links. Kortom, verschillen zijn er legio, maar mijn punt is dat ze niet onoverbrugbaar zijn. Dat het om meer gaat dan het tempo, dan de richting, is een waardevolle constatering.
Dit geldt niet voor partijen die onze rechtsstaat corrupt vinden, grenzen willen sluiten, de Europese Unie willen verlaten, ontwikkelingssamenwerking willen afschaffen en de klimaatcrisis willen ontkennen. Daar zit de echte fundamentele, onoverbrugbare tegensteling. Dat zijn partijen die goed zijn om mee te debatteren, niet om mee te besturen.
Voorzitter. De minister-president sprak dit voorjaar over misschien wel de grootste crisis in vredestijd na de Tweede Wereldoorlog. Met vereende kracht is toen relatief snel een nieuwe verzorgingsstaat opgebouwd. Dat was een verandering van tijdperk. Ook deze crisis kunnen en moeten we gebruiken om verder te kijken dan de directe gevolgen voor de gezondheid van de burger en de economie van het land. We leven immers niet in een tijdperk van verandering, maar opnieuw in een verandering van tijdperk, om het met Jan Rotmans te zeggen. Dat vraagt om een groter verhaal, een wenkend perspectief waar we met ons land naartoe gaan. Wat zal er veranderen? Wat zal er verbeteren? Hoeveel aantrekkelijker is het samenleven, wonen, werken en ondernemen de komende tien, twintig jaar en hoe ziet dat er ongeveer uit? Het consequent werken aan het uitvoeren van transities die daarvoor nodig zijn, laat zich slecht verhouden tot het vierjaarlijkse ritme van de politiek. Juist daarom sprak ik over het belang van overeenstemming over de richting die we inslaan. En het kan. De Klimaatwet en het Klimaatakkoord zijn hier goede voorbeelden van.
Een gedeelde visie vraagt om vertrouwen en verbinding. We zullen de verbinding met de mensen in het land moeten versterken, en zeker met hen die alle vertrouwen in de politiek verloren hebben. Dat is een uitdaging waar ook wij het sluitende antwoord niet op hebben. We zullen de verbinding moeten herstellen met de professionals in bijvoorbeeld zorg en onderwijs, zodat het eigenaarschap en de professionele autonomie de norm worden. De waarde van die verbinding geldt ook de maatschappelijke organisaties en de landen in ons Koninkrijk. Vertrouwen geven is vertrouwen krijgen. Wij hebben als land belang bij die verbinding, nationaal en internationaal.
Die verbinding geldt ook de verhouding tussen politieke partijen. We zitten middenin een enorme crisis met een ongekend versnipperd politiek landschap. Met de opgave waar we voor staan, zullen we ons meer moeten richten op de overeenkomsten dan de verschillen. Dat vraagt om moedige politiek, noem het "leiderschap". Minimale verschillen tussen partijen vragen om maximale samenwerking. Maar ook als de verschillen groter zijn, moeten we elkaar sneller kunnen vinden. Ik hoor af en toe geluiden over een formatie die ongekend lang zal duren. Maar er moet een gedeelde urgentie zijn om na de verkiezingen snel met een nieuw kabinet aan de slag te gaan, met een agenda waar ik een aantal gezamenlijk ambities van heb genoemd. Dat is wat mensen van ons vragen. Als wij voldoende steun van die mensen krijgen, willen wij graag aan zo'n kabinet meedoen om op basis van visie, verbinding en vertrouwen mee te werken aan een beter perspectief voor mensen in ons land en daarbuiten, met voortdurende aandacht voor de kracht van de rechtsstaat. Om het met een klein amendement op de sterke zin uit de troonrede te zeggen: waar kansengelijkheid de norm en de praktijk is.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Meneer Rosenmöller heeft het over minimale verschillen en maximale samenwerking, maar met welke partijen ziet u dan minimale verschillen? Is dat bijvoorbeeld met de VVD, die uw duurzame energietransitie uitrolt? Kunt u dat nader specificeren?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja, dat zou ik op twee manieren kunnen specificeren. De verschillen tussen de Partij van de Arbeid en ons zou je kunnen categoriseren als vrij minimaal. Daarom werken we ook intensief met elkaar samen. Onoverbrugbaar lijkt mij de tegenstelling en het onderscheid met uw fractie: klimaatontkenner, ontwikkelingssamenwerking afschaffen, grenzen dicht. Dat gaat niet werken. Dus je moet duidelijkheid scheppen in de politiek over waar je mee kunt samenwerken en met welke partijen je de toekomst van dit land nationaal en internationaal kunt vormgeven. Ik denk dat dit met heel veel partijen kan, maar dat kan niet met partijen als bijvoorbeeld die van u, vanwege de genoemde redenen, puur op inhoudelijke gronden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zie dit als een compliment. Ik dank de heer Rosenmöller ervoor dat hij in ieder geval ziet dat wij niet met GroenLinks op dit gebied kunnen samenwerken. Kijk, als we samen een moskee kunnen sluiten ben ik uw partner. Maar nogmaals de vraag: ziet u verschillen met bijvoorbeeld de VVD? U zit niet in het kabinet, maar de minister-president rolt wel uw agenda uit. Dus ziet u daar verschillen?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik heb betoogd dat er ondanks het feit dat ik zie dat onder andere als les uit deze crisis, niet met u maar wel met een aantal andere partijen conclusies getrokken worden die het perspectief bieden van een gezamenlijke agenda ... Ik heb bijvoorbeeld genoemd de waardering voor de publieke sector. Ik heb bijvoorbeeld genoemd de kwestie van de wooncrisis. Ik heb bijvoorbeeld genoemd de verminderde steun voor het grote bedrijfsleven. Ik zie al die signalen. Betekent dit dat er verschillen zijn tussen partijen zoals de VVD en die van ons? Natuurlijk, legio verschillen. Maar dat zijn verschillen die gaan over prioriteiten, over snelheid, en iets minder over de richting die we op willen. U wilt een totaal andere richting op en dat maakt dat onze tegenstelling groot is en onoverbrugbaar. Ik zie dat ook in het verhaal van de heer Frentrop, omdat dat toch wel hele grote verhalen zijn: ontkennen van klimaat, stoppen van migranten, al dan niet tijdelijk, verkwisting van geld naar Europa. Dat is niet een richting waar Nederland beter van wordt.
De voorzitter:
Dank u. Mevrouw Faber, tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Het is duidelijk uit dit uitgebreide antwoord, waar ik meneer Rosenmöller voor dank, dat hij duidelijk niet kiest voor Nederland, waar de PVV wél voor kiest. En ik zie ook gewoon dat u qua uitrolling van de energietransitie en het hele klimaatgeneuzel de partner bent van meneer Rutte. Dank u wel voor deze toelichting.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, namens de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Ik zou de heer Rosenmöller allereerst willen complimenteren met zijn mooie, constructieve bijdrage en ook een zoektocht naar wat de mensen in dit land écht tegenkomen. Dan hebben we het over de kloven, dan hebben we het ook over discriminatie. Ik zie ernaar uit om verder na te denken over dat voorstel dat is gedaan. Tegelijk sprak de heer Rosenmöller over de rechtsstaat warme woorden die ik volledig deel. Mijn gedachten gingen terug naar vorig jaar, toen wij samen met veel collega's een motie indienden die juist ook ten aanzien van die rechtsstaat tegen de regering zei: kom op, bepaal goed wat nodig is om een goed functionerende rechtsstaat te hebben en laat zien wat daar ook financieel voor nodig is, stel dat we in moeilijke tijden komen. We hadden toen niet in gedachten dat het zo rap zou gaan, maar dat was het belangrijke punt. Die motie is aangenomen, het resultaat is nog nul.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Mijn vraag is: kan de heer Rosenmöller juist hierop — hij is de hele tijd heel verbindend — met iets meer vuur dit kabinet aansporen? Dan sta ik hem aan te moedigen, want hier moet echt wat op gebeuren, juist als we kijken naar de komende jaren.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dank voor de aansporing van mevrouw Bikker. Ik heb eerlijk gezegd even geaarzeld, dus dit is geen opzetje, of ik hier aandacht aan moest besteden, ware het niet dat ik weet — daar ben ik bij betrokken geweest als indiener of eerste ondertekenaar van die motie met betrekking tot de rechtsstaat en de middelen die vrij moeten worden gemaakt in goede en slechte tijden als het gaat om de organisatie van de rechtsstaat — dat er echt al maanden geleden door de minister van Justitie en Veiligheid onderzoek is ingesteld; dat was namelijk de motie. Dat onderzoek moet voor de formatie, voor de verkiezingen tot een conclusie leiden, het moet opgeleverd worden. Dus als uw vraag is: zullen wij samen het kabinet nogmaals een keer dringend oproepen om ervoor te zorgen dat dat onderzoek ook echt op tijd klaar is opdat er in de volgende kabinetsperiode profijt van getrokken kan worden op de wijze waarop wij dat samen wilden, prima, ik ben uw man.
De voorzitter:
Dank u. Mevrouw Bikker, tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dan is mijn vervolgvraag, wie er van ons ook aanschuift bij welke tafel dan ook: zullen wij er voor dat komende kabinet dan ook voor zorgen dat het daadwerkelijk lukt om die middelen inderdaad te reserveren?
De voorzitter:
De heer Rosenmöller, graag een kort antwoord.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja. Dat gaan we doen op dit terrein en wat mij betreft ook nog op andere terreinen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan geef ik graag het woord aan de heer Knapen, die zal spreken namens de fractie van het CDA.
De heer Knapen i (CDA):
Voorzitter. In een eerder leven heb ik me weleens beklaagd over de relatief geringe aandacht die onze media besteden aan Frankrijk en Duitsland. Het zijn voor ons cruciale buurlanden die we vaak behandelen als buitenland. Het is ook journalistiek best een uitdaging om een Frans of Duits politiek debat appetijtelijk voor het vaderlandse publiek te serveren.
In vergelijking daarmee zijn de dagelijkse strapatsen in Washington en omstreken eigenlijk piece of cake. Het is ons vertrouwd, het verkoopt zichzelf ook als entertainment op de publiciteitsmarkt en de taal is de meeste mensen nabij. Dus gaat het meestal ook over Amerika.
Maar eerlijk is eerlijk. Dezer dagen moet ik die kritiek inslikken. De overweldigende aandacht voor de Verenigde Staten is dit keer terecht. Want het maakt nogal wat uit voor het politieke klimaat, ook bij ons hier in Europa, wie volgende week in Washington wint. Krijgen populisme en polarisatie nieuwe thermiek, of heeft kalmte weer wat meer de ruimte? Dat maakt óók voor de sfeer aan deze kant van de oceaan allemaal nogal wat uit.
Maar laat ik te midden van deze onzekerheid beginnen om het kabinet te complimenteren voor het getoonde leiderschap in de coronacrisis voor de zomer. Bewonderenswaardig hoezeer het kabinet toen bereid en in staat bleek, zowel twijfels en dilemma's te delen en toch adequaat leiding te geven. Belangrijker nog is dat toen maar weer eens bleek dat het overgrote deel van onze bevolking welwillend, hardwerkend en opofferingsgezind is. We klagen doorgaans graag, maar ondertussen leven we ook hier in een land met voornamelijk mensen van goede wil.
De coronacrisis heeft ook ruimte geboden aan een renaissance van de competentie. Deskundigheid en wetenschap blijken op zo'n moment onmisbaar en gewaardeerd. Natuurlijk is er een klein gezelschap ontkenners. Ze worden gedreven door onzekerheid, soms misschien door rancune, en zeker door een intens verlangen ergens bij te horen. Sociale media, met hun kracht tot verleiding, verslaving en polarisatie, kunnen een mens doen verdwalen in de algoritmes van het eigen gelijk. Maar coronaontkenning blijft ondanks alle ophef een randverschijnsel. Wat we zagen, was een revival van de competentie en een ook alleszins redelijk debat, zoekend naar een balans tussen volksgezondheid en economie.
De tweede golf, nu, gaat ons allemaal, ook het kabinet en het parlement, veel moeilijker af. Het chagrijn neemt toe, we hebben inmiddels ook op coronagebied als het ware 10 miljoen bondscoaches. We wonen ook nog hier in een land dat het onvertaalbare werkwoord "gedogen" ooit heeft uitgevonden. Ondertussen vertrouwen wij er dan toch op dat het kabinet zich niet door alle opwinding van de wijs laat brengen en we wensen het een zekere mate van onverstoorbaarheid toe.
Voorzitter. De huidige coronacrisis legt ook scherper en brutaler ontwikkelingen bloot die al veel langer sluimerden. Onze afhankelijkheid hier in Europa van verre landen als China en India, ook voor simpele medicijnen, maar ook de kwetsbaarheid bijvoorbeeld van zoveel zzp'ers. En zeker ook het verschil in perspectief voor verschillende groepen in de samenleving. Dit verschil in perspectief knaagt. We moeten niet uit het oog verliezen dat de naoorlogse democratische stabiliteit was gebaseerd op een impliciet sociaal contract. Dat ging uit van een gestage groei van de levensstandaard voor iedereen. Het vertrouwen in dát contract kreeg een decennium geleden, tijdens de bankencrisis, al een stevige knauw. Toen werd voor iedereen zichtbaar wat zich al veel langer ontvouwde, namelijk dat de middeninkomens stagneren, dat baanonzekerheid groeit en dat vooral laaggeschoolden worden geraakt door technologische vooruitgang en globalisering.
Toen al zagen we ook een verhevigde behoefte om zondebokken aan te wijzen: de politieke elite, de bankiers, de immigranten, de buitenlanders. Voor zover we in de nasleep daarvan toen té schoorvoetend antwoorden op deze ontwikkelingen hebben gezocht, is de coronacrisis nu een echte wake-up call. Want er komt weer een hele grote groep potentiële slachtoffers bij, vooral jonge mensen, die worden opgezadeld met een valse start. En dat is bitter.
Voorzitter. De voorstellen van dit kabinet maken in dit licht over het geheel genomen een alleszins redelijke indruk. Een grote kaalslag onder personeel in het bedrijfsleven wordt voorlopig voorkomen. Er wordt geïnvesteerd in toekomstig verdienvermogen. Er zijn sociale vangnetten gespannen. Er is iets extra's voor de frontwerkers in de ziekenhuizen. En zelfs over de hele linie gaat de koopkracht vooruit. Maar voordat we onszelf alleen maar op de borst kloppen, toch ook een relativerende kanttekening die misschien in dit huis wel op z'n plaats is. Het blijft toch altijd frappant om te zien hoezeer dit land meedeint met z'n internationale omgeving, alsof politieke voorkeuren er in ons land amper toe doen.
Ik geef een paar voorbeelden. Een halve eeuw geleden was een reusachtige overheid in de mode. Nog altijd heeft niet een sociaaldemocraat, maar de VVD'er Hans Wiegel, als minister van Binnenlandse Zaken, het Nederlands record ambtenaren aannemen op zijn naam staan. Vervolgens waaide de westenwind van privatisering, marktwerking en deregulering in volle hevigheid over dit land. Niet een liberaal, maar de sociaaldemocraat wijlen Wim Kok, zeer gewaardeerd, is nog altijd recordhouder privatiseringen. Tien jaar geleden, na de bankencrisis, was bezuinigen overal het motto. Christendemocraat De Jager holde van fractiekamer naar fractiekamer om van VVD tot GroenLinks partijen te verenigen achter een streng bezuinigingsprogramma.
En dan nu, tien jaar later, gebeurt het omgekeerde. Nu wordt in de hele wereld een onvoorstelbare hoeveelheid geld het systeem in gesmeten. Dat gebeurt dus ook hier. Het past in de huidige internationale communis opinio van het alledaagse verstand. Maar het illustreert ook de betrekkelijkheid van al die breed uitgemeten verschillen tussen de vele politieke partijen in ons land. We worden minder gedreven door politieke opvattingen dan door de internationale trend en de tijdgeest. Maar wie met de tijdgeest trouwt, kan ook snel weduwnaar worden, zo leerde ons al een bekend filosoof.
Toch blijft één vraag bij ons hangen. De Raad van State stipte dit ook aan. Is er enig idee hoe de financiële waterval straks weer kan worden gekanaliseerd? Als ik het goed begrijp — maar ik laat me graag corrigeren — zit het eigenlijk als volgt: óf we groeien dankzij deze monetaire dijkdoorbraak uit de schulden óf groei blijft achterwege. In het laatste geval blijft geld gratis en kunnen we gewoon doorgaan met lenen. Klopt het dat er dus nooit een probleem is? Hebben we inflatie inderdaad definitief afgeschaft?
Voorzitter. Door de coronadrama's zouden we bijna vergeten wat het land daarvoor in zijn greep hield en dit ongetwijfeld straks ook weer zal doen, namelijk de verdeling van de beperkte ruimte die we hier hebben. Dit wordt aangeduid met trefwoorden als klimaat of stikstof. Zeker met stikstof hebben we onszelf toch geweldig in de nesten gewerkt. Op een zeker moment is die covidverdoving uitgewerkt en dan ligt het onderwerp weer in alle hevigheid op tafel. We hebben ons daarbij ook de twijfelachtige luxe van een soms hevige polarisatie veroorloofd, terwijl we toch allemaal weten dat iedereen aan het eind van de dag zal moeten inschikken. We noemen het stikstof, maar in feite hebben we het over de sociaaleconomische ontwikkeling van ons land. Het gaat over woningen en infrastructuur, over landbouw en natuur en over de ruimtelijke ordening die hiervoor nodig is.
We wonen hier met veel meer mensen dan we aan het begin van deze eeuw hadden gedacht en dat in een toch al heel dichtbevolkt land. Ik heb de volgende vraag aan het kabinet: bieden de jongste voorstellen van het kabinet nu de langverwachte uitweg of staan ons nog allerlei verdere verrassingen te wachten? Deze vraag wordt vooral ook ingegeven door de alom bespeurde behoefte om eindelijk te weten waar we aan toe zijn.
Voorzitter. Ik wijd een enkel woord aan veiligheid en criminaliteit. Ik heb daar vorig jaar ook over gesproken. Het is hier al vaak gezegd: dit land is een walhalla voor drugs. We zijn de grootste producent van chemische drugs in Europa en waarschijnlijk ook in de wereld. Dit gaat gepaard met gruwelijke en verloederende uitwassen, die we allemaal kennen. De commissie-Noordanus kwam onlangs met de aanbeveling om er nu eindelijk eens werk van te maken. Een van mijn fractiegenoten vroeg vorig jaar al aan de minister van Justitie om dit niet zomaar met geld te doen, maar met een deltaplan dat we, net zoals destijds bij de Deltawerken gebeurde, jarenlang vastberaden volhouden. Politie en justitie, maar ook allerlei partijen uit de samenleving, moeten vele jaren worden betrokken bij dit plan, van de notaris tot de chemische industrie, van het autoverhuurbedrijf tot het waterschap, van de WhatsAppgroep uit de wijk tot de directeur van de school.
Dit plan moet worden begeleid door een jarenlange overheidscampagne, gericht op alle Nederlanders, om niet weg te kijken. We hebben dit ook gedaan bij de strijd tegen het roken. Het mag lang hebben geduurd, maar uiteindelijk werkte het. Dus geen ad-hocimprovisaties meer met stoere taal en koppen in chocoladeletters in de krant, wanneer we weer eens opschrikken van een gruwelijk vondst. Nee, we vragen om een deltaplan — misschien met een soort rijkscommissaris aan het hoofd — dat jaren wordt volgehouden. Dat doen we voor die andere dreiging, die van de dijken en de stijgende zeespiegel, immers ook.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
Misschien is de heer Knapen, net als ik, aan het genieten van de Netflixserie Undercover. Zo niet, dan is dat een aanrader. Los daarvan, we hebben het hier al eerder over gehad. U noemde de strijd tegen de doorbraak van de dijken. We hebben het al decennia over meer repressie en over dat er meer mensen op moeten worden gezet, maar het echte kantelpunt zal zijn dat je gaat kijken welke drugs je kunt legaliseren. Hoe kun je je lijst veranderen? Bepaalde softdrugs kunnen worden gelegaliseerd en je zou naar bepaalde vormen van MDMA kunnen kijken. Dat zou de echte doorbraak ten goede komen. Zou u daarop willen reageren?
De heer Knapen (CDA):
Ik zei aan het begin iets over belangstelling voor Frankrijk en Duitsland. In mijn ogen is op dit moment de beste serie Baron Noir van CANAL+. Ik geef u even een alternatief als u toch series gaat kijken.
Het gaat ons om het volgende. Zelfs in Canada, waar op dit moment allerlei experimenten worden gehouden met het mogelijk legaliseren van drugs, stelt men vast dat het mislukt. Waarom? Omdat de illegaliteit van deze branche dermate groot is dat dit een dominant fenomeen is in deze hele discussie. We hebben het jarenlang tegen elkaar gezegd. Hier is altijd die tegenstelling geweest. Wij zijn tegen drugs, laat daar geen misverstand over bestaan. Zelfs als je ervoor zou zijn — dat staat ook in het laatste rapport van Tops en Tromp — is het een hopeloze zaak wanneer je de illegaliteit en de daarmee gepaard gaande criminaliteit laat lopen. Dat is de kern van mijn betoog.
Mevrouw Bredenoord (D66):
De heer Knapen zei net zelf heel mooi: wie met de tijdgeest trouwt, is snel weduwe. Ik vind uw opmerking een beetje een tijdgeestopmerking. Volgens mij moeten we groter denken, want we proberen dit al decennia. U had het net ook over internationale samenwerking. Je moet dus juist kijken of je het tij kunt kantelen. Je moet dus niet met een of twee landen, maar samen kijken hoe je tot een soort legaliseringsbeleid kunt komen.
De heer Knapen (CDA):
Ik zie dat punt, maar ik ben het niet met mevrouw Bredenoord eens dat we dit al decennia proberen. Sterker nog, we proberen dit al decennia een beetje te relativeren. Ik noemde het werkwoord "gedogen". Het is een beetje wegkijken. We wuiven het een beetje weg, zo van: ach, moet kunnen. Ik geloof dus niet dat we dit al decennia proberen. Ik wil alleen aangeven dat dit probleem levensgroot blijft hangen, wat je aan het eind van de dag ook vindt van legalisatie van softdrugs. Ik heb mijn standpunt aangegeven. Het is een ontkenning om te doen alsof je het oplost door de zaak te legaliseren, want zelfs experimenten, zoals in Canada, geven aan dat het niet kan.
De voorzitter:
Vervolg uw betoog.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. Tot slot maak ik een paar opmerkingen over dit kabinet en Europa. Als we proberen uit de platgetreden paden van Eurofielen en Eurosceptici te stappen, dan moeten we om te beginnen toch vaststellen dat we elkaar in dit stukje van Europa harder nodig hebben dan ooit. Want in verdeeldheid zijn we kwetsbaar voor alles wat in bedreigingen op ons afkomt, of het nu gaat om Google, China, Poetin, Trump of de instabiliteit ten zuiden van de Middellandse Zee. Neemt deze premier het Nederlandse publiek wel voldoende mee in het besef dat we elkaar daarom harder nodig hebben dan ooit, of blijft de verleiding groot om gewoon de makkelijke kaart te spelen en aan te geven wat er allemaal niet deugt aan Brussel, wat er niet deugt aan Italië, wat er niet deugt aan Griekenland, wat er niet deugt aan et cetera, et cetera, zodat je aan het eind van de rit kunt vaststellen dat we het eigenlijk best geweldig met onszelf getroffen hebben?
Voorzitter. Onze premier heeft gevochten als een leeuw om nog wat af te knabbelen van het grote steunpakket voor de zuidelijke landen. Maar wat is nu eigenlijk de winst daarvan? In ons land wordt geconstateerd dat het verzet niet zo veel heeft opgeleverd en buiten ons land wordt geconstateerd dat het allemaal weinig constructief is geweest. Het is allebei een beetje waar. Is dit niet allemaal te veel manoeuvreren over geitenpaadjes, zonder precies te weten waar we heen willen? Daar mag je politiek-ambachtelijk best grote bewondering voor hebben, en dat heb ik ook, maar het kan strategisch gezien schaden. Het doel raakt uit zicht. Er is te weinig vergezicht.
Geldt hier eigenlijk niet dat een premier, dat deze regering, dat dit kabinet mensen moet meenemen in een overkoepelend narratief vanuit de noodzaak de meerwaarde van een hechtere bondgenootschappelijke band in Europa te beklemtonen? Schets je geen perspectief, dan ontpopt elk compromis in Europa zich eigenlijk als een nederlaag, want bij een compromis leveren we iets in wat we niet in willen leveren. En waarom zouden we, met het risico te eindigen als een soort David Cameron? Pas met een strategie die een hechtere bondgenootschappelijke band met onze Europese omgeving als uitgangspunt neemt, kun je in eigen land trots verkondigen dat we hebben bijgedragen aan een compromis, dat we de kern van Europa mee hebben versterkt en dat zoiets dus ook best iets mag kosten. Een verhaal met een perspectief kan van een compromis een succes maken. Een verhaal zonder visie maakt van een compromis een nederlaag.
Nu heeft onze premier ondertussen ook nog zo "succesvol" — en ik schrijf het tussen aanhalingstekens — geknokt voor een lagere Nederlandse afdracht dat we twee belangrijke andere dingen hebben laten schieten: meer geld voor innovatie, wat juist voor ons land echt belangrijk is en, waar wij ook zeer aan hechten, een hardere stok achter de deur tegen landen als Hongarije en Polen.
De heer Kox i (SP):
Het is altijd een plezier om naar collega Knapen te luisteren — overigens ook naar alle andere fractievoorzitters — omdat zijn verleden nog terug te horen is in de volzinnen die hij hier aan ons voorlegt. Mij valt op dat het wel erg beschouwend is wat er allemaal gebeurd is. Ik werd getriggerd door de zin "niet de verschillen onderling, maar de internationale tijdgeest bepaalt een beetje wat wij hier doen". Daar vond ik collega Knapen toch iets te afstandelijk. Het is het CDA, de partij die hier sinds jaar en dag een rol van belang speelt in het landsbestuur, dat heel veel van die tijden heeft meegemaakt. Tijdgeest komt niet over je; tijdgeest is een product van menselijk handelen natuurlijk. Dus de vraag aan collega Knapen, in lijn met de vragen die ik ook aan Annemarie Jorritsma stelde, is: wat heeft het CDA er nou van geleerd? Het CDA was er voortdurend bij. Vorig jaar hadden we het al over de sociale volkshuisvesting, dat die afgebroken was en terug zou moeten komen. We zijn een jaar verder. Hoe staat het ermee? Wat vindt u van het afschaffen van de verhuurderheffing bijvoorbeeld? Het is fijn om algemeen te beschouwen, maar we hebben het vandaag ook over de begroting voor 2021.
De heer Knapen (CDA):
Ik wil direct in de laatste passage — het is maar twee alinea's — heel even terugkomen op het karakter van dit debat. De vragen die de heer Kox terecht aan de orde stelt, hadden wat ons betreft ook keurig een plek kunnen krijgen in de Financiële Beschouwingen. U weet dat we gediscussieerd hebben over de vraag of we dit debat überhaupt dit jaar moeten houden. Het zijn Algemene Beschouwingen, Algemene Politieke Beschouwingen. Ik heb keurig geprobeerd me aan die titel te houden. Ze zijn algemeen en politiek en op heel veel details komen wij straks te spreken in volgende debatten, maar met name ook als wetsontwerpen hierheen komen. Dus vandaar dat ik het geformuleerd heb zoals ik het heb geformuleerd, maar als u een specifieke vraag heeft over een specifiek onderwerp wil ik daar graag even antwoord op geven.
De heer Kox (SP):
Beschouwingen over het verleden zijn buitengewoon waardevol om te leren wat we in de toekomst zouden kunnen doen. We kunnen daar straks op terugkomen, maar ik ben toch benieuwd hoe het CDA met het oog op de begroting van 2021 denkt over de verhuurderheffing. Moeten we daarvan af, zodat we meer woningen kunnen bouwen, de huren kunnen bevriezen, de sociale-volkshuisvesting kunnen herstellen? Moeten we van het leenstelsel nu echt definitief af? Hoe gaan we met de sociale werkplaatsen om? Vragen die allemaal gespeeld hebben en op een bepaalde manier beantwoord zijn in het verleden, met en zonder steun van het CDA. Ik wil bij een algemene beschouwing toch graag weten niet alleen "wat vond je ervan", maar ook "wat vind je ervan". Waar moeten we naartoe met dit alles?
De voorzitter:
En dat in een kort antwoord, meneer Knapen.
De heer Knapen (CDA):
Een beetje in het verlengde van collega Rosenmöller die het had over het grote aantal overeenkomsten tussen een aantal partijen in dit huis, heb ik aangegeven dat je dat niet alleen in het verleden, maar eigenlijk nu ook weer ziet. Er is eigenlijk weinig discussie geweest over de vraag of dit kabinet correct heeft gehandeld door enorme steunpakketten de samenleving in te sturen. Daar zie je aan, wanneer dat van links tot rechts wordt gesteund met hooguit kleine nuances, hoe zo'n proces gaat. Als je dat in de Tweede Kamer zegt is het misschien een beetje spelbederf, want daar moet men het ook hebben van wat Freud ooit het narcisme van het uitvergroten van het kleine verschil noemde. Maar hier mogen we daar gerust een beetje afstandelijker naar kijken. Dan zijn die verschillen niet zo groot.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan ga ik naar meneer Bredenoord. Excuus, naar mevrouw Bredenoord namens D66.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik ga hier maar even geen commentaar op geven.
Voorzitter. Ik weet dat de heer Knapen en ik behoorlijk op één lijn zitten als het gaat over vriendschappelijke Europeanen. Ik ben dus ook blij dat hij daar net een opmerking over heeft gemaakt en een vraag over heeft gesteld aan het kabinet, namelijk over het niet verwaarlozen van het Europese bondgenootschap. Nu maakte ik me daar de afgelopen weken wat zorgen om omdat uw partijgenootgenoot Omtzigt — ik zag net zelfs dat hij de nummer twee is op de kieslijst van het CDA — pleit voor opt-outs binnen de Europese Unie. Ik hoop dat de heer Knapen mij kan geruststellen dat dat niet de richting is waar het CDA aan denkt.
De heer Knapen (CDA):
Wij voeren dit debat over het kabinetsbeleid en niet over discussies, in dit geval van mijn partij, over een verkiezingsprogramma, maar ik kan mevrouw Bredenoord wel van mogelijke angsten afhelpen door te zeggen dat wij het niet hebben over opt-outs binnen onze partij.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik vind het heel fijn om dat te horen. Dank u wel.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
In de eerste plaats dank ik de heer Knapen voor zijn boeiende doorwrochte betoog. Ik vond ook geen reden om hem middenin het betoog te onderbreken. Daarom doe ik het aan het eind even. Net als mevrouw Jorritsma nam u ook middengroepen in de mond. Ik steun dat graag. Wat vindt u ervan dat 3 miljoen ouderen al 13 jaar er in koopkracht heel fors op achteruitgaan en niet geïndexeerd worden de komende jaren wanneer zij hele grote kortingen voor de kiezen krijgen? Welke plek verdienen die 3 miljoen mensen die hard gewerkt hebben en Nederland mede hebben opgebouwd?
De heer Knapen (CDA):
We hebben met de gewaardeerde collega Van Rooijen vaker gediscussieerd over een onderwerp dat hem na is, namelijk pensioenen. Wij waren aan het eind van de rit ook allemaal blij, misschien zelfs opgelucht, dat er een pensioenakkoord in aantocht is. Wij hopen zeer dat het ook tot een goed einde wordt gebracht, omdat dit pensioenakkoord de mogelijkheden biedt om in de balans tussen jong en oud en in de balans tussen mannen en vrouwen tot op zekere hoogte — wat hier speelt met hun werkgeschiedenis — recht te doen aan alle partijen en ook aan de gepensioneerden. Ik ben het helemaal met de heer Van Rooijen eens dat het schrijnend is om te zien dat een grote groep eigenlijk door de arrangementen die we hebben getroffen daar de dupe van zou kunnen zijn en in sommige gevallen daar ook al de dupe van is geweest. Het is een onderwerp dat breder is dan alleen de gepensioneerden. Dat weten we van elkaar. Het is een onderwerp van solidariteit tussen generaties waar aan beide kanten iets gedaan moet worden om te zorgen dat we die solidariteit overeind houden.
De voorzitter:
Dank u, meneer Knapen. Een korte slotvraag, meneer Van Rooijen.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
In de eerste plaats ben ik het helemaal met de heer Knapen eens, tot slot: als je het over pensioenen hebt, dan heb je het over jong en oud en het is een taak van ouderen om te zorgen dat ook de jongeren straks een goed pensioen krijgen. Daarover zijn we het eens, maar kunt u aangeven ... U noemt het schrijnend; daar zijn wij het dan over eens. Maar vindt u dat daar op korte termijn iets aan gedaan moet worden, niet alleen omdat er bij die mensen onzekerheid is over de toekomst, maar ook omdat ze in het verleden veel tekort zijn gekomen?
De heer Knapen (CDA):
Ik vind het lastig om, terwijl het debat over het pensioenakkoord nog gevoerd moet worden en zich nog moet neerslaan in wetten, vooruit te lopen op wat het kabinet hiermee doet. Een beetje laf, maar ik meen het wel: ik zou die vraag graag willen doorspelen naar het kabinet, waarbij ik vermoed dat ze vandaag niet meer dan een heel algemeen antwoord kunnen geven, omdat de vertaalslag nog volgt. Maar ik deel uw zorg en ik ben benieuwd waar het kabinet mee komt.
De voorzitter:
Dan stel ik voor dat u uw betoog vervolgt.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. Tot slot heb ik nog een kleine reflectie op het debat dat we vandaag voeren, want ik zeg u eerlijk: onze fractie had er een beetje aarzelingen bij, zeker in deze spannende tijd. We hebben zelfs even gesuggereerd om dit jaar de Financiële en de Algemene Beschouwingen maar samen te doen. Want we zijn hier toch vooral om wetsvoorstellen die de belangrijkste politieke horde al hebben genomen, nog eens wat afstandelijker tegen het licht te houden. Zo zien wij onze rol hier althans. Ons gezag zit hem vooral — en daar sluit ik mij aan bij collega Jorritsma — in het aannemen en verwerpen van wetsvoorstellen en in de zorgvuldigheid waarmee wij zulke besluiten beargumenteren. Want die argumentatie gaat vervolgens in de implementatie van trajecten tot aan rechtbanken toe een rol spelen. Ik zou dan ook iedereen hier willen oproepen om in deze geest het debat met elkaar te blijven voeren.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Knapen. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Vos, die zal spreken namens de fractie van D66. Excuus, ze zal in ieder geval spreken namens de Partij van de Arbeid. Als het ook namens anderen is, horen we dat. Het is gisteravond erg laat geworden, dus dan krijg je dat.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Voorzitter, ik begrijp u wel met dat slaaptekort en ik hoop dat we het vanavond op tijd kunnen afronden.
Voorzitter. Tijdens de Tweede Wereldoorlog, 75 jaar geleden, maakten de mannen in Sint-Michielsgestel plannen om het land na de oorlog op te bouwen. Dat land lag in puin, er was hele diepe verdeeldheid onder de mensen en er was ook heel veel verdriet. Nederland móést beter uit die oorlog komen. Die mannen hadden een visie, zeg ik ook richting de minister-president. De wederopbouw van Nederland werd een succes. Er kwam onderwijs dat van dubbeltjes kwartjes maakte; volkshuisvesting, zodat iedereen in een nette huur- of koopwoning kon wonen; een fijnmazige infrastructuur en welvaartsgroei voor iedereen. Ook bouwden de politici aan een stevig fundament van internationaal recht. Het Vluchtelingenverdrag en de Europese Unie zijn de weerslag van de diepe overtuiging dat er nooit meer zo'n oorlog mag komen en dat we nooit meer vluchtelingen aan hun lot mochten overlaten.
Voorzitter. We staan in 2020 ook weer voor enorme opgaven. Ze zijn anders dan 75 jaar geleden, maar een aantal parallellen is wel te trekken. We hebben een gezondheidscrisis, een economische crisis en een sociale crisis, en nog steeds die ontwrichtende klimaatcrisis en die schrijnende vluchtelingencrisis. Net als 75 jaar geleden moeten we weer beginnen aan wederopbouw en die moet verder reiken dan de gezondheidscrisis van de laatste maanden. Onze drie planbureaus — SCP, CPB en PBL — deden in mei en aan het begin van deze maand ook weer een oproep om te beginnen met een duurzaam herstel dat breder is dan alleen een economisch herstel. De PvdA-fractie wil graag met deze regering van gedachten wisselen over de vraag hoe we gezonder, groener en gelijker uit deze crisis komen.
De PvdA-fractie maakt zich zorgen over een aantal groepen mensen die het al zwaar hádden, maar het nog zwaarder hebben door de gevolgen van de coronapandemie, bijvoorbeeld onze kwetsbare ouderen, mensen met een beperking en de mensen die hen verzorgden. Hun verpleeghuizen werden gesloten in april en er hebben te veel ouderen tien weken lang in eenzame opsluiting gezeten. Een mevrouw die ik daarover sprak, zei dat ze als kind de angst in de oorlog had meegemaakt, maar ze zei ook dat ze zich van toen de troost en de saamhorigheid kon herinneren. Nu had ze tien weken niemand van haar familie op bezoek gehad om haar verdriet te delen. Tien weken geen bezoek, geen knuffel, terwijl ze dat zo nodig had gehad! Haar zoon had ze twee dagen voor de sluiting van de verpleeghuizen begraven. En die gekmakende eenzaamheid! Het deed haar nog pijn om daarover te praten. Mij ook.
In de gehandicaptenzorg pakken de maatregelen soms hartverscheurend uit. Mensen met een beperking moeten verhuizen; hun vaste begeleiders zijn niet goed herkenbaar, doordat ze ingepakt in plastic schorten, brillen en mondkapjes zorg verlenen. Men kan geen bezoek meer ontvangen van ouders, omdat het aantal besmette medewerkers en cliënten toeneemt. Het is heel pijnlijk. Zorgmedewerkers werken zich een slag in de rondte. Toch maar weer een extra dienst en toch maar geen vakantie, want je cliënten hebben je nodig! In de zorg zeg je geen nee tegen mensen. In de verpleeghuiszorg en gehandicaptenzorg wonen mensen en je kunt geen afdelingen sluiten zoals dat wel kan in ziekenhuizen.
Door de coronacrisis is in de zorg pijnlijk voelbaar dat er een tekort aan medewerkers was en nog steeds is. De vraag is ook of de huidige medewerkers het vol gaan houden. Een paar weken geleden was ik in een verzorgingshuis in Erp en een aantal medewerkers zeiden dat ze een tweede golf niet wilden meemaken. Ze zijn verbaasd en soms ook boos over de mensen die in polonaise demonstreren tegen de maatregelen. Ze zijn ook getraumatiseerd door wat ze hebben gezien en door wat ze hebben meegemaakt. Een van de verpleegkundigen zei: mijn tranen zijn nu wel op; dat wil ik niet meer meemaken.
Voorzitter. Dat applaus voor de zorg hebben ze met gemengde gevoelens ontvangen. Dat geklungel over de zorgbonus ondergaan ze gelaten. Wat ze nodig hebben, is meer tijd om hun werk goed te doen en meer ruimte voor reflectie, intervisie, praten met de collega's, tijd om op adem te komen, tijd om vrije dagen op te nemen. Als dat structureel uitblijft, zullen er meer medewerkers uitvallen met burn-outs, of afhaken. Herkent de minister-president deze analyse? Voor de PvdA-fractie is het helder: we moeten nú maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze mensen in de zorg blijven en ook meer collega's krijgen.
De crisistijd heeft laten zien dat het noodgedwongen laten varen van regels meer mogelijkheden geeft om over de grenzen van instellingen samen te werken en dat leidt vaak eerder tot betere dan tot slechtere zorg. Waarom lukt het de regering dan niet om hier structureel vorm aan te geven? Al jaren worden er in het kader van het programma (Ont)Regel de Zorg schrapsessies georganiseerd en (Ont)Regelbussen het land in gestuurd, maar de effecten zijn zeer beperkt, blijkt uit onderzoek. Of ze worden weer teniet gedaan door nieuwe wetten en regels. Daar zijn we zelf verantwoordelijk voor. De zorg moet slimmer georganiseerd worden om zonder veel bureaucratie de juiste zorg op de juiste plek te leveren. Een SER-commissie verkent op dit moment de kansen en mogelijkheden om de knelpunten bij het aantrekken en behouden van zorgprofessionals weg te nemen, zodat het nieuwe kabinet aan de slag kan met de conclusies.
Voorzitter. In de onderwijs-cao is er wel ruimte voor duurzame inzetbaarheid en wordt er heel gericht gestuurd op het voorkomen van burn-outs. Mijn vraag aan de regering: komt die SER-commissie niet te laat? Welke lessen heeft de regering zelf geleerd de afgelopen jaren en op welke manier denkt zij de komende maanden zelf nog te kunnen bijdragen aan het verbeteren van de organisatie, van de arbeidsomstandigheden in de zorg? Elke maand die er gewacht wordt, zien wij als één maand te veel. Wat gaat de regering nog in deze regeerperiode doen om zorgmedewerkers te ontlasten en meer mensen in de zorg te laten werken? Is de regering bereid om met medewerkers in de zorg zelf een plan te maken om meer tijd en ruimte te geven voor duurzame inzetbaarheid?
Voorzitter. De PvdA-fractie maakt zich ook grote zorgen om jongeren die nu stage hadden moeten lopen of net de arbeidsmarkt op wilden gaan. Ze zijn de afgelopen maanden afgesloten van de kans om zich te laten zien. Ze zijn afgesloten van de beste manier om te leren hoe de wereld werkt. Het ziet er niet naar uit dat er binnenkort nog een stage komt. Vooral in het mbo — we hoorden en lazen daar gisteren over — waar leerlingen echt in de praktijk hun vak moeten leren, betekent dit dat het tekort aan stageplekken een ramp kan worden. Deze zomer kreeg ik een mailtje van een studente en die begon met "hoi!". Ik was natuurlijk nogal chagrijnig over de aanhef, want dat doe je toch niet, iemand die je niet kent met "hoi" aanspreken? Ik mailde haar een beetje chagrijnig terug met de opmerking dat mails die je op zo'n manier begint, meestal in de spambox terechtkomen. Ze mailde me direct terug. Dat had niemand haar ooit verteld! Zo deed iedereen in haar omgeving dat. Het is zo belangrijk dat studenten praktijkervaring kunnen opdoen, en dat geldt dus niet alleen voor mbo-studenten. Tijdens een stage kun je zien hoe de dynamiek in de groep werkt, hoe je zelf bent in relatie tot anderen, welke omgangsvormen passend zijn. Een generatie lijkt niet een coach te krijgen om dit soort processen te leren, want als de coronacrisis voorbij is staat er weer een nieuwe generatie te trappelen om stages te doen.
Voorzitter. En nu de vraag aan de regering. Heeft zij deze groep studenten en stagiaires in kaart gebracht en wat gaat zij doen om samen met studentenorganisaties, middelbaar en hoger onderwijs en het bedrijfsleven het gemis aan stages op te lossen om bij te dragen aan de ontwikkeling van deze jongeren tot vaardige werkenden? Welke verantwoordelijkheid neemt de centrale overheid in dezen als grote werkgever en opdrachtgever?
Voorzitter. Een ander onderwerp. David Attenborough heeft in zijn laatste serie laten zien hoe gedurende zijn leven mensen flinke delen van de aarde gewoon verwoest hebben: een scene over Borneo, het regenwoud, prachtig, en hoe dat is gekrompen van een heel eiland naar een puntje. Het is pijnlijk om te zien. We hopen dat zijn documentaire meer mensen wakker schudt. We moeten nu ons gedrag aanpassen. Ik zie wel een parallel met de huidige coronamaatregelen. Als we nu voor onze ouderen en mensen met een zwakke gezondheid offers kunnen brengen om besmettingen te voorkomen, zouden we dat nu dan ook niet kunnen doen voor onze jongeren? Het is hun wereld, het is hun toekomst waar zij binnenkort in moeten leven. Is het niet nu tijd om te stoppen met de industriële wijze van het houden van dieren, om daar 70% van onze landbouwgrond voor te gebruiken? Waarom moeten wij al dat vlees voor de export produceren en blijven zitten met de viezigheid?
Voorzitter. Er is een gewaagde oplossing en die past in de geest van de wederopbouw en de Deltawerken: het dier uit de voedselketen halen. Moet Nederland niet een voorloper worden in het onderzoek naar en de productie van kweekvlees en melk direct uit gras? Door gebrek aan investeerders dreigt de commerciële doorontwikkeling van kweekvlees en melk direct uit gras te stoppen. In de Tweede Kamer hebben ze het over het Groeifonds. Dit zou volgens de PvdA die hier nogal een visie heeft op de economie, typisch zo'n project zijn dat je vanuit het Groeifonds zou kunnen financieren. Het reduceert CO2, het leidt tot dierenwelzijn, het leidt tot een schoner milieu en het maakt ons weer voorloper in innovatie. Graag een reactie van de regering op dit voorstel.
Ambitie begint met kleine stapjes. Nu is er een Fries plan — dat hoor ik van mijn collega Crone — dat navolging verdient in heel Nederland. Daar spreken verschillende partijen, supermarkten, de lokale overheden over 2 cent extra op een liter melk. Dat extra geld gaat naar natuurherstel, biodiversiteit, weidedieren. Als je dat op nationale schaal zou doen, leidt het tot een fonds van 100 miljoen euro per jaar. Is de regering bereid om naar dat Friese plan te kijken en in overweging te nemen om dat op landelijke schaal uit te rollen?
Voorzitter. De PvdA staat nog steeds versteld van de harteloosheid die het kabinet heeft laten zien na het uitbranden van het kamp in Moria. Als een Scrooge kruidenieren met sommetjes, zodat er maar niet over mensen gesproken hoefde te worden. De beelden van mensen die op een tapijt van modder moesten slapen deze herfst doen onze maag omdraaien. Dit kabinet heeft nog een paar maanden om te doen wat het moet doen: met de welwillende landen mensen opnemen en de procedure hier laten volgen. Niet iedereen kan hier blijven, maar ze kunnen zeker niet in Moria blijven. Hoeveel mensen zijn hier inmiddels gearriveerd van die 100? Wat gaat het kabinet doen om samen met de welwillende landen hulp te bieden aan de mensen die nu nog in Moria verblijven, maar nog liever om ervoor te zorgen dat de verdeling van de vluchtelingen over de Europese landen eindelijk eens snel en goed verloopt?
Voorzitter, een laatste opmerking. Vorig jaar, tijdens de APB, vertelde ik over Yusuf Khalid, de 14-jarige die de kindertroonrede mocht uitspreken over depressie bij kinderen, en vervolgens over de racistische drek die die jongen over zich heen kreeg. De minister-president was het toen met de PvdA-fractie eens dat het bestrijden van racisme chefsache is. Wij willen de regering dan ook bedanken dat ze ondanks alle stress over corona toch werk heeft gemaakt van de bestrijding van racisme en dat de regering ook erkent dat institutioneel racisme aangepakt moet worden. De PvdA ondersteunt daarom van harte het voorstel van de collega's Jorritsma en Rosenmöller over het onderzoek naar het niet handhaven van artikel 1 van de Grondwet.
Voorzitter, tot slot. 2020 is een verdrietig, saai, beangstigend en heel eenzaam jaar voor te veel mensen. We hopen ook dat dit het jaar wordt waarin we de wederopbouw gezamenlijk starten en dat we voortgedreven door een ideaal, een visie, net als de man in Sint-Michielsgestel, van Nederland een groener, gezonder en gelijker land gaan maken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bredenoord, die zal spreken namens de fractie van D66.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
We hebben eigenlijk een mondkapjeshouder nodig.
Voorzitter. Vandaag zijn het de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van dit kabinet in de Eerste Kamer. Graag maak ik namens de D66-fractie van deze gelegenheid gebruik om de balans op te maken van ruim drie jaar Rutte III. Als de formatie vlot verloopt zit hier volgend jaar immers een ander kabinet.
Maar ik wil met name met de regering van gedachten wisselen over de coronacrisis en de periode die erna komt. Deze pandemie is immers een stresstest voor onze democratie en voor de rechtsstaat en versterkt de kansenongelijkheid in de samenleving. We wachten allemaal met smart op een vaccin, maar we mogen er niet van uitgaan dat deze begin 2021 klaarliggen. Dus moeten we een brede corona-aanpak gaan zien als een marathon in plaats van als een sprint. Nog steeds raken mensen besmet en worden ze ziek, zoals zojuist ook weer onze fractievoorzitter in de Tweede Kamer Rob Jetten.
Voorzitter. Na een lange formatie kwamen we uit op een coalitie van VVD, CDA, D66 en de ChristenUnie. De houding en koers van deze partijen zijn vaak behoorlijk verschillend. Mijn eigen vakgebied, de medische ethiek, is daar een uitstekend voorbeeld van. Maar met D66 als progressieve motor in het kabinet zijn er in drie jaar tijd toch veel dingen bereikt die de kwaliteit van leven voor mensen heeft verbeterd of nog zal verbeteren. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan hogere lerarensalarissen, geld voor lagere werkdruk, geld voor wetenschappelijk onderzoek, ruimer partnerverlof bij geboorten. Er zijn in 2018 veel nieuwe woningen gebouwd, er is meer budget ter ondersteuning van het parlement, er was een kinderpardon, er was een aanpassing van de Donorwet. Vanuit de toekomststoel gezien, waar ik het vorig jaar over had, hebben we een beslissende wissel omgezet als het gaat om klimaat en om pensioen. Zo zie je maar, politiek doet ertoe.
Wij zijn trots op wat er is bereikt, maar is het genoeg? Nee, natuurlijk niet. Het is nooit af en het gaat door de compromissen die in een coalitieregering onvermijdelijk zijn vaak niet zo ver als je zou willen, als ik in ieder geval zou willen. De vraag is dan altijd wanneer het genoeg is om eraan mee te werken en wanneer je het te weinig vindt. Als ik over twintig jaar — ik ben dan 60 — terugkijk op mijn lidmaatschap van de Eerste Kamer, zijn er denk ik hele goede stappen gezet, maar het is nog niet genoeg. Ik kom daar zo nog op terug.
Voorzitter. De overheid heeft dit voorjaar bij de uitbraak van het SARS-CoV-2-virus een unieke rol gespeeld. Wij vonden het met z'n allen vanzelfsprekend dat het onze gezamenlijke verantwoordelijkheid is om een deel van het inkomen van mensen in deze crisistijden te garanderen door middel van de NOW, Tozo en de andere steunmaatregelen tijdens de coronacrisis. Het overheidsoptreden paste bij een hernieuwde waardering van de overheid en een sterke publieke sector. Het past bij een sociaal-liberaal acterende overheid met een politieke agenda van vrijheid, emancipatie, sociale rechtvaardigheid en ook zeggenschap van mensen. Laat iedereen vrij en niemand vallen.
De pandemie van het coronavirus treft sommige mensen veel harder dan anderen. Het is vandaag al gezegd, en zeker ook gisteren. Het legt de bestaande kwetsbaarheden in onze maatschappij bloot. Wij zagen helaas mensen in kwetsbare posities die zieker werden dan anderen, die hun baan verloren, kinderen die tijdens de sluiting van de scholen geen gebruik konden maken van een computer en een toename van gendergerelateerd geweld. Bovendien hebben te veel mensen nog steeds geen toegang tot een fatsoenlijk huis, te veel jongeren vinden geen baan of geen stage. Het coronabeleid moet daarom niet alleen langs de lat van de volksgezondheid gelegd worden, maar ook langs de lat van kansengelijkheid.
Daarnaast wordt er in de Miljoenennota terecht gesproken over het bredewelvaartsconcept. Maatregelen dienen ook langs de lat van dat bredewelvaartsconcept gelegd te worden. Dat betekent niet alleen gezondheid, maar ook dat je zaak niet failliet gaat, dat je een huis kunt kopen, dat je elkaar nog kan ontmoeten in restaurant of theater, dat je naar school en college kunt, dat je schone lucht inademt, dat het in overeenstemming is met het Klimaatakkoord. Laten we de parels en fundamenten van de open maatschappij, ook in een crisis, zo veel mogelijk in stand houden. Het binnen verantwoorde grenzen openhouden van kunst en cultuur is een belangrijk onderdeel hiervan. Juist nu hebben we kritisch denken nodig, troost, esthetiek en het stimuleren van verbeeldingskracht. Bovendien is de culturele sector een belangrijke bron van werkgelegenheid.
Ik noemde net enkele uitgangspunten die wat de D66-fractie betreft leidend zijn voor het coronabeleid, nu en in de toekomst. Wij beseffen dat het een lastige balans is tussen garanderen van zorgcapaciteit voor coronapatiënten, het niet te veel afschalen van andere noodzakelijke zorg en bredere, belangrijke waarden en vrijheden. Het beleid lijkt nu soms wel erg te reageren op oplopende besmettingen, het heeft grote uitschieters en het is soms weinig voorspelbaar. Dit gaat allemaal nog wel een tijdje duren. Zou de minister-president nog eens kunnen reflecteren op wat de uitgangspunten van dit kabinet zijn in het coronabeleid? Wat is het doel? Graag een reflectie.
Voorzitter. De landen die een relatief succesvolle corona-aanpak lijken te hebben, hebben één ding gemeen. Ze hebben ruime en snelle toegang tot coronatesten en ze hebben een snel bron- en contactonderzoek. Zowel het BCO- als het testbeleid blijven in Nederland een kwetsbaar punt. Meerdere malen heeft mijn fractie aangegeven dat ook testen zonder klachten, na een positieve notificatie van de CoronaMelder-app of de GGD, mogelijk moet zijn. Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot laboratoriumcapaciteit en GGD-personeel, zo willen wij graag vragen aan de minister-president. En áls er in 2021 een vaccin ter beschikking komt, is Nederland dan klaar voor een grootschalig inentingsprogramma? Graag horen wij meer over die voorbereidingen.
Voorzitter. Gedurende de lockdown werden ook alle scholen gesloten. Vaders en moeders werden ineens ook meester en juf. Voor kinderen waar geen veilige thuissituatie was, waar de ouders de lessen niet konden opvangen, waar gezinnen in kleine woningen wekenlang op elkaar zaten of waar er geen laptop of wifi was en waar de school niet actief kon inspringen met digitale lessen, werd de kansenongelijkheid tussen kwetsbare en minder kwetsbare gezinnen alleen maar groter. Heeft het kabinet in beeld wat de impact was op de verschillende groepen leerlingen? En gaat de minister-president bij een volgende lockdown tot het uiterste om deze situatie te voorkomen?
Voorzitter. In de Tweede Kamer is een motie aangenomen dat er meer voorlichting over het ic-triageprotocol in fase 3, code zwart moet komen. En ook gisteren, bij het debat over de coronawet, is dit aan de orde gekomen. Het gaat over het triageprotocol dat in werking treedt als de druk op de intensive care zó hoog wordt dat er een tekort aan ic-plekken ontstaat. Het is opgesteld door de KNMG en de Federatie Medisch Specialisten met input van onder andere de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, maatschappelijke organisaties en ook ethici. Ik was er zelf ook zijdelings bij betrokken.
Het is evident dat ik hoop dat we nooit in dit scenario terechtkomen, maar toch moeten we erop voorbereid zijn. Wat is de huidige stand van zaken van het protocol? Graag hoort mijn fractie ook de visie van het kabinet op dit protocol. Wanneer, hoe en door wie wordt bepaald dat het in werking zal treden en hoe ziet u de rol van het kabinet en het parlement in dezen?
Voorzitter. Meerdere malen hebben we onze minister-president in zijn buitenlandse lezingen horen zeggen dat de toekomst van Nederland in de Europese Unie ligt en dat gezamenlijk optreden van de EU bittere noodzaak is. Dat geldt des te meer voor gezamenlijk optreden tijdens de coronacrisis. Want het virus houdt zich natuurlijk niet aan landsgrenzen. Maar helaas was er in de corona-aanpak weinig Europese coördinatie te zien. Elk land heeft zijn eigen beschermingsmiddelen, zijn eigen ic-beleid, reisadviezen en notificatie-apps. Sommige landen hebben 1 meter, andere landen 1,5 meter of ergens iets ertussenin. Van oudsher is gezondheidszorg een terrein dat aan de nationale lidstaten wordt overgelaten, maar de coronacrisis laat zien dat we een onderscheid moeten maken tussen gezondheidszorgbeleid in het algemeen en public health, dat wil zeggen preventie en volksgezondheid. Deelt de minister-president het standpunt dat er betere Europese samenwerking op het gebied van public health nodig is, specifiek als het gaat om preventie en coördinatie van ziekten en virussen met een grensoverschrijdend karakter? Kan de minister-president toezeggen dat we stappen gaan zetten om tot een betere coördinatie op dit terrein te komen? Mijn fractie overweegt een motie op dit punt in tweede termijn.
Een ander concreet voorbeeld zijn de reisbeperkingen binnen de Europese Unie. Het is een lappendeken aan kleuren, adviezen en restricties. Maar ook Schengen en de vrije beweging van mensen kwamen in lockdown. Welke stappen worden er gezet voor betere afstemming binnen de EU? Wanneer komt er één eenduidige verzameling reisregels binnen de EU?
Ook hier geldt weer dat het gaat om een marathon, niet om een sprint. De nationalistische reflex van grenzen dichtgooien is schadelijk. Graag een reactie.
Een ander voorbeeld is de interoperabiliteit van tracing apps. Een deel van de besmettingen van Nederlanders vindt plaats in het buitenland of in de grensregio's. Dan is het wel zo handig dat de verschillende corona-apps met elkaar kunnen communiceren. Uiteraard moeten die apps wel voldoen aan de privacy by design-voorwaarden zoals we die in Nederland ook hanteren. Graag een reactie van de minister-president.
Wat de coronacrisis ook blootlegde, was de bittere noodzaak voor een barmhartig Europees asiel- en migratiebeleid. Als we in Griekenland vluchtelingenkampen bouwen voor de eerste opvang van asielzoekers, dan moeten die kampen daar ten eerste een fatsoenlijke levensstandaard bieden en ten tweede gaat het expliciet om tijdelijke opvang.
De heer Knapen i (CDA):
Ik kon het toch even niet laten toen mevrouw Bredenoord het had over het interoperabel maken van die app. We hebben in vergelijking met andere Europese landen geloof ik zo'n 300% meer uren besteed aan het debatteren daarover dan elders is gebeurd, maar u zei dat al die apps in Europa wel moeten voldoen aan de Nederlandse privacyvoorwaarden. Is mevrouw Bredenoord het met me eens dat dit nou een schoolvoorbeeld is van hoe dingen altijd misgaan, omdat je wilt dat iedereen samenwerkt, maar uiteraard naar beeld en gelijkenis van onszelf? U zult zien, zodra u met andere landen communiceert hierover, dat ze in alle andere landen daar net iets andere opvattingen over hebben.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik kan de heer Knapen geruststellen, want die privacy by design-voorwaarden komen uit de GDPR, de Algemene verordening gegevensbescherming. Dus daar zullen de andere landen zich ook aan moeten houden. Sommige bepalingen zijn wat algemener geformuleerd, dus er is wat verschil over interpretatie, maar de voorwaarden in algemene zin staan in de GDPR.
De heer Knapen (CDA):
Dat moge zo zijn, maar in een aantal landen is vanwege de haast gezegd: wij gaan hiermee aan de slag en kijken vervolgens wel in hoeverre we het nog nader kunnen aanpassen. Frankrijk is daar een goed voorbeeld van geweest. Die hebben dus een ander systeem gekozen. Dus dit vragen aan de regering is eigenlijk ook iets vragen aan onszelf.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik wil de heer Knapen daar wel voor bedanken, maar dat betekent dus niet dat we een app kunnen gaan invoeren die niet aan onze eigen Europese privacyregels voldoet. Ik ben het met u eens dat we allemaal — daar eindig ik ook mee — door samen te werken altijd allemaal een stapje zullen moeten zetten, maar ik denk dat de minimale basis wel de wetgeving is die we hebben afgesproken.
Ik vervolg mijn verhaal. Dat betekent dat er snel perspectief moet zijn of mensen een plek in de Europese Unie krijgen, of dat ze daar niet voor in aanmerking komen. De situatie voor de mensen in de kampen is nu uitzichtloos, een situatie die mijn fractie anno 2020 in welvarend Europa echt onacceptabel vindt. Is de regering bereid zich echt hard te maken om een werkend systeem tot stand te brengen met het migratiepact? Kan dit pact dergelijke onmenselijke situaties voorkomen en hoe gaat Nederland hierin zijn verantwoordelijkheid nemen? Gaat de minister-president zich hier zelf ook actief voor inzetten? En is hij bereid om de handen ineen te slaan met Merkel?
Voorzitter. Het coronavirus is een zoönose, een ziekte of infectie die van dier op mens overspringt. Met een veel te intensieve bio-industrie en handel in exotische dieren blijven we kwetsbaar. Daarnaast hebben we een groot stikstofprobleem. Het enige wat er tot nu toe echt lijkt te zijn gebeurd om de stikstofuitstoot te reduceren, is de snelheid op de snelwegen verlagen. Als je nu kijkt naar zoönosen, naar stikstof, naar alle problematiek die de intensieve bio-industrie veroorzaakt, welke conclusies trekt de minister-president daar dan uit?
Wij zien nu dat het coronabeleid staat of valt met effectieve gedragsverandering. Geldt niet hetzelfde voor het behalen van de doelstellingen van het Klimaatakkoord? Heeft het kabinet hier voldoende aandacht voor en zo ja, in welke vorm?
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik ben het zeer met collega Bredenoord eens dat zoönosen per definitie vanuit de dierenwereld overspringen op de mensheid en dat intensieve veehouderij en bio-industrie daar ongetwijfeld een rol in spelen en ook een rol spelen in het niet-behalen van ons klimaatdoelstellingen. Collega Bredenoord spreekt daar de minister-president terecht op aan, maar ik zou ook aan haar willen vragen wat D66 tijdens deze kabinetsperiode gedaan heeft om de veehouderij te verkleinen. Ik weet dat de collega van u in de Tweede Kamer gezegd heeft dat het 50% minder moet worden. Wat heeft D66 concreet gedaan in het kabinet om te zorgen dat er ook maar iets van die 50% vermindering wordt waargemaakt?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik denk dat mijn partij een heel belangrijke rol heeft gespeeld bij het feit dat er überhaupt een Klimaatakkoord in dit kabinet gesloten is, met een aanzienlijke CO2-reductie. Ten tweede roepen wij op om bij de stikstofproblematiek niet met een snelle list te komen, maar met een duurzame oplossing. Ik heb dat net niet voor niets aan de minister-president gevraagd. Ten derde is ruim bekend dat wij voor een transitie naar circulaire landbouw zijn en dat wij boeren willen helpen om die transitie mee te maken, zodat ze nog een fatsoenlijk bestaan kunnen hebben, of om ze te helpen om een andere baan te vinden. Ik zei al dat je in een kabinet altijd compromissen moet sluiten. Dit is typisch iets waar we wat mij betreft nog veel harder kunnen gaan, maar uiteindelijk doe je het samen.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar daar zit misschien de crux: je doet het samen, maar dat betekent ook dat je heel veel slikt van de coalitie. Als er bijvoorbeeld een coronabesmetting giert door de nertsenhouderij, wat ook gevaarlijk is voor de volksgezondheid, dan zou je als coalitiepartner je andere coalitiepartners daar harder op aan kunnen spreken en kunnen zeggen: die nertsenfokkerij moet meteen dicht. Maar dat doet D66 niet. Het wordt een beetje obligaat op het moment dat je zegt dat de veehouderij met 50% moet worden ingeperkt en dat allerlei zoönose moet worden ingeperkt, maar daar verder niet concreet iets aan doet. Je maakt wel deel uit van een kabinet dat er niets of weinig aan doet.
Mevrouw Bredenoord (D66):
De heer Koffeman en ik schatten dat echt anders in. Ik zou weer kunnen zeggen: wij doen er tenminste wat aan. Ik vind echt dat wij belangrijke stappen hebben gezet. Het is historisch dat wij met een kabinet een Klimaatakkoord hebben bereikt en dat wij de handen ineenslaan om de doelstellingen van Parijs te halen. Het is historisch dat we nu praten over een radicale vermindering van de stikstofuitstoot, dat we praten over circulaire landbouw. Gaat het snel genoeg? Nee, het gaat niet snel genoeg, dat ben ik helemaal met u eens. Maar we doen er ontzettend veel aan en ik denk dat wij een hele belangrijke duw in de rug zijn om stappen de goede kant op te zetten. Uiteindelijk bereik je meer door samen te werken in een coalitie dan door te zeggen dat het niet genoeg is.
De voorzitter:
De heer Koffeman tot slot.
De heer Koffeman (PvdD):
Tot slot. Het is een beetje makkelijk om te zeggen: wij maken tenminste vuile handen en aan de kant sta je met lege handen. Vuile lege handen leveren ook niks op. Je kunt het met het klimaat niet op een akkoordje gooien. Dat is heel erg belangrijk, denk ik. Op het moment dat je niet de urgentie neerlegt in het kabinetsbeleid, is het de vraag of je genoeg eist van je coalitiepartners.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Die vuile handen heb ik niet genoemd. Dat zijn de woorden van de heer Koffeman zelf. Ik denk dat alles in mij en in mijn tekst die urgentie wel degelijk uitstraalt.
Voorzitter. Vorig jaar vroeg ik de minister-president naar de contouren, doelen en het tijdpad van het Groeifonds. Hij zegde ons toe dat we bij de Politieke Beschouwingen van 2020 de eerste projectvoorstellen konden bespreken. Liggen de eerste aanvragen inderdaad ter beoordeling voor aan de Commissie? Inmiddels staat vast dat het Groeifonds de komende vijf jaar cumulatief 20 miljard beschikbaar heeft voor infrastructuur, innovatie en al dan niet fundamenteel onderzoek. Mijn fractie is verheugd over deze investeringen en de gestelde doelen. Zoals Mariana Mazzucato heeft beschreven in De ondernemende staat, is het een populair misverstand dat de private sector staat voor creativiteit en ondernemerschap en de publieke sector voor logheid en bureaucratie. Mazzucato toont aan de hand van verschillende voorbeelden aan hoe publieke, soms zelfs riskante investeringen ten grondslag hebben gelegen aan bijvoorbeeld het internet en een schone-energietechnologie. Er staat in de voorwaarden van het Groeifonds dat de aanvragen moeten bijdragen aan groei van het bbp, maar daarnaast wordt er ook gekeken naar brede welvaart en naar duurzaamheidsdoelen. Hoe gaat de Commissie dat concreet wegen en beoordelen? En wat als er voor 8 miljard wordt aangevraagd en alle aanvragen voldoen aan de voorwaarden? Kan er dan meer toegekend worden, of is er 4 miljard per jaar beschikbaar? Als dat laatste het geval is, gaat de Commissie dan selecteren en, zo ja, op basis van welke criteria? Ik stel deze vragen mede omdat ik zelf veelvuldig in beoordelingscommissies zit, onder andere van NWO en het Duitse BMBF. Wij hebben bijna altijd wel te maken met meerdere aanvragen die uitstekend scoren op kwaliteit. Dan heb je dus additionele selectiecriteria nodig die al van tevoren bekendgemaakt zijn.
Voorzitter. In het jaar dat de Verenigde Naties haar 75ste verjaardag viert, zijn Europese samenwerking, multilateralisme, wederzijds begrip en een constructieve houding harder nodig dan ooit. Hoe verschillend we allemaal ook zijn, we willen allemaal op onze manier grote maatschappelijke vraagstukken oplossen en de kwaliteit van leven voor mensen verbeteren. Er zijn goede stappen gezet, maar het is nog niet goed genoeg. Progressief liberalisme betekent dat je nooit achterover kunt leunen. "Not good enough" betekent voor mij persoonlijk niet per se nog meer stukken lezen, maar nog beter proberen te begrijpen hoe we met z'n allen beter kunnen samenwerken en minder kunnen polariseren. Wij zien uit naar de antwoorden van de minister-president.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bredenoord. Dan geef ik het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Voorzitter. Terwijl Sinterklaas stiekem op een geheime locatie het land in moet sluipen, mogen wij wel sinterklaas blijven spelen voor de rest van de wereld. Volgens Rutte is Nederland in de kern een socialistisch land. Met deze vileine kwalificatie geeft de nepliberaal Rutte zichzelf carte blanche om de verworpenen der aarde eens stevig en inclusief aan zijn borst te drukken. En als een echte socialist laat hij ons zuurverdiende belastinggeld rijkelijk over de aardbol rollen. Gewetenloos tekende hij een pakket van 1.800 miljard voor zijn bazen in Brussel, waarvan 100 miljard op het bordje van de Nederlandse belastingbetaler komt. Onverteerbaar. Eerst heeft Rutte ons land jarenlang kapot bezuinigd om vervolgens sugar daddy te spelen voor landen als Spanje, Frankrijk en Italië. En tegen eerder gemaakte afspraken in lapt hij ons er ook nog bij met gezamenlijke Europese schulden waarvoor wij garant gaan staan en die nooit, nooit meer worden terugbetaald. Zo kunnen Franse pensionado's al vanaf 62 jaar heerlijk de hele dag door jeu-de-boulen, terwijl onze AOW'ers garantstaan voor hun schuld. Terwijl onze zorgmedewerkers alleen maar kunnen dromen over hun bonus, genieten Franse en Italiaanse zorgmedewerkers van een salarisverhoging van €2.000, waar onze medewerkers in de zorg aan meebetalen. Ze hadden beter allemaal ambtenaar kunnen zijn, want dan hadden ze in ieder geval al een loonsverhoging en €225 in de pocket.
Voorzitter. Als je op verjaardag gaat, neem je voor het feestvarken een cadeautje mee. Maar ja, op verjaardag gaan is er momenteel even niet meer bij. Dan maar op campagne. Dan neemt Rutte ook een cadeautje mee, dat hij uiteindelijk niet hoeft te geven. Maar ja, je moet ze iets voorhouden om naar uit te kijken, daar voelen ze zich nu eenmaal prettiger bij. Daarom ook brood en spelen. Brood hebben wij nog, dankzij onze boeren die doorploegen en -ploeteren. Maar buiten spelen mag niet meer. Goed, dan maar de joker inzetten: lastenverlichting. Nou, dat is al jaren een fopspeen. De inkomstenbelasting is altijd gerommel in de marge. En houd je een paar euro's over, dan worden die snel weggegraaid door lokale overheden. Vergeet niet de steeds oplopende huren, ziektekosten, energiekosten enzovoort.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik wil collega Faber het volgende vragen. Ze zegt: brood hebben we dankzij de boeren. Heeft zij een beeld van de hoeveelheid graan die er in Nederland voor brood verbouwd wordt?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik denk dat het meeste graan uit Frankrijk komt.
De heer Koffeman (PvdD):
En Oekraïne.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
En Oekraïne, dat zou kunnen.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar ik neem aan dat u het over Nederlandse boeren had. Of bedoelde u de Franse of de Oekraïense boeren?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik had meneer Koffeman iets creatiever ingeschat, want de uitspraak "brood en spelen" is gewoon een algemene uitspraak. Ik heb het niet zozeer over brood of graan, maar gewoon over de algemene producten die boeren verbouwen.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar de algemene producten die boeren verbouwen zijn grotendeels bedoeld voor veevoer, waarmee wij de slager en melkboer van de wereld zijn. Wij voeden 110 miljoen mensen buiten ons land en wij houden alle troep daarvan hier: de mest, het fijnstof, de stikstof. Wat vindt mevrouw Faber van die situatie? Vindt zij dat die situatie moet voortduren? Of moet daarin verandering komen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Kijk, meneer Koffeman vindt mest troep. Ik vind mest helemaal geen troep. Dat hebben we gewoon nodig om de aarde vruchtbaar te maken. In Afrika is een enorm tekort aan mest. Daar zouden ze heel graag onze mest willen hebben. Dat is punt één. Punt twee. Het klopt, veel van wat wij verbouwen gaat naar veevoer, en daar zijn de slagers heel dankbaar voor. Mijn familie ook, dat geef ik ook toe. Ik kom uit een slagersfamilie en ik eet graag een biefstuk, net als heel veel mensen die ik ken. Wat is er mis mee om vlees of landbouwproducten te exporteren? Dat is een heel groot aandeel van ons nationaal inkomen. Met dat nationale inkomen kunnen we die linkse hobby's van de Kamer financieren, maar daar gaat men heel vaak aan voorbij. Eigenlijk zou men de boeren dankbaar moeten zijn. Zij moeten het maar doen ondanks al die regels die ze krijgen opgelegd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Nee, nee, nee, ik geef nu het woord aan de heer Koffeman, tot slot.
De heer Koffeman (PvdD):
Tot slot. Mevrouw Faber zegt dat wij boeren heel erg dankbaar moeten zijn voor de bijdrage aan het nationaal inkomen, maar ik moet haar dan toch even wijzen op het feit dat bijvoorbeeld de melkveehouderij volledig floreert dankzij Europese subsidies. Nou weet ik dat de partij van mevrouw Faber niet zo heel veel ziet in Europese subsidies, maar in dit geval zou ze dat niet los van elkaar moeten zien. Maatschappelijke kosten voor de productie van vee ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Koffeman?
De heer Koffeman (PvdD):
De maatschappelijke kosten voor de productie van vee en vlees zijn groter dan de opbrengst, dus ik zou mevrouw Faber willen vragen om iets gematigder om te gaan met de stelling dat er uit die sector een grote bijdrage aan het nationaal inkomen komt.
De voorzitter:
Een kort antwoord en daarna vervolgt u uw betoog.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Wat betreft die subsidies van de Europese Unie: wij zijn ervoor om die af te schaffen, want dan hoeven we ook niet meer zo veel geld te brengen naar Europa. Daarbij komt dat onze boeren heel innovatief zijn en makkelijk kunnen concurreren met de boeren in Frankrijk en Spanje. Ook de visserij kan dat makkelijk. Het zou voor ons dus een zegen zijn. Prima dus, ik denk dat we elkaar daarin kunnen vinden.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Niet voor niets heeft een derde van de huishoudens moeite om rond te komen. Ruim 1,3 miljoen huishoudens worstelen met betalingsproblemen en hier blijft het niet bij. Aangejaagd door de coronacrisis groeit dit aantal gestaag door. De gepensioneerden, die dikwijls geen kant op kunnen, zijn helemaal de sigaar. Zij leveren al jaren in, terwijl er honderden miljarden in de pensioenpotten zitten. Zijn ze echt aan het einde van hun Latijn, dan mogen ze de laatste dagen wegkwijnen in een verpleeghuis.
Voorzitter. Nadat de Nederlandse belastingschroef is dolgedraaid, is de kans levensgroot dat er in de toekomst niet alleen blauwe brieven uit Apeldoorn op de mat ploffen, maar ook blauwe brieven uit Brussel. Rutte staat namelijk op het punt om ons nog verder uit te knijpen en het vetorecht inzake Europese belastingen te verkwanselen. Glad als deze regering is, worden schriftelijke vragen omtrent deze hete brij behendig ontweken. Je vraagt je dan af: doet-ie het wel of doet-ie het niet? Gaat de minister-president door de pomp? Concreet: gaat de minister-president dit vetorecht uit handen geven? Graag een reactie.
Voorzitter. Huishoudens hebben al tientallen jaren niet geprofiteerd van de economische groei. Waarom kan er nooit eens een bedankje af? Kom eens met een echt concreet cadeau voor alle Nederlanders, waar iedereen profijt van heeft. Dat is tenminste echt inclusief. Dus niet alleen een goedkoop applausje. Denk eens aan een heuse btw-verlaging. Dat werkt direct door in de portemonnee en is goed voor de binnenlandse consumptie. Ik zou zeggen: doe eens lief. Vergeet dat buitenland. Vergeet die smoes dat de systemen van de fiscus niet bestand zijn tegen een tariefsverlaging. Dat is namelijk onzin. In het recente verleden is gebleken dat deze systemen ondanks dat ze piepen en kraken wel heel goed bestand zijn tegen een tariefsverhoging. Dat dan weer wel. Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. We krijgen te kampen met een tekort van meer dan 100 miljard en een werkloosheid die kan oplopen tot wel 800.000 mensen. Heel Nederland levert in. Maar minister Kaag van Ontwikkelingshulp doet daar niet aan mee. De Nederlandse economie krimpt, de werkloosheid stijgt, maar deze minister peinst er niet over om zich aan de afspraken uit het regeerakkoord te houden. Je gaat toch geen 500 miljoen inleveren? Zij pompt liever dit jaar vrijwillig 484 miljoen in het netwerk van haar vriendjes bij de Verenigde Naties. Hoe die bak geld besteed wordt? Niet te controleren. Wat wel bekend is: er wordt een agenda uitgerold van antisemitisme, terrorisme en omvolking. Waarom wordt er niet een streep getrokken door deze vrijwillige waanzin? Hoe hoog is deze vrijwillige bijdrage begroot voor 2021? Graag een reactie van de minister-president.
Voorzitter. Door al dat internationale geklit en gekonkel, worden wij geleefd door steeds meer internationale regels uit internationale verdragen, die onze Grondwet uithollen. Hierdoor verliezen wij steeds meer grip op ons leven. De grenzen staan open voor Hassan en alleman. Blijkbaar is in tijden van corona inreizen voor hen geen probleem, maar uitreizen voor ons wel. Alsof nog niet genoeg gelukszoekers de weg naar Nederland hebben gevonden, met de bijbehorende ellende, haalden de IND en het COA het in hun hoofd om een heus reclamefilmpje te maken. Dat filmpje was in het Engels en ondertiteld in het Arabisch en daarin werd Nederland verkocht als het luilekkerland van de wereld. Zonder omhaal werd uitgelegd dat je recht hebt op een dokter en scholing en dat je een mooie, grote woning krijgt voor je hele gezin.
Maar let op: dan moet je wel de juiste dingen zeggen. Maar die fluistert de asielindustrie je wel in. Kinderporno op je telefoon is dan geen probleem. Martelingen op je telefoon zijn geen probleem. Zit je in een azc en jeuken je handen om homo's te treiteren, af te rossen en te verkrachten? Het is geen probleem. Een COA-medewerker stuurt die lhbt'ers wel weer rapido terug de kast in. Incidenten worden zo veel mogelijk onder de pet gehouden. Die zijn immers te politiek gevoelig. Ben je als man van, pakweg, onder de 35 op eigen initiatief uit Kabul of Aleppo komen aanlopen bij de Griekse kampen: joh, met een beetje mazzel kom je in aanmerking voor een kinderpardon. Die slappe VVD gaat namelijk toch wel overstag. Die doen alleen een beetje stoer, zo vlak voor de verkiezingen. Duurt het je allemaal wat te lang, dan fik je gewoon de boel af. Het is ook geen wonder dat inburgeringscursussen al bij voorbaat floppen. Deze overwegend jonge mannen moeten eens hun verantwoordelijkheid nemen en de boel thuis in eigen land op orde brengen.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
Ik wil even kijken of ik goed hoorde dat ik mevrouw Faber de term "omvolking" hoorde gebruiken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat is juist.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Is mevrouw Faber zich ervan bewust dat dat een term is uit het nationaalsocialisme?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat zou kunnen. Dat weet ik niet, daar houd ik me niet zo mee bezig. U wel?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik schrik er wel van als u dit soort termen gebruikt, dus wellicht dat u enig bewustzijn van de historische betekenis van dit soort termen kunt gebruiken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik begrijp de reactie van mevrouw Bredenoord. Ik vind het ook heftig. Ik verzin het niet zelf. Ik heb die naam van de vriendjes van uw lijsttrekker, mevrouw Kaag. Het komt bij de VN vandaan. Die hebben het over "replacement migration". Ik dacht ook: wat is dat nou? Als je dat een beetje vrij vertaalt, dan kom ik op "omvolking". Ik kan daar niet wat anders van maken.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Dit is wel heel erg creatief gebruik van taal door mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Een creatieve geest is toch niet verkeerd?
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Ik neem afstand van dat woordgebruik. Juist op deze dag, waarop we 75 jaar vrijheid herdenken, zou het denk ik goed doen als we allemaal bedenken welke woorden we gebruiken en welke impact die woorden hebben. Ik heb ook een vraag aan collega Faber. Ze had het net over een homoseksuele asielzoeker die in elkaar getrimd werd en over de gevolgen bij het COA. Ik ben blij dat zij opkomt voor mensen met een andere geaardheid. Dat waardeer ik. Tegelijkertijd is hun geaardheid of geloof ook de reden waarom sommige mensen op de vlucht zijn. De partij van mevrouw Faber zegt: grenzen dicht. Wat betekent dat voor deze mensen? Wat is uw opkomen voor deze man in het asielzoekerscentrum waard, als u hem net zo goed in zijn eigen land laat creperen?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zal heel kort zijn. Wij blijven bij de stelling dat we de grenzen dicht willen houden. Wij zitten hier met 17,4 miljoen mensen. We hebben ik weet niet hoeveel crises. We leven van crisis naar crisis. We hebben wel genoeg problemen.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Dat betekent dus dat het pleidooi van de PVV voor een samenleving met joods-christelijke waarden geen barst voorstelt. Voor iedereen die crepeert over de grens geldt dan: de grens is dicht en u kijkt er niet naar om.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Mevrouw Bikker wordt er een beetje emotioneel van. Dat snap ik natuurlijk ook wel. Maar mevrouw Bikker vergeet dat haar partij een ideologie als de islam gewoon faciliteert. Ze laat dat gewoon binnenkomen. Ik kan u het volgende op een briefje geven. Over tien of twintig jaar kan mevrouw Bikker niet meer naar haar kerk toe. Ze kan dan ondergronds gaan zitten. We hebben in Amsterdam al de schuilkerk Ons' Lieve Heer op Solder. Daar kunt u dan bij gaan zitten, als die kerk tenminste nog open is, want die kreeg ook al geen subsidie, omdat die kerk niet inclusief genoeg is. Wat ik dus wil zeggen, is dat de christelijke partijen zich momenteel uitleveren aan een ideologie als de islam. Ik kan u het volgende op een briefje geven. Dat wordt niet alleen het einde van het christendom, maar ook het einde van het jodendom en uiteindelijk van de rest van de ongelovigen.
De voorzitter:
Mevrouw Bikker, tot slot.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Ik ben blij dat mevrouw Faber enige emotie in mijn stem bespeurt, want die is er inderdaad. Dat komt namelijk omdat ik denk dat de kernwaarden van onze rechtsstaat hier heel belangrijk zijn. Als we het hebben over de christelijk-joodse wortels van onze samenleving, zou je ook kunnen geloven in het verhaal dat die wat inhouden. Juist zo heb je als samenleving wat te zeggen tegen elkaar. Je moet niet alleen maar moslims afbranden, affakkelen, en zeggen: daar wil ik niks mee; ik wil moskeeën sluiten. Ik zou hopen dat u dan ook investeert in die wortels, want zonder wortels is er alleen maar leegte. We zien welke taal er dan kan volgen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Tolerantie gaat alleen werken als die een universele waarde is. Dat is in bepaalde delen van de wereld niet zo.
Voorzitter. Twee jaar geleden werd ons wijsgemaakt dat het verdrag van Marrakesh het allemaal makkelijker zou maken om herkomstlanden te dwingen uitgeprocedeerde kansloze kansparels terug te nemen. Ik heb nog geen succesvolle verhalen gehoord over uitzettingen. Ik heb wel gehoord dat de staatssecretaris, mevrouw Broekers-Knol, niet welkom was op de Marokkaanse ambassade. Die ambassadeur wil natuurlijk ook niet die Marokkaanse veelpleger terugnemen die al 579 keer voorkwam in de politieregistraties. Blijkbaar wil ook hij minder criminele Marokkanen. Hij stelt de vraag niet; hij doet het gewoon. Is die Marokkaanse veelpleger al uitgezet? En is de staatssecretaris al ontvangen op de Marokkaanse ambassade? Graag een reactie.
Voorzitter. Ondertussen proppen opportunistische politici ons land nog voller met gelukszoekers, alsof we er niet al genoeg hebben. Maar ja, migratie is verheven tot een mensenrecht. Sluw heeft men de focus verschoven van democratie naar mensenrechten. Maar het gaat helemaal niet om mensenrechten. Dat is slechts een instrument. Het gaat om hun macht. Het is niet voor niets dat ze van de EU en Afrika één grote gezamenlijke vrijhandelszone willen maken. Met een pact met Afrika krijgen ze de meerderheid van stemmen binnen de VN. Die meerderheid is al eerder ingezet voor internationale overeenkomsten, zoals voor die verschrikkelijke Overeenkomst van Parijs inzake klimaatverandering. Daardoor moeten wij nu van het gas af, worden wij opgescheept met warmtepompen, windmolens en zonneweiden, en branden wij gestaag de bossen af. Dat gaat allemaal ten koste van onze welvaart, onze vrijheid en onze cultuur. Henk en Ingrid zijn al lang in de steek gelaten door de salonsocialisten. Hun zonen worden vernederd, afgetuigd en neergestoken. Hun dochters worden de bosjes ingetrokken en misbruikt. Hun oude ouders zijn niet meer veilig in hun eigen huis. Hun wordt bekrompenheid en schaamte aangepraat, omdat zij in de Witte de Withstraat willen blijven wonen en niet in de Barbarossastraat. Zij hebben liever een suikerbeest dan het Suikerfeest. Carnaval wordt een verkleedfeest, Pasen een lentefeest, Kerstmis een lichtjesfeest en — niet te vergeten — Sinterklaas vieren wordt een soort survival; Zwarte Piet kan zomaar worden afgeknald.
Trots hitste de woordkunstenaar Akwasi op tweede pinksterdag op de Dam de meute op en bralde: op het moment dat ik in november een Zwarte Piet zie, trap ik hem hoogstpersoonlijk op zijn gezicht. Een ordinaire oproep tot geweld! Hij werd toegejuicht door lieve mensen in een lieve stad. De burgemeester, opgeleukt met een slavernijbutton én genomineerd voor de beste burgemeester ter wereld, gaf aan te genieten van de goede sfeer. Je vraagt je dan verbijsterd af hoe de rest van de mondiale burgemeesters zijn. Vervolgens maakte de staatsomroep er een mooi verslag van en zweeg die over de oproep tot geweld. De officier van justitie die samenwerkte met Mitchell Esajas, activist van Kick Out Zwarte Piet, en die gebroederlijk naast de opruiende Akwasi stond, plaatste haar handtekening voor niet-vervolging. Ja, je hebt vrienden bij het OM of je hebt geen vrienden bij het OM. De Friezen die het juist opnemen voor Zwarte Piet, zijn ondertussen voor minder vervolgd. O ja, de woordkunstenaar kreeg ook nog een prijs, de Power Award. Volgens de jury is hij een held en is hij het boegbeeld geweest in de strijd tegen ongelijkheid in Nederland. Wat een verrotte kliek.
Dat gedoe rond Zwarte Piet is een voorbode van wat ons verder nog te wachten staat. Kick Out Zwarte Piet heeft zich aangesloten bij hardcore marxisten, islamitische partijen en milieuactivisten tot de groep Black Lives Matter. Soort zoekt soort, zal ik maar zeggen. Zo sloot BLM weer een pact met Nation of Islam, die voet aan de grond krijgt in Nederland. De islam en de zogenaamde antiracisten vinden elkaar in hun gezamenlijke racisme en gezamenlijke haat tegen de westerse samenleving, die zij willen affakkelen als niet aan hun eisen wordt voldaan. Wandaden kunnen zomaar vergoelijkt worden door de Koran, die oproept tot geweld tegen christenen, joden en andere gelovigen. Wandaden kunnen een gevolg zijn van fatwa's. We kennen allemaal de voorbeelden. Mijn partijleider, Geert Wilders, leeft al zestien jaar in een strikte lockdown om niet te eindigen als de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty. Paty besprak vanaf zijn lessenaar de vrijheid van meningsuiting en toonde daarbij Mohammedcartoons en werd vervolgens gruwelijk afgeslacht. Zowel Paty als Wilders hebben een fatwa aan hun broek. George Orwell gaf al aan: hoe verder een samenleving afdrijft van de waarheid, des te meer ze diegene zal haten die ze spreekt.
Dan wil ik nog eventjes ingaan op het voorstel inzake een parlementair onderzoek naar oorzaken van discriminatie in Nederland. Nou, voorzitter, de PVV heeft geen onderzoek nodig. Degene die het meest discrimineert, zit aan de regeringstafel. Het is meneer Rutte. Die geeft wel miljarden voor de zorgsalarissen in Frankrijk, maar niet voor de Nederlandse mensen. Voor asielzoekers geen eigen risico, geen zorgpremie, geen eigen bijdrage. Voor de Nederlanders wel. Dan hebben we het nog over gratis fysiotherapie, rollators, enzovoort. Allemaal voor de asielzoekers.
De heer Schalk i (SGP):
Ik had me eigenlijk voorgenomen om geen interruptie te doen, maar ik hoorde zojuist zo veel dingen op één hoop gesmeten worden dat ik het toch doe. Ik wil aan mevrouw Faber vragen of zij nou echt het idee heeft dat iemand in deze zaal of in dit land het ook maar goed zou keuren wat er met Samuel Paty gebeurd is. Het wordt allemaal op één hoop gesmeten, alles wat de regering doet. Het klimaat is dan nog vriendelijk, maar de mensen daaromheen ... Wat bedoelt u als u het heeft over een enorme lijst van dingen die allemaal bovenop elkaar gezet worden? Bedoelt u daarmee dat die bijvoorbeeld door dit parlement gesteund zouden worden?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dit parlement en deze regering geven er de ruimte voor dat steeds meer islam ons land binnenkomt en islam is verbonden met de Koran, want zonder de Koran is er geen islam. Binnen de islam zijn er ook fatwa's. Wat ik al zei: mijn partijleider Geert Wilders heeft net als Paty een fatwa aan zijn broek hangen, en we hebben gezien wat er met Paty is gebeurd. Die is gewoon op gruwelijke wijze op straat onthoofd vanwege een mening. Natuurlijk, ik hoop toch wel dat er mensen zijn in Nederland die dat ook afkeuren. Maar ja, het bleef wel heel erg stil op de Dam hè, terwijl op het moment dat er iets gebeurt in Amerika met Black Lives Matter het hele land hier uitloopt. Maar als er gewoon ... Ja, ik heb helemaal niks met de Europese Unie, maar deze mensen hier in de zaal wel. Nu wordt iemand uit een land in de Europese Unie, iemand uit Frankrijk, een professeur die een heel hoge status heeft, zo pardoes onthoofd.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dat komt door de binnenkomst van de islam en daar hoor je niemand over.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Meneer Schalk.
De heer Schalk (SGP):
Ik denk dat iedereen met afgrijzen die macabere onthoofding heeft gezien. Ik denk dat er niemand is in dit parlement en in deze zaal die het niet afgrijselijk vindt dat de heer Geert Wilders al zestien jaar bij wijze van spreken niet normaal over straat kan. Maar zou mevrouw Faber ook willen proberen om te zien dat er in deze samenleving krachten zijn, ook door het kabinet ingezet, om juist dit soort dingen tegen te gaan? Of ziet u echt alleen maar dat dit kabinet dit zou steunen of zo? Ik geloof echt niet dat u zo kijkt naar onze samenleving en naar onze politiek.
De voorzitter:
Mag ik gezien de tijd vragen om een kort antwoord?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Jawel, voorzitter, maar ik wil toch wel even op een normale manier kunnen reageren op de collega, want ik moet zijn vraag natuurlijk wel eer aandoen. Anders is het ook niet netjes.
De voorzitter:
Normaal, maar kort.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Natuurlijk ga ik ervan uit dat de minister-president niet staat te juichen bij zo'n onthoofding. Dat geloof ik. Ik geloof ook dat hij het zal afkeuren. Daar ga ik in ieder geval wel van uit. Hij reageerde er wel wat laat op op social media. Maar goed, anyway, laten we hem dat voordeel geven. Het is natuurlijk wel zo dat de enige manier om van dit soort problemen af te komen is dat we van die islam af moeten hier in Nederland. Dan moet je gewoon die moskeeën sluiten. Dat is een bron waar mensen worden opgejut. Zolang we dat niet doen en maar van die halfslachtige maatregelen blijven nemen, gaan we dat probleem gewoon niet oplossen.
De voorzitter:
Meneer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Tot slot alleen maar een opmerking in plaats van nog een vraag. Misschien zou mevrouw Faber nog eens de Acte van Verlatinghe kunnen bestuderen. Die geeft ons aan op welke wijze we met deze problematiek zouden moeten omgaan. In 1581, een poosje geleden.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Dan stel ik voor dat de heer Van der Schalk de Koran een keertje gaat lezen. De Sharia heb ik thuisliggen. Die kunt u zo van me lenen. Geen enkel probleem.
De voorzitter:
De naam is de heer Schalk.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Schalk. Pardon, mijn excuus daarvoor.
Dan heb ik het nog even over sollicitatie. Dikwijls gaat de voorkeur uit naar vrouwen en vanwege het diversiteitsbeleid naar allochtonen. Bij de politie zijn ze zo wanhopig dat ze een deel van de screening laten vallen. Zo kon bijvoorbeeld in Rotterdam de aspirant Youssef S. worden aangenomen, die criminele antecedenten had voor geweldpleging en diefstal en zijn zus kwam ook nog terug uit IS-gebied.
Voorzitter. In 2019 waren er 123 gevallen van discriminatie aangemeld bij het OM. Deze opmerking is speciaal bedoeld voor mevrouw Jorritsma. Op een bevolking van 17,4 miljoen is dat heel erg weinig. Natuurlijk zijn dat 123 gevallen te veel, maar het is in ieder geval een stuk lager dan die 17.000 incidenten in de azc's in 2019 en die 5.000 misdrijven waar asielzoekers van worden verdacht. Dan heb ik het over diefstal, intimidatie, aanrandingen, enzovoort.
Naast dat we hier Rutte hebben zitten, hebben we hier ook nog eens een islamitische olifant in de Kamer waar amper iemand het over durft te hebben. Het is de islam die hele groepen discrimineert: moslims tegen niet-moslims, mannen tegen vrouwen, homo's tegen hetero's. Iedereen die de islam beschermt, faciliteert discriminatie. Laat het nou eens tot u doordringen.
Voorzitter. De VVD slaat steeds verder linksaf. Eerst werd de VVD-minister Bruno Bruins vervangen door de PvdA'er Martin van Rijn. Stem je op de VVD dan krijg je de PvdA. GroenLinks zit niet in de regering, maar de regering rolt de GroenLinkse klimaatwaanzin uit. Het verzet tegen het kinderpardon is door het putje gespoeld en nu spant mevrouw Jorritsma samen met Rosenmöller en komt aanzetten met een onderzoek naar de oorzaken van discriminatie in Nederland. Ze zijn knetterlinks geworden bij de VVD! Maar ik ben wel blij dat ze er nu mee aankomt, want dan weten de kiezers dat en dan kunnen ze er rekening mee houden dat een stem op de VVD niet alleen een stem op de PvdA is, maar ook op GroenLinks.
Voorzitter. Ik rond af. In bijna tien jaar heeft Ruttes bak van ellende ons geleid van crisis naar crisis. Stikstof, pfas, klimaat, woningnood, migratie en al die crisissen vinden hun oorsprong in internationale organisaties zoals de EU en de VN. Wij moeten terug naar een vrij Nederland, zonder mondkapjes en hoofddoekjes. Wij moeten weer gaan over ons eigen geld, over onze grenzen, over onze cultuur. De verkiezingen in maart gloren aan de horizon en die geven hoop. Een nieuwe ronde met nieuwe kansen voor een vrij Nederland, want Nederland is van ons.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Meneer Otten, er is helaas tijd voor een hele korte interruptie.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik ga maar niet in op wat mevrouw Faber net allemaal te berde bracht, maar ik werd wel even getriggerd door de uitspraak: een stem op de VVD is een stem op GroenLinks. Dat was namelijk precies wat ik vorig jaar tijdens de Algemene Beschouwingen betoogde over de rituele paringsdans tussen de heren Rosenmöller en Rutte. U vergat alleen nog mijn tekst te kopiëren door erbij te zeggen dat ze samen ook nog zeven provinciebesturen vormen. Dus ik dacht: ik complimenteer even ...
De voorzitter:
Wat is uw vraag aan mevrouw Faber?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nou, ik wilde mevrouw Faber ermee complimenteren dat zij mijn speech goed gelezen heeft vorig jaar.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Voorzitter, mag ik hier nog even op reageren? Dan is dat afgehandeld.
De voorzitter:
Laten we eerst meneer Rosenmöller het woord geven, want ik moet nu gaan afronden, anders gaan we na de lunchpauze door. Dan kunt u in één keer antwoorden.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Ik heb eerlijk gezegd met stijgende verbazing en met oplopende hartslag naar uw verhaal zitten luisteren. Ik wil dat toch zeggen, omdat het gaat om uitsluiting, omdat het gaat om dichte grenzen en omdat het niks meer te maken heeft met iets van waarden die onder onze rechtsstaat liggen. U hebt de minister-president en het kabinet beschuldigd van discriminatie. U veronderstelt dat hij niet staat te juichen bij een afschuwelijke moord zoals tien dagen geleden heeft plaatsgevonden. Dat vind ik niet alleen een kwestie van woordgebruik. Ik vind het een suggestie die ongelofelijk onacceptabel is. Mijn stelling is: uw bijdrage is doorspekt met allerlei waarden die de grootst mogelijke meerderheid hier niet deelt en die niets, maar dan ook niets met vrijheid te maken hebben.
De voorzitter:
Daar sluit ik me ook als voorzitter bij aan. U heeft een aantal malen leden hier echt gekwetst. Dat bleek duidelijk uit de reacties van onder anderen mevrouw Bredenoord en mevrouw Bikker. Ik ken u als iemand die zeer goed in staat is om ook zonder anderen te kwetsen uw punt te maken. Ik verzoek u dan ook vriendelijk om zoals dat hier gebruikelijk is in toekomstige bijdrages niet dat soort instrumenten te gebruiken. Het is niet nodig. U heeft dat ook niet nodig. U bent daar te goed voor en het is ook ongewenst. Ik geef u de gelegenheid voor een korte reactie, want wij moeten naar de lunchpauze.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
U zegt nogal iets tegen mij. Dan kunt u wel zeggen dat ik een korte reactie mag geven, maar dat vind ik niet eerlijk.
De voorzitter:
Nee, ik vroeg u iets.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
We houden toch van een gelijk speelveld in dit huis? Maar goed, ik zal eerst even ingaan op meneer Otten. Hij denkt dat ik zijn speech nodig heb om hier een goed betoog te houden. Nou, forget it. Volgens mij heb ik twee of drie jaar geleden al gezegd dat — hoe heet die man — meneer Klaver van GroenLinks bij meneer Rutte op schoot zat. Dus ik denk dat u eerder mijn speech heeft gelezen dan ik uw speech. Dat ten eerste.
Dan kom ik op punt 2. Dat gaat over meneer Rosenmöller. Ja, die vindt het allemaal onbetamelijk en dat vindt de voorzitter ook. Dat mag. Dat mag natuurlijk iedereen zo vinden. Ik meen dat de heer Rosenmöller het ook onacceptabel vindt. Wij vinden het onacceptabel dat wij hier worden uitgeleverd aan de islam. De positie van vrouwen binnen de islam is honderd keer erger dan dat flutvoorstelletje over die discriminatie met die 123 meldingen bij het OM. In Nederland is de helft van de bevolking — daar ga ik maar even van uit — vrouw. Dus dan heb je het over 8 miljoen mensen die gediscrimineerd worden, maar daar heeft niemand het over, want dat mag! Het zijn allemaal islamknuffelaars hier in dit huis.
De voorzitter:
Maar nu vervalt u in herhalingen. Nu komt mevrouw Vos. Die geef ik als laatste het woord, want wij moeten echt naar de lunchpauze.
Mevrouw Vos i (PvdA):
In welk land leeft mevrouw Faber eigenlijk?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Pardon, ik verstond u niet.
Mevrouw Vos (PvdA):
In welk land leeft u eigenlijk?
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Volgens mij leef ik nog steeds in Nederland.
Mevrouw Vos (PvdA):
We leven in Nederland. We hebben een rechtsstaat. U kunt hier geloven wat u wilt. Naar mijn smaak en volgens mij naar ieders smaak in deze zaal en ook buiten deze zaal is er geen sharia en hebben wij hier waarden die geheel diametraal staan op wat uw blikveld is. Misschien moet u eens stoppen met het lezen van de Koran en gewoon de Grondwet lezen en het Plakkaat van Verlatinghe.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik zou het juist aanraden om de Koran te gaan lezen. Daar moet je juist niet mee stoppen, want je moet altijd weten met wie je omgaat. Maar ja, dat durven ze hier niet, want dan zijn ze veel te bang dat ze geconfronteerd worden. Ik zou ook eens de sharia lezen. Zeer interessant, vooral al die stukken over slaven houden en zo. Dat is misschien ook een eyeopener.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan schors ik de beraadslaging en de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 12.43 uur tot 13.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik deel aan de Kamer mee dat de volgende leden zich hebben afgemeld:
Baay-Timmerman, Ester en Huizinga-Heringa.
Deze mededeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
De voorzitter:
Voor de goede orde wijs ik de leden erop dat wij sinds gistermiddag twee nieuwe leden in ons midden hebben: de heer Keunen voor de VVD-fractie — ik zie hem zitten en hij staat nu op — en de heer Berkhout voor de fractie van Forum voor Democratie. Het leek mij goed om dat nog te vermelden nu de Kamer nagenoeg volledig aanwezig is vandaag.
Op de tafel van de Griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.
Aan de orde is de behandeling van:
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen (35106-(R2115));
-
-het wetsvoorstel Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (35354);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico's op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (35458);
-
-het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (Vierde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0) (35472).
Deze wetsvoorstellen worden zonder beraadslaging en zonder stemming aangenomen.
De voorzitter:
Verlangt iemand aantekening? Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Voorzitter. De PVV zou graag aantekening willen hebben bij wetsvoorstel 35106. Dan gaat het over artikel 1, onderdeel a, sub 1.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. Wenst een van de andere leden nog aantekening? Dat is niet het geval.
De leden van de fractie van de PVV wordt conform artikel 121 van het Reglement van Orde aantekening verleend dat zij geacht willen worden zich niet met het wetsvoorstel Wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen (35106-(R2115)) te hebben kunnen verenigen.
De voorzitter:
Aan de orde zijn de stemmingen. Ik heet de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid van harte welkom. Zij is namens de regering hier bij de stemming aanwezig.
Hebben alle leden de presentielijst getekend? Dat is het geval.
We beginnen met de stemmingen over het wetsvoorstel dat wij hier gisteren hebben behandeld en de moties die tijdens het debat zijn ingediend. Er zijn hoofdelijke stemmingen gevraagd over het wetsvoorstel en over één motie. Er is ook gevraagd om voorafgaand aan de stemming over het wetsvoorstel eerst te stemmen over deze motie. De Kamer heeft hiermee afgelopen nacht, om precies te zijn vanochtend vroeg, ingestemd. Dat gaan we dan zo doen.
Stemming motie Tijdelijke wet maatregelen covid-19
Aan de orde is de stemming over een motie, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19),
te weten:
-
-de gewijzigde motie-Otten c.s. over adequate borging van de rol van de Eerste Kamer (35526, letter M, was letter J).
(Zie vergadering van 26 oktober 2020.)
De voorzitter:
We stemmen eerst over de motie 35562, letter M, de gewijzigde motie van het lid Otten cum suis inzake inzake adequate borging van de rol van de Eerste Kamer bij instemming met ministeriële regelingen. Wenst een van de leden een stemverklaring over de motie af te leggen? Dat is het geval.
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Recourt. Desgewenst mag het ook over andere moties. Dat verzoek heeft mij al bereikt.
De heer Recourt i (PvdA):
Dank, voorzitter. Dit is meteen een stemverklaring over drie moties. De verklaring luidt als volgt. Concrete maatregelen tegen het verspreiden van het coronavirus moeten snel genomen kunnen worden met democratische controle voor- en achteraf. Vanwege de spoed is een verschillende rol voor de Tweede en Eerste Kamer te verdedigen, zolang de Eerste Kamer haar reflectieve rol maar blijft nemen. Dat is en blijft mogelijk. Wij zijn daarom tegen de moties van Otten en Van Rooijen. Wat betreft de verlenging van de wet iedere drie maanden, is die spoed er niet. Niets staat dus in de weg om democratische controle te versterken met een zware voorhang, dus met instemmingsrecht. De regering wilde dit niet toezeggen ondanks herhaaldelijke vragen van onder meer onze fractie over dit onderwerp. De motie-Janssen cum suis vraagt om dit zo snel mogelijk te realiseren. Dit kan met een correctie van de wet bij eerste verlenging uitgevoerd worden zonder vertraging van de invoering van de wet. Daarom stemmen wij voor de motie-Janssen cum suis.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Recourt. Wenst een van de andere leden een stemverklaring af te leggen? De heer Dittrich.
De heer Dittrich i (D66):
Dank u wel, voorzitter. Gisteren hebben we een lang debat gehad over de coronawet. In de samenleving is daar ontzettend veel onrust over. Dat begrijpen we, want het gaat over de inperking van grondrechten. Maar de wet biedt goede mogelijkheden voor parlementaire controle. Als er maatregelen worden voorgesteld, zullen we die zorgvuldig bekijken. Daarom stemt D66 voor de coronawet.
Over de moties zou ik willen zeggen dat wij tegen alle moties stemmen. Ik wil dat wel even toespitsen. De motie van de heer Janssen cum suis van de SP vinden we op zich interessant, maar we hebben gister de minister horen zeggen dat hij de Kamer en de zorgen in de Kamer over de rol van de Eerste Kamer goed gehoord heeft. Wij willen daarop terugkomen wanneer we de verlenging van de wet hier in de Kamer zullen bespreken.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Dittrich. Wenst een van de overige leden een stemverklaring af te leggen? De heer Van Pareren namens Forum voor Democratie.
De heer Van Pareren i (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Forum voor Democratie gaat voor slagkracht in deze nood, maar ook voor verbinding in deze nood. Wij zijn overtuigd van de kracht van onze bevolking. Wij zijn helemaal voor een verstandige, maar echt verstandige vrijheid voor onze bevolking en juist ook voor de belangrijke rol die de Eerste Kamer moet spelen bij alle maatregelen die gaan komen. Daarom stemt Forum voor Democratie tegen deze wet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Pareren. Wenst een van de andere leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval. Dan is het wachten nu op de beker met de nummers. Over het wetsvoorstel mag u nu een stemverklaring afleggen, meneer Van Hattem. Dat mag ook straks. U wenst dat nu te doen. Gaat uw gang. Het woord is aan meneer Van Hattem namens de PVV.
De heer Van Hattem i (PVV):
Voorzitter. Ik ging ervan uit dat de stemverklaringen zojuist over de moties gingen, maar als het over de wet gaat, heb ik ook een stemverklaring.
Voorzitter. Zo dadelijk herdenken wij 75 jaar vrijheid en daarmee ook de zwaar bevochten vrijheden en onze kostbare vrijheden. Deze spoedwet COVID-19 zorgt voor disproportionele inperkingen van deze vrijheden en de grondrechten van onze burgers. De PVV komt juist op voor deze vrijheid en zal dan ook tegen deze spoedwet stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Hattem. Wenst een van de overige leden nog een stemverklaring af te leggen? De heer Nicolaï namens de Partij voor de Dieren.
De heer Nicolaï i (PvdD):
Dank u wel, voorzitter. Ik dacht even dat het alleen om stemverklaringen over de moties ging. Onze fractie zal tegen deze wet stemmen. Er worden voor ons gevoel ongebreidelde bevoegdheden aan de minister gegeven met onvoldoende parlementaire controle. Dat de rol van de Eerste Kamer geheel is weggeschreven, is onverteerbaar. Het eendimensionale karakter van de wet is voor ons onverteerbaar. En het feit dat er geen bevoegdheid komt voor het fokverbod voor nertsen — een tijdbom wat betreft de verspreiding van COVID-19 — is ook onverteerbaar. Dus wij stemmen tegen de wet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Wenst een van de overige leden een stemverklaring af te leggen over moties of de wet? De heer Otten namens de Fractie-Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. Wij vinden de spoedwet disproportioneel en te vergaand en de invloed van de Eerste Kamer te marginaal. Ik heb gisteren gezegd dat de Eerste Kamer zijn bestaansrecht verspeelt als we hiermee instemmen. Wij kunnen dus niet voor de spoedwet stemmen. Wij zullen daartegen stemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Wenst een van de overige leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval. Ik verzoek de leden zo dadelijk duidelijk hun stem met het woord "voor" dan wel "tegen" uit te brengen, zonder enige bijvoeging.
In stemming komt de gewijzigde motie-Otten c.s. (35526, letter M).
Vóór stemmen de leden: Otten, Van Pareren, Pouw-Verweij, Van Rooijen, Van Strien, Teunissen, De Vries, Van Wely, Van Apeldoorn, Berkhout, Beukering, Bezaan, Cliteur, Dessing, Faber-van de Klashorst, Frentrop, Gerkens, Van Hattem, Hermans, Janssen, Ton van Kesteren, Koffeman, Kox, Van der Linden en Nicolaï.
Tegen stemmen de leden: Oomen-Ruijten, Pijlman, Prins-Modderaar, Recourt, Rietkerk, Rombouts, Rosenmöller, Schalk, Sent, Stienen, Veldhoen, Vendrik, Verkerk, Van der Voort, Vos, Adriaansens, Arbouw, Atsma, Backer, Van Ballekom, Bikker, De Blécourt-Wouterse, De Boer, Bredenoord, Bruijn, De Bruijn-Wezeman, Van der Burg, Crone, Van Dijk, Dittrich, Doornhof, Essers, Ganzevoort, Geerdink, Gerbrandy, Van Gurp, Jorritsma-Lebbink, Karimi, Niek Jan van Kesteren, Keunen, Klip-Martin, Kluit, Knapen, Koole, Meijer, Moonen en Nooren.
De voorzitter:
Ik constateer dat deze gewijzigde motie met 25 stemmen voor en 47 stemmen tegen is verworpen.
Stemming Tijdelijke wet maatregelen covid-19
Aan de orde is de stemming in verband met het wetsvoorstel Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19) (35526).
(Zie vergadering van 26 oktober 2020.)
De voorzitter:
Vervolgens de hoofdelijke stemming over het wetsvoorstel 35526, Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn. Wenst een van de leden alsnog een stemverklaring over het wetsvoorstel af te leggen? Dat is al gebeurd.
In stemming komt het wetsvoorstel.
Vóór stemmen de leden: Van der Voort, Vos, Adriaansens, Arbouw, Atsma, Backer, Van Ballekom, Bikker, De Blécourt-Wouterse, De Boer, Bredenoord, Bruijn, De Bruijn-Wezeman, Van der Burg, Crone, Van Dijk, Dittrich, Doornhof, Essers, Ganzevoort, Geerdink, Gerbrandy, Van Gurp, Jorritsma-Lebbink, Karimi, Niek Jan van Kesteren, Keunen, Klip-Martin, Kluit, Knapen, Koole, Meijer, Moonen, Nooren, Oomen-Ruijten, Pijlman, Prins-Modderaar, Recourt, Rietkerk, Rombouts, Van Rooijen, Rosenmöller, Schalk, Sent, Stienen, Veldhoen, Vendrik en Verkerk.
Tegen stemmen de leden: De Vries, Van Wely, Van Apeldoorn, Berkhout, Beukering, Bezaan, Cliteur, Dessing, Faber-van de Klashorst, Frentrop, Gerkens, Van Hattem, Hermans, Janssen, Ton van Kesteren, Koffeman, Kox, Van der Linden, Nicolaï, Otten, Van Pareren, Pouw-Verweij, Van Strien en Teunissen.
De voorzitter:
Ik constateer dat dit wetsvoorstel met 48 stemmen voor en 24 stemmen tegen is aangenomen.
Stemmingen moties Tijdelijke wet maatregelen covid-19
Aan de orde zijn de stemmingen over moties, ingediend bij de behandeling van het wetsvoorstel Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19),
te weten:
-
-de motie-Van Hattem c.s. over het vastleggen van concreet toetsbare indicatoren bij maatregelen en/of ministeriële regelingen (35526, letter I);
-
-de motie-Van Rooijen c.s. over spoedeisende ministeriële regelingen via een zware voorhangprocedure voorleggen aan de Eerste Kamer (35526, letter K);
-
-de motie-Janssen c.s. over bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de wet (35526, letter L).
(Zie vergadering van 26 oktober 2020.)
De voorzitter:
Dan stemmen we nu over de overige moties.
Allereerst de motie 35526, letter I van het lid Van Hattem cum suis over het vastleggen van concreet toetsbare indicatoren bij maatregelen en/of ministeriële regelingen.
Wenst een van de leden alsnog een stemverklaring af te leggen over deze motie? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan. Willen de leden die voor de motie zijn, gaan staan?
In stemming komt de motie-Van Hattem c.s. over het vastleggen van concreet toetsbare indicatoren bij maatregelen en/of ministeriële regelingen (35526, letter I).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van de SGP, FvD, Fractie-Otten, GroenLinks, de SP, 50PLUS, de PvdA, de PVV en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van het CDA, de VVD, de OSF, D66 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.
Vervolgens de motie 35526, letter K, de motie van het lid Van Rooijen cum suis over spoedeisende ministeriële regelingen via een zware voorhangprocedure voorleggen aan de Eerste Kamer.
Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet het geval.
Willen de leden die voor de motie zijn, gaan staan?
In stemming komt de motie-Van Rooijen c.s. over spoedeisende ministeriële regelingen via een zware voorhangprocedure voorleggen aan de Eerste Kamer.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van FvD, Fractie-Otten, de SP, 50PLUS, de PVV en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD, GroenLinks, de PvdA, de OSF, D66 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is verworpen.
Ten slotte de stemming over de motie 35526, letter L van het lid Janssen cum suis over de bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de wet.
Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen? Dat is niet langer het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan. Willen de leden die voor de motie zijn gaan staan?
In stemming komt de motie-Janssen c.s. over bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal bij verlenging van de wet (35526, letter L).
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de fracties van FvD, Fractie-Otten, GroenLinks, de SP, 50PLUS, de PvdA, de OSF, de PVV en de PvdD voor deze motie hebben gestemd en de leden van de fracties van de SGP, het CDA, de VVD, D66 en de ChristenUnie ertegen, zodat zij is aangenomen.
Stemming voorstel Wijziging Reglement van Orde
Aan de orde is de stemming in verband met de brief aan de leden van de Eerste Kamer met een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de vaststelling van een Tijdelijke regeling digitaal quorum (CXXXIX, H).
De voorzitter:
Tot slot de stemming over de brief aan de leden van de Eerste Kamer met een voorstel tot wijziging van het Reglement van Orde in verband met de vaststelling van een Tijdelijke regeling digitaal quorum.
Wenst een van de leden een stemverklaring af te leggen over het voorstel?
Ik geef gelegenheid tot het afleggen van stemverklaringen vooraf.
De heer Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. Wij zijn gekozen als volksvertegenwoordigers en moeten onze plicht betrachten en ook in moeilijke tijden hier tezamen komen. Daarom zullen wij tegen dit digitale quorum stemmen. Ik wil erbij opmerken, zoals ik ook binnenskamers heb opgemerkt, dat ik vind dat mensen die digitaal thuis willen intekenen, zouden moeten afzien van de reiskostenvergoeding. Als dat niet kan, zouden ze het moeten overmaken naar een goed doel. Wij stemmen tegen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Ik zag dat de heer Schalk ook een stemverklaring wil afleggen.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Het doel van het doorvoeren van een digitaal quorum was om het aantal reisbewegingen en het aantal aanwezigen te beperken. Op zich was mijn fractie daartoe bereid. De wijze waardoor dat door enkele partijen wordt getorpedeerd, vind ik niet prettig en werp ik verre van mij. Om nu via een procedure dit toch te bereiken, vindt mijn fractie eigenlijk geen goed signaal. We moeten elkaar bestrijden met woorden, zoals we dat ook vanmorgen hebben gedaan. Een procedurele oplossing brengt het doel niet dichterbij, omdat daardoor juist meer bewegingen en meer aanwezigheid gevergd wordt dan strikt noodzakelijk. De enige reden dat mijn fractie toch deze route steunt, is uit compassie met de positie van collega's die omwille van hun gezondheid hiermee geholpen zijn. Dat het volgens de Raad van State grondwettelijk kan, helpt ons bij deze beslissing.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u, meneer Schalk. Wenst een van de overige leden nog een stemverklaring af te leggen over dit voorstel? Dat is niet het geval.
We stemmen bij zitten en opstaan. Willen de leden die voor het voorstel zijn gaan staan?
In stemming komt het voorstel.
De voorzitter:
Ik constateer dat de leden van de de fracties van de SGP, het CDA, FvD, de VVD, GroenLinks, de SP, 50PLUS, de PvdA, de OSF, D66, de PvdD en de ChristenUnie voor dit voorstel hebben gestemd en de leden van de de fracties van Fractie-Otten en de PVV ertegen, zodat het is aangenomen.
Daarmee zijn we aan het einde van de stemmingen gekomen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de herdenking van 75 jaar vrijheid.
De voorzitter:
Thans is aan de orde de herdenking van 75 jaar vrijheid.
Geachte collega's, geachte minister-president Rutte, dames en heren.
In de Handelingenkamer van de Eerste Kamer, bij u ook bekend als Commissiekamer 2, herinnert een deels lege plank aan de periode tussen 1940 en 1945. Die plank staat symbool voor de vijf jaar waarin de Eerste Kamer niet bijeenkwam en er dus ook geen woordelijke verslagen werden gemaakt. De laatste vergadering voor de oorlog in Nederland uitbrak, was op 29 april 1940. Het woordelijk verslag van die vergadering werd vijfenhalf jaar later goedgekeurd tijdens de eerste vergadering van de Eerste Kamer na de oorlog. Dat was op 18 oktober 1945. Dat is deze maand 75 jaar geleden.
Tijdens de bezetting was het gebouw van de Eerste Kamer gevorderd, zat de regering in Londen en waren de werkzaamheden van het parlement door de Duitsers opgeschort. De Kamers kwamen dus niet meer bijeen. Na de bevrijding kon het parlement de draad niet zomaar weer oppakken. Zowel de Eerste Kamer als de Tweede Kamer waren incompleet doordat leden waren overleden, vermoord of vertrokken.
De regering koos voor een tweetrapsraket. De zogenoemde Tijdelijke Staten-Generaal kwamen vanaf het najaar van 1945 weer bijeen, met als doel de juridische basis te leggen voor de Voorlopige Staten-Generaal. Het wetsvoorstel tot oprichting van de Voorlopige Staten-Generaal werd op 25 oktober 1945 aangenomen door de Eerste Kamer. Het noodparlement, zoals de Tijdelijke en Voorlopige Staten-Generaal ook bekendstaan, bleef functioneren tot de verkiezingen. Daarmee was van volledig herstel van de parlementaire democratie pas daadwerkelijk sprake na verkiezingen voor beide Kamers in het voorjaar en de zomer van 1946.
Dames en heren. Mijn voorganger, Eerste Kamervoorzitter De Vos van Steenwijk, opende de eerste vergadering van de Eerste Kamer der Tijdelijke Staten-Generaal op 18 oktober 1945 met de woorden: "Zoo is dan (...) het Vaderland na een schrikbewind, eene kwelling van vijf jaren, wederom vrij en onafhankelijk."
De Vos van Steenwijk was al ruim zestien jaar voorzitter van de Eerste Kamer. De senaat zag er ten tijde van zijn voorzitterschap heel anders uit dan nu. Het meest in het oog springend was de omvang. In die tijd bestond de Eerste Kamer uit 50 leden in plaats van de huidige 75. Een ander opvallend punt: de destijds in de Kamer vertegenwoordigde politieke partijen bestaan niet meer. Na de oorlog ontstonden nieuwe politieke partijen. Vaak kwamen ze voort uit een of meerdere vooroorlogse partijen.
Eén partij keerde na de oorlog niet terug om een andere reden: de Nationaal-Socialistische Beweging, de NSB, werd verboden. Veel mensen weten waarschijnlijk niet dat de NSB na de verkiezingen van 1937 met vier leden in de Eerste Kamer vertegenwoordigd was en voor de nodige reuring zorgde. De fractie stond in de meeste debatten geïsoleerd. Dat weerhield de leden niet van heftige redevoeringen en opvallende incidenten. De incidenten hadden veelal te maken met verstoring van de vergaderorde. Ze leidden zelfs tot aanpassing van het Reglement van Orde. De voorzitter kon vanaf dat moment sprekers het woord ontnemen en leden uitsluiten van verdere bijwoning van de vergadering. En dat kan hij nog steeds.
Dames en heren. Drie leden van de Eerste Kamer keerden door toedoen van de bezetter niet terug. De bekendste was Hendrikus Colijn, die behalve vijf keer minister-president ook driemaal lid van de Eerste Kamer was. Als vooraanstaand lid van de ARP werd hij in 1941 gearresteerd. Colijn overleed in 1944 in ballingschap in het Duitse Ilmenau.
Herman Bernard Wiardi Beckman, senator voor de SDAP en beter bekend onder zijn roepnaam "Stuuf", stierf in maart 1945 in concentratiekamp Dachau aan vlektyfus. Hij was door de Duitsers opgepakt op het strand van Scheveningen toen hij op verzoek van Koningin Wilhelmina en premier Gerbrandy naar Londen probeerde te vluchten.
Simon de la Bella, net als Wiardi Beckman lid van de SDAP-fractie, Joods, maar vooral vakbondsvoorman, werd al in 1940 gearresteerd op verdenking van het laten verdwijnen naar Engeland van een forse som geld van de vakbonden. De la Bella werd op transport gesteld naar Dachau en is in 1942 vergast.
Op 1 mei 1941, de Dag van de Arbeid, schreef De la Bella in Dachau het gedicht "Een laatste groet" aan zijn familie en vrienden. In de eerste strofe van het gedicht beschrijft hij de uitzichtloosheid van zijn gevangenschap:
Een levensteken en een groet,
Een stemmingsbeeld van het gemoed;
De studie en het werk ten spijt:
Eentonigheid ...
De dagen zonder doel,
Een rusteloos gevoel,
Tot dragen van het lot bereid,
Gelatenheid.
Dames en heren. Naar de gebeurtenissen in de Eerste Kamer in aanloop naar, tijdens en vlak na de oorlog is weinig onderzoek gedaan. Onze collega Tiny Kox — daar is hij weer, zou ik bijna zeggen — stelde enkele jaren geleden voor dat de Kamer aandacht schonk aan die periode en aan de senatoren die tijdens de oorlog het leven lieten door toedoen van de bezetter. Met als resultaat het boek dat wij vandaag presenteren, getiteld Oorlogslichting. De titel verwijst naar de leden van de Eerste Kamer der Staten-Generaal in de periode van 1937 tot 1946. Daarmee bestrijkt het boek een langere periode dan de vijf oorlogsjaren, maar dat heeft alles te maken met de jaren waarin de senatoren van de Oorlogslichting dienden. In 1937 vonden de laatste vooroorlogse verkiezingen plaats en in 1946 de eerste naoorlogse.
Het boek is geschreven door Laurens Dragstra, raadadviseur van de Eerste Kamer, die voor deze gelegenheid links van mij zit. "Oorlogslichting" biedt een indrukwekkend beeld van een grotendeels vergeten periode in de Nederlandse parlementaire geschiedenis. 75 jaar later worden met dit boek de bladzijden van die tot nu toe onbekende jaren gevuld. Het boek is een geschreven monument en een herinnering voor ons allen dat leven in vrijheid ware rijkdom is.
De tweede strofe van het gedicht van De la Bella dat hij schreef in concentratiekamp Dachau gaat over zijn verlangen naar vrijheid:
Verlangen naar het vrije leven,
De krachten weer te kunnen geven
Aan allen die met zorg belaân,
Met moeite door het leven gaan.
Verlangen naar het bos, de hei,
De zee, het strand, de groene wei,
Naar 't weerzien, ook der maats in tal ...
Als eens de zon weer schijnen zal!
De la Bella, Wiardi Beckman, Colijn en zovele anderen hebben die vrijheid nooit meer mogen ervaren.
Het herstel van de parlementaire democratie in de naoorlogse periode en de vrijheid die wij — 75 jaar later — nog steeds iedere dag mogen ervaren, zijn van onschatbare waarde. In de huidige periode, waarin een beroep op ons allen wordt gedaan om verstandig met onze vrijheid om te gaan, wordt soms de vergelijking gemaakt met de onvrijheden van de Duitse bezetting. De coronacrisis en de genomen maatregelen trekken een zware wissel op het leven en de gezondheid van velen, op de economie en op onze vrijheden om te gaan en staan met wie we maar willen. Er is echter één groot verschil met de periode die 75 jaar geleden eindigde. Anno 2020 leven wij in een parlementaire democratie, waarbij de volksvertegenwoordiging het laatste woord heeft. Het is daarom goed om vandaag tijdens deze Algemene Politieke Beschouwingen, waarin wij een debat voeren over het regeringsbeleid, stil te staan bij de periode 1940-1945, waarin het parlement juist buitenspel werd gezet.
Dames en heren. Met groot genoegen bied ik vandaag het eerste exemplaar van Oorlogslichting aan aan de minister-president, tevens historicus en onze buurman op het Binnenhof.
Ik schors de vergadering voor enkele ogenblikken om het boek aan te bieden.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
-
-de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2021) (35570).
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de eerste termijn van de kant van de Kamer van de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik geef het woord aan mevrouw Bikker.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Dank u, voorzitter. Vrede en de terugkeer van recht, die werden 75 jaar geleden hier op het Binnenhof ervaren. De Eerste Kamer kwam, zoals u al memoreerde, op 18 oktober 1945 voor het eerst weer bijeen. En wie de openingswoorden van toenmalig Voorzitter baron De Vos van Steenwijk leest, proeft de dankbaarheid voor de herwonnen vrijheid en het vuur om het goede voor Nederland te zoeken. 75 jaar later is er veel om ons zorgen over te maken, maar het is goed om te bedenken hoe bijzonder het is om al vele jaren in vrede en in volledige vrijheid bijeen te komen.
Voorzitter. We leven nu in geheel andere tijden, helaas niet zonder dreiging. Het is een andere dreiging. De dreiging van een onzichtbaar, maar heftig virus raast door Nederland en veroorzaakt een wereldwijde pandemie. Dat maakt de bespreking van de Miljoenennota een bijzondere zaak — al helemaal zonder minister van Financiën, maar die zullen we vast nog zien verschijnen. Maar nu al is duidelijk dat alle ramingen voor het komende jaar, maar ook daarna, vast en zeker anders zullen uitpakken. De coronacrisis heeft heftige gevolgen en legt genadeloos de vinger bij zaken die we niet op orde hadden. De verschillen worden groter.
Toen de eerste coronagolf kwam, stond de Nederlandse samenleving op, met solidariteit en de wil om elkaar te helpen. De fractie van de ChristenUnie is onder de indruk van deze veerkracht en is er ook trots op. Een breed gevoelde solidariteit en een diepe waardering voor alle harde werkers in de ziekenhuizen, de verpleeghuizen en de andere plekken van zorg zijn zeer gepast. Maar ook voor het onderwijs, dat zichzelf in no-time digitaal uitvond, en de politie, waar men ondanks alles de veiligheid bleef bevorderen. En de samenleving beseft: dit zijn de mensen die zich inzetten voor ons allemaal, voor het publieke belang.
Maar we worden ook geconfronteerd met onze kwetsbaarheid en met het punt dat er stevig huiswerk ligt, of het nu gaat om de beschikbaarheid van medische hulpmiddelen, om zelfvoorzienendheid bij essentiële goederen of om de grote thema's als de inrichting van de arbeidsmarkt, de positie van laagbetaalde arbeidskrachten met een flexibele baan of de waardering van de publieke zaak. De verschillen die Nederland al had, worden groter. En de laagstbetaalden, degenen die in de sociaal zwakste wijken wonen, ervaren de meeste moeite en de grootste lasten. Het tegengaan van die groeiende afstanden is volgens de ChristenUnie een van de grootste en belangrijkste opgaven van de regering voor de komende jaren. Ik zou de minister-president willen vragen hoe het kabinet juist op die opgaven reflecteert.
Nu de crisis langer aanhoudt, zien we met een nog scherper oog hoe de sociaal-economische en de sociaal-maatschappelijke problematiek versterkt wordt. Er is toenemende werkloosheid, jongeren kunnen geen start maken op de arbeidsmarkt, er is eenzaamheid — bij 37% van de 75+'ers, dat is meer dan één op de drie — en er is een cumulatie van problemen in sociaal zwakkere wijken. Dat drukt ons met de neus op de feiten, en wat mij betreft ook op de taak van kabinet en Kamer. Hoe willen wij uiteindelijk uit deze crisis komen? Hetzelfde als hiervoor, of pakken we de kans om te herbronnen? Wat kenmerkt onze samenleving en welke rol heeft de overheid? Kunnen we door deze crisis heen denken, zodat we het goede behouden en meteen beginnen met de noodzakelijke veranderingen? Het zijn grote vragen, maar ik hoor graag hoe het kabinet het organiseert om hierover in alle scherpte keuzes te maken.
De overheid heeft duidelijk afscheid genomen van de rol van marktmeester en heeft de regie terug in de zorg en bij het verzachten van de val in een economische crisis. Het is vanzelfsprekend dat daarbij eerst de aandacht uitgaat naar de meest zichtbare problemen, de directe problemen: volle ziekenhuizen en ic's, de huidige bedrijven en soms hele sectoren die economisch wankelen. Maar hoe komt het kabinet naast dat eerste crisismanagement nu ook tot de lange lijnen die nodig zijn voor het vervolg? Welke uitgangspunten heeft ze voor dat beleid? Hoe wil de overheid zich dan ontwikkelen? Ik heb met instemming gezien dat de al bestaande trend om te stoppen met de neoliberale visie op de overheid, om herstel van het publieke belang te bevorderen, in de Tweede Kamer breed is beaamd, van liberaal georiënteerden tot derdewegsocialisten. Maar nu komt het er dan wel op aan om dat een goed vervolg te geven.
Voor de fractie van de ChristenUnie is dat geen pendule die dan weer gaat naar een omvangrijke overheid. Nee, we gaan juist vooruit, naar een overheid die ruimte geeft aan de samenleving, regie voert en gedegen kennis heeft op alle terreinen waar de publieke zaak in het geding is. De WRR heeft in dit opzicht goede aanbevelingen gedaan in haar reflecties op de langetermijngevolgen van deze coronacrisis: investeer in kennis en capaciteit, organiseer tegenmacht en verantwoording en zorg dat private partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Komt hier een reactie van het kabinet op, ook op de specifieke aanbevelingen? Kan de minister-president schetsen op welke wijze hij tot een breed gedeelde aanpak wil komen om de langetermijngevolgen van deze crisis te ondervangen?
De eerste golf bracht cadeautjes naar het Haagse HagaZiekenhuis. De tweede golf noodzaakt tot de inzet van extra beveiligers om agressieve familieleden van patiënten in toom te houden, zo schreef de Volkskrant dit weekend. De polarisatie en verharding die onze samenleving helaas ook voor de coronacrisis al goed kende, is terug. Niet alleen cijfers doen ertoe. Er moet ook rekening worden gehouden met de sociale en emotionele gevolgen voor mensen, de hoogbejaarde die zelden nog mensen ontmoet, de jonge student alleen achter de laptop of de mensen in een contactberoep in permanente onzekerheid. Zij moeten perspectief hebben en ervaren dat de samenleving naast ze staat, dat we hoop hebben op een andere toekomst en dat zij in de tussentijd niet alleen zijn. Dat kan door te blijven benoemen wat voor samenleving we willen zijn, waar we voor leven en ook hoe we uit deze crisis willen komen, met oog dus voor de groepen die het het zwaarst hebben.
In een langdurige crisis is de mentaliteit essentieel. Waar leven we voor? Hoe zorgt het kabinet ook in de komende maanden dat zingeving en versterking van een mentaliteit om dit vol te houden bevorderd worden? Is dit onderwerp van gesprek met de burgemeesters, met de kerken en religieuze organisaties, met tal van vrijwilligersinitiatieven die we zien? Worden lokale initiatieven aangemoedigd? Is het niet tijd om met de samenleving juist over dit thema het gesprek aan te gaan en goede initiatieven te laten zien en te stimuleren?
Herstel van de economie zal gepaard moeten gaan met actief arbeidsmarktbeleid. De scheefgegroeide arbeidsmarkt met een wildgroei aan flexconstructies en slechtbetaalde zzp-banen laat tijdens deze crisis extra zien dat hier snel wijzigingen nodig zijn. Ik vraag het kabinet om met gezwinde spoed de adviezen van de commissie-Borstlap verder op te volgen, om naast het afschaffen van de fiscale voordelen ook met een pakket te komen dat het arbeidsrecht aanpast, maar ook om met actief arbeidsmarktbeleid te komen in de zin van omscholing of bijscholing van werknemers die de komende jaren niet of nauwelijks nog werk zullen gaan vinden. Er is al het nodige geld vrijgemaakt, maar nu komt het er ook echt op aan om met gerichte omscholing van werk naar werk te komen en waar nodig schotten weg te halen. Welke arrangementen worden daar ontwikkeld en met welke vaart? Zowel de commissie-Borstlap als de WRR constateert dat we internationaal gezien nog steeds de hekkensluiters zijn. Hoe en met welke snelheid gaat het kabinet daar verandering in brengen en houdt het deze Kamer op de hoogte?
Het Nationaal Groeifonds, waarvoor mevrouw Jorritsma tal van mooie namen heeft genoemd in de ochtend, kan een goede bijdrage gaan leveren aan het herstel van de economie. Maar ik vraag de regering met klem om hier niet terug te keren naar de tijd waarin enkel economische groei de graadmeter was, om ook de vraagstukken die ik nog zal noemen daarbij te betrekken, want zoals de commissie-Remkes al treffend samenvatte: niet alles kan. Het zal aanlokkelijk zijn en blijven om toch maar snel terug te willen groeien en activiteiten te bevorderen die op de korte termijn werk opleveren, maar op de lange termijn gewoon niet passend kunnen zijn. Het Nationaal Groeifonds kan juist behulpzaam zijn om de Nederlandse economie een duurzame economie te laten zijn. Ik wil klip-en-klaar van de minister-president horen dat dat een vereiste is en blijft voor bedrijven die dit fonds gaan benutten, en dat zij niet alleen ontvangen van de collectieve voorzieningen, maar andersom ook bijdragen.
De steunmaatregelen, die we in de verschillende noodpakketten hebben genomen en die ook nu weer zijn aangekondigd, en het Groeifonds leggen een financiële claim op de toekomst. Op dit moment, en ook in de eerstkomende jaren, zou het heel onverstandig zijn om die, al bezuinigend, meteen weer terug te verdienen. Terugblikkend op de kredietcrisis moeten we constateren dat de rekening destijds grotendeels bij de werknemer, de belastingbetalende burger, terecht is gekomen. De ChristenUnie-fractie wil een rechtvaardige omgang met de kosten van deze crisis. Deelt het kabinet dit uitgangspunt en zal het zich daartoe inspannen?
Voorzitter. Veel van mijn bijdrage gaat over de effecten van deze coronacrisis. Maar laten we de grote vraagstukken van voordat de crisis losbrak niet vergeten. Ik denk aan het klimaat, aan de grote zorgen over de gevolgen van de opwarming van de aarde, aan de energietransitie, aan de voortdurende diepe ellende in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden en aan instabiele regio's en geopolitieke omwentelingen, waarover de heer Knapen al het nodige zei. Als er een tijd is waarin ontwikkelingshulp ertoe zal doen, dan is die er de komende jaren. Ik vraag het kabinet daar ferm voor te staan.
Vorig jaar stonden wij hier stil bij de rechtsstaat en hoe deze ernstig onder druk staat door de oprukkende ondermijning en de nietsontziende drugsmaffia. De inzet van het kabinet is goed, maar helaas blijft er veel meer nodig. Dat onderstreept het rapport-Noordanus en dat onderstrepen elke dag de nieuwsberichten over opgerolde plantages en laboratoria. Hoe staat het met het deltaplan tegen ondermijning van dit kabinet? Wanneer zien we een daadwerkelijke campagne tegen de normalisering van drugs? Immers, wie gebruikt, sponsort de zware criminaliteit. En vindt het kabinet dat er nog meer uit de kast moet worden gehaald om deze strijd te winnen? Het zal helder zijn dat de fractie van de ChristenUnie vindt dat er nadrukkelijk langjarig meer nodig is om deze strijd te winnen, in expertise, in mankracht, in financiën en vanuit verschillende ministeries. We moedigen het kabinet van harte aan om deze stappen te zetten.
Voorzitter. Ondanks alle ellende is het belangrijk om vast te stellen dat Nederland er voor de crisis op tal van terreinen goed voorstond en dat de overheid en de medische wereld op dit moment ontzettend veel werk verzetten, en zo goede zorg leveren voor tal van Nederlanders. Laten we daar dankbaar voor zijn. Ik dank ook het kabinet voor alle inspanningen die op dat punt geleverd worden. Dat geldt niet alleen voor degenen die hier zitten, maar u brengt die dank vast over. Want over die inzet van de overheid, van de medische wereld en allen die het publieke belang zo dienen, zeg ik: het is een basis, waardoor we door die onzekere tijden heen kunnen komen en deze met een zeker vertrouwen tegemoet kunnen treden.
Tegelijkertijd weten we niet hoelang deze periode zal duren en hoe diep we moeten gaan. Dat zal van alle Nederlanders veel vragen. Ik hoop en vind dat wij allen, ook in deze Kamer, daarin op een goede manier voorop kunnen gaan. Want wat voor samenleving we willen zijn, kunnen we hier al laten zien, in wat we agenderen, welke vragen we stellen en welk debat we voeren. Het is een voorrecht om te leven in een land waar vrede en recht het voor het zeggen hebben. Laten we die op de best denkbare manier gebruiken, om tot een goede koers in onzekere tijden te komen. De fractie van de ChristenUnie, en ikzelf daarbij dus ook, wenst kabinet en Kamer van harte wijsheid en Gods zegen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Dan geef ik graag het woord aan de heer Kox, die zal spreken namens de fractie van de SP.
De heer Kox i (SP):
Dank u wel, voorzitter. Mag ik u om te beginnen bedanken voor de mooie woorden van zojuist? Het is 75 jaar na de terugkeer van dit vrije parlement, na vijf jaar bezetting en onvrijheid. Ik bedank vooral ook Laurens Dragstra voor zijn indrukwekkende boek over deze goeddeels onbekende geschiedenis van dit parlement. Ik bedank iedereen die er toen aan heeft bijgedragen dat dit land na vijf jaar bezetting weer vrij kon worden en iedereen die er tot op de dag van vandaag toe bijdraagt dat dit land vrij is en vrij blijft. Wat er ook aan dit land mankeert, wat ben ik toch blij om als vrij parlementariër in dit vrije land te kunnen functioneren.
Vandaag bespreken we de begroting voor komend jaar met de minister-president, die dit jaar tien jaar in het Torentje zit: proficiat hiermee. We bespreken de begroting ook met de minister van Financiën die, naar verluidt, die plek in het Torentje straks best wel wil overnemen, tegen elk aannemelijk bod. Maar voorlopig verdedigen ze samen, schouder aan schouder, deze begroting. Opgepast, houd natuurlijk afstand.
Voorzitter. Die begroting is bijzonder. Ze kent een ongekend groot tekort en een ongekend grote staatsschuld. Dat is een grote breuk met het verleden. Door drie kabinetten-Rutte werden, juist om de begroting en schuld op orde te brengen na de financiële crisis, de lonen laag gehouden, de zorg vermarkt, sociale werkplaatsen op slot gedaan, studenten met een leenstelsel in de schuld gestoken en de sociale volkshuisvesting met een verhuurderheffing uitgekleed. De rijksbegroting was op orde en de staatsschuld laag, maar gewone mensen kwamen veel tekort en de samenleving werd naar mijn mening veel tekortgedaan.
Nu is ons land onverwacht door een heuse pandemie in een nieuwe crisis beland. Opnieuw zitten we in zwaar weer. Maar gelukkig zegt de minister van Financiën nu dat hij diepe zakken heeft en alles zal doen wat nodig is om de crisis te bestrijden. En de premier, die tien jaar lang in lijn met de neoliberale visie stond voor "meer markt en minder overheid", wil nú juist een sterke overheid. Het lijkt blijkbaar niemand nu nog een goed idee om gewone mensen en de samenleving opnieuw te laten opdraaien voor de kosten van deze nieuwe crisis. De verschillen worden kleiner, zeggen de collega's Knapen en Rosenmöller. Ik zie dat ook. Die ommezwaai in het politieke denken verwelkomt mijn fractie van harte.
Voorzitter. Wij zijn blij dat ook onze nationale planbureaus zeggen dat deze coronacrisis om grote politieke keuzes vraagt. Alleen de coronabrand blussen, volstaat niet. De miljarden die nu worden vrijgemaakt, moeten volgens hen vooral ook worden ingezet om de vele kloven die onze samenleving kenmerken, te dichten. Dat zijn de kloven tussen laag- en hoogopgeleiden, tussen flexkrachten en vaste werknemers, tussen jongeren en ouderen, tussen mensen met en mensen zonder migratieachtergrond en tussen de 1% rijksten, die inmiddels al een derde part van ons totale vermogen bezitten, en de 99% overige Nederlanders, die een steeds kleiner deel met elkaar moeten zien te delen. Het dichten van die kloven moet prioriteit hebben, zeggen onze planbureaus. Wij vinden dat een heel goed plan. We roepen dat immers al jaren: doe het socialer in plaats van nog liberaler.
Voorzitter. Mijn fractie vindt het goed dat deze begroting miljarden inzet om te doen wat nodig is. Zo kunnen bedrijven die door corona stilvallen, toch loon uitbetalen en mensen in dienst houden. Zo hoeven zelfstandige ondernemers niet meteen om te vallen nu hun werk massaal uitvalt. Maar wat niet is, kan snel komen. Volgens velen is de crisis nog lang niet ten einde. Daarom lijkt het ons wijzer om eerder bedachte beschermingsconstructies niet nu alweer af te breken. We kunnen, nu de pandemie zich uitbreidt, beter opschalen dan afschalen. Wat vindt de premier?
Voorzitter. Terwijl we kloven moeten dichten, vergroot, volgens het Centraal Planbureau, de coronacrisis de al bestaande sociaal-economische ongelijkheid op veel gebieden. Dat is wrang. De gezondheidskloof wordt groter. Lager opgeleiden en lager betaalden leven al zes jaar korter en lopen nu ook nog meer risico op een coronabesmetting. Ik heb het over Fatima en Ingrid, Henk en Mohammed en al die anderen die vaak vitaal werk verrichten voor weinig geld en in slechte omstandigheden moeten werken en wonen. Zij vangen weer de hardste klappen op, als we er niks aan doen.
De achterstelling van uitzendkrachten, oproepkrachten en zzp'ers wordt in coronatijd ook groter. Zij verliezen als eersten hun werk en trekken aan het kortste eind als het om hulp van de overheid gaat. Hun gebrek aan onderhandelingsmacht wordt volgens het CPB weerspiegeld in hun achterstelling. Door jarenlang aangemoedigde flexibilisering van de arbeidsmarkt worden in crisistijd de negatieve gevolgen ongelijker verdeeld, zo zei het CPB al eerder. Nu we niet met een gewone neergang te maken hebben maar met een soms totale stilval, zijn die ongelijke effecten nog groter. Juist de groepen die het het allerslechtst getroffen hebben, lopen nu nog meer kans op financiële problemen en alle daarmee samenhangende ellende.
Voorzitter. De coronacrisis versterkt ook de effecten van arbeidsdiscriminatie. Mensen met een migratieachtergrond vliegen er vaak als eerste uit als het tegenzit en vinden als laatste werk als het weer beter gaat. Het toeslagenschandaal bij de Belastingdienst heeft laten zien hoe je op basis van je achternaam en je nationaliteit door de overheid zomaar in ellende kan worden gestort. Mag ik de premier vragen wat al die mensen dit jaar nog aan compensatie mogen verwachten? Ze wachten naar onze mening al veel te lang. Vindt de premier dat ook?
Voorzitter. De ongelijkheid in het onderwijs wordt ook groter in coronatijd. De schoolsluiting heeft kinderen uit gezinnen met weinig geld en weinig woonruimte extra achtergesteld, terwijl die juist het minste konden lijden. Wat doen we daaraan, zo vraag ik de premier, die zelf elke week voor de klas staat en weet waarover het gaat.
Voorzitter. Wereldwijd is de situatie nog veel erger. Terwijl we allemaal getroffen worden door een mondiale pandemie, mankeert het op allerlei fronten aan internationale samenwerking, 75 jaar na de oorlog, 75 jaar na de oprichting van de Verenigde Naties. De Wereldgezondheidsorganisatie wordt bijvoorbeeld krakkemikkig gefinancierd en daardoor ernstig gehinderd in de effectieve aanpak van de pandemie. Volgens de Wereldbank zullen vanwege corona dit jaar 100 miljoen mensen extra in extreme armoede belanden. Wie in die omstandigheden niet doodgaat aan corona, sterft alsnog van de honger, in een wereld waarin de 26 rijksten verzuipen in hun geld en nu net zo veel bezitten als de armste helft van de hele wereldbevolking.
Voorzitter. De OESO zegt dat lage inkomensgroepen — denk aan vrouwen, jongeren, zelfstandigen en flexkrachten — door de pandemie disproportioneel worden geraakt. Daarom pleit OESO-voorman Angel Gurría nu voor hogere belastingen op privévermogens. Toen ik hem onlangs in een videovergadering van de Raad van Europa vroeg hoe hij zulke ingrepen kon voorstellen, zei hij dat het in de gegeven omstandigheden realistisch is om met radicale voorstellen te komen. Volgens de OESO heeft groeiende ongelijkheid immers een negatief effect op de economische vooruitgang. Toen dacht ik: dat moet ik doorgeven aan onze premier en onze minister van Financiën. Bij dezen. Daaraan gekoppeld noem ik de aanmoediging van Gurría aan de regering: wees realist, handel radicaal. Ik zal maar eens wat noemen. Zie af van een ongemotiveerd cadeau van 2 miljard per jaar aan het bedrijfsleven en schrap liever de verhuurderheffing. Zo creëer je banen en bouw je woningen. Je kunt met een tijdelijke huurstop huurders helpen die door de crisis bovenmatig hard getroffen worden. Deze Kamer vroeg er al drie keer om. Het wordt tijd om te luisteren, meneer de minister-president.
Ik noem nog wat radicale en realistische voorstellen. Verhoog de belasting op winsten en vermogens en maak ruimte om het minimumloon richting €14 te verhogen, zoals de vakbeweging en steeds meer partijen vinden. Geef de helden in de zorg naast applaus nu ook echt een structurele beloning voor al hun geweldige werk. Halveer de schulden van mensen die zonder schuldsanering niet uit de ellende kunnen komen en daardoor een last voor zichzelf en anderen blijven. Het Nibud stelt zoiets voor. Als de regering dat mogelijk maakt, kan de aangekondigde aanpak van armoede- en schuldenproblematiek echt aanslaan. Dan kan er ook uitvoering gegeven worden aan de harde toezegging die deze Kamer dit voorjaar van de regering kreeg over het halveren van kinderarmoede voor 2030.
Voorzitter. Een radicale maar ook realistische stap zou volgens onze fractie kunnen zijn dat de regering zich gezien de omstandigheden niet langer gedraagt als een coalitieregering van vier partijen die denkt het nog steeds voor het zeggen te hebben. De situatie vraagt namelijk betrokkenheid van veel meer partijen. Wie in crisistijd namens velen wil regeren, moet zich echter ook openstellen voor ideeën van anderen. Wij willen deze regering steunen bij het doen van wat nu nodig is, mits de regering ons en anderen de ruimte biedt om mee te denken en voorstellen te doen. Wat vindt de premier?
Voorzitter. Omdat we in tijden van crisis eerder meer dan minder democratie nodig hebben, is het nodig snel een aantal verbeteringen aan ons parlementaire stelsel aan te brengen. Voor het mogelijk maken van een correctief referendum ligt al het prima initiatiefvoorstel-Van Raak bij ons. Voor het mogelijk maken van een terugzendrecht hoopt onze fractie nu snel een voorstel van de regering te krijgen, zodat dat hier nog voor de verkiezing van een nieuwe Tweede Kamer in eerste lezing kan worden behandeld. Lukt dat, vraag ik de premier.
Voorzitter, tot slot. Eind februari werd in Tilburg de allereerste coronapatiënt opgenomen. Nu zijn we al meer dan 10.000 landgenoten kwijtgeraakt. Hun families rouwen. Heel veel mensen werden ziek en velen lijken ziek te blijven. De maatschappelijke schade is kolossaal. Wereldwijd zijn er meer dan 1 miljoen mensen bezweken aan een virus waarvan we een jaar geleden nog nooit hadden gehoord. De pandemie heeft 2020 tot een regelrecht rampjaar gemaakt. Maar aan het einde van mijn betoog wil ik ook herinneren aan de hartverwarmende solidariteit die we dit jaar overal hebben zien opbloeien en de geweldige inzet die allerlei mensen leveren zonder mankeren, soms met gevaar voor eigen welzijn en gezondheid, gewoon omdat het nodig is. Het wordt steeds duidelijker: georganiseerde solidariteit is het allerbeste antwoord op deze crisis. Nederland is nog lang geen diepsocialistisch land, zeg ik de premier. Dat weet hij zelf ook wel. Maar ons land kan zeker een majeure beweging in die richting gebruiken. Veel socialer in plaats van nog liberaler zou de nieuwe koers moeten worden volgens mijn fractie.
En dat kan. We weten nu uit eigen ervaring dat als het echt moet, we samen heel veel middelen kunnen inzetten en heel veel samen kunnen doen. Dat geeft nieuwe hoop, met name in de strijd tegen die andere dreigende catastrofes, de steeds grotere wooncrisis en de mensgemaakte opwarming van de aarde. Met slechts een deel van wat er nu in coronatijd wordt vrijgemaakt, kunnen we echt werk maken van grootscheepse sociale volkshuisvesting en kunnen we alsnog de gestelde klimaatdoelen halen. En als we het geld dat we nu uitgeven, vooral duurzaam inzetten, pakken we meerdere crises tegelijk effectief aan. Elke crisis, hoe ernstig ook, creëert altijd kansen. Laten we die durven grijpen. Wees realist, handel radicaal.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Kox. Dan is het woord aan de heer Koffeman namens de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik wil beginnen met een compliment aan het kabinet: het blijft in deze tijden van grote onzekerheid optimisme uitstralen over de toekomst. Ik weet dat de minister-president altijd op zijn hoede is bij complimenten vanuit de oppositie. Dat is verstandig, want complimenten over stuurmanskunst hoeven natuurlijk niet per se te betekenen dat je het eens bent met de koers en dat zijn we inderdaad niet. Maar dat doet niets af aan de complimenten.
Voorzitter. In het optimisme dat de minister-president uitstraalt, komt iets terug van zijn Pamflet van een optimist, dat hij in 2008 publiceerde, toen hij pleitte voor een route naar een moderne economie. Hij zag in zo'n moderne economie destijds geen ruimte voor het op elkaar stapelen van varkens in megastallen en hij pleitte voor andere energieoplossingen, anders dan het fossiele denken. Kortom, in 2008, tijdens de vorige crisis, zette de fractievoorzitter van de VVD in op een heel andere koers. Daar is het helaas niet van gekomen. We weten allemaal waarom niet: Nederland is een coalitieland waar tegenstrijdige opvattingen en belangen toch eenheid van beleid moeten gaan vormen. Modern en onafhankelijk was het streven en het werd fossiel en afhankelijk van buitenlandse grondstoffen en afzetmarkten. Maar "never waste a good crisis" zei Winston Churchill al. In die zin biedt de coronacrisis naast grote onzekerheden ook nieuwe kansen.
Maar in de miljardennota worden die nieuwe kansen niet of nauwelijks benut. Alle herstelmaatregelen lijken gericht op business as usual, op behoud van of terugkeer naar het oude normaal, dat eigenlijk helemaal niet zo normaal was. Is het normaal dat een klein landje als Nederland 70% van z'n agrarische productie exporteert om daarmee de slager en de melkboer van de wereld te willen zijn? Oud-minister Veerman zei daarover na zijn ministerschap: "Het systeem is vastgelopen. We importeren grote hoeveelheden veevoer, we exporteren grote hoeveelheden varkens, kippen en koeien, en de rotzooi, 80 miljard kilo mest, houden we hier." Dat was in 2007 en sindsdien is er niets gebeurd wat enige verandering bracht in de situatie. Sterker nog, toen het ging over de uitkoop van varkenshouders was de Rabobank penvoerder van het regeringsbeleid, niet om de augiasstal uit te mesten, maar om het eigen straatje schoon te vegen.
Professor Erisman zei het zo: "Boeren hebben geen verdienmodel. Ze zijn een verdienmodel: van de Rabobank, van de leveranciers van veevoer, van de leasemaatschappijen van hun steeds duurdere landbouwwerktuigen." Kortom, boeren zitten in de knel als nertsen in een heel klein kooitje. Ze kunnen geen kant op, ze worden horendol van steeds weer nieuwe maatregelen op het gebied van fosfaat, stikstof, fijnstof, stank- en geluidsoverlast, zoönosen, uitstoot van broeikasgassen en bescherming van natuurgebieden, niet omdat die maatregelen niet deugen en niet omdat de boeren niet deugen, maar omdat ze speelbal zijn van financiële belangen die ze zelf niet bedacht of gewild hadden en die nu als een molensteen om hun nek hangen. Elke dag stoppen zeven boeren, veelal agrarische gezinsbedrijven. Het enige perspectief dat de Rabobank biedt, is: slikken of stikken. Of je groeit groter, of je sluit de tent. Dat is juist nu, in tijden van coronacrisis, niet langer vol te houden. De crisis waarschuwt ons, niet om snel terug te gaan naar business as usual, naar het oude abnormaal, maar om daaraan te ontsnappen.
Wat we weten, is dat planten nog nooit een pandemie veroorzaakt hebben en dat 75% van de virusdreigingen van onze tijd te maken heeft met de manier waarop het mensdom met het dierenrijk omgaat. Wij mensen vormen slechts 0,01% van het leven op aarde en we gedragen ons als een dodelijk virus voor die andere 99,9% van het leven. We proberen het geheel naar onze eigen kortetermijnbelangen te plooien en brengen onszelf en komende generaties daarmee in groot gevaar. Het coronavirus zou een wake-upcall moeten zijn. Waar wij de natuur vernietigen en in onze veehouderij onnatuurlijk grote aantallen dieren naast elkaar laten leven of boven op elkaar, is er een levensgrote pandemische dreiging. Q-koorts heeft in Nederland meer dan 100 mensen gedood en duizenden mensen chronisch ziek gemaakt. Een kwart van de bloeddonoren bij Sanquin blijkt met het varkensvirus hepatitis E besmet te zijn. Wie in het ziekenhuis wordt opgenomen, moet een verklaring tekenen niet recent in contact te zijn geweest met de intensieve veehouderij, omdat we bang zijn voor de multiresistente MRSA-bacterie. We gaan letterlijk op een ziekmakende manier met dieren om, waarbij geld verdienen de enige rechtvaardiging vormt.
Corona heeft een sterftecijfer dat in individuele gevallen tot een dramatische afloop kan leiden, maar dat we als samenleving zouden kunnen overleven. Maar vogelgriep, H5N1, zou bij besmetting van mens tot mens 60% van alle mensen die besmet worden het leven kunnen kosten, berekende professor Fouchier van het Erasmus Medisch Centrum. Zo'n waarschuwing zou je heel serieus moeten nemen in een land waar elk jaar 600 miljoen kippen leven en sterven, maar er is niets dat wijst op een ander beleid in dat opzicht. Dat ligt moeilijk in de coalitie: laten we hopen dat corona overwaait en dat we door kunnen met business as usual.
Als we deze crisis willen benutten voor een volhoudbare toekomst, niet alleen voor ons, maar ook voor komende generaties, dan zullen we deze crisis serieus moeten nemen, nu de tweede golf van corona zich heeft aangediend en in andere landen al over een derde golf wordt gesproken. Het is onbestaanbaar dat we een fossiel bedrijf als KLM blijven steunen met een veelvoud van de beurswaarde van het bedrijf. Hoe kun je meer dan 3 miljard voor KLM reserveren als de beurswaarde van heel Air France-KLM inmiddels is verdampt tot minder dan de helft van dat bedrag? Kan de minister aangeven hoeveel de KLM-aandelen waard zijn, die hij vorig jaar voor 744 miljoen in strijd met de regels kocht? Ik ben daar heel benieuwd naar en het is makkelijk na te kijken. Graag een reactie. Het bedrijf is technisch failliet en de omvang van de luchtvaart krimpt op dit moment tot een kwart van normaal. Dan kun je niet net doen alsof het oude normaal weer bereikbaar zou kunnen zijn. Of om met Floortje te spreken: vliegen naar het einde van de wereld. Dat is in deze tijden minder verstandig.
Terwijl het kabinet het nog steeds vooral over geld heeft, smelten de ijskappen in een duizelingwekkend tempo. Zeker, de troonrede ging dit jaar niet alleen over het ondernemersklimaat, maar ook over de opwarming van de aarde. Het politieke klimaat echter weerhoudt het kabinet ervan om de daad bij het woord te voegen. We spreken vandaag over een feestbegroting in crisistijd. Nu lenen is geld verdienen. We investeren onszelf uit de crisis, vergelijkbaar met de verhalen van baron van Münchhausen, die zichzelf aan zijn eigen haren uit het moeras trok. Het is onbegrijpelijk dat het kabinet zich voor een dergelijke vorm van politieke marketing leent. Het is niet alleen de kostbaarste verkiezingscampagne uit de geschiedenis, maar ook de grootste verkiezingscampagne ooit met volledig geleend geld.
We krijgen er allemaal een beetje bij, maar in de begroting van het Koninklijk Huis gaat het wel met hele grote stappen. Dat prinses Amalia straks 1,6 miljoen zakgeld per jaar krijgt — dat is een hele zak geld — ook in crisistijd, niet om wat ze presteert maar om wie ze is, is onverteerbaar. Ook de salarisverhoging voor de Koning met meer dan 5% is geen redelijke salarisontwikkeling voor iemand die aangeeft betrokken, maar niet onfeilbaar te zijn. Daarom wil ik het kabinet vragen of het bereid is om onderzoek te doen naar het draagvlak voor inkomens die afwijken van de Wet normering topinkomens (WNT), inkomens die daarvan uitgezonderd zijn, en ook naar de indexering daarvan. Graag een reactie en ik overweeg een motie op dit punt.
Voorzitter. Onze economie is heeft de vorm van een kaartenhuis aangenomen. Een piramidespel dat niet zonder nieuwe inleg kan. In die zin voldoet de miljardendans met geleend geld in deze begroting aan alle voorwaarden om de geschiedenis in te gaan als het grootste ponzischema ooit. Niemand kent de gevolgen, maar geld dat stom is, maakt recht wat krom is, is de ongefundeerde verwachting. Het neoliberale denken van een kleine overheid en een grote vrije markt met vrijwel ongelimiteerde vrijheid en globalisering, wankelt en doet nu op grote schaal een beroep op overheidssteun, zelfs door multinationals die in ons land vrijwel geen belasting betaald hebben, maar wel profiteren van onze infrastructuur. Dat is de wereld op z'n kop.
Voorzitter. In de dertien jaar dat de Partij voor de Dieren in dit huis vertegenwoordigd is, heb ik vaak de volgende reflex gezien, zowel bij andere partijen als bij het kabinet: het mag best over dieren gaan, maar nu even niet. Vanaf onze oprichting hebben we gewaarschuwd tegen de pandemische dreigingen die voortvloeien uit de wijze waarop we omgaan met dieren, natuur en milieu. De steevaste reactie was dat het zo'n vaart niet zou lopen. Inmiddels zijn we in de greep geraakt van een nieuw virus vanuit de dierenwereld. Nooit eerder hebben dieren zo'n grote invloed gehad op ons leven, op onze economie, op ons denken, onze angsten en op de maatregelen om die angst te reduceren.
Laten we ons weer druk gaan maken over alles wat het leven echt de moeite waard maakt, over alles wat onze toekomst niet bedreigt maar veiligstelt. Over een wereld waarin het belang van de zwakste beschermd wordt tegen het recht van de sterkste, waar geld niet meer is dan een hulpmiddel in ons handelen en niet de hoofdzaak van ons beleid. Laten we leren van deze crisis en een transitie in gang zetten naar een meer plantaardige en dus meer diervriendelijke samenleving die uitzicht biedt op een gelukkig leven voor komende generaties, zonder onbeheersbare pandemische dreigingen.
In dat kader, voorzitter, ben ik voorts van mening dat er een einde moet komen aan de bio-industrie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Koffeman. Dan geef ik het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Tien jaar kabinetten-Rutte. De laatste begroting van dit kabinet en misschien ook de laatste begroting die deze minister-president heeft ingediend.
Corona heeft alles op zijn kop gezet, ook het budgettaire beleid van Rutte I, II en III. Het laatste jaar is de spaarpot omgedraaid waarin negen jaar lang werd gespaard. Negen jaar zuinigheid en dan in één jaar de pot weer leeg. Ik wil dat compliment graag maken aan de premier. Dankzij zo veel zuinigheid in het verleden konden de eerste klappen voor de economie worden opgevangen en werd veel huishoudens een financiële doodsmak bespaard. Maar voor een deel hebben de bezuinigingen wel de basis gelegd voor de problemen nu. Denk aan de personeelstekorten en de capaciteitsproblemen in de ziekenhuizen. Corona was niet te voorzien, maar de huidige problemen bij extra druk op de zorg wel. Hoe kijkt de premier daar nu tegen aan?
Wij kennen zijn beeld dat visie een olifant is die het zicht wegneemt. Ik vrees dat dit een van zijn meest duidelijke uitspraken was. De premier is een gids zonder tomtom, een tambour-maître zonder staf. Hij loopt niet voor de fanfare uit, maar er ergens tussenin. Waar we uitkomen, zien we dan wel. Zo'n orkest raakt de weg kwijt en ook de melodie. Het enthousiasme op straat slaat dan om in boegeroep, de vrolijke mars in een fluitconcert.
Ik denk dat premier Rutte de meest pragmatische premier is die we ooit hebben gehad, hoewel Lubbers er ook iets van kon. D66 koos bij zijn oprichting de pragmatiek als koers. Voor D66 is Rutte het perfecte rolmodel geworden: zonder beginselen, in alles redelijk en geen idee waar we uitkomen. Kan de minister-president ons uitleggen waarom hij geen lijsttrekker is geworden van D66? Hij zal zeggen: ja, maar die hebben mevrouw Kaag al. Nou ja, misschien hebben ze die straks bij het CDA nog hard nodig.
Een gids zonder koers: dat bleek ook weer bij corona. Dit debat gaat daar niet over, dat van gisteren uiteraard wel. Er is veel te zeggen over wat er beleidsmatig allemaal is gebeurd. Het punt dat ik wil maken, is dat wij niet een beleid kregen waar de diverse belangen zichtbaar tegen elkaar waren gewogen, medisch, economisch, sociaal, onderwijskundig en psychologisch, om er maar een paar te noemen. Feitelijk werd, na het omkeren van de schatkist — gelukkig — door minister Hoekstra ten behoeve van de economie, vooral gestuurd vanuit de belevingswereld van de ziekenhuizen. Zelfs de verpleegzorg kwam amper in beeld.
Eerder hadden we hetzelfde scenario bij het klimaat. In Den Haag zat een aantal belanghebbenden aan gewichtige tafels. Er was geen plaats voor andersdenkenden en voor degenen die het allemaal mogen betalen: de burgers. Dus kwamen de kortste termijnen en de meest ambitieuze plannen op het menu. En de premier? Hij keek weg. Al degenen die hoopten op wat meer nuance, op iets meer empathie met de huishoudportemonnee keken vergeefs naar de premier. Hij keek enthousiast naar zo veel plannen, maar een rimpeltje van zorg voor de huiskamer was er niet bij.
Soms lijkt de premier wel een buschauffeur die zelf achterin de bus gaat zitten. Dan komen we nergens. Wat is nu de oogst van tien jaar Rutte? Het maatschappijbeeld is niet fraai. De toon is harder, er is meer cynisme en boosheid. Het woord "woede" staat elke dag tien maal in de krant. Het geweld neemt toe, zowel in de georganiseerde criminaliteit als bij de jongeren. Hele buurten zijn niet veilig meer. Dat is vooral voor oudere mensen, maar ook voor jongeren uiteraard, vreselijk. Premier Rutte, waar waren uw initiatieven?
Wij laten nog steeds veel vluchtelingen toe, maar we hebben noch voor hen, noch voor onze eigen burgers voldoende huizen. Schaarste drijft de prijs op. Er zijn honderdduizenden huizen te weinig. Woningnood was een woord uit de zestiger jaren, maar is nu weer van pas. Wat is er gebeurd, premier? We bouwen wel windmolens, maar voor huizen is er te weinig ruimte en er zijn steeds meer ecologische beperkingen. Natuurlijk is ecologie ook belangrijk, maar al die dingen samen gaat niet. Nu zitten vluchtelingen jarenlang in opvanggelegenheden en komen jonge Nederlanders nergens onderdak. Waar was de premier?
Nederland is een van de meest actieve narcostaten van de wereld. Collega Knapen sprak er vanochtend al uitvoerig over. Op het platteland zijn onzichtbare productieplekken van partydrugs. We importeren en exporteren voor miljarden aan drugs. Intussen blijven we het gebruik ervan romantiseren met coffeeshops en lachgasballonnen. Het leek op het Leidseplein in Amsterdam soms wel kermis met al die gekleurde ballonnen en het gezag dat er glimlachend naar keek. Premier, waar zijn we in hemelsnaam mee bezig?
Dan internationaal. We hadden genoeg geld, maar de NAVO-norm van 2% voor defensie is nog steeds te veel gevraagd. In Europa is er veel verdeeldheid. In plaats van dat Nederland zich opstelt als verzoener, polariseren wij. Wat winnen we daarmee? Waarom, geachte premier, nemen we internationaal niet de verantwoordelijkheid die ons past? Dat betekent bij defensie betalen wat je hebt afgesproken en verder als constructieve kracht partijen bij elkaar brengen in plaats van het kraaien van het verzet. Heeft u hier een visie op, minister-president?
Voorzitter. Dan de pensioenen, ik kan er helaas niet omheen. Minister Koolmees heeft een akkoord gesloten, maar niemand weet wat de resultaten zijn. Voor de komende jaren blijven de donkere wolken van kortingen boven de hoofden van 3 miljoen gepensioneerden hangen, terwijl dat onzinnig, onnodig en onrechtvaardig is. Kijk naar de visie die ik namens 50PLUS op tafel mocht leggen, al jarenlang. Voor de werkenden is er de laatste jaren gelukkig het nodige gebeurd om de koopkracht te versterken. Niet alleen lastenverlichting, ook de meeste cao's gingen er behoorlijk op vooruit, al is het nu door de crisis weer minder geworden. Bijna alle ouderen zien al jaren hun koopkracht achteruitgaan, ook al omdat de ouderenkorting nauwelijks wordt verhoogd. Nog erger: er wordt hun geen hoop en geen perspectief geboden. De onweerswolk van de kortingen op de pensioenen wordt steeds zwarter en blijft steeds langer hangen. Mijn fractie vindt deze kortingen niet acceptabel en eist dat een begin wordt gemaakt met indexatie. Ik overweeg een motie hierover in tweede termijn.
Ook de achterstand aan indexatie moet nu eindelijk worden uitbetaald. Dat is goed voor de economie en voor de belastinginkomsten en het kost de Staat en de minister van Financiën geen cent. Integendeel. Ik vraag de premier nadrukkelijk om nu eens het initiatief te nemen en te laten zien dat hij de beschermheer wil zijn van al die mensen — dat zijn er nu 3 miljoen — die een inspanning hebben geleverd en die nu moeten afwachten hoe de samenleving met ze omgaat. Graag van u ten minste een visie voor die mensen waar 50PLUS zo bezorgd over is.
Men wist dat de invoering van het nieuwe stelsel lang zou duren. Dat gebeurt pas in 2027, vijf jaar na de invoering van de nieuwe Pensioenwet. Die wet wordt pas medio 2021 ingediend en zal voor eind 2021 in het Staatsblad moeten staan. Er is nog een groot open eind en er is niets afgesproken over de overgangsperiode tot 2027. Overgangsrecht is altijd heel lastig, maar in dit geval helemaal. Immers, tot 2027 blijft het bestaande financieel toezichtkader gelden, met een rekenrente van 0%. Sociale partners eisen nu dat er een apart overgangs-ftk komt voor pensioenfondsen. Minister Koolmees is daartoe bereid, maar alleen voor fondsen die het voornemen hebben om over te stappen naar het nieuwe stelsel. De weigeraars komen in de strafklasse van 15% korting en grote premiestijging. Ik noem dat pure chantage.
Voorzitter. De 50PLUS Tweede Kamerfractie heeft een beter alternatief voor alle fondsen. Ze dient snel een initiatiefwetsvoorstel in voor een rekenrente van minimaal 2% om kortingen te voorkomen en indexatie mogelijk te maken.
Voorzitter, ten slotte. Dieptepunt is de teloorgang van de Belastingdienst, ooit een van de meest voortreffelijke diensten van de overheid: nauwkeurig, rechtmatig en zorgvuldig. Ik ben zelf politiek verantwoordelijk geweest voor die dienst. Dat was een genoegen. Nu, 40 jaar later, is hij bijna total loss. Juist de dienst die toegang heeft tot elke portemonnee en tot elke geldkist in de samenleving moet geolied werken en door en door betrouwbaar zijn, ook bij de kindertoeslag. In de deconfiture van de Belastingdienst is de Staat in zijn hart geraakt. Voor een volgend kabinet zijn twee ministers op Financiën — minister Hoekstra van Financiën hoort dit, neem ik aan — misschien onderdeel van de oplossing. Een thesauriale minister voor het te voeren monetaire en financieel-economische beleid, en één voor zowel de rijksbegroting als de belastingen. Het wordt tijd dat de portefeuille van fiscale wetgeving en uitvoering op ministersniveau wekelijks in de ministerraad is vertegenwoordigd.
Ten slotte, voorzitter. Graag hoor ik van de minister-president een constructieve reactie op onze voorstellen. De kiezers beslissen straks over het eindrapport van dit kabinet en van de premier. Als de premier wil overgaan, rekenen wij op wat meer vaste punten op de oever. Dan zit je veiliger bij hem aan boord. Ik ben heel nieuwsgierig naar de antwoorden.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik het woord aan de heer Schalk namens de fractie van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Hadden we in dit prachtige gebouw maar een orgel. Dan zouden we onze voorzitter kunnen vragen om een improvisatie op het lied dat hij onlangs ten gehore bracht bij Hour of Power. Ik laat nu via mijn telefoon het slotakkoord van zijn improvisatie horen.
De voorzitter:
Meneer Schalk, dat is zowel reglementair als muzikaal een kwestieuze uitvoering, uit de bekende serie emnw: eens, maar nooit weer. Vervolgt u uw betoog.
De heer Schalk (SGP):
Dank u wel, voorzitter. Ik was daar eigenlijk al een beetje bang voor, daarom heb ik het langere fragment op Twitter, Facebook en Instagram gezet, zodat iedereen het even kan horen. Het kan reglementair niet helemaal kloppen, maar over dat andere ben ik het niet helemaal met u eens. Trouwens, u hebt natuurlijk al gehoord dat het gezang 178 was. Ook de minister-president heeft dat natuurlijk gehoord. Het is een prachtige vertolking. Voor degenen die niet alle gezangen in hun hoofd hebben, citeer ik de eerste regels:
Ruwe stormen mogen woeden
Alles om mij heen zij nacht
God, mijn God zal mij behoeden
God houdt voor mijn heil de wacht.
Dit is een zeer passend lied voor het jaar 2020, dat ongetwijfeld de geschiedenis zal ingaan als het coronajaar. Sommige bewindslieden zullen worden aangemerkt als coronaministers. Zie het als een geuzennaam, want wat is er hard gewerkt. Dat mag ook wel eens gezegd worden. Natuurlijk zullen er altijd zaken zijn die beter hadden gekund, maar de regering kan beter afgerekend worden op presentie dan op indolentie.
Overigens is het opvallend dat diverse maatregelen van vandaag de dag een Bijbelse herkomst hebben. In het boek Leviticus worden de wetten voor het volk Israël genoemd. Het is opvallend dat quarantaine ook daar ingevoerd werd, evenals de mondkapjes bij besmettelijke ziektes. In de Bijbel wordt dat genoemd: het bewimpelen van de bovenlip. Maar dit terzijde.
Ook de fractie van de SGP heeft wel een paar vragen. Die gaan niet zozeer over de praktijk van alledag. Dat debat vindt aan de overkant plaats. De Eerste Kamer heeft haar eigen rol, meer beschouwend en reflectief. Daarom vooral de vraag naar het perspectief. Heeft de regering gereflecteerd op haar handelen in de eerste fase van de intelligente lockdown? Wat zijn de lessons learned? Hoe zien we dat terug in de manier van handelen nu de tweede golf ons overspoelt? En is er iets te zeggen over het perspectief naar de toekomst?
Er is ook een observatie over de sfeer na corona eerste fase. De spanningen komen naar buiten en we constateren extra korte lontjes. Zelfs in deze Kamer van reflectie lopen de irritaties af en toe op, terwijl wij geroepen worden om in tijden van crisis met wijsheid en rust leiding te geven. In de samenleving loopt dit uit op heftige reacties, protesten, geweld, rellen. Het lijkt net of iedereen losbreekt na zo'n periode van lockdown. Hoe bereidt de regering zich daarop voor als we hopelijk opnieuw uit de huidige halve lockdown zouden mogen komen?
Ik denk hierbij aan de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, waar we vandaag over stemden. Toen de Tweede Kamer deze wet twee weken geleden aanvaardde, hoorde ik op onze fractiekamer in het Stadhouderskwartier het gejoel van de activisten op het Plein, die werden omringd door een legertje politiemensen. De politie geeft aan dat dergelijke optredens veel vragen van de capaciteit, maar die worden getolereerd omdat het recht van demonstratie van belang is.
Deze ruige demonstraties kunnen voortgang hebben, maar als mensen gewoon vlakbij een plaats waar ongeboren menselijk leven wordt vernietigd, bijvoorbeeld bij een abortuskliniek, een vreedzame demonstratie houden, wordt dat verboden. Wat is de reactie van de regering op dit feit?
Nu we het toch over leven en dood hebben: het viel me op dat er, in een crisis waarin iedereen strijdt tegen ziekte en dood, een initiatiefwet is aangekondigd om zelf voor de dood te kunnen kiezen, omdat het leven zogenaamd voltooid zou zijn. Kan de minister-president eens reflecteren op de volgende vraag? Hoe ziet hij de ontwikkeling dat steeds meer het accent komt te liggen op zelfbeschikking, versus bescherming van kwetsbaar leven?
Voorzitter. Een ander facet van het maatschappelijk leven was even buiten beeld geraakt, namelijk de klimaatdwang. Maar het punt lijkt weer helemaal terug te zijn op de agenda. Iedereen weet inmiddels dat we het risico lopen dat de Klimaatwet onhaalbaar zal blijken te zijn. Dat was te verwachten. Door een politieke doelstelling als de CO2-reductie als een percentage in de wet te zetten, creëren we onze eigen Urgenda's van de toekomst.
Bovendien worden we geconfronteerd met de Europese druk van de Green Deal, waarin zelfs een ophoging van de CO2-reductie wordt voorzien van 49% naar 55%. Dat is weer strijdig met de hier aangenomen Klimaatwet. Hoe beoordeelt de minister-president dit? Is hij het met mijn fractie eens dat de Europese Unie zich niet moet bemoeien met onze nationale verantwoordelijkheden? Is het misschien een idee om de Europese Commissie te vragen om zichzelf een reductie op regelgeving op te leggen van 55% in 2030 en 95% in 2050?
Voorzitter. Nu we het toch over cijfers hebben, stap ik graag over op de financiën. Tijdens de komende Algemene Financiële Beschouwingen zal ik uiteraard aan de minister van Financiën vragen hoe het komt dat eenverdieners inmiddels bijna zeven keer zoveel belasting betalen als tweeverdieners. Aan de minister-president vraag ik wat hij vindt van dit absurde onderscheid. Nog een ander punt: ooit was ik op bezoek op het ministerie van Financiën en nam ik een kijkje bij de schatkist die daar symbolisch staat. Een leuk verhaal van de minister is dan dat de sleutel van die prachtige kist kwijt is. Niemand schijnt te weten waar die sleutel is gebleven, maar ik heb inmiddels het idee dat die toch is gevonden, want het geld stroomt van de trappen van het ministerie. Begrijpelijk, want er wordt groot geld uitgegeven om de crisis en de gevolgen daarvan te smoren. De staatsschuld loopt inmiddels op tot historisch hoge proporties, richting de 65% van het bbp. Dat zijn de kille cijfers. Kan de minister-president een inschatting geven naar welk percentage we groeien en wat de limiet zal zijn voor dit kabinet? En wanneer zorgt iemand op het ministerie ervoor dat de sleutel van de schatkist weer veilig wordt opgeborgen? Of beter gezegd: wat is het perspectief voor de komende jaren? Op welke termijn gaan we weer bouwen aan buffers?
Belangrijk is ook de vraag of er geld genoeg overblijft om te voldoen aan allerlei verplichtingen waar onze handtekening onder staat. Ik denk aan het ministerie van Defensie. Hoe staat het met de extra miljarden voor Defensie in het licht van de NAVO-norm? Is 2024 nog steeds haalbaar als moment waarop we daadwerkelijk 2% van het bbp besteden aan onze veiligheid? Welke knelpunten ziet de minister-president in de internationale verhoudingen en hoe beoordeelt hij de situatie in het Midden-Oosten? Is er al iets meer te zeggen over het heropstarten van formele gesprekken binnen de Associatieraad ten bate van modernisering van het EU-Israël Associatieakkoord?
Voorzitter. Nog een ander element van veiligheid betreft het toenemende terrorisme. De macabere onthoofding van de Franse geschiedenisleraar Samuel Paty laat indringend zien dat de strijd tegen moslimextremisme moet worden opgevoerd. Ook in Nederland. Een simpel voorbeeld: sinds december 2017 was er tot zeven keer toe een incident rond het koosjere restaurant HaCarmel in Amsterdam. Nu pas, in oktober 2020, heeft het Openbaar Ministerie vorige week woensdag eindelijk verklaard dat er bij de dader, wiens naam ik hier niet eens wil noemen, sprake is van een radicaliseringproces en een extremistische ideologie. Hoe gaat het kabinet de komende tijd extra inzetten op de strijd tegen extremistische terroristen en jihadisme?
Voorzitter. Hier leg ik ook de verbinding naar ons onderwijsbestel. Er wordt steeds meer aandacht gevraagd voor burgerschap. Welnu, laat de focus bij burgerschap liggen op het belang van de democratische rechtsstaat in plaats van op allerlei zaken waar de scholen nu mee geconfronteerd worden, zoals de doorgeschoten aandacht voor opgelegde diversiteit die door groepen in de samenleving wordt aangedragen.
Voorzitter. Ook reflectie op ons eigen functioneren hoort thuis in deze Algemene Politieke Beschouwingen. Immers, er is hard gewerkt en er zijn keuzes gemaakt die achteraf om bijstelling vroegen. Dat gold ook onze eigen Kamer. De eerste weken, in maart en april, hebben we besloten niet bij elkaar te komen. Gelukkig werd het werk wel voortgezet, maar zonder fysieke aanwezigheid. De fractie van de SGP heeft deze lijn gesteund, maar daar lag toch wel een grens. In het boekje Woorden van Spurgeon, een bekende predikant uit Engeland, vond ik een treffend verhaal. Het gaat over een buitengewone donkere dag in Amerika, waarop het zonlicht als door een verduistering totaal scheen te verdwijnen.
"De wetgevende vergadering van de Amerikaanse staat Connecticut had juist die dag zitting en toen de leden deze onverwachte en onbegrijpelijke duisternis zagen, overviel hen een algemene schrik en ontzetting. Menigeen dacht dat de laatste dag, de dag des oordeels, aangebroken was en in de ontsteltenis stelden sommige leden voor de zitting te schorsen. Toen rees een oud-Puriteins raadsheer uit Stamford op en zei dat, zo de laatste dag gekomen was, hij wenste gevonden te worden op zijn plaats en bezig zijn plicht te doen en daarom stelde hij voor dat men kaarsen zou laten brengen om de beraadslagingen voort te zetten."
Voorzitter. De tijden zijn donker. Maar laten we niet bij de pakken neerzitten en doen wat onze hand vindt om te doen, op de plaats waar God ons stelt, in afhankelijkheid van Hem, biddend om kracht en wijsheid. Op Prinsjesdag werd daar weer aan gerefereerd. Juist dat vertrouwen op God kan ons helpen.
Ik begon met het lied Ruwe stormen mogen woeden. Welnu, dat lied eindigt met de volgende woorden:
Gunst van mensen, raad van vrinden,
Bitt're haat van kwaadgezinden,
Hoogte, diepte, vreugd of rouw,
Niets ontrooft mij aan Gods trouw.
Voorzitter, als hier een orgel stond, zou ik u vragen het koraal te spelen.
Ik dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan is het woord aan de heer Otten namens de Fractie-Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. 2020 is een jaar om snel te vergeten. Ik had dit weekend een lang en serieus gesprek met mijn kinderen — een dochter van vijftien en een zoon van twaalf — over wat we nu meemaken en over wat ze nog allemaal te wachten staat. Ik vertelde ze dat ze een ongewisse toekomst tegemoet gaan, waar ze zich op in moeten stellen, en dat ze zich moeten gaan voorbereiden op een veranderende toekomst. Mijn dochter zei: "Maar pap, wij hebben toch in 2008 al een heel erge crisis gehad?" Ik vertelde haar dat deze keer waarschijnlijk erger wordt en dat ze moet leren met de nieuwe onzekerheden om te gaan.
Het is belangrijk om weerbaarheid en veerkracht te tonen, juist nu. De mensen die zich het best aanpassen aan deze nieuwe situatie, zullen het best uit de crisis komen. Het is angstaanjagend om te zien hoe snel ook de jongere generatie zich nu aan moet passen en hoe zij over moeten schakelen op halfdigitaal onderwijs of geen onderwijs, op de vele lessen die uitvallen en op leraren die zich ziekmelden en complete klassen die in quarantaine gaan. Maar ze slaan zich erdoorheen. Het is niet allemaal kommer en kwel. Zo bestaat het Chinese woord voor crisis uit twee tekens: dat voor gevaar en dat voor kans.
Voorzitter. De coronacrisis is als een röntgenfoto of een MRI-scan van het Nederlandse systeem. Het virus brengt nu de onderliggende kwalen van het Nederlandse poldermodel aan het licht. Ik zie de premier instemmend knikken. Hij deelt blijkbaar deze diagnose; dat doet me goed. De patiënt zag er van buiten nog best patent uit, maar er blijkt nu van binnen toch van alles mis te zijn. Het coronavirus lijkt helaas nog niet erg onder de indruk van al het Nederlandse gepolder en gevergader. Het kabinet is eindeloos bezig met afstemming met ongekozen burgemeesters van veiligheidsregio's die niemand kent en die geen democratische legitimatie hebben bij de bevolking. Proactief en daadkrachtig beleid is nu vereist, maar dat lijkt op dit moment nog niet het sterkste punt van dit kabinet. "Regeren via de achteruitkijkspiegel" lijkt het motto, in plaats van een transparante communicatie waar veel Nederlanders naar snakken.
Voorzitter. Het lijkt wel alsof dit kabinet soms aarzelend opereert uit angst voor de reacties van de bevolking. Zo zijn we eigenlijk terechtgekomen in een soort negatievefeedbackloop van onderling wantrouwen. Dat is funest en daar moeten we zo snel mogelijk weer uit zien te komen met z'n allen.
"Wer Visionen hat, sollte zum Arzt gehen." Dit citaat van oud-bondskanselier Helmut Schmidt is het favoriete citaat van Mark Rutte, las ik dit weekend in een interessante column van Tommy Wieringa. Visie, daar moet onze minister-president niets van hebben. Maar wat juist nu nodig is in deze crisis, is een nieuwe visie voor Nederland. Hoe gaan wij ons aanpassen aan de nieuwe, wereldwijde realiteit en hoe gaan we hier sterker uitkomen? Dat heb ik tot nu toe nog niet echt gehoord van dit kabinet.
Voorzitter. Wij hebben hier grondig over nagedacht de afgelopen tijd en ik schets dan ook een aantal ingrediënten van wat in onze visie nu noodzakelijk is om tot een effectieve reset van Nederland te komen, een moderniseringsslag van Nederland die eigenlijk allang plaats had moeten vinden. Allereerst moet er een economische reset komen. We moeten zien te overleven op korte termijn, dat wil zeggen de vraaguitval door corona opvangen door middel van directe lastenverlaging, met name voor middeninkomens en lagere inkomens. Dan bedoel ik niet het gekruidenier zoals nu met een paar tientjes hier en een half procentje daar. Daar kun je nog niet eens de verhoging van de gemeentebelasting van betalen. We willen een eenvoudig, helder en transparant belastingstelsel waarin iedereen weet waar hij aan toe is. Wat we nu nodig hebben, is een marshallplan voor de koopkracht, voor de middeninkomens, de mkb'ers en de zzp'ers, zodat miljoenen mensen in ieder geval deze coronacrisis kunnen overleven. Dat is nu prioriteit nummer 1. We hebben ook uitstel van belasting nodig voor mkb'ers en zzp'ers. Velen verdienen helemaal niks op dit moment en kunnen dat niet betalen. Uitstel zal de facto dus meer opleveren voor het kabinet dan het niet doen.
Voorzitter. Dan kom ik op een onderwerp dat heel snel urgent aan het worden is in de huidige coronacrisis en waarover ik de hele dag gebeld en gemaild wordt door ondernemers, een onderwerp dat ik nog niet eerder gehoord heb vanmiddag: de transitievergoeding. Ondernemers moeten door de coronacrisis nu noodgedwongen reorganiseren en hebben geen werk meer voor hun medewerkers, maar kunnen niet reorganiseren omdat ze die transitievergoeding niet kunnen betalen. Maar ze kunnen de medewerkers ook niet meer betalen. Een ervaren registeraccountant zei deze week nog tegen mij: als je de verplichtingen uit de transitievergoedingen van het mkb in de balans zou opnemen, dan zouden heel veel bedrijven een negatief vermogen laten zien op dit moment en niet meer levensvatbaar zijn. Dit is in de praktijk echt een heel groot probleem op dit moment. Wat gaat het kabinet hieraan doen?
Wat betreft de KLM vroeg ik minister Hoekstra voor de zomer wat plan B was als er een tweede golf zou komen. Ik denk dat we van de KLM beter snel een Nederlandse skeleton airline kunnen maken, die we zo spoedig mogelijk van Air France losweken en die we vanuit Schiphol de voor Nederland belangrijke internationale verbindingen laten onderhouden. Dat zal ongetwijfeld verlieslatend zijn, maar dat verlies nemen we dan maar op de koop toe. Het kost ons uiteindelijk minder dan weer nieuwe dure reddingspakketten.
Niet alles wat ik hier wil vertellen is somber. Laten we ook zeker die andere belangrijke motor van de Nederlandse economie niet vergeten: de Rotterdamse haven. Die is van cruciaal belang voor onze economie. Er werken bijna 400.000 mensen. De haven laat in het derde kwartaal alweer voorzichtig herstel zien. De Rotterdamse havenmensen hoor je minder piepen dan anderen. Ze zijn gewend aan voor- en tegenspoed en weten zich met flexibiliteit en vindingrijkheid adequaat aan te passen aan snel veranderende wereldwijde realiteiten. Ze zijn een voorbeeld voor de rest van Nederland. Wat nodig is om Nederland weer op de rails te krijgen, is een impuls voor ondernemerschap en innovatie. Dat doen we niet door 20 miljard weg te laten smijten aan vage projecten door Jeroen Dijsselbloem en consorten, maar door generieke maatregelen waar iedereen wat aan heeft, zoals het stimuleren van werk en ondernemen door belastingverlaging, maar ook door minder regeldruk en een efficiëntere overheid. Nu kost ons openbaar bestuur elk jaar maar liefst 84 miljard euro. Elk jaar weer 84 miljard euro, 11% van het bbp. Daar wordt niet op bezuinigd, ook al daalt het bbp. Daar moet drastisch in gesneden worden, want de enige sector die gegroeid is in tien jaar Rutte is de overheid en de collectieve sector.
Voorzitter. We gaan per direct een assertievere koers voeren ten opzichte van de EU. We tekenen niet meer klakkeloos bij het kruisje, zoals minister-president Rutte al jaren doet. We financieren niet langer meer de megalomane Green Deal van Frans Timmermans met Nederlands belastinggeld onder het mom van een coronaherstelplan, maar we kijken naar: what's in it for us? Zo doen andere EU-landen dat ook al jaren. Als het te veel kost, gebruiken we gewoon een simpel woord: veto.
Voorzitter. Ik kom even kort op de Baangerelateerde Investeringskorting, de BIK. Er is al veel over te doen geweest. Wij betwijfelen of de BIK heel veel extra investeringen op gaat leveren, maar het kan werken, mits de termijn van de BIK-regeling niet al te lang is. Als je het kort houdt, krijg je wellicht een verschuiving van investeringen die eerder worden gedaan in de tijd. Zie ook de ervaringen met de WIR in de jaren 70 en 80, de Wet op de Investeringsregelingen. De WIR werkte uiteindelijk eigenlijk alleen in de laatste twee dagen van z'n bestaan, toen er geruchten ontstonden dat Lubbers hem zou afschaffen. Ineens deden ondernemers miljarden aan investeringen om nog snel de premie te kunnen incasseren. Die investeringen wilden ze toch al gaan doen.
Voorzitter, dan kom ik op een paar andere punten. Een belangrijke ambitie die wij ook hebben voor de modernisering van Nederland is de modernisering van onze Grondwet uit 1983. We hebben geanalyseerd waarom de integratie in Nederland zo moeizaam verloopt. Wij denken dat een van de onderliggende oorzaken de internationaal gezien verdergaande vrijheid van godsdienst in onze Grondwet is. Ook in de coronacrisis zien we dit. Voor religieuze instellingen gelden andere regels dan voor de rest van Nederland. Dat vinden wij onacceptabel. Dat is ooit bedacht, 100 jaar geleden, maar is wat ons betreft in 2020 achterhaald. Wij staan voor een seculiere overheid, een volledige scheiding van religie en Staat, en geen privileges voor bepaalde groepen op grond van religie, welke religie dat dan ook is. Geloven doe je wat ons betreft maar achter de voordeur, niet in de politiek.
De heer Schalk i (SGP):
Ik kan er toch niets aan doen, maar ik geloof in God de Vader, de Almachtige, enzovoorts. Dat is het apostolicum, inderdaad. En ik zit in de politiek, dus blijkbaar kun je ook geloven in de politiek.
En voorzitter, ik maak er bezwaar tegen dat een grondwettelijk recht door de heer Otten eigenlijk opzij wordt geschoven. Er worden meerdere uitzonderingen gemaakt door de Grondwet, bijvoorbeeld voor dit parlement, en daar proberen we op een goede manier mee om te gaan. Hier mogen 75 mensen aanwezig zijn. Dat heb je ook in religieuze instellingen, in de kerk bijvoorbeeld. Daar mogen meer mensen zijn, omdat er een grondwettelijk recht aan ten grondslag ligt. Het is misschien goed om dat ook even te noemen. Dat is de oude Grondwet, maar artikel 6 hierin geeft dat bijvoorbeeld aan.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik bestrijd ook zeker niet dat dat het geval is in de huidige Grondwet. Ik plaats alleen het idee van een grondwetsherziening in de moderniseringsslag die volgens ons noodzakelijk is in Nederland, om Nederland weer op de rails te krijgen. Wij vinden dat de integratie bevorderd wordt als er geen speciale privileges voor geloven meer worden gecreëerd. Of het nou uw geloof is of een ander geloof, welk geloof ook; dat maakt ons niet uit. Dat is een ideaal waar wij voor gaan. Die grondwetsherziening is niet een-twee-drie geregeld; dat zal de nodige voeten in de aarde hebben. Die van 1983 heeft natuurlijk ook heel veel tijd gekost. Maar je moet ergens beginnen, met je afvragen hoe je het land er zelf uit zou willen laten zien, als je denkt: hoe kunnen we het land moderniseren? Daar is dit een onderdeel van. Maar ik heb nog veel meer goede ideeën. Die kan ik u ook laten horen. Maar ik betrek dit niet specifiek op corona, in dit geval.
De heer Schalk (SGP):
Ik had geen goed idee gehoord; ik had een idee gehoord. Maar dat daargelaten. We hebben het vanmorgen, een beetje in een ander verband, gehad over het Plakkaat van Verlatinghe. Onze Grondwet is opgebouwd in de loop der eeuwen, en daar zitten ongelooflijk veel vrijheden in. Een van die vrijheden is dat we hier bijvoorbeeld een Fractie-Otten hebben in deze Kamer, en een fractie van de SGP en nog vele andere. Een andere vrijheid is dat we de vrijheid van meningsuiting hebben, dus ik vind het heel goed dat de heer Otten zijn mening hier uit; die bestrijd ik alleen. We hebben gelukkig ook de vrijheid van godsdienst en ik hoop dat we die nog heel lang mogen koesteren.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik vervolg mijn betoog. We willen ook meer democratisering, een bindend collectief referendum, waarvoor nu de eerste stappen worden gezet in de Tweede Kamer, en natuurlijk willen we net als in de rest van de wereld zelf een burgemeester kiezen. Een moderniseringsslag zou wat ons betreft ook gemaakt moeten worden met de bestuurslaag van de provincies.
Voorzitter. Misschien moeten we de Eerste Kamer ook maar vervangen door een constitutioneel hof, dat de wetten toetst aan de Grondwet. Na anderhalf jaar in de Eerste Kamer zijn we namelijk nogal sceptisch geworden over de vraag of de Eerste Kamer daartoe wel in staat is; zie ook de taferelen van de afgelopen dagen rondom de coronaspoedwet.
Daarnaast willen we ook een nieuwe afbakening tussen het staatshoofd en het parlement: een ceremonieel koningschap naar Scandinavisch model, waarbij, als er verschil van mening is tussen de minister-president en de Koning, de Koning aftreedt en niet de minister-president. Dit is ook zo in Denemarken.
Ook willen we een vorm van algemeen gefinancierd onderwijs, naar Frans model, voor alle kinderen in Nederland om de in Nederland geïnstitutionaliseerde hokjesdenkerij, die is ontsproten uit de schoolstrijd van 100 jaar geleden, toen Nederland een heel ander land was, te moderniseren. Wij denken dat dit, met een strikt seculiere overheid, de integratie kan bevorderen.
Voorzitter. Dan kom ik op een zeer heikel onderwerp. Wat we denk ik ook nodig hebben in Nederland is minder politici. Nog heikeler is dat we die dan ook beter willen gaan betalen, om betere en andere mensen aan te trekken dan nu het geval is.
Voorzitter. Dan kom ik op de zorg. Ik zei gisteren bij de behandeling van de spoedwet van Hugo de Jonge al het volgende. Had in plaats van die onzalige coronaspoedwet, een spoedwet gemaakt waarbij de tientallen miljarden die opgepot zitten bij de zorgverzekeraars nu voor de zorg beschikbaar komen. Het geld is er. Het zit alleen in verkeerde handen. We kunnen dan de zorgmedewerkers beter betalen en de ziektekostenpremies en het eigen risico kunnen dan omlaag. Dat zet tenminste snel zoden aan de dijk.
Voorzitter, ik rond af. Wij zitten in de politiek om echt iets te veranderen. Wij willen nu beginnen met een noodzakelijke moderniseringsslag van Nederland. Wij gaan ervoor. De toekomst begint vandaag.
Dank u.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dan is ten slotte in deze termijn het woord aan de heer Gerbrandy namens de fractie van de OSF.
De heer Gerbrandy i (OSF):
Dank u, voorzitter. Ik heb vier punten en een hartenkreet. Elke spreker hier vandaag heeft het over corona gehad. Wij kennen allemaal de implicaties en de persoonlijk geraakte gezinnen en mensen. We zijn er helaas nog niet vanaf en dit zal nog wel even duren. De OSF heeft alle incidentele suppletoire begrotingswijzigingen gesteund. Ik heb dat eens een beetje nagekeken. Er staan 170 posten in de financiële verantwoording. Je kunt het zo gek niet bedenken. 57 miljard euro is in deze crisis gestort. Dat was accuraat. Er was leiderschap nodig om dat te doen. De twee mensen die ik nu aankijk, en die mij nu aankijken, wil ik daarvoor complimenteren. Dat is geen klein bier. Er komt nog veel: 30 miljard? Deze crisis is nog niet over. De vraag of dat geld allemaal goed terechtkomt, baart mij wel zorgen. Ik heb dat nog niet zo veel gehoord vandaag, maar is er controle? Wordt ervoor gezorgd dat het draagvlak van onze gemeenschap er ook blijft, doordat die centen, dat geld, bij het goede doel terechtkomen? Gelukkig doet u dat ook met accountants, de FIOD, enzovoorts. Toch wordt er gezegd: vertrouwen is goed, controle is beter. Die controle is belangrijk, alhoewel dat niet moet doorslaan. Onze ex-collega, nu staatssecretaris, Van Huffelen zei: controle is goed, maar vertrouwen is beter. Dat is een goed adagium.
De aanpak van corona was liberaal en ik kan me dat voorstellen. "17 miljoen mensen, die schrijf je niet de wetten voor, die laat je in hun waarde." Maar als dan blijkt dat die gedragsverandering toch niet helemaal lukt, dan zou ik het kabinet willen vragen om nu, nu de problematiek nog aanwezig is, helderder en duidelijker te zijn en de communicatie toch beter te voeren. U weet dat.
Ik heb gisteren de tijdelijke coronawet gesteund. Dat geeft u ook mogelijkheden om maatregelen te nemen. Hoe we dat nu gaan doen, ga ik u niet voorschrijven, maar het is wel belangrijk dat dat virus er op korte termijn onder gekregen wordt. Het lijkt me heel belangrijk om snel terug te gaan naar de oude situatie en dat mensen elkaar met de kerst en met Sint-Nicolaas weer kunnen ontmoeten. Als er zachte heelmeesters zijn, dan zou dat misschien niet kunnen. Mijn eerste vraag voor de premier is: zou hij straks een beschouwing willen geven over wat zijn plannen zijn? Is hij het met mij eens dat je wel vrij krachtig moet ingrijpen? Een gedragsverandering komt namelijk niet vanzelf. Later zullen we in een parlementaire enquête zien wie gelijk heeft.
Ik zei net al dat de OSF de financiële steun gesteund heeft. Maar er is één maatregel die nu voorhanden is: de Baangerelateerde Investeringskorting. De OSF is daarop tegen. De Raad van State en het CPB zijn daar ook op tegen. Wij hebben geleerd van de wet over investeringsregelingen. U reserveert 2 miljard voor de BIK. Ik ga in mijn vierde punt een voorstel doen om die 2 miljard anders te gebruiken.
Dan mijn tweede punt: de financiën van de gemeentes. Ik heb dat nog niet veel gehoord. Drie vierde deel van alle gemeentes moet bezuinigen en heeft moeite om de begrotingen sluitend te maken. Een derde van de gemeentes lukt dat niet. De VNG, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, zegt: de situatie is onhoudbaar. Binnenlands Bestuur schrijft: "De frustratie bij gemeenten zit diep. Bij gemeenten is hier en daar rebellie." Hoe kan dat? Ik heb het over de decentralisatie van het sociaal domein. U kent het allemaal. Jeugdzorg is overgegaan naar de eerste overheid, de gemeentes. Maar ik zeg dat die start verkeerd is geweest. Men had meer behoefte aan zorg. Gemiddeld is er 25% bezuinigd op dat proces. Dat kan niet. Kabinet, kijk naar Denemarken. Er zijn goede voorbeelden. Als die een systeemverandering doet, gaat die er eerst meer geld in stoppen. Dan komt de efficiëntie en dan komt het profijt. Kan de premier straks deze vragen beantwoorden? Ik kan u garanderen dat dit niet opnieuw een financieel debacle wordt voor de gemeentes. Trap af, trap op. Dat is vorig jaar besproken.
Er is nu een onderzoek geweest naar de herziening van het Gemeentefonds op het sociaal domein. Die is desastreus voor kleine gemeentes, desastreus. Gemeentes tot 20.000 inwoners gaan er per inwoner bijna €60 op achteruit. De grote gemeentes — ik zal ze niet allemaal noemen — gaan er meer dan €100 op vooruit. Dat kan niet. Gemeentes schrijven u — ik heb die brieven gelezen — dat het onvoorstelbaar en onacceptabel is. Het is de eerste overheid. Mensen, dat kan zo niet. Nederland is niet in balans. Het geld gaat van oost naar west, van platteland naar stad, van klein naar groot. Ik noem een voorbeeld van even geleden, maar dan is het duidelijk. Voor de krachtwijken werd er ingezet op €400 per persoon. Dat moest, want er waren problemen. Maar kijk nu naar de krimpgebieden: daarbij is ingezet op €10 per persoon. Dat klopt niet. Dat is niet in balans.
Ik wil dat u meer oog hebt voor de regio's. Ik beveel u de Rede fan Fryslân van minister Schouten van 8 oktober zeer aan. Wat een fantastische rede vanuit het kabinet. Daarin zei onze minister: ruim baan voor de regio. Uw kabinet vroeg aan de andere overheden om eens met voorstellen te komen. Ik was toen burgemeester in Achtkarspelen. Wij hebben meegedaan met de regiodeals. Dat is fantastisch. Dat is van onderop. Dan is het ook zaak dat u zaken loslaat. Ik noem enkele voorbeelden die spelen in de periferie, waar ik — u trouwens ook — me verantwoordelijk voor voel. Ik heb het over Groningen, over het gas. 20.000 banen gaan weg. Het versterken van de huizen daar duurt in dit tempo twintig jaar, dames en heren. Dat kun je niet maken. Er is een fonds in Europa. Ik steun de motie-Mulder/Dik-Faber van de Tweede Kamer, die zegt: ga met het JTF-fonds van 600 miljoen euro, dat transitiefonds, naar het Noorden, want we hebben daar enorme profijten gehad en daar zou iets voor terug moeten komen. Alhoewel, ze zijn in Friesland, Groningen en Drenthe al heel goed bezig met die energietransitie. De Lelylijn is vorig jaar besproken. Dan zijn er de Nedersaksenlijn en Heerlen-Aken. U moet echt kijken naar die regio.
Oei, de tijd. Voorzitter, ik hou mij meestal goed aan de tijd. Dat weet u. Punt drie: basisinkomen. Regeren is vooruitzien. In onze Grondwet staat dat iedere Nederlander bestaanszekerheid moet hebben. Zie artikel 20. Nederland is nog steeds een van de meest welvarende landen van deze wereld en toch lopen de verschillen steeds meer op. 1 miljoen medelanders, Nederlanders, leven in armoede. 1 miljoen, dames en heren. 8%, zeg maar. Daarvoor is een toeslagencircus opgebouwd met kortingen, vrijstellingen, aftrekposten en noem maar op. In Leeuwarden hebben ze 63 mogelijkheden om mensen te steunen. Het is prachtig, maar het verzandt en strandt. Kan dit anders? Ja, dit kan anders.
Wij rekenen altijd met betaald werk. Maar weet u wat de grootste onderneming van Nederland is? Dat zijn de vrijwilligers. Meer dan 8 miljoen mensen — u ook — gaan vrijwillig dingen doen, zonder betaald te worden. Als dat zou verdwijnen, zou onze maatschappij zijn uitgeteld. Die mensen doen dat vrijwillig. Dat is prachtig. Iedereen doet dat. Ik doe dat ook. Het Nibud heeft gekeken naar de vraag: is het mogelijk iedereen een basisinkomen te geven en dus alle toeslagen, aftrekposten, heffingen en tegemoetkomingen af te schaffen? In de berekening van het Nibud staat dat de bijstandsuitkeringen dan gemiddeld 8%, minimumuitkeringen gemiddeld 32%, modaal inkomens 26% en twee keer modaal 19% omhooggaan. Is dit fake news van het Nibud? Ik hoop het niet en ik denk het niet. Daarom is mijn derde vraag aan de minister-president: zou u een serieus en gedegen onderzoek willen laten uitvoeren naar deze materie? Ik denk aan een interdepartementaal onderzoek of een staatscommissie. Ik overweeg een motie in te dienen. Ik zou die nu voorlezen, maar mijn tijd is op.
Mijn vierde punt is de verhuurderheffing. Vorig jaar heb ik een motie over de verhuurderheffing ingediend. Toen heeft de minister mij gevraagd om die aan te houden, want zij had nog een onderzoek lopen. De woningnood is in Nederland alleen maar toegenomen. Studenten, starters, middenklassers, iedereen heeft behoefte aan degelijke, goede, betaalbare woningen. Ze zijn er gewoon niet.
Ik ga er nu snel doorheen, want u weet wat ik wil zeggen, maar het zal ook gefundeerd moeten zijn. Huurprijzen van sociale huurwoningen zijn de laatste tien jaar met 26% omhooggegaan. Hebben die mensen ook 26% meer loon gekregen? Dat is niet het geval. In de commerciële huursector is de nood 44% omhooggegaan. Er moeten in tien jaar 1 miljoen huizen worden gebouwd. Voor 2013 bouwden de corporaties 35.000 sociale huurwoningen. Na 2013 was dat de helft, namelijk 15.000. De verhuurderheffing kost gemiddeld 2 miljard per jaar. Dat komt bij de corporaties vandaan, daar waar de mensen met de smalste beurzen de huren moeten betalen. En die gaan naar het Rijk. 21 juni 2020 is de grens van 10 miljard gepasseerd.
Voorzitter, ik ben er bijna. 180 woningcorporaties kunnen niet meer hun kerntaak uitoefenen. Daarom vind ik dat wij er iets aan moeten doen. De regering geeft nu 300 miljoen terug. Minister Ollongren heeft gezegd: 1 miljard in tien jaar. Dat is 100 miljoen per jaar. Nu komt er 200 miljoen bij. Dat is 15% van wat genomen is. Het is een sigaar uit eigen doos. BZK, Financiën en Aedes hebben berekend dat de corporaties in vijftien jaar 30 miljard euro tekortkomen om die sociale huurwoningen te bouwen. In vijftien jaar 30 miljard is 2 miljard per jaar. Dat is toch dat BIK-bedrag? Even dekking zoeken? Die heeft u hier.
Mijn hartenkreet ...
De voorzitter:
Er is wel een grens aan de flexibiliteit van de tijd.
De heer Gerbrandy (OSF):
Ja, er is een grens, maar u weet dat ik de minste tijd heb en wij zitten nog niet in de Tweede Kamer. Ik moet deze tijd nu dus gebruiken. Ik vraag u nog twintig seconden.
De voorzitter:
U zit nu al in uw spreektijd van volgend jaar, maar we houden het bij.
De heer Gerbrandy (OSF):
Goed. Een hartenkreet met betrekking tot minderjarige alleenstaande vluchtelingenkinderen uit Griekenland. Onze minister heeft 1 miljoen overgemaakt. Ik begin graag positief, maar wij moeten ons kapot schamen dat wij dit probleem zo oplossen. It beste lân fan de ierde, het beste land van de aarde, kan dat geen 500 kinderen in nood opvangen? De koehandel met het hervestigingsquotum vind ik verbijsterend. U hoeft er wat mij betreft niet eens op te reageren. Het is te pijnlijk, maar ik wil het gezegd hebben.
Overigens dank ik u ... Nee, die overgang is niet goed.
De voorzitter:
Meneer Gerbrandy, we moeten nu echt afronden.
De heer Gerbrandy (OSF):
Overigens wil ik u danken voor alle moeite, inzet en leiderschap. U heeft een zwaar vak en u doet daar voor honderd punten uw best voor.
De voorzitter:
Iemand klapte; dat mag hier. Dank u wel, meneer Gerbrandy.
Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan schors ik de vergadering tot 16.30 uur.
De vergadering wordt van 15.48 uur tot 16.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik geef het woord aan de minister-president.
Minister Rutte i:
Voorzitter, dank. Allereerst van harte aanbevolen het boek Oorlogslichting over senatoren in de periode 1937-1946, dat mij zojuist is aangeboden. Ik heb er even doorheen kunnen bladeren. Het is een prachtig boek geworden. Echt, mijn complimenten. In het boek staat een anekdote waarmee de voorzitter en ik ijselijk verlegen zijn dat onze partij daar een positieve rol in speelt: de "klap in de koffiekamer in 1966", waarin de senator Jan Baas geconfronteerd wordt met iemand die hij uit de oorlog herkent, een senator van de Boerenpartij. Hij spreekt hem ook aan op hun ervaringen in de Tweede Wereldoorlog, waarin Baas aan de goede kant stond en Adams niet aan de goede kant. Vervolgens wordt hij in de koffiekamer aangesproken door Adams over wat Baas gezegd heeft. De schrijver van dit boek schrijft dan: "Dat had hij beter niet kunnen doen, want Baas haalde onverbiddelijk uit. De klap in de koffiekamer, waarvoor senator Baas overigens niet vervolgd werd, is het enige bekende voorbeeld van fysiek geweld in de Eerste Kamer." Dit is een van de laatste anekdotes in het boek.
Ik wil de Kamer zeer bedanken voor de uitvoerige inleidingen zijdens de Kamer. Ik vond het heel plezierig voor het eerst ook hier de heer Frentrop in debat aan te treffen. Ik zal zo ook pogen een aantal van de opmerkingen recht te doen. We hebben natuurlijk mevrouw Jorritsma gehoord over het initiatief, samen met Rosenmöller, waar ik misschien iets over zal zeggen. Ik vond de Grundsatzrede, zoals de Duitsers dat denk ik noemen, die Rosenmöller hield, een heel fundamenteel betoog, heel indrukwekkend. Ik was het niet met alles eens, haast ik mij te zeggen, anders zeggen de partijen rechts van de VVD dat ik naar links ben opgeschoven, maar dat ben ik niet. Toch kan ik nog steeds genieten van een fundamenteel betoog.
De heer Knapen had het erover dat als je met de tijdsgeest trouwt, je ook snel weduwnaar kunt worden. Toen moest ik even denken aan de man die zei dat wie een wals aangaat met het verleden, wel in de maat danst, maar niet in de tijd. Dat was inderdaad een zeer wijze opmerking. Ik ga in mijn beantwoording zeker nader in op een aantal opmerkingen die hij over Europa heeft gemaakt. Het was heel bijzonder, ook als historicus, om nog even te worden teruggenomen naar Sint-Michielsgestel. Ook de bijdrage van mevrouw Vos van de Partij van de Arbeid over racisme, discriminatie en andere zaken maakte indruk. En dan die prachtige film van Richard Attenborough die zij aanhaalde, die ik van harte kan aanbevelen, al word je er niet vrolijk van. Die man blijft gelukkig eeuwig jong en is daarmee een voorbeeld dat je ook ver in de negentig nog piepjong kunt zijn. Helaas zijn er ook twintigers die al stokoud zijn. Hij is in ieder geval een voorbeeld van een piepjonge negentiger.
Ik denk dat het belangrijk is om ook stil te staan bij een aantal zaken waar mevrouw Bredenoord aandacht voor vroeg. Zij is vooral ingegaan op kwesties rondom corona en de Europese samenwerking dienaangaande. Ik zal de vragen daarover proberen zo goed mogelijk te beantwoorden. Als historicus vrees ik in de richting van mevrouw Faber te moeten bevestigen dat het woord "omvolking" echt uit de nazi-ideologie komt. Mevrouw Bikker vraagt terecht aandacht voor het langetermijnaspect van de hele corona-aanpak en ook voor het perspectief je van daaruit aan de samenleving op langere termijn kunt geven. Dank aan de heer Kox voor zijn grote plezier bij mijn tienjarig jubileren. Dat roept ook bij hem de behoefte aan meer op, begrijp ik. Zoals u weet, ben ik er nog over aan het nadenken. Los daarvan had hij ook andere opmerkingen waarop ik graag nader inga.
Ik zal zo beginnen, daartoe overigens uitgedaagd door de heer Van Rooijen, om te schetsen dat er wel degelijk visie mogelijk is, maar dat ik niet geloof in een eindpunt waar je uitkomt. Ik geloof meer dat de reis het doel is en niet de bestemming. Ik zal dadelijk proberen daarover iets te zeggen. Dan het prachtige nieuwe muziekmoment. Dat kon natuurlijk helemaal niet, maar het was de voorzitter zelf en dus kon het wel. Ook op de opmerkingen van de heer Schalk over de schatkist en andere zaken zal ik natuurlijk ingaan. Deze zijn alle van groot belang. Ook de heer Otten vroeg naar visie. Ik zal natuurlijk een poging doen om daarop te reageren. De heer Gerbrandy wees terecht op het feit dat de aanpak van corona alleen kan bij een krachtige gedragsverandering in combinatie met de maatregelen die we nemen, de gedragsaanwijzingen en uiteraard de handhaving. Dat is zeker belangrijk. En tot slot wil ik de heer Koffeman niet vergeten. Hij bracht een aantal zaken naar voren rondom dierenleed, dierenwelzijn en klimaat en die zullen zeker in mijn beantwoording terugkomen.
Ik wil beginnen met kort in te gaan op wat die visie van mij en van het kabinet is. Dan zal ik aan de hand van thema's door de beantwoording heen gaan. Ik zal een poging doen en kijken of het lukt om voor 18.30 uur zo veel mogelijk vragen te beantwoorden. Misschien lukt dat wel.
De voorzitter:
Mevrouw Faber.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik sta hier alweer gelijk. De minister-president zegt iets over omvolking. Ik heb deze term van het VN Department of Economics and Social Affair, afdeling Population. Dat schrijft "replacement migration". Daar heb ik de term vandaan gehaald. Dat wil ik wel eventjes verduidelijken.
Minister Rutte:
Omvolking komt uit de nazi-literatuur. Het verwijt dat de NSDAP maakte aan de traditionele partijen in Duitsland was dat men het belang vergat van de klassieke Duitse waarden en dat bij het vergeten van de klassieke Duitse waarden omvolking dreigde. Daarom is dat een term die normaal gesproken wordt toegekend aan de nazi's. Daarmee zeg ik niet dat u dat bent, maar het leek mij goed om dat historisch zo te duiden. Dat soort termen hebben natuurlijk hun betekenis.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ik ben de minister-president heel erg dankbaar voor deze duiding. De VN duidt dezelfde woorden. Zijn de nazi's dan verplaatst naar de VN?
Minister Rutte:
De term "omvolking" komt van "Umvolkung". Dat is een term uit de Duitse nazi-literatuur. Daar is het begonnen. Nogmaals, mijn gedachte zou zijn om die term niet te gebruiken, maar iedereen heeft natuurlijk vrijheid van meningsuiting om dat wel te doen. In het kader van de zuiverheid — een gek woord in dit verband — lijkt het mij verstandig om die term niet te gebruiken.
De voorzitter:
Mevrouw Faber tot slot.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Ja, tot slot, voorzitter. Wil de minister-president dan afstand doen van deze uitdrukking van de VN over replacement migration? Het is immers een beladen uitdrukking.
Minister Rutte:
Ieder zinnig mens die een beetje historisch besef heeft, weet echt wel waar de term "Umvolking" vandaan komt, en "omvolking" als een wat onhandige Nederlandse vertaling daarvan. Die komt echt uit de jaren dertig uit de kringen van Adolf Hitler en de Duitse NSDAP. Dat even als feit.
Voor dit kabinet en ook voor mij als voorman van de coalitie — en dan kom ik bij de uitdaging die de heer Otten en anderen hebben neergelegd — is het essentieel dat we ons realiseren dat wij als politici twee belangrijke taken hebben: om ervoor te zorgen dat het land veilig blijft en om ervoor te zorgen dat er in het land een economie is waardoor er voldoende banen zijn. Als je nou alles van wat we hier doen, terugbrengt tot de kern, is de essentie: hou het land veilig en zorg voor voldoende banen. Ik voeg er wel aan toe: in een tijd waarin zo veel te doen is over ons land en over de waarden en normen, kan een derde element dat daarbij hoort niet anders zijn dan het vraagstuk hoe we ervoor zorgen dat we meer verdedigen wie we zijn en dat Nederland Nederland blijft.
Dat eerste punt van de banen — daar komen we zeker nog over te spreken — hangt uiteraard samen met eerlijke handel. Hoe zorgen we ervoor dat er wereldwijd eerlijke handel is? Hoe zorgen we ervoor dat er een overheid is die niet in de weg loopt, maar die wel sterk is? Een van de absolute realisaties hiervan is voor mij persoonlijk en voor mijn partij — maar ik merk het ook bij andere politieke partijen — de herwaardering van de overheid, zeker als marktmeester. Een derde element bij de kwestie van de banen is: hoe zorgen we ervoor dat we minder afhankelijk zijn van anderen als het gaat om onze spullen, om onze energievoorziening? We hebben bij corona gezien hoe belangrijk dat is.
Op veiligheid ga ik straks nader in in reactie op senator Knapen en zijn punten over Europa. Veiligheid raakt natuurlijk aan het internationale aspect, maar vanzelfsprekend ook aan de nationale veiligheid. Maar zeker ook internationaal vanwege de grote instabiliteit die er internationaal is.
De vraag hoe we ervoor zorgen dat Nederland Nederland blijft, hangt volgens mij met twee dingen essentieel samen. In de eerste plaats mogen wij, als wij vragen van mensen die van buiten komen om te integreren in deze samenleving, met enige trots praten over wie wij zijn. Dit is een land met vrijheid van meningsuiting, vrijheid van godsdienst, gelijkwaardigheid van man en vrouw, homo en hetero, blank en zwart. Dat zijn essentiële verworvenheden van onze samenleving. Daar moeten we met trots over spreken en mensen die van buiten komen, moeten we de kans geven om erin te integreren in plaats van te zeggen: vind hier je plek maar. Met meer trots praten over onze waarden hoort erbij, maar er hoort ook iets anders bij.
Ik weet niet wie het zei, ik dacht dat de heer Gerbrandy wees op de 8 miljoen vrijwilligers in Nederland. Of was het de heer Ottens? Nee, de heer Gerbrandy had het erover. Dit land bestaat bij uitstek door een bezielend verband in onze samenleving. Dat bezielend verband komt voort uit een land met vrije mensen die weten wat voor samenleving we met elkaar vormen. In dit land vormt een hele brede middenklasse de dragende groep in zo'n samenleving. Dat is de groep die vrijwilliger is bij de sportvereniging, die de kranten leest, die actief wordt in politieke partijen. Wij zijn dat, zoals we vandaag bijeen zitten en zo veel miljoenen anderen. We hebben dus die hele brede, grote groep mensen in dit land, de middenklasse, en de mensen die tegen hun schuld in de problemen komen en een beroep doen op de overheid als schild voor de zwakken. Als we dat voor elkaar hebben, gaan mensen zich als sociale wezens als vanzelfsprekend met anderen verbinden.
Omdat ze zich met anderen gaan verbinden, leidt dat tot wat ooit een voorganger in mijn partij, Frits Bolkestein, het bezielend verband in de samenleving noemde. Niet van boven opgelegd, maar omdat vrije burgers zich met anderen in verbinding stellen en op die manier met elkaar verdedigen wie ze zijn, maar er ook voor zorgen dat er een stevige arm is om de schouder van wie dat wil, van wie wel wil maar niet kan, de mensen die niet kunnen meekomen en breder: ervoor zorgen dat dit land bijna letterlijk gedragen wordt.
Ik mag aanstaande zaterdag de Hervormingsdaglezing uitspreken. Ik kan wel tegen de heer Schalk zeggen dat ik daar ontzettend trots op ben. Die lezing is ter gelegenheid van het feit dat het 503 jaar geleden is dat Luther in 1517 zijn stellingen aan de deur vastnagelde. De lezing heeft de titel Is een goed leven ook een perfect leven? Ik zal vandaag nog niet mijn antwoord op die vraag weggeven, maar de opdracht die ik kreeg, was: is een goed leven ook een perfect leven? Tegen die achtergrond zal ik nader ingaan op het hele vraagstuk van het bezielende verband van onze samenleving. Dat is geen eindpunt. Het is naar mijn overtuiging niet zo dat we op weg zijn naar een soort punt in de geschiedenis waarop het perfecte Nederland bereikt is. Dat land zijn wij met elkaar, ook vandaag al. Het is wel een reis die we maken. Bij het maken van die reis moet je een aantal hele fundamentele vragen stellen. Die heb ik ook in veel van de bijdragen van vandaag gehoord.
Tegen die achtergrond zou ik de Eerste Kamer geen groter compliment kunnen maken dan te zeggen dat het hier ook over het buitenland ging. Anders dan op sommige andere plekken op het Binnenhof, waar ik in een tweedaags debat over de Algemene Beschouwingen precies twee vragen had over het buitenland, waren het er hier zo veel dat ik ermee wil beginnen. Daarna komen de vragen over corona, zowel medische als maatschappelijke. Dan klimaat, discriminatie, woningmarkt, zorg, onderwijs, justitie. Dan de hele economie en overheidsfinanciën, koopkracht, arbeidsmarkt en bedrijfsleven. En het rubriekje varia. Dat klinkt als heel veel, maar het valt wel mee.
Ik begin bij een laatste uitdaging die is neergelegd door de heer Knapen. Ik pak even mijn aantekeningen erbij over wat hij ook alweer zei. Zijn vraag was of we er wel genoeg aan doen om het belang van de samenwerking in Europa te duiden. Dat geldt ook voor de NAVO en de Verenigde Naties, maar hij had het in het bijzonder over de Europese samenwerking, juist ook in relatie tot wat er wereldwijd gebeurt. Ik wil daar een paar dingen over zeggen, want voor mij persoonlijk geldt dat ik ook te lang heb gedacht dat Europese samenwerking vooral ging over markt en munt. Het is echter veel meer dan markt en munt. Ja, plichtsmatig voegden we eraan toe dat het ook een waardengemeenschap is. Het heeft bij mij echt wel even geduurd voordat ik me realiseerde hoe belangrijk dat element van waardengemeenschap is in combinatie met die markt en die munt. Dat is precies om de reden die de heer Knapen naar voren bracht, namelijk de grote instabiliteit rond Europa: Poetin, de situatie met Turkije en hoe van daaruit wordt gereageerd op Geert Wilders en op Macron — ik heb er vandaag in de media zelf al het een en ander over gezegd; het laat zien hoe instabiel de situatie rondom Europa helaas is — Noord-Afrika en daarnaast de voorspelbaarheid van de trans-Atlantische band, die wat mij betreft naast de Europese samenwerking de hoeksteen is van het buitenlandbeleid. Op momenten zien we een onvoorspelbare reactie van de Amerikaanse regering die de trans-Atlantische band ingewikkelder, minder vanzelfsprekend en minder voorspelbaar maakt. Tegen die achtergrond is het van groot belang dat wij als soeverein, trots land samenwerken met andere landen in de Europese Unie. En ja, dat is meer dan een markt en een munt.
Hij pakte als voorbeeld het noodfonds; het resilience fund dat deze zomer is opgekomen uit discussies tussen Frankrijk en Duitsland. Het is waar dat Nederland aarzelingen had en misschien nog wel een klein beetje heeft bij de vraag of je er uiteindelijk het beste aan doet om landen te ondersteunen door middel van subsidies, naast leningen. Wat we uiteindelijk gedaan hebben, in de beste traditie van de Europese samenwerking, is niet zeggen dat we "daarteugen" zijn. We hebben ons de vraag gesteld wat je daarvoor terug kunt krijgen dat ons allemaal sterker maakt, en niet Nederland individueel. Het ging mij er niet om dat wij er wat meer eurootjes uit zouden halen. Het ging mij erom dat we ervoor zouden zorgen dat we de hele Europese Unie versterken.
In mijn analyse is het grootste probleem in de Europese Unie op dit moment de scheefgroei die er al is, en die alleen maar erger dreigt te worden, tussen enerzijds landen als Duitsland en Nederland, met rijke economieën en redelijk op orde zijnde overheidsfinanciën, die massaal kunnen investeren in deze fase van de pandemie, en anderzijds landen als Italië, Spanje en — moet ik daar helaas bij zeggen — Frankijk, die vanwege achterblijvende hervormingen veel minder kracht hebben om dat te kunnen doen. Dat wordt alleen maar schever. In dat kader past op zichzelf de gedachte van een eenmalig fonds dat ervoor zorgt dat er geld kan worden gesubsidieerd om verstandige uitgaven te doen.
Wat hebben we daar toen tegenover laten zetten? Dat was het principe dat je de vraag moet beantwoorden waarom die landen dat nu niet zelf kunnen. Dat komt simpelweg door achterlopende hervormingen. In landen als Italië, Spanje en Frankrijk lopen die hervormingen vooral achter op het terrein van de pensioenen en de arbeidsmarkt. We weten allemaal dat dit de twee grootste versnellers van economische groei zijn. De afspraak die nu is gemaakt, is: om toegang te krijgen tot het subsidiegeld moet je hervormen. Je moet bij de landenspecifieke aanbevelingen uit 2019, die zeer gedetailleerd zijn, met een geloofwaardig plan komen. Doe je dat, maar implementeer je dat vervolgens niet in de praktijk, dan is er de noodrem.
Als wij dat met een aantal andere landen kunnen bereiken en voor elkaar kunnen krijgen, en een aantal andere landen vindt het belangrijk — en daar is op zichzelf ook wel een case voor te bouwen — om te zeggen "naast het toevoegen van leningen aan de staatsschuld van landen moet je ook kijken of je een stuk met eenmalige subsidies kan doen, in ruil voor hervormingen", dan vind ik dat reëel. Dan bereik je iets wat voor Nederland, en ik denk voor heel Europa, van wezenlijk belang is. Dat is namelijk dat we uiteindelijk allemaal ons eigen huis op orde moeten brengen, omdat dat de snelste route is naar een sterke eurozone en Europese Unie.
In datzelfde kader — en dan ben ik bijna klaar met de heer Knapen — is er het punt van de zevenjaarsbegroting. In de beste tradities van Knapen zelf, die als staatssecretaris voor Europese Zaken de vorige keer eigenlijk alles heeft voorbereid om ervoor te zorgen dat we niet méér gingen betalen, dacht ik: ik handel in zijn geest door er opnieuw voor te zorgen dat we niet méér gaan betalen. Dat is ook gelukt. De Knapendoctrine heeft opnieuw gewerkt. Opnieuw zijn we daarin geslaagd, net als hij in 2012-2013. Hij heeft daar toen het grondwerk voor neergelegd. Maar goed, toen kwamen natuurlijk de verkiezingen. Ik heb toen gewerkt op basis van zijn uitstekende voorzet. Mag ik dat hier zeggen, voorzitter? Nu hebben we opnieuw gezegd: ja, we moeten de afdracht, met inflatie en economische groei, ongeveer houden zoals hij was. We zijn al een van de "nettoost" betalers van de Europese Unie.
Tegelijkertijd moeten we kijken of we zo veel mogelijk kunnen hervormen binnen de budgetten. Twee budgetten zijn dan onbespreekbaar. Dat weten we. Dat zijn landbouw en de cohesie- en structuurfondsen. Daar is helaas niets mogelijk. Toch is het gelukt om fors meer geld uit te geven aan innovatie, connecting Europe, R&D breed, en wat we vroeger Horizon 2020 zouden hebben genoemd. Dat is van essentieel belang, want dat zijn de fondsen waar ook Nederland grote baat bij heeft en die zorgen voor toekomstige economische groei.
Alleen — en nu komt het, ter afsluiting, waarbij die twee dingen bij elkaar komen — van dat herstelfonds ging ook een stukje naar de begroting. Van dat stuk hebben we gezegd: dat is raar, want die begroting komt uit de normale begroting; waarom moet er boven op dat herstelfonds nou nog een heel grote top-up komen? Die is behoorlijk teruggebracht in omvang. Van die extra optopping had men al gezegd: als die er komt, gaat daaruit nog veel meer geld naar innovatie, et cetera. Ja, maar dat was geld boven op de begroting. Dat was dus niet helemaal reëel. Als je het vergelijkt met wat het had kunnen zijn, is het minder. Maar als je het vergelijkt met de vorige zevenjaarsperiode, dan is er nu een forse extra impuls bij al die zaken die voor Nederland van wezenlijk belang zijn.
Voorzitter. Terug naar de kern, terwijl de heer Knapen naar de interruptiemicrofoon loopt. Europa is voor Nederland van essentieel belang, voor onze veiligheid, voor onze economie. We zitten ingebed in een sterke structuur met andere landen in een instabiele wereld, als klein land met een hoge welvaart. Wij kunnen het niet zelf rooien. Dat is het verschil met Zweden en andere landen, met bijvoorbeeld een kleiner bankenstelsel. Wij hebben een groot bankenstelsel. Zouden wij in 2008, ten tijde van de crisis, de gulden nog hebben gehad, met banken die op dat moment vijf keer het balanstotaal van de Nederlandse economie hadden, dan kan ik u verzekeren dat die gulden kapot was gespeculeerd. Wat waren wij blij dat wij op dat moment de euro al hadden. Dat is echt anders dan bijvoorbeeld in Zweden of zelfs Noorwegen of Zwitserland, buiten de Europese Unie, of Denemarken binnen de Europese Unie met een eigen munt.
Het is dus essentieel, voor zowel onze veiligheid als onze economische toekomst, dat wij ingebed zitten in een sterke structuur. En ja, zeg ik tegen de heer Knapen, dan moet je ook niet te kneiterig zijn. Dan zijn wij ook echt bereid om daarvoor de pegels te leveren. Maar dan wel op voorwaarde dat ieder zijn huiswerk doet, hervormt waar dat nodig is en zijn eigen huis op orde brengt. Dat is eigenlijk de grotere deal die wij konden sluiten in juli.
De heer Knapen i (CDA):
Dat is goed om te horen. Ik herinner mij dat de minister-president in het begin in de Tweede Kamer steeds zei dat hij niet onder een donsdek van blauw met gele sterren sliep. Nu heb ik het recente boek van Petra de Koning niet gelezen, dus ik weet niet of dat intussen anders is met dat donsdek, maar ik zie dat zich hier een interessant proces heeft voltrokken in de afgelopen jaren, waar ik heel blij mee ben. Het gaat mij dan in feite om het volgende. Dat is ook wel een beetje een les, want ik heb daar zelf ook mee geworsteld. Wij hebben de cultuur in de Tweede Kamer dat wij uitvoerig discussiëren aan de vooravond van een Europese Raad en vervolgens daarna. Dan worden er altijd heel veel piketpalen in de grond geslagen. Ik kijk nu even naar de laatste Europese Raad. Toen ging het om drie dingen: het mag niet te veel kosten, innovatie en iets doen aan Polen en Hongarije. Eigenlijk is de premier het met mij eens — ik zou hem intussen daar misschien ook nog wel in vertrouwen — dat je naar Brussel moet afreizen met het verzoek om in die driehoek te kijken hoe ver je kunt komen, in plaats van op één terrein piketpalen te slaan en vervolgens, op de laatste halve dag van die onderhandelingen, het nog even te hebben over die twee andere dingen.
Minister Rutte:
Ik weet niet of het zo gegaan is. Ik moet eerlijk zeggen dat het hele vraagstuk van de hoogte van de begroting en van het herstelfonds breed leefde bij heel veel landen. Voor Nederland in het bijzonder was het van belang dat daar die hervormingen tegenover zouden staan, zodat je op de lange termijn Europa versterkt en ook het zuiden doet wat het moet doen, zodat wij dit eenmalig kunnen laten zijn.
Het is wel waar — daar heeft de heer Knapen gelijk in — dat de hele discussie over bijvoorbeeld Rule of Law pas op gang kwam op maandagmiddag. Wij waren toen al op vrijdag begonnen met een top die zaterdag zou eindigen. Maar het was inmiddels maandagmiddag toen wij over de Rule of Law begonnen. Overigens heeft die discussie ook nog weer zes uur geduurd, in kleine kamers en in grotere kamers. Maar de heer Knapen heeft wel gelijk dat aanvankelijk de portemonnee heel erg de eerste dagen bepaalde. Dat is waar.
De heer Knapen (CDA):
Ik denk — maar dat is een discussie die misschien een keer in den brede gevoerd moet worden — dat wij met de hele cultuur van die fiches waarin wij al die voorbereidingen treffen, onszelf vaak zo vastleggen dat de ruimte voor onze chef-vertegenwoordiger, voor de minister-president, om te onderhandelen over diverse dingen en te kijken waar je je voordeel haalt, dermate wordt beperkt dat wij niet altijd een maximaal resultaat halen, omdat wij met dat ene dingetje thuis moeten komen.
Minister Rutte:
Ja. Overigens probeer ik in de praktijk in de Tweede Kamer wel altijd te zeggen: ik ga proberen dit, ik snap zus, en we gaan ook nog een poging doen op dat punt, maar ik leg mij niet vast op bepaalde punten. Het gaat ook niet in een vereniging met 70 lidstaten om op ieder punt exact binnen te halen wat je wil. Dan kan er worden gezegd: en als je dat niet doet, moet je je veto gebruiken. Ja prima, ik ben de hele dag bereid om het veto te gebruiken, maar we weten allemaal dat dit een bot instrument is, dat ook niet het Nederlands belang stimuleert. Dus eens, maar in de praktijk is het altijd nog even zoeken tussen de brede volkspartijen die fracties vormen in de Tweede Kamer, en ook hier, en die uiteindelijk ook richting willen geven aan het beleid. Fiches helpen niet altijd. Die dreigen het natuurlijk heel erg dicht te schaken. Dat is absoluut een risico.
De heer Frentrop i (FvD):
We kregen tussen neus en lippen door even een stukje financiële geschiedenisles van de premier. Hij beweerde dat wij, als wij in 2008 niet de euro, maar nog de gulden hadden gehad, dan in grote problemen zouden zijn gekomen, omdat we zulke grote banken hebben. Ik wil dat bestrijden — ook voor de notulen van deze vergadering — want je kan ook een ander voorbeeld nemen. Zwitserland heeft ook gigantische banken ten opzichte van zijn economie en is ook zwaar geraakt in de financiële crisis, maar het gaat nog steeds uitstekend met de Zwitserse frank. Sterker nog, die wordt met de dag sterker.
Daarnaast had ik nog een vraag voor de premier. U schetste net het grote beeld van de zevenjaarsbegroting en het fonds daarbovenop. Ik vraag me af of er nog geld over is van de vorige begroting van de Europese Unie. Hadden ze alles al uitgegeven of hadden ze nog wat achter de hand dat ook gebruikt had kunnen worden om de economieën van de wat verbrassendere landen te steunen?
Minister Rutte:
Volgens mij blijft er wel een klein beetje over, maar het zijn geen grote bedragen: de reste à liquider. Natuurlijk schuif je een stukje wel steeds door, maar het zijn geen enorme bedragen. Iedereen besteedt graag wat men dacht te kunnen besteden. Zo zijn we dan ook wel weer. Maar het is niet in de orde van grootte van 390 miljard. De hele begroting voor zeven jaar is ongeveer 1.000 miljard. Het eenmalige noodfonds aan subsidies is 390 miljard. Dat zou je nooit hebben kunnen halen uit wat er nog als rest in de pot zat.
Op het eerste punt: het ligt misschien nog genuanceerder dan ik het bracht, maar ik denk wel dat er fundamentele verschillen zijn tussen de Zwitserse en de Nederlandse economie. Wij zijn de op twee na meest open, internationaal geconnecteerde economie ter wereld, met Hongkong en Singapore. Als je dat vergelijkt met de Zwitserse economie, is dat echt een ander beeld. Onze grote banken hadden in 2008 een balanstotaal van ongeveer 3.000 miljard. Tegenover 600 miljard nationaal inkomen is dat vijf keer onze hele economie. Dat is echt anders dan in Zweden, Denemarken en Noorwegen met hun bankenstelsel, dat ongeveer één keer de economie aan balanstotaal heeft. Als er toen tegen de gulden gespeculeerd zou zijn, dan ben ik ervan overtuigd dat wij kapot waren gemaakt.
De heer Frentrop (FvD):
Dat is toch een beetje hineininterpretieren — ik wil geen termen gebruiken die misschien verkeerd zouden kunnen vallen — maar we weten het niet. Zullen we het daarop houden? Er zijn ook landen met een echt groot bankenstelsel. Zwitserland heeft echt een bijzonder open economie, heeft en had reusachtige banken en zat echt in dezelfde situatie als Nederland. Laten we nu niet achteraf zeggen: gelukkig maar dat we toen de euro hadden. Laten we maar eens denken wat we nu aan de euro hebben.
Minister Rutte:
I slightly beg to differ. Natuurlijk, het ligt misschien wat minder zwart-wit dan wij nu allebei beweren.
Dan is er door een aantal van uw leden de vraag gesteld over de rechtsstaat. Op dit moment wordt er in het Europees Parlement, door alle grote politieke families, vreselijk hard gewerkt aan het opkrikken van de teksten. Niet om artikel 7, dat de rechtsstaat regelt, nu via een omweg nog een keer te regelen via het budget, maar omdat, als je Europees geld goed wilt besteden, je een aantal rechtsstatelijke elementen nodig hebt, zoals een onafhankelijke rechterlijke macht, een onafhankelijke prosecution, los van de politiek, en dat soort zaken. Er lagen teksten van de Commissie die best goed waren. In een Duits compromisvoorstel om de Hongaren en Polen te krijgen zijn die toch echt afgezwakt. Wij hebben tegen dat compromisvoorstel gestemd. Nu zijn voorzitter Duitsland, Commissie en Parlement in gesprek over wat het moet worden. Wij hier kunnen allemaal helpen door onze politieke fracties in het Parlement maximaal aan te moedigen om zo veel mogelijk terug te keren naar de oorspronkelijke voorstellen. Voor de fijnproevers: dat zit 'm in paragraaf 3.2 met de concrete voorbeelden, en het zit 'm er ook in dat de Commissie niet alleen kan ingrijpen als er iets fout gaat, maar ook als het risico bestaat dat er iets fout gaat. Dat is echt essentieel, omdat die Rule of Law langs verschillende kanten moet worden versterkt in een Europa, waar we dat in een aantal lidstaten nu onder druk zien komen.
Dan was er de vraag over de passage in de troonrede over kansengelijkheid, of die ook Europees en internationaal van betekenis is. Zeker, als ik daarin de solidariteit tussen lidstaten mag lezen. Bij corona komen we daar dadelijk nog op terug, ook naar aanleiding van de vraag van D66. Maar we hebben ons natuurlijk steeds actief ingezet om via Europese samenwerking bij te dragen aan de noodmaatregelen. Uiteindelijk is de solidariteit tussen lidstaten, maar ook de verantwoordelijkheid is voor mij heel essentieel. Ik ga dan weer even terug naar de combinatie dat bij subsidies hoort dat je eerst hervormt, zodat je het de volgende keer zelf kunt oplossen. Ik ben heel blij dat dat gelukt is.
Dan: blijft unanimiteit gelden voor Europese besluitvorming over belastingheffing, op grond van de motie-Leijten/Lodders? Wij blijven tegen het aanpassen van unanimiteitsbesluitvorming op belastingdossiers. Misschien blijkt uit mijn betoog wel, zeg ik tegen de heer Frentrop, dat ik niet onmiddellijk geneigd ben alles wat we in juli hebben afgesproken weer in te slikken. Hij stelde daar een vraag over.
Dan de Green Deal. We gaan er in Europa proberen voor te zorgen dat we gezamenlijk optrekken naar 55%. Aanvankelijk was 49% de bedoeling. Nederland heeft gezegd dat we eigenlijk naar 55% reductie moeten in 2030. Dat is ook conform het regeerakkoord. Maar dat gaan we dan niet alleen doen, want het geeft natuurlijk economische schade als omliggende landen het niet zouden doen. Het goede nieuws is nu natuurlijk dat er een Commissievoorstel ligt voor ophoging naar 55%. Dat gaan we dan ook nationaal doen. Het klimaatakkoord gaat dan ook hier een top-up krijgen naar 55%. Maar dat is niet erg, omdat het op dat moment in heel Europa gebeurt. Ten opzichte van omliggende landen heb je dus geen concurrentienadeel.
Eens met dat de Europese Unie zich niet moet bemoeien met onze nationale verantwoordelijkheden. De strikte toepassing van het subsidiariteitsbeginsel is daarbij essentieel, zeg ik tegen de heer Schalk.
Voorzitter, er zijn bij het blokje internationaal nog een paar vragen over zaken buiten Europa, maar dit waren de vragen over Europa zelf.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik heb een vraag over het herstelfonds. Ik heb het regeerakkoord Vertrouwen in de toekomst er even op nageslagen. Onderdeel 4.4 gaat over Europa. Daar staat letterlijk — ik lees het even voor — "Het gemeenschappelijk financieren van schulden van EU-lidstaten is ongewenst. De EU dient geen schuldengemeenschap te worden. Leidend voor het kabinet is daarom dat er geen verdere stappen in de richting van een transferunie worden gezet, ook niet door het invoeren van (vormen van) Eurobonds."
Minister Rutte:
Zo is het!
De heer Otten (Fractie-Otten):
Nu heeft president Macron in juli gezegd, toen dat herstelfonds werd aangekondigd, dat het een première was dat er gemeenschappelijke Europese schulden werden aangegaan. Een "première" noemde Macron het. En de Fransen hebben duidelijk gezegd wat het is. We staan als Europese lidstaten namelijk allemaal garant voor deze gemeenschappelijke schulden, en Nederland met zijn triple A-rating natuurlijk zelfs relatief sterk. Dat is dus in strijd met het regeerakkoord. Wie heeft er nou gelijk? U zegt dat het niet zo is. Macron zegt dat het wel zo is. Alle financiële analisten zeggen dat het wel zo is. De financiële markten gaan ervan uit dat het wel zo is. Hoe zit dat, vraag ik aan de minister-president.
Minister Rutte:
Nee, voor Nederland is een première een vrouwelijke premier. Dit is niet het gemeenschappelijk aangaan van schulden, want elk land doet dat zelf. Dit gebeurt op dezelfde manier als waarmee in 2010 het EISF is gefinancierd en op dezelfde manier waarmee in april het werkgelegenheidsfonds SURE is gefinancierd. Dat doen we vaker. Het is eenmalig. Het zijn nationale garantstellingen, dus geen gemeenschappelijke Europese garanties.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dan wil ik de minister-president toch even vragen hoe dat dan kan. Er is natuurlijk net veel geld uitgegeven onder dit programma. Dit is triple A-rated, door alle rating agencies, terwijl maar een aantal landen in de EU die rating hebben. De meeste zijn veel lager geratet. Maar de markt gaat er dus van uit dat de grote, solide landen die een triple A-rating hebben, zoals Duitsland, Zweden en Nederland, wel degelijk ook garant staan voor de zwakkere landen, zoals Italië, Spanje en noem maar op. Dat is de realiteit en dat is de markt. Dus ik stel de vraag nogmaals, want ik krijg geen goed antwoord. "Een première is een vrouwelijke premier." Ja, dat vind ik niet zo relevant. Wat mij betreft is de premier een transgender; dat interesseert me niet. Het gaat hier om de vraag: wie heeft er nu gelijk? En volgens mij is dat Macron.
Minister Rutte:
Nee, ik heb gelijk. En waarom die triple A? Omdat het onderpand hiervoor het Europese budget is. Het Europese budget is gegarandeerd. Die 1.000 miljard voor de komende zeven jaar zullen er heus wel komen, dus de markten gaan ervan uit dat het onderpand er is. Dat is de reden van de triple A.
De voorzitter:
De heer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, en dat Europese budget is afkomstig van de lidstaten. En wie is de meest nettooste betaler? Dat heb ik de premier net nog weer horen zeggen. Dat is Nederland. En inmiddels zijn we nog veel meer de meest nettooste betaler dan toen we het de vorige keer bij de Algemene Beschouwingen hierover hadden. Dus uiteindelijk staan we via de achterdeur wel degelijk garant.
Minister Rutte:
Het is van tweeën één. Ofwel wij staan collectief garant voor die pot van dat herstructureringsfonds. En dat is niet zo. Wij staan garant voor ons eigen stukje. Waarom dan triple A? Omdat uiteindelijk het Europese budget natuurlijk de fallback voor de financiële markten is. Dat budget is er gewoon. Al sinds 1956 is er een vorm van Europees budget en ergens in de jaren 70 zijn die zevenjaarsbegrotingen ontstaan. Dat is er dus al tientallen jaren. Dat heeft niks te maken met gemeenschappelijke schulden aangaan. Daar zijn wij ook tegen. Het is dus geen vorm van eurobonds. Dat de Franse president soms dingen ziet waarvan hij denkt dat het weleens een opmaat zou kunnen zijn naar een nog grotere Franse visie, past ook bij het Franse systeem.
De voorzitter:
De laatste interruptie, meneer Otten.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik begrijp dat de heer Macron het verkeerd voorstelt. Dat is de conclusie die ik hieruit trek.
Minister Rutte:
Waar Macron volgens mij de nadruk op legde, is dat het in zo'n grote crisis uniek is dat Europa bereid is om, zij het eenmalig, zo'n grote hulp te leveren aan landen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
De minister-president ging zo snel over de belastingheffingen van Europa heen. Die heeft hij even aangetipt. Ik had daar een vraag over gesteld. We hebben daar een vetorecht. Ik heb vragen gesteld over het BNC-fiche inzake de Europese Green Deal. Daarin stond dat de Richtlijn Energiebelastingen aangepast zouden worden, inclusief het voorstel om daar op basis van gekwalificeerde meerderheid over te besluiten. Uw collega minister Blok ontwijkt elke keer mijn schriftelijke vragen, dus ik stel nogmaals de vraag, even ter verduidelijking. U ging zo snel. Ik kon het niet zo snel verstaan. Gaat u wel of niet het vetorecht in dezen opgeven?
Minister Rutte:
Dat antwoord heb ik gegeven. Wij handhaven de unanimiteit op belastingheffing.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Ik vond het in positieve zin opmerkelijk dat u zei dat u de waarden in de Europese gemeenschap steeds meer tot u had genomen. Nu het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie stapt, heb ik de volgende vraag. In de internationale pers lees en hoor je dat men naar Nederland kijkt als land dat nu, met Frankrijk en Duitsland, in een wat andere, belangrijke positie komt. Zou de minister-president daar iets over kunnen zeggen? Ik heb het met name over twee punten. In welke mate zou hij als een makelaar of verbinder op kunnen treden? Daarnaast bespeur ik iets wat ik graag onderschrijf. Er is een entente met Frankrijk. Je zou misschien zelfs kunnen spreken van een begin van een Nederlands-Franse as, naast de Nederlands-Duitse as. Kunt u daar iets over zeggen?
Minister Rutte:
Ik ben van het Europa van de vele assen, in ons belang. Het is in ons belang, zowel economisch als op het gebied van veiligheid, om in Europa ingebed te zitten in deze sterke structuur in een instabiele wereld. In dat kader probeer je natuurlijk zo veel mogelijk onze nationale belangen te bevorderen. Met de Fransen hebben we bijvoorbeeld een gezamenlijk compromis bereikt over staatssteun in relatie tot internationale handel. Daar hebben we eigenlijk de brug geslagen tussen de Franse en de Nederlandse positie. Het is ook het Europees compromis. We werken met de Fransen overigens ook heel veel andere terreinen samen, bijvoorbeeld op het terrein van klimaat. Wij pleidooieerden samen de doelstelling van 55% in Europa, mits we dat dan wel allemaal zouden gaan doen, of in ieder geval de grotere lidstaten. Met de Duitsers hebben we klassiek natuurlijk ook een heel hechte relatie op heel veel onderwerpen, zeker ook wat de euro betreft. Maar we werken ook met heel veel andere lidstaten samen. We hebben natuurlijk de samenwerking met de Baltische staten, de Scandinavische landen, de Benelux en Ierland. Slovenië hoort er trouwens ook nog wel vak bij. Dat is ook een groep landen die samenwerkt op allerlei vraagstukken, zeker ook wanneer het over de euro gaat en de Ecofin-vergaderingen en in mijn voorbereiding op Europese raden.
We werken dus met veel landen samen, omdat er niet één as is. De Frans-Duitse as wordt vaak genoemd. Natuurlijk, als die het eens zijn, is dat relevant, maar Nederland is nog steeds van de 27 de vijfde economie. Na ons komen de Belgen, maar wel op een grote afstand. We zijn ook niet een heel grote speler. We zijn veel kleiner dan de Fransen en de Duitsers, maar we zijn weer veel groter dan heel veel anderen. Nederland is een van de oprichters. We hebben dus allerlei redenen om te proberen die positie te pakken. Dat is leuk om te doen, maar daar doe je het niet voor. Je doet het uiteindelijk voor het Nederlands belang. Absoluut.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Achter mijn vraag lag ook de vraag of u bij collega's merkt dat Nederland een wat andere positie is gaan innemen door het vertrek van het Verenigd Koninkrijk. Geeft u dat de kans om misschien op een nieuwe manier een verbindende rol te spelen? Ik denk namelijk dat dat ook in het Nederlands belang is bij alle verschillen die er in Europa zijn.
Minister Rutte:
Dat zie ik wel. Na het Verenigd Koninkrijk worden wij traditioneel gezien als een van de meest trans-Atlantisch georiënteerde landen. We zijn traditioneel sterk georiënteerd op Canada en Amerika. Die trans-Atlantische band is voor mij echt de tweede hoeksteen van ons buitenlands beleid, naast de sterke Europese samenwerking. Dat is een van de redenen dat ik in Washington altijd twee dingen zeg. Het eerste is: gebruik ons nou als toegangsdeur tot Europa. We zijn natuurlijk veel kleiner dan Engeland, maar we zijn wel het meest trans-Atlantisch. Gebruik Nederland om te snappen wat er in de Europese Unie gebeurt. Wij kunnen dat duiden. We kunnen er ook bij helpen. We kunnen bruggen slaan. Dan het tweede. We komen zo nog over de NAVO-uitgaven te spreken. We moeten oppassen dat Amerika niet denkt dat die NAVO er is als een soort historische verplichting na de Tweede Wereldoorlog. Die NAVO is er omdat het heel schadelijk zou zijn als Rusland in dit deel van Europa grote invloed zou krijgen, niet alleen voor ons natuurlijk, maar ook voor de Amerikaanse belangen. De NAVO in Europa is ook forward defense voor de Amerikanen. Dat type dialoog hebben we met Amerika. Wij proberen die toegangsdeur te zijn voor de Amerikanen tot Europa, althans, dat is onze ambitie. Zij maken daar natuurlijk hun eigen keuzes in, maar die verhoudingen zijn, ook met de regering van Donald Trump, uitstekend.
En binnen Europa zijn wij natuurlijk de klassieke stem van de vrijhandel, van de internationale oriëntatie en van het Europa dat met trots kan optreden op het internationale toneel. Men kijkt ook naar Nederland als het over dat soort onderwerpen gaat. Maar behalve daarover te pontificeren, vind ik het vooral interessant om te kijken naar degene die daar vaak traditioneel het verst van ons af staat: Frankrijk. Met deze president lukt het nu een aantal keren om gezamenlijke afspraken te maken, en dat zijn dan ook de Europese afspraken.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, tot slot.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik wilden nog even iets zeggen. U noemde een aantal blokken in Europa, waaronder Spanje en Italië. Ik heb een beetje een zwak voor Spanje, en ook wel voor Italië, maar Spanje is natuurlijk een heel grote economie. Het wordt denk ik behoorlijk onderschat, ook door de bescheidenheid van de Spanjaarden. De Spanjaarden hebben niet zo'n hoge toon als de Italianen en hebben ook meer hervormd. Hoe kijkt u daartegen aan? Is Spanje niet een land waar u ook zaken mee kunt doen, zoals dat nu met Frankrijk gebeurt?
Minister Rutte:
Zeker. Ik was in januari van dit jaar in Rome, en als het allemaal doorgaat, als het allemaal lukt, misschien in december weer. We hebben intensieve contacten met de Spaanse regering. Dat geldt ook voor Wopke Hoekstra en voor Stef Blok, de ministers van Financiën en van Buitenlandse Zaken. Dat doen we echt. En Spanje heeft natuurlijk in de crisis van 2011, 2012 en 2013 echt geprobeerd om stevig in te grijpen in de nationale economie. Ze zijn wat dat betreft wat noordelijker dan wij soms weleens denken, waar je juist bij Italië dacht: jongens, kan er een tandje bij?
Op dit moment zie je overigens iets bij de huidige Italiaanse regering. Zij maken zich met meer zelfvertrouwen wat los van de populistische krachten in Italië en zijn nu toch echt grote stappen aan het zetten, met hervormingen waarvan je zou zeggen "die moeten ook echt plaatsvinden", op het terrein van de pensioen- en arbeidsmarkt. Dat is mijn verwachting. Dus ik noem Frankrijk en Duitsland; de relaties met Spanje en Italië zijn ook heel belangrijk, en die met Portugal.
Interessant hè, dat Portugal en Nederland cultureel heel dicht bij elkaar staan. Tussen Den Haag en Lissabon zijn er niet veel steden van zo'n omvang die aan zee liggen. Ook Portugal is natuurlijk zeevarend, naar buiten gericht en handelsgericht. Als je met de Portugezen samenwerkt, merk je dat ze grote invloed hebben op het Iberisch schiereiland, en in dat deel van Europa sowieso. Voor ons is het een heel aantrekkelijke partner, en Spanje zeker ook.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, maar eerst komt mevrouw Bredenoord aan het woord.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
Ik ben heel verheugd over het enthousiaste verhaal van de minister-president over de samenwerking die hij noemt, binnen de Europese landen. Hij noemt ook herhaaldelijk Frankrijk en Duitsland. Maar toch zijn wij dit voorjaar in heel Europa bekend komen te staan als onderdeel van de vrekkige vier, als leider bijna, van dat verzet. Dus ik vroeg me af, kan ik uit uw verhaal opmaken dat wij nu eigenlijk onderdeel gaan worden van de constructieve drie, en dat u dus inderdaad voorop gaat lopen, samen met Duitsland en Frankrijk?
Minister Rutte:
Wij zijn geen onderdeel van één groepje landen, echt niet. Nederland heeft te veel belangen om met een paar vaste vrienden te werken. Wij moeten met alle landen goed samenwerken. Met de Duitsers is die samenwerking op een heel breed front uitstekend. Met Macron is dat ook zo, omdat je merkt dat we het tussen deze regering en de huidige Franse regering op heel veel punten eens blijken te kunnen worden. Dat is ook het geval bij zaken waar juist die Frans-Nederlandse compromissen ook het Europese compromis zijn.
Maar wat we in juli gedaan hebben, was essentieel. Als wij in juli gedaan hadden wat sommigen aan de andere kant van het Binnenhof hadden gesuggereerd, namelijk meehobbelen met Frankrijk en Duitsland, hadden wij nooit kunnen afdwingen dat landen, in ruil voor subsidies, gaan hervormen op terreinen waar ze nu al jaren en jaren en jaren achterlopen. Dat is essentieel voor de toekomst van Europa; het is essentieel voor de toekomst van de eurozone en voor een stabiele muntunie. Er is nu een scheefgroei en een gebrek aan competitiviteit in Italië en Spanje. Je kunt daar weer een hele hoop geld in gooien en niet afdwingen "in ruil voor dat geld moet je je pensioen- en arbeidsmarkt hervormen". Maar als we dat niet hadden gedaan — en nogmaals, er waren echt krachten die zeiden: ga nou maar gewoon akkoord met de Fransen en Duitsers en zeur niet verder — dan hadden we Europa geen goede dienst bewezen. Dus dan moet je juist je poot stijf houden. Ik heb dat vier nachten gedaan, en daar ben ik niet trots op, maar het was essentieel. En ik was bereid — dat wist ook iedereen — om het daarop te laten stuklopen. Ik zei: we gaan het niet doen, als dit er niet tegenover staat.
De voorzitter:
Mevrouw Bredenoord, uw tweede interruptie.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Je kunt best ondersteunen dat er hervormingen nodig zijn, maar toch is er volgens mij iets gebeurd waardoor we in heel Europa de reputatie hebben een van die vrekkige vier te zijn. De vraag is dan of u kan duiden waardoor dat is gebeurd. Hoe zou dat misschien anders kunnen, ook qua beeldvorming naar buiten toe?
Minister Rutte:
Op dit punt stonden wij alleen. De vrekkige vier, zoals ze genoemd werden, of de zuinige vier of de verstandige vier, keken vooral naar de hoogte van het budget. Ze zeiden: wij willen onze korting houden. Dat is ook gelukt. Nederland gaat na inflatie en economische groei niet meer betalen dan de vorige keer. We behouden onze korting. Netto gaan we er geen cent op achteruit na inflatie en economische groei, in het normale MFF-budget. In het herstelfonds waren wij het enige land dat zo sterk heeft ingezet op de eis van hervormingen en van die noodrem. Geen van die andere verstandige vier wilde dat. Dat was echt een Nederlandse strijd. Ik kan je één ding verzekeren. Als wij met 4% of 5% van de Europese Unie zo'n strijd voeren en dat met een heel lief stemmetje doen, dan gaat het niet lukken. Je moet dan af en toe ook even knallen. Het bijzondere is natuurlijk ook weer dat dat de relaties niet schaadt. Iedereen snapt dat je daar niet zit met permanente vrienden, maar met permanente belangen. Dat is natuurlijk ook de Europese Unie. Daar moeten we dus nooit bang voor zijn. Je krijgt nooit iets voor elkaar als we iedere keer meteen akkoord gaan met alles wat de Fransen en de Duitsers hebben bedacht omdat we denken: o, onze reputatie. Ik ben daar echt niet bang voor.
Er zijn nog een paar punten die gaan over zaken buiten Europa. Er zijn vragen gesteld over het Midden-Oosten. Helaas blijft het daar natuurlijk onverminderd instabiel en zorgelijk. We zien de rol van Iran in de buurlanden en in de regio, de nucleaire agenda van Iran en de verschrikkelijke humanitaire situatie in Syrië. Ik mag de volgende recente ontwikkelingen echter wel historisch noemen. Dat zijn de onder Amerikaanse regie tot stand gekomen akkoorden tussen Israël aan de ene kant en Sudan, de VAE en Bahrein aan de andere kant. De Israëlische premier heeft over Saudi-Arabië gevlogen, wat volgens mij voor het eerst in de geschiedenis was. Na de akkoorden met Egypte en Jordanië, komt Israël daarmee verder uit het regionaal isolement. We weten daarbij natuurlijk allemaal wel dat Israël al tientallen jaren verantwoordelijk is voor de stabiliteit in die regio. Egypte kan namelijk niet zelf de Sinaï beschermen, dat doet Israël al een hele tijd voor ze. Dat geldt eigenlijk voor de hele regio. Het is goed dat dat nu ook zichtbaar wordt in die relaties en dat verwelkomen wij.
Wij zijn overigens een van de zeer weinige landen in Europa die met beiden, zowel met Israël als met de Palestijnen, goede contacten onderhouden. Dat komt doordat we er altijd voor hebben gekozen om niet die proxyoorlog naar Nederland te halen, maar eigenlijk vanaf 2010 hebben ingezet op goede contacten met namelijk zowel de Palestijnen als de Israëli, voortbouwend op het beleid dat in gang was gezet door de kabinetten-Balkenende II, III en IV. Wij zijn een van de weinigen die op dit moment met beiden contact hebben en ook voorzien in hele praktische samenwerkingskwesties, bijvoorbeeld over het grensverkeer tussen de Gazastrook en Israël en tussen Israël en de Westbank.
Dat bracht ook de vraag met zich mee over de Associatieraad. Wij zijn voorstander van het herstarten van die bijeenkomsten. We pleiten daar ook voor binnen de Europese Unie. We hebben elkaar veel te bieden. Dat kan ook een bijdrage leveren aan het versterken van de relaties. De meningen in Europa lopen uiteen. Er is overeenstemming tussen lidstaten nodig over het moment en de verklaring. Er worden nu door de EDEO, dat is de Europese dient voor buitenlandse zaken, allerlei mogelijkheden onderzocht om daartoe te komen. Binnenkort zal Stef Blok de Kamers informeren over de stand van zaken.
Zoals het er nu uitziet, komen we met onze Defensie-uitgaven uit op zo'n 1,5% van het bbp. Dat betekent dat er om te voldoen aan die NAVO-norm nog zo'n 5 tot 7 miljard nodig is richting 2024. Dat is ons streven en dat is ook de afspraak die we gemaakt hebben in Wales in 2014. We hebben daarin dus een grote stap gezet met dit kabinet. Bij een volgende formatie, in 2021, zal er een volgende stap ... Dat is mijn politieke opvatting, maar ik zou denken dat het voor de hand ligt dat dat dan gebeurt en dat er dan een volgende grote stap wordt gezet.
Dan kom ik op het migratieplan van de Europese Commissie. Ik denk dat het goed is dat dat er nu ligt. Binnenkort, hopelijk begin november, ontvangt de Kamer ook de fiches daarover, met het kabinetsstandpunt ten aanzien van de overkoepelende mededeling en de deelvoorstellen. Even grof door mijn oogharen kijkend, denken wij dat de Commissie goed naar de lidstaten heeft geluisterd. Er worden goede handvatten geboden om meer grip te krijgen op de irreguliere migratie. Wij willen langs de hele keten de zaak op orde brengen, dus bij de asielprocedures, het migratiebeheer in de lidstaten en het borgen van de menselijke waardigheid. Het primaat over de onderhandelingen en de besluitvorming zal waarschijnlijk liggen bij de JBZ-Raad, dus de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken, de J-Council. We kijken uiteraard actief met welke lidstaten we daaraan kunnen werken. Ik zal daar ook zeker zelf graag een bijdrage aan leveren.
De heer Frentrop vroeg: kun je de immigratie tijdelijk stopzetten? Dat is op dit moment niet het voornemen van het kabinet. Ik heb respectvol kennis genomen van de suggestie, maar dat is nu niet het voornemen van de coalitie.
Dan heb ik nog een paar vragen, maar ik zie de heer Schalk staan. Wat u wilt, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Dank u wel, voorzitter. De snelheid waarmee de minister-president een aantal onderwerpen langsloopt en de vertraging omdat ik eerst een kapje op moest doen, zorgen ervoor dat ik nog even terugga naar het associatieakkoord. Ik heb de minister-president horen zeggen dat minister Blok beide Kamers zal informeren over dat associatieakkoord.
Minister Rutte:
Dat staat hier niet, maar dat gaan we nu wel doen. Ambtelijk wordt meegeluisterd. Graag naar beide Kamers.
De heer Schalk (SGP):
Dank. Dan heb ik goed gehoord wat er niet stond. Het staat er nu gelukkig inmiddels wel. Ten tweede over de defensie-uitgaven, de 2% van het bbp. Dat is een hele oude afspraak. Ik ben daar vorig jaar ook op ingegaan. Toen zei de minister-president: in 2024 hebben we dat voor elkaar. Maar nu hoor ik hem zeggen: we streven daar nog steeds naar. Er gaat op dit moment enorm veel geld naar andere doelen. Maar hoe moet ik het nou interpreteren? Denkt de minister-president dat het in 2024 op orde is? Of gaat het volgende kabinet daarover?
Minister Rutte:
De afspraak in Wales is dat we allemaal toewerken naar en streven naar 2% in 2024. Ik heb nooit gezegd dat het een hard commitment is. Dat kan ook niet, omdat ik daar politiek nu gewoon de ruimte niet voor heb. Als het aan mij zou liggen, gebeurt het zeker, maar er is natuurlijk ook nog zoiets als de coalitie en hoe we daar gezamenlijk naar kijken. Dit kabinet zet een hele forse stap. De horizon is maart volgend jaar. Een volgend regeerakkoord zal daar de volgende stappen in zetten, zo verwacht ik, afhankelijk van wie en van welke partijen er aan tafel zitten. Maar als de partij van de heer Schalk en mijn partij daar zouden zitten, is de kans volgens mij groter dat het gaat gebeuren.
De heer Schalk (SGP):
Maar op andere terreinen maken we ook afspraken die ver over de kabinetsperiodes heen gaan. Denk bijvoorbeeld aan een kleinigheidje als het klimaat, waar ook enorm veel geld naartoe gaat. Het streven zou toch moeten zijn dat de afspraak die we in NAVO-verband gemaakt hebben er in 2024 gewoon zou moeten zijn?
Minister Rutte:
Ja, dat is ook de motie-Van der Staaij, van de fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer. Die zegt ongeveer zoiets, wat de heer Schalk hier herhaalt. Die is volgens mij met brede steun aangenomen. Wij streven dus allen naar 2%, maar de proof of the pudding is natuurlijk op het moment dat die voor je staat. Als het dan een waterig drilpuddinkje is, is die motie niet uitgevoerd. Maar ik kan het hier nu niet garanderen. Dat hangt echt af van de volgende formatie. Maar we hebben wel echt een hele forse stap gezet. We worden nu gek genoeg een klein beetje geholpen door het krimpende bbp, terwijl de defensie-uitgaven niet krimpen. Daarom groeien we wat sneller naar die 2%. Maar het was natuurlijk niet het plan om het zo te doen. Maar dat is het nadeel van die percentages ten opzichte van het nationaal inkomen.
De voorzitter:
De heer Schalk, tot slot.
De heer Schalk (SGP):
Een belangrijke filosoof zei ooit: elk voordeel heeft zijn nadeel.
Minister Rutte:
Ja, precies. Geen sterk verhaal van mij.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Minister Rutte:
Dan Moria. Daarvoor geldt dat met de Europese Commissie wordt gekeken hoe we het beste invulling kunnen geven aan de toezegging van de verschillende lidstaten. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, u welbekend, heeft daar nauw contact over met haar Griekse collega. De inzet is om ervoor te zorgen dat de mensen zo spoedig mogelijk worden overgebracht naar de deelnemende Europese lidstaten. Op dit moment is dat nog niet het geval. Dat gaat hopelijk snel gebeuren. Wel zijn nagenoeg alle alleenstaande minderjarige vreemdelingen nu niet meer op Lesbos maar naar het vaste land overgebracht. Dat geldt ook voor andere kwetsbare groepen.
Dan was er nog een laatste vraag, over Marokko. Dat is een van de prioriteitslanden voor wat betreft terugkeer. Terugkeer gaat moeizaam. Tot en met september zijn circa 90 Marokkanen gedwongen uitgezet: 70 uitgezet vanuit vreemdelingenbewaring en 20 vanuit strafrechtelijke detentie. Bij die 70 betrof het gedwongen overdracht, in de meeste gevallen op basis van een Dublinclaim. Ongeveer tien zijn gedwongen teruggekeerd naar Marokko. Zoals bekend — daar is vaker over gesproken — is de relatie met Marokko complex en veelzijdig. Het is voor ons een belangrijk land om mee samen te werken op het terrein van migratie. Wij proberen in de dialoog te investeren en het in een bredere bilaterale relatie in te kaderen. Er heeft nog geen ontmoeting plaatsgevonden op politiek niveau. Er zijn natuurlijk wel veel contacten op uitvoeringsniveau tussen de Dienst Terugkeer en Vertrek en Marokko.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Ik had de regering gevraagd hoeveel van de 100 mensen die vanuit Moria naar Nederland mochten komen, nu hier zijn.
Minister Rutte:
Ik heb daarop geantwoord. Er zijn er op dit moment nog geen. Wij hopen zo snel mogelijk.
Mevrouw Vos (PvdA):
Wat is "zo snel mogelijk"?
Minister Rutte:
Dat kan ik u niet zeggen, want dat hangt ook echt af van de Grieken. Er is intensief contact onder coördinatie van de Europese Commissie. Zij coördineert de toezeggingen van alle lidstaten, waaronder Nederland, om de kwetsbare personen over te nemen. Voor Nederland houdt ook bilateraal Ankie Broekers-Knol, de staatssecretaris van JenV, contact met haar Griekse collega. Dat hebben wij niet helemaal zelf in de hand.
Mevrouw Vos (PvdA):
U begrijpt dat dat heel frustrerend is. Het wordt steeds kouder en natter. Het zou toch wel heel fijn zijn als ze op zo kort mogelijke termijn wel hier zijn. We hebben het niet helemaal in de hand, maar ik denk dat wij daar toch iets meer vaart achter kunnen zetten.
Minister Rutte:
Nagenoeg alle alleenstaande, minderjarige vreemdelingen zijn weg van Lesbos. Die zitten inmiddels op het vasteland. Het is dus niet zo dat zij nu in de modder zitten. Maar het is natuurlijk een toezegging die wij gedaan hebben en die wij willen uitvoeren.
De voorzitter:
Mevrouw Vos, tot slot.
Mevrouw Vos (PvdA):
Het liefst gebeurt dat voor Kerstmis.
Minister Rutte:
Ja, maar it takes two to tango. Ik geloof ook niet dat het aan de Griekse kant ligt. Ik denk dat het gewoon complex is, omdat ieder land natuurlijk ook weer voorwaarden heeft gesteld aan de mensen die het wil opnemen over de aantallen, leeftijden et cetera, et cetera. Ik verwacht dat dat het ook wel zal bemoeilijken.
Voorzitter. Dan kom ik bij corona en een paar vragen langs de medische invalshoek. Daarna gaat het meer over de maatschappelijke effecten.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik had hetzelfde. Het gaat zo snel dat ik moest opstaan. Kennelijk is het blokje over migratie en asiel afgesloten, maar ik ben toch wel wat verbaasd over uw laconieke reactie op de heer Frentrop. Hij heeft eerder vandaag gezegd dat hij migratie wil stoppen. Een paar anderen deden dat ook. Dat zou betekenen dat we uit internationale verdragen zouden stappen. U zei: dat zijn wij nu niet van plan. Ik zou het toch wel fijn vinden als u ferm zegt: Nederland voldoet aan de internationale verplichtingen en wij staan pal voor de internationale verdragen rondom migratie die wij hebben getekend.
Minister Rutte:
Wij staan pal voor de internationale verdragen die wij hebben getekend. Daarom kan ik de suggestie van de heer Frentrop niet overnemen.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Dank u wel.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Rutte:
Goed. Dan kom ik eerst bij corona op medisch gebied en daarna komen een aantal meer maatschappelijke dingen. Er zijn veel vragen gesteld, maar een van de vragen gaat natuurlijk over wat er gebeurt als het vaccin ter beschikking komt. Daar bereidt uiteraard het ministerie van Volksgezondheid zich op voor. Er worden allerlei stappen genomen rondom de aankoop van vaccins en het voorbereiden van het vaccineren zelf, zodat je dat laatste veilig en effectief kan doen. Dat gebeurt samen met het RIVM. We zijn in gesprek met heel veel partijen die een rol zullen gaan spelen bij de uitvoering van de vaccinatie. Er is advies gevraagd aan de Gezondheidsraad. Ik moet hier wel benadrukken dat je naar verwachting in de eerste fase niet voldoende vaccins beschikbaar zult hebben voor een grootschalige campagne. Het zal dus waarschijnlijk gaan om een gefaseerde aanpak. De bedoeling is dat half november meer mededelingen komen over de precieze aanpak.
Dan was er ook een vraag over de huidige stand van zaken van de laboratoriumcapaciteit en het GGD-personeel. Er wordt verschrikkelijk hard gewerkt door de GGD's om ervoor te zorgen dat de capaciteit verder omhooggaat. We zien het aantal afgenomen tests enorm toenemen. Afgelopen week werden er bij de GGD-teststraten 47.000 COVID-19-testen per dag afgenomen. Als je de testen bij de ziekenhuizen, verpleeghuizen en huisartsen erbij optelt, kom je uit op 63.000 testen per dag. Dat zijn er 3.000 per dag meer dan een week ervoor en 7.000 meer dan twee weken eerder. Dat loopt dus heel snel op. De bedoeling is dat we eind november meer dan 90.000 testen per dag afnemen en in januari meer dan 100.000 testen per dag. Daarbij geldt dat de capaciteit bij zowel de GGD's als de laboratoria is toegenomen. Ook de doorlooptijd loopt nu terug. Die is nu 60 uur, was vorige week 70 uur en gaat nu snel omlaag.
Boven op de toename van de PCR-testen wordt verwacht dat ook de antigeen- en sneltesten veel gaan opleveren. De innovatieve snelle testmethoden zorgen natuurlijk weer voor meer extra capaciteit en een snellere doorlooptijd. Ze geven snel de uitslag en door ze slim in te zetten kunnen ze ook de doorstroming in de teststraten verder verhogen. Daarvoor geldt dat een aantal testen gevalideerd is en nu in de praktijk in een proefsetting worden toegepast. Daar wordt vreselijk hard aan gewerkt. Hetzelfde geldt overigens voor het bron- en contactonderzoek. Ook daar gaat de schaal omhoog.
Dan kom ik op een aantal meer fundamentele vragen over het perspectief rond corona, gesteld door mevrouw Bikker, de heer Rosenmöller en de heer Otten. Hoe ga je als samenleving hier verder mee om? Juist ook om te kijken naar de lange termijn en de lange lijnen en het effect van COVID-19 op de samenleving, hebben wij besloten om als ministerraad te zeggen dat er een acute fase nu is — wat moet er nu gebeuren om alles voor elkaar te krijgen? — en een fase die meer op de middellange en langere termijn gericht is. Dan praat je inderdaad over de effecten van de crisisbestrijding op de samenleving, op de economie en op het draagvlak bij mensen. Het gaat ook om het meenemen van mensen bij het schetsen van opties die weer relevant kunnen zijn bij de huidige acute fase van de crisisbestrijding. Dan wordt er bijvoorbeeld ook aandacht besteed aan het gedrag van mensen en hoe we er met z'n allen voor kunnen zorgen dat mensen de basisregels blijven volgen.
Een van de punten die de heer Gerbrandy maakte, was: je moet ook wel heel stevig zijn in wat je uiteindelijk vraagt. De heer Gerbrandy had net het terechte punt gemaakt dat je daar niet al te liberaal naar moet kijken. Ik heb dat ook in de Tweede Kamer gezegd. Je hebt altijd de combinatie van maatregelen met handhaving en daarnaast gaat het ook om gedrag. De fout die ik gemaakt heb — dat heb ik tijdens het Kamerdebat aan de overzijde gezegd — is dat ik te veel nadruk heb gelegd op het gedrag en te weinig het belang van de maatregelen én de handhaving benoemd heb. Hierdoor konden mensen denken: o, die Rutte leeft in een soort liberale droom dat het vanzelf goed komt. Daar leef ik helemaal niet in — ik ben realist genoeg — maar dat was blijkbaar wel het beeld dat is ontstaan. Het is altijd een combinatie van die zaken. Je ziet nu ook dat in de fase waarin we nu zitten, de handhaving veel scherper wordt aangezet en er veel meer boetes worden opgelegd. Boa's en politie zijn ook veel meer bezig met het handhaven op de 1,5 meter, de groepsgrootte en dat soort zaken. Hierbij is overigens het inzicht van deskundigen van heel groot belang, niet alleen dat van het Outbreak Management Team, maar ook van het planbureau, het RIVM en de WRR. De gedragswetenschappelijke inzichten worden meegenomen in de korte en in de middellangetermijnbesluitvorming.
Het punt dat mevrouw Bikker daarbij noemde — zo breng ik dat maar even terug — "de zingeving en het versterken van de mentaliteit" is daarbij belangrijk, zeker naarmate de crisis langer duurt. Dat is ook wat ik steeds zeg in mijn uitingen: je bent er pas vanaf als er een vaccin is. Zolang er geen vaccin is, zitten we met het virus. Dat betekent dat we ons allemaal moeten proberen te houden aan een aantal simpele dingen, want in een pandemie die vanuit een virus ontstaat, is het ook weer niet heel ingewikkeld: als we allemaal 1,5 meter afstand houden en onze handen stuk wassen, dan gaat het wel. Maar dat doen we niet allemaal, waardoor dat virus op een gegeven moment weer begint op te lopen en dan moet je weer zwaardere maatregelen nemen. Dat is wat weleens het "dansen met het virus" is genoemd. Als het oploopt — daarvoor is die routekaart gemaakt — kun je laten zien dat je bij 50 besmettingen per 100.000 inwoners in de lichtste fase zit en bij tussen 50-150 besmettingen per 100.000 in een zwaardere fase. Nu zitten we in de allerzwaarste fase waarin in sommige regio's er 500 besmettingen per week zijn per 100.000 inwoners. Dat zijn er veel meer dan de 50 die je kunt hebben.
We zitten nu in de zwaarste fase en daarom moeten we nu de zwaarste hamer gebruiken. Maar je wilt natuurlijk terug naar de fase waarin je weer met het virus kunt omgaan, zodat de restaurants en de cafés weer open kunnen. Wat je niet wilt, is dat je dan teruggaat naar een soort zorgeloosheid die in juni en juli blijkbaar over Nederland is neergedaald: o, we hebben het onder controle, dus alles kan weer. Nee, dat is niet zo. Ook dan zullen we steeds moeten kijken waar het opliert en waar je moet ingrijpen, zoals dat ook lokaal gebeurd is in Hillegom, in Brielle en op heel veel andere plekken, met succes. Maar dat was onvoldoende collectief om die sterke oploop die we hebben gezien te keren. We zien trouwens heel breed in Europa de aantallen enorm oplopen. Ik denk dat het heel belangrijk is om dat perspectief steeds te schetsen en daarbij te zeggen: naarmate wij ons aan die regels houden, kan er ook meer.
Tot slot op dit punt — terwijl mevrouw Bikker naar voren loopt — de vraag die de heer Schalk en anderen stellen, namelijk: welke lessen heb je dan getrokken uit die eerste golf, uit die eerste fase? We hebben er deze zomer met experts heel veel tijd in gestoken om te kijken wat we ervan kunnen leren. Een paar dingen die daaruit voortkwamen, drie hoofdboodschappen, waren: je moet goed inzicht hebben, je moet gerichte maatregelen hebben en je moet gezamenlijk volhouden. Dat betekent dus maatregelen met handhaving. Gezamenlijk volhouden is ook je met elkaar realiseren dat het voor heel veel mensen een enorme impact heeft, voor ons allemaal, maar zeker voor ouderen die eenzaam worden, jongeren die hun studietijd anders zien verlopen, ondernemers die zorgen hebben over hun bedrijf en mensen die bang zijn om hun baan kwijt te raken. Het raakt heel veel mensen en het heeft grote psychologische effecten in de samenleving. Je moet dus goed monitoren en proberen er zo goed mogelijk op in te spelen. Dat doen we ook, maar het zal, zolang het virus onder ons is en het onvermijdelijk is om bij oploop van de besmettingen toch weer maatregelen te nemen, onvermijdelijk ook economische en maatschappelijke effecten hebben. Dat kunnen we niet wegmasseren met mooie verhalen. Dat is nou eenmaal zo. Wat je wel kunt doen, is flankerend proberen daar zo goed mogelijk rekening mee te houden.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Ik dank de minister-president en met hem het kabinet voor alle inzet die gepleegd wordt. Tegelijkertijd is mijn zorg dat wij nu de winter ingaan, traditioneel al een seizoen dat sowieso meer ziektes met zich meebrengt. Hoe gaan mensen dit volhouden? Ik zou de minister-president van harte willen aanmoedigen om met de burgemeesters, die daarin in hun regio's echt een voortrekkersrol hebben, en met al die verbanden die graag het goede doen in de samenleving, een breed plan neer te leggen, waarmee we toch een beetje de lichtjes ophangen in het donker, om het vol te houden. Je moet uitstralen hoe je dat als samenleving breed kunt doen. Dat gaat net iets verder dan wat de minister-president nu neerlegt in zijn verder prachtige en te loven beantwoording.
Minister Rutte:
Ik ben het daarmee eens, maar het risico is dat dat op een gegeven moment op de grens van zalvend kan komen. Het is dan zoeken naar woorden en naar begrip voor wat er in de samenleving gebeurt. Het raakt ons allemaal in ons persoonlijk leven. Dit voorjaar kon ik niet bij mijn moeder op bezoek. Anderen hebben misschien ook familie in verpleeghuizen. Of kinderen die gingen studeren en dachten: is dit het nou? Of mensen die bang zijn dat hun bedrijf het niet zal redden. Het heeft op zo veel mensen op zo veel verschillende manieren een enorme impact. En tegelijkertijd is het frustrerende dat het bij zo'n pandemie ook weer niet zo ingewikkeld is. Als we allemaal die 1,5 meter zouden aanhouden, worden we niet meer verkouden maar krijgen we ook dat virus niet. Natuurlijk is er altijd nog een risico op een kleine verspreiding via de aerosolen en dat soort dingen, maar dat is echt beperkt. De grootste verspreiding vindt echt plaats in grotere druppels en die slaan neer op 1,5 meter. Houd je 1,5 meter afstand, dan houd je het redelijk onder controle.
Mevrouw Bikker (ChristenUnie):
Het is niet mijn bedoeling om de komende maanden een soort versie van Sesamstraat met pappen en nathouden neer te leggen. Af en toe moet er absoluut gecommuniceerd worden dat het rot is maar dat we het moeten volhouden. Als je je niet aan de regels houdt, volgen er sancties. Eens. Maar mijn verzoek is wel dat de burgemeesters meer de vlaggendragers worden van wat we met elkaar moeten doorstaan en van de samenleving die we willen zijn en blijven. Dat is een opdracht die ik niet alleen voor het kabinet zie, maar juist ook voor de burgemeesters en anderen. Ik vraag de minister-president om de toezegging te doen om juist hen hierbij te betrekken en zo te zorgen dat het een boodschap is van ons allemaal. We doen het niet vanwege Rutte en De Jonge, maar we doen het om voor elkaar te zorgen.
Minister Rutte:
Ik ben het er van a tot z mee eens. Ook eens dat burgemeesters daarbij heel belangrijk zijn, want die hebben veel gezag in onze samenleving. Zij kunnen dit en zij willen dit ook, merk ik. We hebben natuurlijk het veiligheidsberaad met de 25 voorzitters van de veiligheidsregio's, zijnde de burgemeesters van de grotere steden. Maar het gaat natuurlijk om alle ruim 330 burgemeesters van Nederland die dat kunnen met hun gemeenteraden en wethouders. Maar zeker die burgemeesters, want als je vraagt wie de baas is in de gemeente, kijken de mensen toch naar de burgemeester, hoewel hij dat staatsrechtelijk misschien niet is. Hij of zij heeft in de meeste gevallen een enorm persoonlijk gezag en kan dit daardoor doen. Ik ben het ermee eens.
De heer Rosenmöller en ik hadden het net, buiten het debat om, nog even over het onderwijs. Kijk eens wat daar nu gebeurt en wat voor enorme inspanning er op scholen geleverd wordt om ze open te houden. Het sluiten van de scholen heeft onvermijdelijk schade gedaan in de periode tot mei/juni. Lagere scholen waren tot half mei dicht, dacht ik, en middelbare scholen konden weer een beetje open vanaf 1 juni en weer helemaal open vanaf 1 juli. Er zijn grote zorgen bij leraren die de ziekte zien en zich afvragen hoe het nu gaat, maar ze doen er alles aan om de scholen zo goed mogelijk draaiende te houden. Het is ook wel heel bijzonder, hoe we ook in deze fase schouder aan schouder bezig zijn om het probleem te tackelen. Wat dat betreft heb ik zeker niet het gevoel dat Hugo de Jonge en ik het moeten doen. We doen het echt met z'n allen. Maar eens: burgemeesters hebben daarin een dragende rol.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Ik haalde de zin uit de Troonrede aan die iets zei over de rechtsstaat met kansengelijkheid als norm. Toegepast op deze pandemie moeten we met elkaar onomstreden constateren dat vormen van kansongelijkheid nu de uitkomst zijn. Mijn vraag is misschien toegespitst op een bepaalde groep. U spreekt in het Catshuis met jongeren en u ontmoet dagelijks of wekelijks allerlei jongeren. Wat kan het kabinet meer doen om die norm uit de Troonrede terug te zien in de dagelijkse praktijk? Het gaat om bepaalde categorieën jongeren: we weten allemaal welke mensen het slachtoffer zijn van zo'n pandemie.
Minister Rutte:
Het raakt heel veel groepen en zeker ook jongeren. Daar zitten ook wel weer grote verschillen tussen. Als je naar een middelbare school gaat en er is sprake van lesuitval, dan zie je hoe creatief leraren proberen om toch les te geven, deels via Webex-verbindingen. Dan geeft men les in de klas en zit een deel van de kinderen de les thuis te volgen. Dat is iets makkelijker dan in maart of april, want toen moest alles via Webex. Nu kun je combinaties maken van wat je in de klas doet en wat elders. Dus daar zijn wel effecten, maar ze worden nog redelijk onder controle gehouden in het middelbaar onderwijs.
Het mbo en stageplekken. Ik geloof dat het mevrouw Vos was die benoemde hoe belangrijk stageplekken zijn. Zij gaf het mooie voorbeeld van iemand die haar met de beste bedoelingen een brief stuurde, die begon met "hé, hoi". Die kreeg van haar de feedback: doe dat nou niet zo, misschien is het slimmer om te beginnen met "beste Mei Li", of "beste mevrouw Vos", maar begin even met een normale aanhef. Dat soort sociale vaardigheden leer je op een stageplek. Je leert er überhaupt je vak, dus voor mensen op het mbo, op stageplekken en ook op het hbo, is het echt wel heftig. Ook op het hbo is het echt heftig wat studenten meemaken. Het is dus breed, maar heb niet de illusie dat we dit allemaal vanuit het kabinet kunnen oplossen, anders dan te kijken waar het leiderschap zit in die groepen en ervoor te zorgen dat je de effecten zo veel mogelijk in beeld hebt.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Dat is toch te makkelijk. Zo'n norm in de Troonrede opnemen kan geen gratis bier zijn in een grote crisis. Ik verwacht niet alles van het kabinet, maar het kan niet zo zijn ... Ik heb zelf die mbo'ers ook aangehaald. Dat zijn mensen die praktisch georiënteerd zijn. Als de economie straks weer aantrekt, hebben we bakken met vakmensen nodig en zeggen we tegen die onderwijsinstellingen: waar waren jullie toen je ze moest opleiden? Dan is het antwoord: simpelweg nergens, want we konden geen stageplekken krijgen. Dat is een serieus probleem. Je kunt niet zeggen: daar zijn wij niet van. Dan moet er door het kabinet, samen met het veld, een initiatief komen om ervoor te zorgen dat er stageplekken komen voor studenten op het mbo. Dat is wat ik van u verwacht en niet het antwoord dat we niet alles aan het kabinet kunnen overlaten. Dan is het een gratuite opmerking om in de Troonrede te spreken over de norm van kansengelijkheid.
Minister Rutte:
Iets te zwart-wit, want er gebeurt heel veel. Ik wil hier alleen niet de indruk wekken dat je met een paar initiatieven van een kabinet het hele probleem van bijvoorbeeld stageplekken in het mbo kunt oplossen. Er zijn natuurlijk heel veel initiatieven, bijvoorbeeld de regeling voor inhaal- en ondersteuningsprogramma's waar bijna 300 miljoen voor beschikbaar is, en de Gelijke Kansen Alliantie voor gemeenten, die een hele pool van onderwijsexperts aan het werk heeft gezet waar zij kosteloos gebruik van kunnen maken om ervoor te zorgen dat de inhaal- en ondersteuningsprogramma's plaatsvinden. Daarnaast zijn er al die monitors die nu worden uitgevoerd om een beeld te krijgen van de effecten van corona: het afstandsonderwijs, lesuitval, achterstandsleerlingen en gelijke kansen. Dat wordt allemaal gedaan.
We hebben natuurlijk het rapport gehad van de werkgroep-Halsema. Dat ging in het bijzonder in op de positie van jongeren. Dat is allemaal geëffectueerd. De SER heeft een heel jongerenplatform. Ik praat zelf regelmatig met jongeren, eerder via de Coalitie-Y en nu via het SER Jongerenplatform. Dat geldt zeker ook voor de ministers van Onderwijs, et cetera. Er gebeurt dus verschrikkelijk veel.
Een van de prioriteiten zijn de stageplekken in het mbo. Ik heb wel geleerd in de jaren dat iets hier met elkaar uitspreken en al die dingen benoemen nog niet betekent dat morgen elke jongere die dit debat volgt, denkt: o, nou heb ik een stageplek. Zo werkt het niet.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Nee, maar ik heb wel geleerd in de jaren dat ik hier níet rondliep dat een kabinet meer kan dan het denkt dat het kan. Dat brengt mij tot deze vraag omtrent jongeren, in dit geval even toegespitst: ik zou graag zien dat het kabinet antwoord geeft op al die experts die zeggen dat jongeren lijden door deze crisis, vooral mentaal. Ik zou weleens een samenhangende aanpak willen van dit kabinet. Die moet er snel komen, want de crisis duurt nog even. Op een gegeven moment hebben we die onder controle. Dan wil je niet spreken over een half verloren generatie. Dat vraagt om een visie op hoe je deze minder kansrijke jongeren zou kunnen ondersteunen. Die mis ik. Ik vind dat u het iets te veel bagatelliseert.
Minister Rutte:
Dat is echt niet mijn bedoeling. Ik probeer te voorkomen dat ik de indruk wek dat, waar door een pandemie stageplekken voor een deel zijn weggevallen, je die als overheid met een toverstokje kunt terughalen. Ik ben het zeer eens met Rosenmöller. Wij kunnen makelen en schakelen, en we kunnen geld beschikbaar stellen. Maar dat doen we ook allemaal. Al die dingen gebeuren. De kabinetsreactie op het rapport-Halsema gaat daarop in. Zowel Van Engelshoven, die gaat over het mbo, als Arie Slob, de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs, die gaat over de lagere en middelbare scholen, zijn ermee bezig om dat voor elkaar te krijgen, samen met het hele onderwijsveld.
Maar goed, ik zal er niet de nadruk op leggen dat we niet iets moeten beloven wat we niet kunnen beloven, anders dan dat we ons hier maximaal voor inspannen en dat we al die dingen echt doen. Ik weet ook niet of een nieuw actieplan bovenop de bestaande actieplannen hierop het antwoord is.
Ambtelijk luisteren ze mee. Laat ik toezeggen dat ik ambtelijk zal vragen — dames en heren ambtenaren! — om nog even te kijken of er gegeven de interrupties van Rosenmöller in mijn richting en mijn beantwoording op dit moment ruimte is om daarin nog meer te doen. Als dat zo is, kom ik daarop terug in de tweede termijn. Dat beloof ik.
De heer Kox i (SP):
Daarop aansluitend: dit is één onderdeel van een reeks van problemen die door de planbureaus op tafel zijn gelegd. De planbureaus hebben geconstateerd dat in de afgelopen jaren de kloven in Nederland groter zijn geworden. Daarbovenop constateren ze nu dat de pandemie die kloven verder verergert. Ik benijd de premier niet, laat dat duidelijk zijn. Dit is een vreselijke job om te klaren, maar daar hebben we een regering voor. Als de planbureaus constateren dat, hoe wrang het ook is, de coronacrisis de tegenstellingen zoals ze er al zijn nog verder vergroot, dan móet de regering daarop acteren. Ik kan me voorstellen dat de minister-president denkt: maar ik moet al zo veel. Tja, dat is het lot van het vak. Hier moet op geacteerd worden. De planbureaus hebben aangegeven dat de coronacrisis de tegenstellingen vergroot. Ik wil vandaag van de minister-president horen hoe we dit gaan doen. Ik heb het grootste deel van mijn algemene beschouwing daaraan gewijd. We hoeven vandaag geen pasklare antwoorden te hebben. Ambtenaren op de publieke tribune: ik hoef vandaag de oplossing niet te hebben. Maar de minister-president moet ons toezeggen dat de regering een plan maakt bij de meldingen die de planbureaus maken, namelijk dat de coronacrisis de tegenstellingen vergroot tussen jongeren en ouderen, tussen werkenden en werkzoekenden, tussen zzp'ers en mensen met een baan, tussen mensen met heel veel geld en mensen met heel weinig geld. Daar moet de regering een plan op bedenken. Wie dat in de regering moet gaan doen, maakt mij niet uit. Maar het moet gebeuren. Dat is de consequentie van regeren in een pandemie.
Minister Rutte:
Dat plan is er. Alleen de vraag is nu, heel specifiek in reactie op de heer Rosenmöller, of wij nog meer kunnen doen, specifiek voor stageplekken en andere heel specifieke problemen in het onderwijs die wij nog onvoldoende onder schot hebben. Dat ga ik uitzoeken — dat heb ik net gevraagd. Maar het is niet zo dat wij niet hebben gereageerd op de planbureaus. De planbureaus zijn een van onze twee belangrijkste adviseurs, naast de werkgroep-Halsema, die tijdelijk was. Daarnaast is er een permanente advisering vanuit de SER, het SER Jongerenplatform, en daarnaast de advisering vanuit de gezamenlijke planbureaus over de aanpak van de pandemie en in het bijzonder precies de vraag bij dit aspect van sociale tegenstellingen: waar leidt dat toe? Dat heeft geleid tot een aantal zaken die ik net heb benoemd, in reactie op senator Rosenmöller, maar ook breder, de hele aanpak. Vanmiddag was nog de persconferentie van de drie ministers die zich daarmee bezighouden.
Natuurlijk is er de aanpak van het behoud van zo veel mogelijk werkgelegenheid. Als er één manier is om te voorkomen dat de tegenstellingen toenemen, dan is dat het zorgen voor zo veel mogelijk baanbehoud. En waar dat echt niet kan, moeten de mensen geholpen worden naar plekken waar nu wel werkgelegenheid is, zoals in de zorg en op andere plekken in het onderwijs. Daar wordt ontzettend hard aan gewerkt, niet alleen door het kabinet, maar ook door tienduizenden, honderdduizenden mensen in Nederland. Ik zou beweren dat al die plannen er zijn en dat de oplossing niet is om nu een nieuw plan te maken.
De voorzitter:
De heer Kox, tot slot.
De heer Kox (SP):
Het was pas mijn eerste opmerking in het hele debat, meneer de voorzitter, maar het is wel de essentie van mijn betoog. Als de minister-president zegt dat dat plan er natuurlijk is, dan zou ik gerustgesteld moeten zijn. Maar ik zou het plan wel willen zien. Ik ken het niet. Ik weet wat de planbureaus gesignaleerd hebben, ik weet waar zij de vinger op gelegd hebben, maar de minister-president moet mij vertellen wat wij gaan doen aan het feit dat in het onderwijs de tegenstellingen toenemen door de pandemie. Ik wil van de minister-president horen wat wij ertegen gaan doen dat de tegenstelling tussen huurders en huiseigenaren toeneemt, dat de tegenstelling tussen mensen met een flexbaan en mensen met een vaste baan toeneemt. De planbureaus hebben gesignaleerd, maar u, zeg ik tegen de minister-president, via de voorzitter, u moet reageren, u moet acteren. Dat plan, ik zou het graag willen zien. Als u het mij kan geven, dan ben ik gerustgesteld.
Maar ik ken het plan niet. Volgens mij is het er ook nog niet. Dat verwijt ik de regering ook niet, want de rapporten van de planbureaus zijn vrij nieuw, maar er moet op geacteerd worden. Ik vraag aan de minister-president de duidelijke toezegging dat het plan, dat er volgens hem is, ter beschikking wordt gesteld aan het parlement en dat wij er ruim over kunnen spreken. Dat is de essentie van wat de regering moet doen in tijden van crisis en in tijden van een pandemie: de gevolgen in beeld brengen en bestrijden.
De voorzitter:
De minister-president.
Minister Rutte:
We staan elkaar te overtuigen, terwijl we overtuigd zijn. Maar er is niet "een" of "het" plan. Er wordt door de mensen op het gebied van onderwijs prioritair gewerkt, om zo veel mogelijk stageplekken overeind te houden. Er wordt gewerkt door Koolmees, Wiebes en Hoekstra, de drie ministers die daarover gaan, om ervoor te zorgen dat we in Nederland zo veel mogelijk bedrijven overeind houden, zodat we die banen behouden. Het gaat ons natuurlijk ook om de bedrijven, maar het gaat ons vooral om de banen achter die bedrijven. Wij willen zo veel mogelijk banen overeind houden. Vandaar ook de persconferentie van 12.30 uur vanmiddag met de aanvullende economische pakketten. Er wordt natuurlijk ook vreselijk hard gewerkt op het terrein van woningmarkt. Daar komen we later nog over te spreken.
Maar we hebben het nu over het onderwijs. Los van de sociale en mentale druk, zijn er studenten die zeggen: ik zou gaan studeren, maar het is heel anders geworden dan ik dacht; ik krijg geen stageplek. Of jongeren in het middelbaar onderwijs en in het lager onderwijs, zeker het middelbaar onderwijs, die maanden thuis onderwijs hebben gehad en de sociale contacten met anderen hebben gemist. Al dat soort vraagstukken hebben we onder schot in die zin dat we ze weten. Wij hoeven daar niet een nieuw plan voor te maken. Nee, wij zijn de dingen zo goed mogelijk aan het uitvoeren.
Alleen wil ik hier niet de indruk wekken dat er in een pandemie van deze omvang geen effecten zouden zijn voor grote groepen mensen in onze samenleving. Die effecten zijn er wel. Als het op enig moment onvermijdelijk zou zijn, ergens in de komende maanden, om scholen weer deels of helemaal te sluiten — ik hoop van harte dat het niet meer hoeft, maar stel dat het zou moeten — dan zal dat opnieuw grote effecten hebben op jongeren. Als het noodzakelijk zou zijn om toch weer nadere maatregelen te nemen in de verpleeghuizen — ik hoop nooit meer een sluiting mee te maken zoals wij die hadden, maar stel dat je daar vanwege de veiligheid extra maatregelen moet nemen — dan zal dat effect hebben op het punt van de eenzaamheid. Dat is een gegeven bij een gezondheidscrisis als deze. Dan mag u van ons verwachten dat wij gezamenlijk, Kamer en kabinet, er alles aan doen om die effecten zo veel mogelijk te beperken, maar ze zullen er zijn. Het is een illusie om te denken dat het mogelijk is om het helemaal zonder effecten te laten verlopen.
De heer Kox (SP):
Tot slot. Ik wil niet aan illusiepolitiek doen. Ik wil dat de minister-president laat zien hoe de regering acteert op de groeiende tegenstellingen vanwege de pandemie. Dat is echt niet te veel gevraagd. Het is wel heel moeilijk, maar het is niet te veel gevraagd. Ik besef dat de pandemie in de breedte effecten heeft op van alles en nog wat. Ik wijs op wat onze planbureaus hebben gesignaleerd: de sociale tegenstellingen in de samenleving worden groter door de pandemie. U, meneer de minister-president, moet aan deze Kamer vertellen op welke manier we daarop gaan reageren. De mededeling dat er overal heel hard wordt gewerkt — waarvoor ik grote bewondering heb — is onvoldoende. Ik vraag aan de minister-president op enige termijn een brief, waarin staat hoe wij die sociaal-economische tegenstellingen ten gevolge van de pandemie gaan aanpakken. Daar heeft het parlement recht op.
Minister Rutte:
Ik wacht gewoon de motie af. Als die motie wordt aangenomen, zullen we een brief maken, maar daarmee gaan we het probleem niet oplossen. Ik schets nu juist wat we al doen. Volgens mij zijn de heer Kox en ik het eens. Bij onderwijs heb ik die zaken benoemd. Ik heb gezegd dat ik in de tweede termijn terugkom op de vraag of daar nog gaten in zitten. Dit naar aanleiding van de interruptie van de heer Rosenmöller.
Wat het brede vraagstuk van de arbeidsmarkt betreft, zijn de steunpakketten en alle aanvullingen van vandaag er juist op gericht om te voorkomen dat er onnodig extra tegenstellingen ontstaan. Dat wil je niet. We komen daarover later nog te spreken op een aantal andere terreinen, maar wat betreft het onderwijs en de arbeidsmarkt is dat mijn eerste reactie.
De heer Gerbrandy i (OSF):
Ik wil een korte vraag stellen. In mijn eerste termijn zei ik dat ik het kabinet niet ga voorzeggen hoe het moet. Maar we hebben problemen aangekaart die schade toebrengen aan de hele maatschappij. Laat ik er meteen bij zeggen dat ik geen politiestaat wil, maar het Red Team heeft een idee en zegt dat als we strenge maatregelen nemen voor een korte tijd, de schade op de lange termijn veel kleiner zal zijn. Ik zou graag willen dat u daarop reflecteert. Het idee van het Red Team is dus: kort, zodat we met kerst en met Sint-Nicolaas weer normaal kunnen doen.
Minister Rutte:
Dat is echt niet zo. Laten we die illusie ook niet hebben. Hugo de Jonge en ik zullen vanavond tijdens de persconferentie niet op het Red Team ingaan, maar we zullen schetsen waar we nu staan. Er zijn twee grote vraagstukken. Een vraagstuk is of op dit moment het aantal besmettingen voldoende afbuigt. Over de tussenstand zullen we vanavond om 19.00 uur nader spreken. Een tweede vraagstuk is: hoe snel gaan we weer terug in de routekaart? Je wilt weer terug naar het eerste vakje, namelijk 7 besmettingen per dag en 50 per week. Maar de gedachte dat je boven op de hamer met een soort goedendag — zo'n middeleeuwse knots met spijkers — even heel makkelijk ... We sluiten niets uit. We hebben de luxe niet om iets uit te sluiten. De epidemiologische vraagstukken die je moet beantwoorden om te kijken of het zinvol is, ook in relatie tot de maatschappelijke effecten, moet je heel zorgvuldig wegen. Daarom is onze reactie op dit moment dan ook, bij alles wat hierover gezegd wordt, dat we niets uitsluiten. We bekijken alles en vanavond zullen we daar weer een aantal dingen tegen de journalisten over zeggen. Ik begreep dat het, hoewel we geen groot nieuws hebben, toch wordt uitgezonden en dat mag natuurlijk. En ik neem absoluut kennis van wat ook buiten het OMT, door het Red Team en anderen, wordt gesuggereerd, maar af en toe denk ik: was het maar zo eenvoudig.
Dan zijn er ook een paar vragen gesteld over Europa en covid. Ik denk dat we nu niet aan een soort discussie moeten over het overdragen van bevoegdheden. Laat die nu liggen waar ze liggen. Maar binnen dat gegeven kun je heel veel coördineren. Dat probeer ik in Nederland ook te bevorderen, bijvoorbeeld door de aanpak met kleurencodes.
Vrij reizen door Europa is een van de grootste verworvenheden van de Europese Unie. De effecten van het sluiten van de binnengrenzen zijn enorm. Op dit moment lijkt het mij heel verstandig dat Nederlanders niet naar Duitsland reizen en Duitsers niet naar Nederland. Maar we zijn wel heel blij, zo zeiden Armin Laschet, de minister-president van Noordrijn-Westfalen en ik vorige week aan de telefoon, dat de grens open is, zodat goederen de grens over kunnen. Ook tijdens het hoogtepunt van de crisis in maart/april was dat een van de weinige Europese binnengrenzen die open zijn gebleven. Overigens is het qua goederenverkeer een van de drukste grenzen ter wereld, vergelijkbaar met die tussen Canada en de Verenigde Staten.
De bevoegdheden liggen dus waar ze liggen. Daarbinnen zijn er heel veel mogelijkheden tot samenwerking. Op 13 oktober is er een eerste Raadsaanbeveling aangenomen, waarbij is overeengekomen nu echt dingen beter te gaan afstemmen. Dat wil Nederland ook. Maar het is echt moeizaam binnen Europa. Je zag dat al in maart en april met de mondkapjes en de andere persoonlijke beschermingsmiddelen en je ziet het eigenlijk nog steeds. De Commissie doet haar ongelofelijke best. Ik had vrijdag Ursula von der Leyen hier op bezoek, de voorzitter van de Commissie. Ze doen hun uiterste best om te doen wat ze moeten doen.
Er komt nu in ieder geval een gemeenschappelijke, Europese risicoanalyse voor de gebieden binnen Europa. Die zullen wij ook gebruiken bij het opstellen van onze reisadviezen, zodat die beter op elkaar gaan aansluiten. Dat is nu bereikt. Daar heeft Nederland ook aan gewerkt. Binnenkort wordt naar verwachting een tweede Raadsaanbeveling aangenomen om dat uit te breiden naar de gehele Schengenzone en legaal verblijvende derdelanders. We kijken nu overigens ook naar dat je elkaars testen kunt erkennen. Dat is ook een heel belangrijk punt, want ook dat is een irritatie. Zo kun je quarantaineregels afstemmen en afspraken maken over de inkoop en verdeling van vaccins.
Trouwens, op het gebied van vaccinatie is de Europese Commissie zeer actief. Daar gebeurt gelukkig heel veel. Wat daarbij opgemerkt moet worden, is dat we die samenwerking kunnen uitbouwen door bijvoorbeeld ons RIVM, het Robert Koch Instituut in Duitsland et cetera nog meer te laten samenwerken. Daar werkt ook het European Centre for Disease Prevention aan. Al die zaken zijn van groot belang.
In dat kader ook iets over de tracingapps. Daarover ging een vraag van mevrouw Bredenoord. De CoronaMelder werkt doordat willekeurige codes worden uitgewisseld met andere telefoons. Dat werkt met de CoronaMelder ook in het buitenland en met de notificatieapps die op hetzelfde framework werken. Maar het is nog niet mogelijk om een notificatie te ontvangen van een besmet persoon in het buitenland. Nederlandse meldingen van besmettingen worden ook nog niet ontvangen door iemand in het buitenland. Het eerste doel is natuurlijk om dat ding werkzaam te krijgen in Nederland. Het is wel de bedoeling om het ook snel in Europa werkend te krijgen. Daarvoor is de samenwerking gaande. Daarvoor wordt gewerkt aan de European Federation Gateway Service — ik dacht dat die ook door mevrouw Bredenoord of anderen genoemd werd. Die wordt gerealiseerd om dat mogelijk te maken.
Voorzitter, dat in relatie tot COVID-19.
Mevrouw Bredenoord (D66):
De minister-president noemt terecht initiatieven die nu genomen zóúden kúnnen worden, maar dat is juist het probleem dat ik in de eerste termijn probeerde duidelijk te maken. We zijn nu ruim negen maanden verder en nog steeds wordt er gesproken over coördinatie die er zóú kúnnen plaatsvinden. We kunnen niet anders dan constateren dat er op alle terreinen, bijvoorbeeld bij de mondkapjes, nog volop wordt gediscussieerd. Er is één terrein waar het goed gaat: de gezamenlijke inkoop van het vaccin. Ik was twee weken geleden spreker op een congres van de fractie Renew. Die klinkt u waarschijnlijk bekend in de oren, want uw partij is daar zelf ook bij aangesloten. Daar werd ook vanuit de Europarlementariërs gezegd dat het niet goed gaat. Er is te weinig coördinatie en Europa heeft te weinig mogelijkheden om de regie te pakken. Ik voel dus toch te weinig urgentie in hoe u dat beantwoordt.
Minister Rutte:
Sorry, dat was zeker niet mijn bedoeling. Ik ben het er totaal mee eens. Ik kan hier alleen niet garanderen dat het gebeurt, want er wordt op te veel plekken tegengewerkt. Er is nu wel meer besef. Er is ook een initiatief van het Duitse voorzitterschap om de Europese Raad iedere tien dagen of twee weken via video te laten vergaderen. Aanstaande donderdag praten we ook weer over vaccins en over de aanpak van COVID-19 en over wat we beter kunnen coördineren. Merkel weet dat ik totaal aan haar kant sta om dat te bevorderen. Daarover is geen twijfel. Nee, dan is misschien meer mijn toon ingegeven door teleurstelling over hoeveel we bereikt hebben. Maar dat is niet in onze handen. Aan Nederland ligt het echt niet. Wij willen dit heel graag.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik weet dat u dat niet kunt toezeggen, omdat er nog 26 lidstaten zijn en dat u dat samen moet coördineren. Maar u kunt natuurlijk wel zeggen dat u ervoor gaat zorgen dat er een beter coördinatiemechanisme komt en dat er meer regie komt. Het geldt nu voor corona, maar wie weet of er nog veel meer ziektes en virussen komen die grensoverschrijdend zijn. En hiermee zeg ik niet dat we voor gezondheidszorg in een keer een Europees beleid moeten maken. Dat zeggen we helemaal niet. Maar u kunt wel zeggen: ik ga ervoor zorgen dat dit beter gaat, voor nu en voor alles wat hierna nog gaat komen. Want we zijn te langzaam. Het is te weinig.
Minister Rutte:
Dat kan ik niet zeggen. Ik kan zeggen dat ik het met haar eens ben en dat ik het zou willen, maar ik kan niet zeggen dat ik het voor elkaar krijg. Dat lukt alleen als iedereen meedoet.
Mevrouw Bredenoord (D66):
U kunt wel zeggen dat u zich er hard voor gaat maken.
Minister Rutte:
Geen twijfel. Sorry als daar onduidelijkheid over bestaat. Dat doen we al. We hebben nu in twee weken tijd twee heel lange discussie gehad in de Europese Raad over corona. Donderdag hebben we dus een eerste videovergadering. Je merkt dat het besef toeneemt. We hebben de Tsjechen gesteund met beademingsapparatuur voor de ic. De Duitsers helpen ons weer met de opname van coronapatiënten op intensive cares in Duitsland. Bilateraal gebeurt er dus heel veel. Dat helpt wel om in Europa dat besef te laten groeien, maar als ik heel precies ben, ben ik het er totaal mee eens dat dit moet verbeteren. Daar doe ik ook alles aan. Ook Hugo de Jonge doet er alles aan. Maar het is niet zo dat het, door dat hier te zeggen, morgen gebeurd is. It takes 27 to tango. Dat is natuurlijk probleem met coördineren. De Jonge heeft bijvoorbeeld een kopgroep gevormd voor vaccininkoop met de Italianen, de Duitsers en de Fransen. Dat is toen heel snel overgenomen door de Europese Commissie. Dat is een voorbeeld dat je soms met kopgroepen dingen kunt versnellen. Daar werken we ook aan. Als mijn beantwoording de indruk zou wekken dat we dit niet belangrijk zouden vinden, is dat bij dezen hersteld.
Voorzitter. Dan een paar zaken rondom klimaat. Er zijn heel veel dingen over gezegd, maar dat waren ook veel beschouwende verhalen in plaats van vragen aan mij. Het risico is dat ik op die beschouwingen ga reflecteren en daar zit u helemaal niet op te wachten. Ik ga dat dus beperken. Bij de heer Knapen zou ik, zonder ze allemaal op te lepelen, de drie sporen rondom de stikstofaanpak onder de aandacht willen brengen. Hij refereerde daar natuurlijk aan. Het is belangrijk dat er meer vergunningen voor maatschappelijke en economische activiteiten kunnen worden gegeven.
Mevrouw Bredenoord van D66 vroeg naar de aanpak van stikstof en het debat over de toekomst van de landbouw. Ze heeft een punt dat dat een belangrijk debat is. De landbouw wil volgens mij niks liever dan die transitie maken, zodat er ook in de toekomst draagvlak is in Nederland voor onze prachtige agrarische sector. Voor ons is het heel belangrijk dat boeren die door willen ook door kunnen. Misschien kan dat niet altijd gegarandeerd precies op die plek. Innovatie is hier heel belangrijk. We moeten oppassen dat we niet precies gaan voorschrijven hoe zo'n boerenbedrijf eruit moet gaan zien, maar dat we vooral zeggen wat het type uitstoot is dat we als Nederland aankunnen. Als het op zo'n plek echt niet te realiseren is, gaan we helpen met de verhuizing naar een andere plek, zodat elke boer die door wil ook door kan.
De derde vraag van de heer Frentrop om ergens mee te stoppen ging over het Klimaatakkoord. Ook daar moesten we mee stoppen, geloof ik. Voordat mevrouw Bredenoord zegt dat ik dat niet stevig genoeg afwijs, zeg ik dat ik er respectvol kennis van neem, maar dat wij vooralsnog voornemens waren om het Klimaatakkoord wel voort te zetten. U ontvangt op 30 oktober de Klimaatnota, waarin we rapporteren over de voortgang van de beleidsafspraken.
Mevrouw Vos sprak over een aantal heel interessante initiatieven. Daar kom ik zo nog op terug bij het Groeifonds. Er zijn nieuwe initiatieven die ook de minister van LNV heeft benoemd in haar Rede van Fryslân een tijdje geleden. De heer Gerbrandy refereerde daaraan. Er zijn meerdere vergelijkbare initiatieven, bijvoorbeeld rond de grutto. Het idee spreekt mij aan, omdat het boeren in staat stelt om te blijven werken aan een meer biodivers landschap. Zo kunnen ook consumenten zelf het landschap rijker maken door de melk die zij drinken. De minister van LNV zet zich graag in om dergelijke initiatieven tot fondsvorming te verbreden, maar wil daarbij wel steeds de marktpartijen blijven betrekken, omdat die macht belangrijk is, ook in positieve zin, en om gebruik te maken van de kracht van de ideeën die daar leven. Dat doet zij over een breed front.
Ik kom later terug op het investeringsfonds en de specifieke ideeën over "van gras meteen naar melk" en andere vormen van vleesconsumptie. Zonder te reflecteren op alle opmerkingen die over klimaat gemaakt zijn, denk ik dat ik antwoord heb gegeven op een aantal vragen rondom klimaat en stikstof.
Dat brengt mij bij het thema discriminatie. Naar aanleiding daarvan hebben mevrouw Jorritsma en Paul Rosenmöller, maar ik meen ook anderen, opmerkingen gemaakt. Ik hoor iemand vragen over mevrouw Jorritsma: is dat de jonge variant? Hij verstond mejuffrouw Jorritsma. Nee sorry, het is mevrouw Jorritsma. Het gaat om Annemarie Jorritsma en Paul Rosenmöller, de senatoren van VVD en GroenLinks, als deelnemers aan dit debat. Uiteraard waren er ook opmerkingen naar aanleiding van de afschuwelijke dood van George Floyd, die hier is gememoreerd. Ik heb zelf naar aanleiding daarvan een aantal indrukwekkende gesprekken gevoerd over discriminatie, ook samen met de minister van Sociale Zaken. Dat heeft mij in ieder geval heel veel gebracht, om te zien hoeveel kracht er in Nederland is om dit te bestrijden en aan te pakken.
Begin volgend jaar staat er een bijeenkomst gepland met een brede vertegenwoordiging van het kabinet en ook een brede vertegenwoordiging van de organisaties die in brede zin gelieerd zijn aan Black Lives Matter. Überhaupt gaan natuurlijk onze plannen wat betreft de aanpak van discriminatie door, langs allerlei lijnen. Ik ga natuurlijk niet over onderzoek, of een parlementair onderzoek, of wat het dan ook precies is. Maar ik denk dat het enorm helpt als dit gesprek op heel veel plekken gevoerd wordt. Ik zou met enige kennis van staatsrecht ook denken dat het past in de functie van de senaat. Maar uiteraard zeg ik dat met het grootst mogelijke respect en de grootst mogelijke terughoudendheid.
Voorzitter. Over de woningmarkt is ook heel veel gezegd, maar zijn er weinig vragen aan mij gesteld. Misschien mag ik er iets over zeggen, namelijk dat het kabinet de ambitie heeft om stevig door te bouwen. Vorig jaar is daarvoor 2 miljard euro beschikbaar gesteld. We halen hiervan nu 100 miljoen euro aan investeringen naar voren en we investeren 50 miljoen extra, zodat er nog eens 15.000 tot 25.000 woningen extra worden gebouwd. De besluitvorming over veertien grote woningbouwlocaties wordt versneld. Dat leidt ook weer tot 60.000 woningen.
Er komt 20 miljoen extra voor onder andere flexpools om met extra capaciteit de procedures voor woningbouw te versnellen en er komt 20 miljoen extra voor transformatie van winkels en kantoren tot woningen. Daarmee is het wegnemen van de belemmeringen door stikstof uiteraard van groot belang. Daar maken we de komende tien jaar 100 miljoen per jaar voor vrij, zodat de woningbouw op volle kracht kan doorgaan. Daarnaast doen we dat door onderzoek naar het grondbeleid van het Rijk en het opzetten van een rijksontwikkelbedrijf. We verlagen de overdrachtsbelasting voor starters die jonger zijn dan 35 jaar naar 0,0%. Huurders met een hoge huur en een laag inkomen kunnen in 2021, zoals u weet, huurverlaging aanvragen, zodat we ook de betaalbaarheid van huren kunnen verbeteren. Dus we zijn over een heel breed front bezig. Dat zeg ik in reactie op opmerkingen uit de Kamer die niet zozeer aan mij gericht waren, maar wel, laat ik zeggen, relevant zijn.
Wat betreft de gezondheidszorg kwam hier ook de kwestie naar voren van het ontlasten van zorgmedewerkers en het ervoor zorgen dat meer mensen in de zorg gaan werken. Dat is ook het thema waar we, ook in samenspraak met de Tweede en Eerste Kamer, sinds 2018 weer heel actief mee bezig zijn. Dat doen we via het actieprogramma Werken in de Zorg, zodat meer mensen in de zorg gaan werken. We zien dat toenemen, ook door de hogere instroom. Tegelijkertijd zie je ook nog steeds dat mensen de sector verlaten en dat het ziekteverzuim hoog is. Daarom hebben we op Prinsjesdag een extra booster neergezet met een heel pakket om het werk in de zorg verder te verbeteren, door de focus te leggen op loopbaanontwikkeling en door meer ruimte en tijd te geven voor de mensen zelf, de professionals, en meer zeggenschap. Daar is ook een forse hoeveelheid geld voor beschikbaar gesteld, 130 miljoen structureel vanaf 2023.
Ook met de Sociaal-Economische Raad zijn wij in gesprek om de knelpunten en oplossingen in kaart te brengen. Zeker als het gaat om zeggenschap werken wij op basis van het advies van de Chief Nursing Officer. En de minister voor Medische Zorg en Sport heeft een verkenner gevraagd om te onderzoeken welke mogelijkheden werkgevers én werknemers zien om de zeggenschap van verpleegkundigen en mensen in de zorg verder te vergroten. Dus het is echt van heel groot belang, omdat we zeker ook nu, met de oplopende coronabesmettingen, zien hoe krap het allemaal is afgesteld en hoe snel er problemen ontstaan, even los van de coronabezettingen van bedden in ziekenhuizen op de intensive-careafdelingen. Maar ook breder in de zorg zie je welke enorme effecten er snel al zijn. Dat zie je al helemaal in de ouderenzorg, waar je inderdaad niet kunt afschalen. Verschillende mensen hebben daar aandacht voor gevraagd. Dat zeg ik in reactie op een aantal dingen die daarover in de Kamer zijn opgemerkt.
We werken ook in het kader van het programma dat vandaag is gelanceerd vanuit het kabinet om verder op de arbeidsmarkt te kijken welke mogelijkheden er daar zijn. We werken er verder aan om bij mensen waarbij baanverlies dreigt te kijken: wat zijn de mogelijkheden in de gezondheidszorg?
Mevrouw Vos (PvdA):
Het is goed om te horen dat u inderdaad weer heel veel actieplannen heeft. Dat SER-programma duurt nog wel een tijdje en we hebben nu acuut een probleem met mensen die omvallen. Ik heb twee vragen. Wanneer krijgen we een overzicht van wat die plannen zijn en hoe die tot daadwerkelijke resultaten leiden? Twee. Doet u dat ook gewoon in overleg met mensen, met medewerkers uit de zorg? Die weten namelijk het beste wat ze nodig hebben.
Minister Rutte:
Ik was in ieder geval deels zelf bij dat tweede. Ik heb laatst samen met Tamara van Ark, de minister voor Medische Zorg en Sport, een gesprek gehad met een heel aantal mensen uit de ziekenhuissector, uit de ziekenhuisverpleging. Dat soort gesprekken heeft zij over een veel breder terrein. Ik heb hier niet precies paraat wanneer de SER komt met de rapportage, maar ik zal dat vragen voor de tweede termijn. Ik noteer hier even dat ik daar in tweede termijn op terugkom.
Mevrouw Vos (PvdA):
Volgens mij komt de SER-rapportage pas voor het volgende kabinet. Dat duurt dus wat lang. Het gaat om de komende maanden. Waar kan het kabinet nog iets doen om die druk te verlichten, vooral in tijd en ruimte? Ik ben ook benieuwd of de minister-president enig idee heeft of dat geld gaat kosten.
Minister Rutte:
We trekken dus vanaf 2023 structureel 130 miljoen uit. Dat bouwt de komende tijd op, dus geld is hier niet het probleem. Dit is ook niet zozeer een programma vanwege corona. Het is een breder programma, omdat er in de zorg, los van het vraagstuk van de salariëring en de bonus, natuurlijk veel discussie is over werkdruk en over de vraag of men überhaupt invloed op zijn baan heeft, of men zeggenschap heeft. Of komt je 's morgens in het ziekenhuis aan, hoogopgeleid, en wordt je dan verteld waar je die dag mag gaan werken? Zo kan je bijvoorbeeld geen structurele relaties met collega's of patiënten opbouwen. Dat soort vraagstukken willen we in dat hele programma adresseren, zodat mensen ook veel meer ownership, eigenaarschap, over hun baan krijgen.
Mevrouw Vos refereert natuurlijk ook aan de vraag wat je op kortere termijn kan doen. Er lopen natuurlijk allerlei initiatieven. Het is niet zo dat daar nu vanuit het kabinet een heel nieuw actieprogramma op gericht is. Ik denk ook niet dat dat gaat helpen in de acute fase waarin we nu zitten. Ik wil wel nog eens even vragen of ik misschien iets over het hoofd zie. Ik zal dus niet vragen wanneer het SER-advies komt, want dat weet mevrouw Vos al, maar ik zal vragen of er op korte termijn nog andere dingen mogelijk zijn om te helpen met die werkdruk.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik denk dat de minister-president nu refereert aan het programma (Ont)Regel de Zorg. We weten dat een van de grootste problemen van mensen die in de zorg werken de administratieve lastendruk is. Dat geldt vooral voor de verpleging en de verzorging. Kunt u wat vertellen over de stand van zaken van dat programma? Volgens mij loopt dat nu een of twee jaar. Is het nu al gelukt om een deel van die regels eruit te halen?
Minister Rutte:
Ja, alleen is het natuurlijk niet voor niets dat wij met Prinsjesdag zijn gekomen met de aanvullingen op dat hele actieprogramma Werken in de Zorg uit 2018. Dat was om die boost erop te zetten en structureel nog eens 130 miljoen extra vrij te maken. Dat is de komende jaren, vanaf 2023, structureel. Dat is om ervoor te zorgen dat mensen die werken in de zorg ook meer plezier ervaren. Dat heeft inderdaad niet alleen met administratieve lasten te maken. Dat heeft ook echt te maken met vraagstukken rondom het kunnen verhogen van de deeltijdfactor. Dat leidt natuurlijk ook meteen tot afname van de werkdruk. Hoe kun je zorgen voor roosterboosters, zoals dat in het vakjargon heet, zodat je zelf kunt beïnvloeden hoe je rooster eruit komt te zien? Je krijgt dan niet van hogerhand bepaald waar je die dag komt te staan. Als ik met verpleegkundigen praat, gaat het los van misschien de harde geldkant van het vak, toch heel sterk om dit soort zaken. Heb ik grip op mijn werk? Als ik dan werk, ben ik dan niet de helft van de tijd kwijt aan rapportageverplichtingen?
Mevrouw Bredenoord (D66):
Mogen wij daaruit dus concluderen dat de eerste positieve ontwikkelingen daar al gaande zijn en dat u echt kunt zeggen dat mensen rapporteren dat ze minder last hebben van die administratieve lastendruk en dat ze meer autonomie ervaren?
Minister Rutte:
Zo goed zit ik er niet in. Dat moet ik even checken. Ik zal dat vragen voor de tweede termijn, maar dat zou dan uit het programma van 2018 komen. Dat kan nog niet voortkomen uit het initiatief van Prinsjesdag, want dat is te recent. Ik kom dus terug met: zijn er op de korte termijn nog meer dingen te doen om de werkdruk in de zorg te verminderen en zijn er uit het programma van 2018 al inzichten over de ervaring van de administratieve lastendruk?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik zag dat in de Tweede Kamer vanmiddag eindelijk de motie is aangenomen om de zorgsalarissen te verhogen. Een ChristenUnie Tweede Kamerlid had blijkbaar per ongeluk voor gestemd. Dat is heel mooi. Ik zag ook al een motie van mevrouw Vos over dat onderwerp. We zullen die motie ook steunen. Dat moet natuurlijk ook allemaal betaald worden. Mijn vraag aan de minister-president is: is de minister-president bekend met Sutton's law? Dat gaat over Willie Sutton.
Minister Rutte:
Nee.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Willie Sutton was een bekende bankrover in Amerika in de jaren dertig. Journalisten vroegen hem: why do you rob banks? Toen zei hij: because that's where the money is. Ik heb een tip voor de minister-president. De money om deze zorgmotie uit te voeren zit bij de zorgverzekeraars. Daar staat meer dan 10 miljard aan overtollige liquiditeiten. De solvabiliteitsratio's van de verzekeraars zijn veel hoger dan de regelgeving vereist. Er kunnen zo een aantal miljarden vrijgemaakt worden. Wij stellen dan ook voor — ik zal daar een motie over indienen in de tweede termijn — om dat overtollige geld te gebruiken om de arbeidsomstandigheden in de zorg, die hard getroffen wordt door corona, te verbeteren. Het geld is er. U hoeft het alleen maar met een spoedwet — daar bent u als kabinet zo goed in — te pakken. Ik zou zeggen: ga ermee aan de slag. Dat is een constructieve tip.
Minister Rutte:
Wat is het leven toch overzichtelijk. Heerlijk als je zo alles kan oplossen. Dank. Ik ga kauwen op deze tip, maar ik ga er nog niet in dit debat op reageren.
Voorzitter. Er zijn nog twee vragen blijven liggen op het gebied van de zorg. Die raken niet direct aan het personeel, maar gaan over andere aspecten. Een daarvan ging over zelfbeschikking versus bescherming van kwetsbaar leven. De heer Schalk vroeg daarnaar. In de afgelopen decennia hebben zelfbeschikking en bescherming van kwetsbaar leven tot discussie geleid in de samenleving. Nederlanders uiten zich ook intensief over deze onderwerpen. Het Sociaal en Cultureel Planbureau heeft in 2019 benoemd dat er sprake is van een toenemende acceptatie van homoseksualiteit, euthanasie, echtscheidingen, abortus en zelfdoding. Er blijkt op dit moment dan ook geen sprake te zijn van polarisatie in de acceptatie van handelingen in de privésfeer. Beide waarden, dus zelfbeschikking en bescherming van kwetsbaar leven, worden, als je naar die onderzoeken kijkt, belangrijk gevonden. Dan is het natuurlijk aan ons als overheid om daarmee rekening te houden in beleid en regelgeving.
In de medisch-ethische wetgeving is, denk ik, een goede balans gevonden tussen de bescherming van leven aan de ene kant en zelfbeschikking aan de andere kant. Dat geldt zeker voor onderwerpen waar ook in de Eerste Kamer in de afgelopen tientallen jaren lange debatten over zijn geweest, zoals abortus en euthanasie. Wat ons betreft blijft bij wetgeving altijd die balans het uitgangspunt. Dat neemt niet weg dat het gaat om onderwerpen waarover de opvattingen tussen mensen heel fundamenteel kunnen verschillen, juist omdat ze raken aan hun heel erg persoonlijk beleefde waarden. Ik denk dat het goed is dat daarover in een democratische rechtsstaat een levendig maatschappelijk en politiek debat wordt gevoerd. Daarom hebben wij dat in het regeerakkoord op het medisch-ethische vlak aangekondigd. Dat maatschappelijk gesprek is ook gestart. Maar het is niet zo dat dit kabinet met initiatieven komt op het punt van bijvoorbeeld voltooid leven. Dat kan aan fracties zijn, maar het is niet zo dat het kabinet daarmee komt.
De heer Schalk (SGP):
Ik dank de minister-president voor het antwoord. Op dit moment lopen er een paar initiatieven. Er is een discussie over voltooid leven, dat het verder opgerekt zou moeten worden. Er is ook een discussie op gang gekomen over kinderen van 1 tot 12 jaar. Neemt de regering daarover ook zo'n ferm standpunt in — mevrouw Bredenoord zei dat net ook — en zegt ze gewoon heel duidelijk: dat doen wij niet? Ik merkte zojuist dat het echt hielp als je de minister-president een tekst voorgaf. Dan kon hij daar heel goed mee omgaan.
De voorzitter:
Soms.
Minister Rutte:
Dat hangt natuurlijk erg van de tekst en het moment af. Maar ik ben altijd bereid een goede tekst tot de mijne te maken, als ik mij daarin kan vinden. Maar dit ligt natuurlijk subtieler en ingewikkelder. Dit zijn geen zwart-witvraagstukken. Een van de dingen die dit kabinet, samengesteld uit liberale en confessionele partijen, probeert te doen, is juist met respect voor elkaars opvattingen kijken hoe je de maatschappelijke dialoog kunt bevorderen. Zijn er momenten waarop de maatschappelijke dialoog en ook de wetenschappelijke inzichten — we hebben de prisma's beschreven in het regeerakkoord — zo ver zijn dat bepaalde stappen gezet kunnen worden? Dat gebeurt soms wel en soms niet. Dat hangt af van het thema en van hoever die discussie is. Over voltooid leven gaat dit kabinet geen initiatieven nemen, maar er zijn natuurlijk andere onderwerpen waarbij we er als coalitie wel degelijk in geslaagd zijn om in een respectvolle dialoog tussen de verschillende stromingen in de coalitie met elkaar tot gemeenschappelijke opvattingen te komen, zoals in dit land dit soort hele grote vraagstukken altijd ... Dat is natuurlijk begonnen in 1917 met het algemeen kiesrecht versus bijzonder onderwijs. Het is altijd zo geweest dat je tussen de grote politieke stromingen uiteindelijk, na een lange discussie, probeert stappen te zetten. Dat is met euthanasie gebeurd, met abortus, met het homohuwelijk. Ik denk dat dat Nederland heel veel heeft gebracht, met ook groot respect voor de stromingen die zeiden: dat vinden we nog wel even iets te heftig.
De heer Schalk (SGP):
Sommige stromingen vinden het zelfs zeer veel te heftig. Het is misschien goed om ook dat te noemen.
Minister Rutte:
Zeker.
De heer Schalk (SGP):
Ik vind het fijn om te horen dat de minister-president nog steeds zegt dat deze regering daarvoor geen initiatieven neemt, maar er zijn wel partijen die ook met de regering meedoen en die die initiatieven wel nemen. Mij bekruipt het gevoel dat er twee of drie jaar geleden misschien een wat stevigere tekst uit gekomen zou zijn dan op dit moment, vlak voor de nieuwe verkiezingen. Of moeten we gewoon constateren dat er wel een bestendige lijn is en dat u gewoon ook voor nu en de toekomst zegt: hoor eens, deze regering wil dat niet en doet dat ook niet?
Minister Rutte:
Mijn persoonlijke opvatting is — en ik denk dat ik daarmee ook namens de coalitie spreek — dat we in Nederland een paar heel fundamentele vraagstukken op een hele respectvolle manier hebben laten landen in wetgeving. Dan praat je over de grote onderwerpen, zoals abortus, waarvoor de wetgeving in 1980 nog werd geblokkeerd door een senator van de VVD, Haya van Someren. Maar uiteindelijk is dat in wetgeving neergeslagen. Ik noem ook euthanasie en het homohuwelijk. Dat zijn hele grote onderwerpen. Daar heeft Nederland volgens mij een respectvolle balans in gevonden. Nu zijn er nog steeds vraagstukken rondom embryoselectie en voltooid leven, om een paar hele grote onderwerpen te benoemen. Ik ben ervan overtuigd dat wij in Nederland de komende jaren ook over dit soort onderwerpen gezamenlijke conclusies gaan trekken. Die kunnen inhouden dat we het niet doen of wel doen, maar dan op een manier die rekening houdt met alle opvattingen die in Nederland leven.
Dat is de enige manier waarop je in onze rijkgeschakeerde samenleving dit soort zaken oplost. Als je dat onder tijdsdruk doet en met de macht van de meerderheid, dan ontken je het wezen van de democratie, namelijk dat de minderheid en zelfs het individu in onze democratie net zoveel betekenis hebben. Dat is zeker in de debatfase zo; misschien niet in de besluitvormingsfase, waarin uiteindelijk een meerderheid iets moet beslissen, maar wel nadat met die minderheid en het individu vergaand rekening is gehouden. Dat vind ik wel de kracht van Nederland.
Voorzitter. Misschien tot slot over dit onderwerp is er nog de vraag over die hele gevoelige kwestie: stel dat de ic-capaciteit haar grenzen bereikt. Zoals u weet, is er nu een consultatie gaande voor het Draaiboek Pandemie, gehouden door de Federatie Medisch Specialisten en de artsenfederatie KNMG. Daarna wordt dat ter besluitvorming binnen die twee organisaties voorgelegd. Vervolgens wordt het aan de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd aangeboden. Dat is nu voorzien in november. De exacte timing is ook afhankelijk van de input die nog uit de consultatierondes komt. Zodra de inspectie bevestigt dat zij het draaiboek als veldnorm beschouwt, zal ook het kabinet er een oordeel over moeten geven en de Kamer daarover informeren. Wij hebben daarbij zelf al eerder gezegd, ook bij de aanbieding van een eerdere versie van het draaiboek aan de Kamer, dat wij een leeftijdscriterium niet acceptabel vinden mocht dat doorslaggevend blijven als het gaat om niet-medische overwegingen. In het jargon praat je dan over fase 3, stap C. Als veldnorm is het draaiboek onderdeel van goede zorg als bedoeld in artikel 2 van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg. Dat betekent dat professionals moeten handelen overeenkomstig deze veldnorm. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd houdt hier toezicht op. Voor zover het gaat om de niet-medische overwegingen in het draaiboek, kan het kabinet zo nodig het algemene discriminatieverbod in wet- en regelgeving verduidelijken zodat er geen sprake kan zijn van triage enkel op basis van leeftijd. Zover is het nog niet. Nu is de consultatie aan de gang en daarna komt dat terug, maar we hebben eerder al gezegd vanwege maatschappelijke ophef dat wij een leeftijdscriterium dat doorslaggevend blijft als het gaat om niet-medische overwegingen, niet acceptabel vinden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik dank de minister-president voor dit duidelijke antwoord. We hebben daar tot gisterenavond laat met minister De Jonge uitvoerig over gedebatteerd. Ik heb het onderwerp zelf een paar keer aangesneden. Begrijp ik van de premier dat al in november het advies uit de zorg komt, ook via de inspectie, en dat het kabinet dan wellicht over de niet-medische kant ingeval van schaarste tot een besluit moet komen dat het leeftijdscriterium, uitsluitend leeftijdscriterium of bijna uitsluitend leeftijdscriterium, niet zal worden voorgesteld?
Minister Rutte:
Dan nu even met mijn Duitse collega schritt für schritt, we doen het stap voor stap. Het draaiboek is nu in consultatie. Dat wordt daarna voorgelegd aan de twee organisaties: de Federatie Medisch Specialisten FMS en de artsenfederatie KNMG. Daarna gaat het naar de inspectie en die aanbieding is voorzien op dit moment — daar gaan wij niet over, maar de FMS — in november. De timing is nog niet precies bekend. Als IGJ zegt dat dit de veldnorm is, zullen wij het beoordelen en uw Kamer daarover informeren. Ik kan alleen maar zeggen dat de FMS naar november streeft. Ik kan niet zeggen "het is november", want daar gaan wij niet over. Het zijn allemaal als-danvragen, maar één als-danavraag is politiek en maatschappelijk van groot belang en die hebben we ook eerder beantwoord. Een leeftijdscriterium doorslaggevend op basis van niet-medische overwegingen is voor ons niet acceptabel.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Kunt u toezeggen dat als dit bij het kabinet komt — u zegt: we zullen de Kamer informeren — u over zo'n principieel vraagstuk zo snel mogelijk duidelijkheid zult bieden? Dit is ook voor 50PLUS een heel groot vraagstuk. Wij worden heel vaak benaderd over wat toen de "code zwart" heette, want dat lag ineens op straat. Gelukkig heeft het kabinet daarover een duidelijk signaal gegeven. Dat was redelijk onzorgvuldig — ik moet voorzichtig zijn — naar mijn gevoel. Het punt is of er op redelijke termijn daarna duidelijkheid komt over de duidelijkheid die de minister-president wil geven.
Minister Rutte:
Sterker nog, ik ben niet zelf de hele dag met deze teksten bezig, want dit ligt op het terrein van de volksgezondheid. Maar mijn informatie is dat zodra — "zodra" staat hier op mijn papier — de inspectie bevestigt dat zij het draaiboek als veldnorm beschouwt, het kabinet dat beoordeelt en het kabinet vervolgens de Kamer over het oordeel zal informeren. Daarbij hebben we eerder gezegd dat het leeftijdscriterium doorslaggevend als niet-medische overweging niet acceptabel is. Er wordt ambtelijk meegeluisterd, maar ik begrijp het zo dat in de planning wij dat oordeel geven en meteen daarover de Kamer informeren. Als ik dat verkeerd zeg, kom ik erop terug. Het lijkt me wel logisch in de volgorde der dingen.
Mevrouw Bredenoord (D66):
In de eerdere versies van het draaiboek die naar buiten zijn gekomen, wordt niet zozeer over leeftijdscriteria gesproken maar wordt gewerkt met brede categorieën van leeftijden. Ik begrijp niet goed of de minister-president nu eigenlijk zegt dat het kabinet die brede categorieën kan omarmen op het moment dat andere overwegingen niet meer relevant zijn. Als je alle medische criteria al hebt meegewogen en er blijft nog steeds schaarse, zouden we in die brede categorieën kunnen gaan kijken. Bedoelt de minister-president dit of wil hij dat die categorieën helemaal niet genoemd worden?
Minister Rutte:
Ik ga de onderhandelingen met de twee federaties niet nu via de Eerste Kamer doen. Dat gaat niet. Ik denk dat we de dingen in volgorde moeten doen. Het kabinet heeft duidelijk gemaakt wat wij vinden, omdat het maatschappelijk belangrijk is om die norm te stellen. Het is nu eerst aan de federaties om de consultatie te laten plaatsvinden. Dan gaan wij kijken wat erin staat en zullen we daar een oordeel over vormen. Maar ik wil niet nu in detail gaan onderhandelen over wat precies het leeftijdscriterium is en of dat een bracket of een leeftijd is. Dat gaat mij te ver in een openbaar debat. Dat gaat niet.
De voorzitter:
Mevrouw Bredenoord tot slot.
Mevrouw Bredenoord (D66):
U zegt dat het kabinet duidelijk heeft gemaakt wat het vindt, maar ik vind het helemaal niet duidelijk wat het kabinet daarvan vindt. Daarom vraag ik ernaar. Ik denk dat nog onduidelijk is hoe u daarin staat en hoe u het proces, de governance, beoordeelt.
Minister Rutte:
Wij hebben gezegd dat wij een leeftijdscriterium niet acceptabel vinden, maar ik ga dat nu niet verder invullen. Het is nu eerst aan de beide koepels om te werken aan het draaiboek en er besluitvorming over te hebben. Dan gaat de inspectie er iets van vinden en vervolgens zullen wij de Kamer informeren over onze beoordeling daarvan. Mocht er een leeftijdscriterium in voorkomen als doorslaggevend voor het niet-medische deel, dan zullen we er op dat moment een oordeel over geven. Maar ik kan niet nu gaan onderhandelen via de Eerste Kamer met twee federaties. Dat gaat niet.
De voorzitter:
Mevrouw Bredenoord, nog één.
Mevrouw Bredenoord (D66):
Ik weet niet of ik op de inhoud met collega Van Rooijen op hetzelfde uitkom, maar qua proces ben ik het wel met hem eens. Het lijkt een beetje alsof deze discussie vooruitgeduwd wordt. Dat snap ik prima, want het is geen fijne discussie. Ik wil u wel vragen om haast te maken met hier duidelijkheid over te scheppen. Als we hierover moeten gaan praten op het moment waarop de ic's vol zijn, zijn we te laat. Dan hebben we chaos.
Minister Rutte:
Dat is helemaal niet aan de orde. De twee koepels zijn bezig. Zij weten wat wij ervan vinden. Zodra zij daarmee klaar zijn, gaat het naar de inspectie. Daarna beoordelen wij wat de inspectie als veldnorm gaat accepteren en dan zullen wij kijken of dat ook voor ons maatschappelijk acceptabel is. Dat is de rol van de politiek. Dat gaat allemaal heel snel. Daar zal het naar mijn verwachting niet op hangen. Het gaat om een meer principieel vraagstuk. Mensen zijn angstig en zeggen: ja, maar ik ben wat ouder en dan kom ik misschien niet in aanmerking voor een ic-plek. Dat vind ik heel ingewikkeld.
De voorzitter:
Minister-president, ik moet even ingrijpen. Wij hebben in het College van Senioren afgesproken dat wij in verband met een aantal verplichtingen van u nu gaan schorsen en het dan daarna weer oppakken.
Minister Rutte:
Ik ben een heel eind met de beantwoording, voorzitter.
De voorzitter:
Dat was mijn vraag. Hoe lang denkt u ongeveer nog nodig te hebben?
Minister Rutte:
Ik denk na de schorsing een halfuur.
De voorzitter:
Dan rekenen we daarop. Met excuus aan de heer Koffeman, maar de minister-president moet echt weg. Dat hebben we besproken.
Voordat ik schors nog een huishoudelijk punt. Het feit is dat nagenoeg alle fracties hun spreektijd grotendeels hebben opgebruikt in eerste termijn.
Minister Rutte:
Mooi!
De voorzitter:
Zoals u bekend, was uw spreektijd bedoeld voor beide termijnen. Als we consequent zijn, zou dat dus tot een uiterst korte tweede termijn kunnen leiden. Om tot een behoorlijke afronding te komen van deze Algemene Politieke Beschouwingen stel ik voor dat ik alle fracties voor hun tweede termijn maximaal drie minuten spreektijd geef, met uitzondering van de PvdA-fractie, want die heeft nog vier minuten op de teller staan. De heer Gerbrandy is al begonnen aan de consumptie van zijn spreektijd van volgend jaar, dus hij kan nog ruim praten. Daarmee zal het debat op een dusdanig tijdstip worden afgerond dat vandaag nog kan worden gestemd over eventuele moties, zoals besproken in het College van Senioren, dus voor 23.00 uur. Kan de Kamer zich daarin vinden? Dat is het geval.
De beraadslaging wordt geschorst.
De vergadering wordt van 18.35 uur tot 20.30 uur geschorst.
De voorzitter:
Voordat wij verdergaan met de Algemene Politieke Beschouwingen, meld ik de Kamer dat ik op verzoek van de VVD-fractie het lid Keunen heb aangewezen als lid van de commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat / Algemene Zaken en Huis van de Koning (BiZa/AZ), de commissie voor Koninkrijkrelaties (KOREL) en de commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).
Ook heb ik de heer Keunen aangewezen als lid van de commissie voor Immigratie & Asiel / JBZ-Raad (I&A/JBZ) in plaats van de heer Van der Burg.
Mevrouw Adriaansens heb ik aangewezen als lid van de commissie voor Financiën (FIN).
De heer Van der Burg heb ik aangewezen als lid van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW).
Verder heb ik ingevolge artikel 37 van het Reglement van Orde mevrouw De Bruijn-Wezeman tot ondervoorzitter van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) benoemd.
Aan de orde is de voortzetting van de Algemene Politieke Beschouwingen,
en de behandeling van:
-
-de Nota over de toestand van 's Rijks financiën (Miljoenennota 2021) (35570).
De voorzitter:
Aan de orde is de voortzetting van het antwoord van de regering in de Algemene Politieke Beschouwingen. Ik geef het woord aan de minister-president.
De beraadslaging wordt hervat.
Minister Rutte i:
Dank voorzitter. Ik had nog drie vragen liggen uit het stuk van voor de schorsing. Op twee vragen heb ik inmiddels antwoord. Het waren de vragen van mevrouw Bredenoord, maar zij is nog niet terug, dus daar wacht ik heel even mee. Het antwoord op de vraag van de heer Rosenmöller over het onderwijs heb ik nog niet, dus dat wordt pas in tweede termijn.
Ik kom dan bij een enkele vraag over het onderwijs. De meeste hebben we al gedaan. We hebben voor de schorsing al in algemene zin gesproken over stages en andere problemen die zich voordoen. Misschien mag ik in aanvulling daarop nog zeggen dat we samen met de MBO Raad, de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven SBB, de Inspectie van het Onderwijs, de werkgeversorganisaties en andere partners werken aan een nieuw servicedocument met ruimere mogelijkheden voor scholen om op alternatieve wijzen studenten praktijkervaring te laten opdoen. De komende maanden wordt alles op alles gezet om stages te blijven werven. Dat wordt ook gedaan door regionale actieplannen, zoals onlangs is gebeurd in de regio Rotterdam-Rijnmond. Mbo-scholen hebben goed zicht op de studenten die geen stageplek kunnen vinden. Dat document wordt overigens binnenkort ook gestuurd naar de Tweede Kamer.
Ik kom straks terug op de vraag van de heer Rosenmöller, zoals ik had toegezegd, maar dat doe ik in tweede termijn.
Er is een enkele vraag gesteld over justitieaangelegenheden. Het ging onder andere over de georganiseerde drugscriminaliteit en de ondermijning die daarmee gepaard gaat. Zonder meer bevestig ik wat anderen al gezegd hebben, namelijk dat dit een van de grootste bedreigingen is van onze rechtsstaat. Daar ben ik het zeer mee eens. We investeren dan ook volop in de bestrijding van georganiseerde, ondermijnende criminaliteit. Van 2019 tot en met 2021 loopt de versterkingsaanpak die is ingezet met de 100 miljoen uit het regeerakkoord voor drie jaar. Dat is volop in uitvoering. Verder is per 1 september een programmadirecteur-generaal Ondermijning aangesteld die een centrale coördinatierol heeft in de aanpak voor ondermijning en regie voert op de intensiveringen van het brede offensief. Dat is juist ook om gezamenlijkheid en continuïteit binnen de aanpak te waarborgen.
Volgende maand start er een campagne van het Trimbos-instituut om gebruikers van partydrugs aan te spreken op hun verantwoordelijkheid voor de gevolgen. Ze zijn daarvoor nagegaan voor welk argument jongeren in het bijzonder gevoelig zijn. Daaruit kwam naar voren — mevrouw Bikker had die vraag gesteld — dat zij zich het meest druk maken om milieuschade. Daarom is dat de insteek van de campagne. Die campagne had in het voorjaar moeten starten. Corona gooide roet in het eten. Jongeren worden op verschillende manieren geconfronteerd met de gevolgen van drugsgebruik, zodat ze aan het denken worden gezet en de conclusie trekken dat ze de ellende voor het milieu niet op hun geweten willen hebben.
Er was een vraag over onrusten als we misschien toch verder moeten gaan dan de gedeeltelijke lockdown. Er zijn ook andere vragen over demonstraties gesteld. Daar een paar punten over. Handhaving van de openbare orde is uiteraard een lokale aangelegenheid. Demonstraties vallen binnen het wettelijk kader van de Wet openbare manifestaties en worden lokaal in goede banen geleid. Anti-abortusacties bij abortusklinieken in het hele land kunnen juridisch gezien niet allemaal op één lijn worden gesteld. De afweging of voor een demonstratie voorschriften of beperkingen nodig zijn, is afhankelijk van alle relevante feiten. Die afweging en de uitkomst daarvan kunnen per geval verschillen. Daarbij legt de burgemeester uiteraard verantwoording af aan de gemeenteraad.
Er is natuurlijk ook gesproken over extremistische terroristen en jihadisme. Binnen Nederland richten de diverse ketenpartners zich op het wegnemen van de dreiging in nationale context. Voor de NCTV gebeurt dit door de lokale aanpak, maatwerk gericht op de persoon, persoonlijke omstandigheden en de directe omgeving. Het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland nummer 53 gaat daar ook op in. Voor het terugdringen van de internationale terrorismedreiging bij de bron is vanaf 2015 een netwerk van diplomatieke regionale veiligheidscoördinatoren opgezet om dreiging vroegtijdig te signaleren, radicalisering te voorkomen en terrorisme tegen te gaan. Voorbeelden zijn de programma's in de Sahel, de gezamenlijke training van militairen, politie en justitie bij de bestrijding van gewelddadig extremisme, en de rehabilitatie en re-integratie van teruggekeerde foreign terrorist fighters in de westelijke Balkan. Het netwerk heeft inmiddels een sterke informatiepositie en contacten met counterterrorisme-autoriteiten in voor Nederland belangrijke regio's. Dit voedt de Nederlandse multilaterale inzet in de EU, in de VN, maar ook — en dat is voor Nederland natuurlijk een belangrijk initiatief — in het Global Counterterrorism Forum en de Global Coalition to Defeat ISIS.
Voorzitter. Ik kom dan bij de vragen die ik eerder had willen beantwoorden. Ik zie mevrouw Bredenoord in haar bankje zitten. Ik had haar in de eerste termijn beloofd om op twee vragen in de tweede termijn terug te komen, maar ik heb ze nu al. De eerste was of er uit het programma (Ont)Regel de Zorg al inzichten zijn over de manier waarop de administratieve lasten zich ontwikkelen. Eind dit jaar, zo kan ik op die vraag antwoorden, stuurt de minister voor Medische Zorg en Sport een eindrapportage aan de Tweede Kamer, waarin dieper wordt ingegaan op de resultaten en de geleerde lessen.
Ik kan wel iets zeggen over de eerste inzichten die zijn opgedaan. Eén. Het gebeurt op de werkvloer. Gaandeweg de uitvoering van het programma wordt steeds duidelijker dat het wegnemen van knelpunten op landelijk niveau eigenlijk maar beperkt effect heeft. Zorgverleners ervaren ook werkdruk als gevolg van regels binnen de zorginstelling waar zij werkzaam zijn. Dat blijkt soms nog erger te zijn dan wat wij vanuit de landelijke politiek veroorzaken. Dat betekent dat slechts een klein deel direct voortkomt uit verplichtingen die de overheid oplegt. Ook partijen als zorgverzekeraars, gemeenten, toezichthouders, branche- en beroepsverenigingen en zorginstellingen zelf zijn deel van de oorzaak. Dat is een eerste inzicht. Er komt dus eind dit jaar een uitgebreide rapportage naar de Kamer.
Dan was er ook de vraag of er op korte termijn nog andere mogelijkheden zijn om de werkdruk in de zorg verder terug te dringen. Ik heb daar al iets over gezegd. In aanvulling daarop het volgende. Om de acute werkdruk op dit moment te verminderen, worden er op allerlei manieren, zoals via Extra handen voor de zorg en de Nationale Zorgklas, mensen uit andere sectoren in een week tijd opgeleid om te kunnen bijspringen in de zorg. Dat deden we in het voorjaar met mensen die van KLM en het Rode Kruis kwamen. Dat doen we nu onder andere met mensen uit de facilitaire sector. Het kabinet bekijkt hoe nog meer bedrijven aangehaakt kunnen worden en hoe we nog meer afspraken kunnen maken met sectoren zoals de horeca, de cultuursector en ook de reisbranche. Deze mensen kunnen in de ondersteunende sfeer bijspringen in zorginstellingen.
Daarnaast is deze week een campagne gestart om oud-professionals weer terug te krijgen naar de zorg. In de stand-van-zakenbrief COVID-19 die op korte termijn — we verwachten vanavond of morgenochtend — naar de Tweede Kamer wordt gestuurd, is meer informatie te vinden over deze initiatieven.
Daarnaast is belangrijk dat zorgprofessionals mentale ondersteuning krijgen om te kunnen omgaan met de hoge werkdruk. Hier geldt dat als er behoefte is aan psychosociale ondersteuning er via Sterk in je Werk extra coaching beschikbaar is. 2.000 professionele coaches staan klaar om laagdrempelige mentale ondersteuning te bieden. Uiteraard is voor de zwaardere psychische zorg begeleiding mogelijk via ARQ IVP, het Nationaal Psychotrauma Centrum.
Dan kom ik bij economie en overheidsfinanciën. Ik begin met de financiële positie van gemeenten. Daar zijn vragen over gesteld, onder anderen door de heer Gerbrandy. Het kabinet bereiken signalen dat gemeenten financieel onder druk staan. Ook ik deel de zorg over wat dit met zich meebrengt voor lokale voorzieningen. In het bijzonder ervaren de gemeenten financiële druk in het sociaal domein, op het gebied van jeugd en Wmo. Wij zijn ons daarvan bewust en wij nemen ook een aantal maatregelen. 300 miljoen voor 2022. Op velerlei terrein is het kabinet in goed gesprek met de medeoverheden. Ruim 5 miljard accres bij de start van deze kabinetsperiode was uiteraard voorzien. Extra middelen voor de jeugdzorg zijn beschikbaar gesteld en hebben een plek gekregen in de verschillende begrotingen, recent nog in de Miljoenennota een bedrag van 300 miljoen voor 2022.
Daarnaast hebben wij dit voorjaar extra geld vrijgemaakt voor een aantal dossiers in het sociaal domein, in het bijzonder Veilig Thuis, vrouwenopvang en dak- en thuislozen. Op dit moment zijn wij verder in gesprek met de gemeenten en lopen er ook een paar onderzoeken op het terrein van jeugd — wij verwachten de uitkomsten daarvan in december — en het Wmo-abonnementstarief. Ook dat kan leiden tot nadere acties.
Dan was er een vraag over het gebrek aan indexatie voor pensioenen. De heer Van Rooijen vroeg wat mijn opvatting daarover is. Ik begrijp de zorgen. Wij hebben die discussie vaker gehad. Door de financiële situatie van de pensioenfondsen kan er soms zelfs al langere termijn niet worden geïndexeerd. Wij hebben in de afgelopen jaren gezien dat de verplichtingen bij de meeste fondsen harder stegen dan de rendementen, hetgeen betekent dat de financiële positie van de pensioenfondsen achteruit is gegaan. Door de lage rente is sparen voor pensioen duur. En de rente blijft naar verwachting laag. Ook zijn de rendementen in de komende jaren lager dan nu.
In het nieuwe pensioenstelsel speelt de rente een veel minder prominente rol, zoals u weet. Voor nu is de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid met de sociale partners, toezichthouders en de Pensioenfederatie in overleg over een kader waarin de pensioenen in een aantal jaren kunnen toegroeien naar het nieuwe pensioenstelsel. Wij kijken in dat overleg naar wat er in de tussentijd nodig is om een evenwichtige, uitlegbare en verantwoorde overstap naar het nieuwe stelsel te maken. Dat is niet makkelijk. Het absoluut uitsluiten van kortingen of het onverkort mogelijk maken van indexatie is simpelweg onverantwoord. Als de verplichtingen bij de meeste fondsen harder stijgen dan de rendementen, gaat de financiële positie achteruit. Dat is nu eenmaal een gegeven waarmee wij de komende jaren zo goed mogelijk en evenwichtig voor elke generatie moeten ingaan. Wij kunnen dus geen garanties geven in de trant van altijd indexatie. Wij kunnen ook niet de garantie geven dat er nooit gekort zal worden. Wel kijken wij hoe wij dat zo veel mogelijk kunnen voorkomen.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
In het leven bestaan weinig garanties, zoals wij dit jaar opmerken, ook niet op financieel gebied, niet qua inkomen en ook niet qua pensioenen. Dat klopt. Maar wij hebben te maken met een historie van dertien jaar niet indexeren, dus een koopkrachtdaling van 20%. Wij hebben het risico van kortingen, aan het eind van het jaar al voor 1,5 miljoen gepensioneerden bij het ABP en Zorg en Welzijn — de helft van de 3 miljoen pensioengerechtigden zit bij die twee grote fondsen. Dat zijn uitgerekend de twee die nu onder de minimale dekkingsgraad van 90% zitten, namelijk ergens op 85% of 86%.
Vandaag werd bekend dat het pensioenvermogen 1.600 miljard min 4 miljard, dus 1.596 miljard bedraagt. 40 miljard in een kwartaal. Over de eerste drie kwartalen is het overigens per saldo nul, dus wij zitten weer op het superniveau van eind vorig jaar.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Rooijen?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
De minister-president zegt — misschien wil mevrouw Jorritsma mij even laten uitspreken — dat wij soms moeten korten en soms niet kunnen indexeren. Maar dat heeft een rekenachtergrond. Ik probeer dat uit te leggen. Ik kan wel zeggen dat u ongelijk heeft of dat ik gelijk heb, maar daar schieten we niets mee op. De heer Kox mocht straks uitvoerig zijn vragen stellen. Maar ik ben nog niet begonnen of u zegt al: wat is uw vraag?
De voorzitter:
Nou, u bent al een tijdje bezig.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, het kan nog veel langer duren als u het zo doet.
De voorzitter:
Ik ben heel nieuwsgierig naar ...
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, voorzitter, sorry, maar ...
De voorzitter:
Dan ga ik u toch even onderbreken. Interrupties zijn bedoeld voor aanvullende vragen. De termijnen zijn bedoeld om uw statements te maken. Dus ik ga u toch opnieuw vragen om een vraag te stellen aan de minister-president.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik werd zelfs door een collega onderbroken, die mij toeriep: stel je vraag. Ik denk dat u dat moet doen en niet mevrouw Jorritsma.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Nog een keer, voorzitter. Ik ga niet verder dan toelichten, want dat mag niet van u. Ik ben gehoorzaam. De minister-president is gelukkig zeer aandachtig. Wij hebben ook vorig jaar een heel boeiende discussie gevoerd, ik ga dat allemaal niet herhalen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Wij krijgen ook de Financiële Beschouwingen met minister Hoekstra en het Belastingplan. Daar komt dat allemaal terug. Ik wijs erop dat het wetsvoorstel over het pensioenstelsel pas in december volgend jaar hier komt.
De voorzitter:
Maar wat is nu uw vraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dit is een voorwaarschuwing. Ik wil de minister-president vragen of hij samen met de minister van Sociale Zaken goed wil kijken naar het transitiekader dat hij net toelichtte met in de aanloop naar een in de ogen van het kabinet beter stelsel — waar wij anders tegen aankijken — in ieder geval de komende zes jaar minder kortingen en wel indexatie, alsook naar het feit dat er niet voor of na de verkiezingen gekort en niet geïndexeerd wordt.
De voorzitter:
Uw vraag is helder.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, want de drempel van 90% geldt alleen nu in december. Volgend jaar is de drempel 100%. Als dat zo doorgaat, betekent dat dat na de verkiezingen eind volgend jaar er 15% gekort moet worden bij ABP.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Ik geef de minister-president nu het woord voor de beantwoording.
Minister Rutte:
Ik ga de beantwoording in het vervolg van uw vraag meenemen. Uw vraag zou dan zijn: hoe dat te voorkomen? Mijn antwoord is het volgende: ik snap dat mensen die hun hele leven pensioenpremie hebben betaald, ongelofelijk geërgerd zijn en zeggen: er zit zo veel geld in die potten, dus waarom dreigt er nu een probleem met de indexatie en waarom is er misschien zelfs sprake van een korting? Dat is omdat de verplichtingen in hetzelfde tempo zijn toegenomen. Wat in de pot zit, is verdubbeld, maar de verplichtingen zijn verdrievoudigd en die liggen ongeveer op hetzelfde niveau over zoveel jaar. Daarnaast gaan we dadelijk naar het nieuwe stelsel. In dat nieuwe stelsel moet je ervoor zorgen dat jong, midden en ouder allemaal een fair pensioen kunnen opbouwen. Als je nu absoluut indexatie en absoluut geen korting zou garanderen — iets wat je volgens mij absoluut niet moet doen — dan neem je echt grote risico's, ook met de solidariteit tussen generaties. Die discussie hebben de heer Van Rooijen en ik vaak gevoerd.
Ons pensioenstelsel is net weer uitgeroepen tot het beste pensioenstelsel ter wereld. Dat beste pensioenstelsel ter wereld kan alleen bestaan bij de gratie van de solidariteit en bij het feit dat jonge mensen weten dat zij opbouwen en ouderen daarvan genieten en dat zij dadelijk ook een goed pensioen hebben. Zoals we dat bij de AOW moeten doen via verstandige overheidsfinanciën, doe je dat bij de pensioenfondsen door de buffers. Wil je die buffers in stand houden, dan kun je die garantie niet geven. Intussen probeert Wouter Koolmees er alles aan te doen om indexaties, waar mogelijk, mogelijk te maken en kortingen te voorkomen. Dat proberen we met maximale creativiteit, maar je kunt geen harde garanties geven. Dat is het enige waarin we elkaar niet kunnen vinden, maar verder snap ik natuurlijk het pleidooi van de heer Van Rooijen.
De voorzitter:
Meneer van Rooijen, nog een aanvullende vraag?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik vroeg geen garanties, maar dat even terzijde. Ik denk met name aan het zorgpersoneel. Het zorgpersoneel krijgt een eenmalige bonus van €1.000. Maar de gepensioneerde zorgmedewerkers krijgen een korting van wellicht 5% over tien mille. Die korting is niet eenmalig, maar het is een permanente korting van €500. De werknemers in de zorg die voor hun pensioen sparen, krijgen te maken met een opbouw die 5% daalt. Neemt u dat eens mee? Ik kan dat de zorgmedewerkers niet uitleggen. Uit het ABP — een apart verhaal — is destijds door Lubbers en Ruding, door vijf jaar te lage premies, 30 miljard gehaald. Als dat niet was gebeurd, zou er niet gekort worden.
Minister Rutte:
Dat was uw partij.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ja, dat klopt. Het staat in het boek van Ruding, Balans, ook uitvoerig beschreven, op bladzijde 183.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Indexatie is iets anders dan kortingen. Maar kunt u er met de minister van Sociale Zaken de komende weken — dat is ook een eis van de sociale partners, werkgevers en werknemers — naar kijken dat er aan het eind van het jaar niet gekort wordt, ook de komende zes jaar niet? Want als u met de rekenrente van nul blijft werken en als die eventueel zes jaar nul blijft, dan moet de premie van 7 miljoen werknemers — ik heb het dus niet over de ouderen — met 20% of 30% omhoog of moet de opbouw met 20% of 30% worden verlaagd.
De voorzitter:
Ik geef nu het woord aan de minister-president voor de beantwoording van uw vraag.
Minister Rutte:
Het punt is helder. Volgens mij willen we allebei voorkomen dat er niet kan worden geïndexeerd en voorkomen dat er moet worden gekort. Maar je kunt geen harde garanties geven. Ik kan alleen maar zeggen dat we het echt oneens zijn over de overfocus van de heer Van Rooijen op alleen maar wat er in de potten zit en niet op de verplichtingen. Die verplichtingen zijn ongeveer even groot als wat er in de pot zit. Die pot kan wel toenemen, maar als ook de verplichtingen verdrievoudigen, dan heb je nog steeds tegenover de verplichtingen een pot staan en tegenover de pot verplichtingen. Je moet dus rekening houden met een fragiele situatie. Iedere keer moet je kijken of je kunt indexeren en of je kortingen kunt voorkomen. Je kunt alleen geen garanties geven. Koolmees is een creatief mens en hij zoekt echt naar wegen om de schade te beperken. Maar dat kan niet oneindig, omdat je moet voorkomen dat het pensioenstelsel dadelijk, in de overgang, zo beschadigd raakt dat er in het nieuwe pensioenstelsel een serieus solidariteitsvraagstuk ontstaat tussen generaties.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Rooijen, en dat wordt dan uw derde.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Dus geen garanties. Dat begrijp ik ook en daar vroeg ik eigenlijk ook niet naar. Maar kan de minister-president dan toezeggen dat hij met de minister van Sociale Zaken overlegt over een inspanningsverplichting, met name omdat duidelijk is dat niet zozeer de rendementen slecht zijn, als wel dat de rekenrente de enige oorzaak is van dit probleem? Wij zijn het enige land in Europa dat een risicovrije rente van 0% hanteert, terwijl alle andere landen een rente van 3% of 4% hanteren, wat overigens in Nederland voor de premies ook gebruikt wordt. Voor de premies reken je ook met 3%.
De voorzitter:
De minister-president.
Minister Rutte:
De heilige driehoek is wat er in de pot zit en wat de verplichtingen en de rekenrente zijn. Die moet je allemaal met elkaar in balans zien. Ik denk dat het simpelweg verhogen van de rekenrente daarbij ook niet de oplossing is. Dat is ook te makkelijk. Ik hoef mij niet te verstaan met de minister van Sociale Zaken, want hij is al bezig te kijken wat hij kan doen. Volgens mij zijn we het er allemaal over eens: niemand gaat voor z'n lol indexaties blokkeren of pensioenen korten. Alleen, je kunt er, gegeven de huidige economische situatie, geen harde garanties op geven.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Minister Rutte:
Dan over de overheidsfinanciën. Daar zijn ook veel vragen over gesteld. De schuld zal oplopen, dat klopt, tot circa twee derde, of zo'n 65%, van ons nationaal inkomen. Dat is uiteraard met grote onzekerheid omgeven en de persconferentie van vandaag over de noodzakelijke extra maatregelen zal het beeld niet verder verbeteren. De onzekerheid over dat cijfer wordt met de projecties richting 2025 natuurlijk alleen maar groter. De schuld zal dus ook op langere termijn blijven oplopen als we geen maatregelen nemen.
Eerlijk gezegd vind ik de houdbaarheid van de schuld belangrijker dan het precieze niveau. Dat betekent dat een land een schuld en de bijbehorende rente op termijn kan terugbetalen en daarmee het vertrouwen houdt van de financiële markten. Ook hier kan ik de heer Schalk geen specifiek maximumpercentage geven. Juist doordat we de afgelopen jaren een buffer hebben opgebouwd, stijgt de schuld nu niet direct naar een gevaarlijk niveau. Dat blijkt ook uit het feit dat Nederland nog steeds tegen een negatieve rente kan leven. We hebben, na Duitsland, de gunstigste leningsvoorwaarden in Europa en daarmee behoren we tot de beste in de wereld. Het Centraal Planbureau bevestigt dat ook: Nederland is een van de zeer weinige landen in de wereld met een triple A bij alle krediet rating agencies.
In deze fase van de crisis kiezen wij ervoor om de economie te stabiliseren. Als we nu te hard op de rem zouden trappen en dat niet zouden doen, zou dat het herstel in de weg staan. Tegelijkertijd geldt ook hier balans, net zoals in de discussie over de pensioenen. Je kunt niet oneindig blijven lenen en de schulden moeten op den duur weer worden terugbetaald of worden geherfinancierd. De huidige negatieve rente is natuurlijk voordelig, maar verandert daar in principe weinig aan. Op termijn zullen we de schuld daarom geleidelijk weer moeten afbouwen, zodat we voorbereid zijn op een volgende crisis. Het is heel belangrijk dat we de rekening niet in de grote sneeuwschuiver doorschuiven naar toekomstige generaties. Ik ben het eens met de heer Knapen dat de huidige situatie met een lage inflatie en een negatieve rente geen garantie is voor de toekomst. Het is dus ook niet wenselijk of houdbaar om steeds maar meer schuld aan te gaan, ook als is de rente laag.
Het is wel van belang dat we daarnaast inzetten op toekomstige economische groei. Dat doen we ook; we komen zo over het Groeifonds te praten. Het is dus een kwestie van én zorgen voor houdbare overheidsfinanciën én duurzame economische groei én — dat voeg ik er altijd aan toe — het verder hervormen van de economie. Want hervormingen leiden altijd tot meer toekomstige economische groei.
Ik wil het kort samenvatten. We hebben, door spaarzaam te zijn in de afgelopen tien jaar, een flinke appel voor de dorst opgebouwd, nadat Balkenende III en IV in 2008 genoodzaakt waren om de staatsschuld te laten oplopen, met steun van mijn partij en de oppositie en vele anderen. Dat was toen onvermijdelijk vanwege de grote bankencrisis en de aansluitende economische recessie. We zijn er door het zuinige beleid in geslaagd de staatsschuld onder de 50% te brengen. We hebben dus een flinke appel voor de dorst. Nou, nu hebben we dorst, dus die appel eten we nu op. Maar we moeten ervoor zorgen dat er snel weer een nieuwe appel aangroeit. Dat doe je door de overheidsfinanciën geleidelijk aan weer onder controle te brengen, mede door hervormingen en economische groei.
Dat zou mijn korte samenvatting zijn. Gelukkig kunnen we dit in Nederland doen en behoren we tot de landen in de wereld met de meest solide overheidsfinanciën.
De heer Schalk i (SGP):
Ik heb een heel korte vraag. Volgens mij loopt de schuld nu al op tot ongeveer 65% en ik snap dat hij nog hoger gaat worden. Maar is er ook een kantelpunt waarop je zegt dat het niet meer kan? Ik begrijp ook dat we zeggen dat we zo meteen weer gaan sparen. Maar is er al enig perspectief? Kunnen we de regering daaraan houden zodra de crisis voorbij is?
Minister Rutte:
Je kunt geen hard percentage noemen. De Duitsers stijgen nu naar de 80%. Die zitten tussen de 75% en de 80%. Die zitten echt een stukje boven ons en zijn ook triple A. De Duitse economie is vijf keer groter dan de onze. Die kunnen een iets grotere plas aan. Ze hebben een iets lagere rente. Volgens mij zitten ze 0,1% lager. Wij hebben -0,4% en zij -0,5% bij tienjaarsleningen. Die zitten dus nog iets gunstiger. Maar dat is altijd zo bij Duitse obligaties, omdat hun economie zo veel groter is. Dat heeft altijd een effect van ongeveer 0,1% op de rente. Je kunt er dus geen heel hard percentage aan prikken. Je moet het natuurlijk wel doen zodra de economie weer tekenen van herstel begint te tonen. Dat is ook de bedoeling van die hulppakketten. Die faseren uit richting zomer volgend jaar. Je kunt het niet precies voorspellen. Je weet niet 100% zeker hoe het verdergaat met het virus en met het vaccin. Ik ben zo blij dat wij die appel voor de dorst hebben.
Ik maak mij veel meer zorgen over een ander effect. Het feit dat wij dit kunnen doen — ik ga weer terug naar die eerste discussie met de heer Knapen over Europa — betekent dat de relatieve verschillen tussen de Duitse en Nederlandse economie enerzijds en de Italiaanse, Franse en Spaanse economieën anderzijds alleen maar groter worden. De scheefgroei in Europa tussen landen die wel hebben hervormd en landen die te weinig hebben hervormd — vandaar de eis voor hervormingen bij het Groeifonds — wordt alleen maar erger. Dat kan op termijn ook destabiliserend werken op de Europese samenwerking. Ik maak me eerlijk gezegd nu meer zorgen over dat effect dan over de directe gevolgen voor de overheidsfinanciën, omdat wij die in de beste Nederlandse traditie uiteindelijk wel weer op orde zullen brengen.
In het verlengde daarvan lag een vraag van de heer Rosenmöller over de Schoo-lezing van Klaas Knot. Hij onderstreept daarin onder meer het belang van meer afstemming op economisch beleid. Hij gaat in op het belang van het verminderen van de schuldenlast van landen. Ik herken de uitdagingen voor Europa die door Klaas Knot worden geschetst. We hebben eerder in dit debat gesproken over het gezamenlijk bestrijden van de crisis. Ook het herstelinstrument is genoemd. We hebben goede stappen gezet met betrekking tot de crisismaatregelen. Hij zegt vervolgens dat het begrotingsbeleid van lidstaten beter op elkaar moet worden afgestemd. Dat is natuurlijk ook wat wij beogen met een terugkeer naar een stabiliteits- een groeipact op enig moment. Er moeten ook meer buffers worden opgebouwd in goede tijden en er moeten meer inspanningen worden geleverd door lidstaten om hoge schulden terug te brengen naar een lage schuld. Lidstaten met een hoge schuld moeten uiteraard meer doen dan lidstaten met een lage schuld.
Ik zou in reactie op Knot willen zeggen dat dat dus betekent: hervormen, hervormen, hervormen. De enige weg voor Italië, Frankrijk en Spanje naar een duurzaam economisch herstel is het hervormen — sorry, toch altijd weer twee dingen — van de arbeidsmarkt en de pensioenen. De gemiddelde netto pensioendruk in dit soort landen ligt op 16% waar hij in Nederland op 6%-7% ligt. Dat zijn de kosten van het pensioenstelsel. Dat is 10% van het nationaal inkomen verschil. Dat zijn enorme bedragen. Die kun je je gewoon niet veroorloven. Dan moet je ook nog de arbeidsmarkt hervormen en al die gesloten beroepen in Italië openmaken zodat er meer concurrentie kan ontstaan. Dat is echt de enige manier. Dat kunnen we ook niet oplossen met transfers in Europa. Dat gaat je nooit lukken. Daarvoor zijn die economieën ook veel te groot. Het is bovendien ook helemaal in strijd met onze principes.
Dan kom ik bij het Groeifonds. Om zo snel mogelijk te kunnen investeren is er voor deze ronde een speciaal proces ingericht voor het indienen van investeringsvoorstellen. Dat loopt iets anders dan in de structurele situatie. Bij de eerste ronde wordt bekeken welke voorstellen op korte termijn uitvoerbaar zijn. De eerder gecommuniceerde planning ging uit van presentatie in het voorjaar van dit jaar. Dat is uitgesteld door de coronacrisis. Die vond pas in september plaats. Het plan is dat de drie coördinerende bewindspersonen na de parlementaire behandeling van het Groeifonds een aantal voorstellen indienen via de fondsbeheerders bij de advies- en beoordelingscommissie. Dat zal dus waarschijnlijk begin januari zijn. Ja, in theorie kan er inderdaad meer dan 4 miljard worden toegekend. Een overschrijding van de begrote jaarlijkse verplichting zal uiteraard wel moeten worden goedgekeurd door het parlement, want het is natuurlijk een fonds van 20 miljard over vijf jaar. Daar is in ieder geval de Tweede Kamer en ik denk toch ook de Eerste Kamer aan zet. De commissie zal adviseren op basis van de prioriteiten en op basis van de relatieve aantrekkelijkheid van de voorstellen, op basis van de criteria. En dan is het aan de fondsbeheerders, dat zijn dus thans Wopke Hoekstra en Eric Wiebes, de ministers van Financiën en EZK, om besluiten te nemen over de uiteindelijke toekenning van gelden.
Voorzitter, ik zie dat iemand mij wil onderbreken. Misschien kan ik de vragen over het Groeifonds nog even afronden en het volgende zeggen. Er is een toetsingskader met de criteria en een impactanalyse opgesteld voor de weging en beoordeling van de beoordelingsadviescommissie. Een en ander is opgenomen in de bijlage bij de Kamerbrief over het Groeifonds. De commissie beoordeelt ingediende investeringsvoorstellen op hun impact op het verdienvermogen, binnen de randvoorwaarden van het fonds, zoals de maatschappelijke baten, en selecteert op het totaalpakket aan projecten.
Daarbij kent het fonds een aantal groene voorwaarden. Het voorstel mag niet in strijd zijn met de ambities van het kabinet op het gebied van klimaat, en de som van de maatschappelijke kosten en baten moet positief zijn. Daarbij worden bijvoorbeeld CO2-en stikstofuitstoot als kosten meegenomen in de maatschappelijke kosten-batenanalyse. Die hebben namelijk een negatief effect op de biodiversiteit en het klimaat, en daarmee op de maatschappij. Het uiteindelijke oordeel van de commissie dat naar het kabinet gaat, wordt onderbouwd door een analyse en zal worden openbaargemaakt.
En ja, dat Groeifonds kan ook behulpzaam zijn om de Nederlandse economie duurzamer te maken. Want de manier waarop we nu onze welvaart vergaren — ik zeg dat onder anderen naar mevrouw Bikker en anderen — is niet meer houdbaar. Op allerlei terreinen moeten werkwijzen en productietechnieken veranderen. Dat vraagt om omvangrijke investeringen. Ik heb al gezegd naar welke criteria dan meer in het bijzonder wordt bekeken, en dat ook groene voorwaarden daarbij van belang zijn.
De vraag van mevrouw Jorritsma was: wordt ook het mkb daarbij betrokken? Het Groeifonds is bedoeld voor het versterken van het verdienvermogen. En ja, daarin zullen zonder enige twijfel ondernemers een grote rol spelen. De voorstellen moeten een minimumomvang hebben van 30 miljoen. Voor die drempel is gekozen om versnippering tegen te gaan. Dat is ook echt een van de lessen die is getrokken uit de door mevrouw Jorritsma al genoemde fondseconomische structuurversterking. Meerdere partijen zullen om die reden ook betrokken zijn bij de aanvraag. Ook kleinere partijen kunnen onderdeel zijn van een consortium. Het mkb kan ook direct profiteren van investeringen uit het Groeifonds, bijvoorbeeld doordat zij onderdeel of toeleverancier is van een ecosysteem dat door investeringen uit het fonds kan groeien. Uiteraard zijn ook andere instrumenten beschikbaar die specifiek zijn gericht op het aanwakkeren van investeringen bij het mkb.
Tot slot ga ik in op het punt dat mevrouw Vos maakte. Ze sprak daarbij bijvoorbeeld over uit het uit de voedselketen halen van het dier, maar vroeg ook hoe we voorloper kunnen worden bij de productie van kweekvlees en melk direct uit gras. Het kabinet doet natuurlijk op dit moment sowieso forse investeringen om te komen tot een verduurzaming van de sectoren en het Nationaal Groeifonds staat open voor aanvragen. Dat wil ik hier echt melden. Uiteraard moet het dan door de commissie worden beoordeeld, en die kijkt dan naar alle criteria. Juist ook voor nieuwe technologieën, ontwikkelingen en mogelijkheden om de eiwitproductie te verbreden staat het fonds in principe open. Uiteraard, de commissie moet het beoordelen; het moet nieuw zijn, er wordt gekeken naar de techniek, et cetera. Ik denk dat daarover ook verder gesproken kan worden bij de behandeling van de begroting van EZK. Dus ik ga hier niet zeggen: het fonds gaat nu investeren in "van gras naar melk". Ja, dat is wel een tegenvaller, dat begrijp ik. Maar in ieder geval is het zeker niet zo dat er een contra-indicatie ligt; integendeel.
De voorzitter:
De heer Koffeman, mijn excuus voor het lange wachten.
De heer Koffeman i (PvdD):
Ik heb twee vragen over deze kwestie, over het Groeifonds. In de aankondiging van het Groeifonds heeft het kabinet gemeld dat de politiek zich niet zou gaan bemoeien met de selectie. Maar het fonds lijkt een valse start te maken, omdat het kabinet kennelijk al een voorselectie gemaakt heeft. Dus er is toch politieke bemoeienis met de projecten die uitgenodigd zijn. Er is geen openstelling geweest voor wie maar wil, dus er zijn wel degelijk partijen gevraagd. Dus mijn vraag is: door wie zijn ze dan gevraagd?
Minister Rutte:
Het is natuurlijk zo dat we in die latere fase de stappen nog veel preciezer gaan doorlopen. In deze fase moeten dingen sneller gaan.
De heer Koffeman (PvdD):
Maar ik had het over deze fase. Ik vroeg: is dit geen valse start, als de politiek zich er nu juist wel mee bemoeit?
Minister Rutte:
Maar goed, we zitten natuurlijk door corona een beetje met een time squeeze. Maar we zorgen er wel voor dat het gewoon langs de commissie gaat. Die beoordeelt het tegen alle criteria. Dus we kunnen hier niet op de fast track gaan. En men kan tot 1 november indienen, of dat had sowieso gekund. Tot 1 november hadden projecten kunnen worden ingediend.
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, het ministerie heeft gemeld dat er geen aanvragen konden worden gedaan, maar dat terzijde.
Minister Rutte:
Ik zoek dat nog even uit voor de tweede termijn, even heel precies.
De heer Koffeman (PvdD):
Een ander punt is dat de minister-president zegt dat de toekenning wordt gedaan door de betrokken vakministers. Bedoelt hij daarmee dat dat formeel wordt gedaan? In de voorwaarden staat namelijk dat het kabinet het oordeel van de commissie volgt, tenzij het door de commissie beoordeelde voorstel in strijd is met het kabinetsbeleid.
Minister Rutte:
Als het wordt afgewezen, volgen we het altijd. Als het wordt toegekend, dan hebben we daar nog een oordeel over.
De heer Koffeman (PvdD):
Dat betekent dat voor de toekenning de commissie de doorslaggevende factor is en het kabinet alleen beoordeelt of het strijdig is met het kabinetsbeleid of niet. Dat is de enige grond waarop het kabinet het oordeel van de commissie niet zal volgen.
Minister Rutte:
Als de commissie het afwijst, doen we het niet, dan is het klaar.
De heer Koffeman (PvdD):
Nee, ik bedoel als de commissie het toewijst.
Minister Rutte:
Als de commissie toekent, dan moeten wij natuurlijk kijken hoeveel er wordt toegekend. Is het allemaal beheersbaar en budgettair? Wij hebben er dan dus nog een toets op, maar die zal tamelijk marginaal zijn. Wij hebben die hele commissie namelijk niet ingericht om dat oordeel dan niet zwaar te laten wegen.
De voorzitter:
Dank u wel.
Minister Rutte:
Dat moet dan allemaal weer passen binnen alle doelstellingen van groen, groei, innovatie, et cetera.
De voorzitter:
Mevrouw Vos. Wilt u er binnen uw fractie ook op toezien dat er een mondkapje gedragen wordt bij het lopen door de zaal? Gaat uw gang.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Wij hebben een praktische vraag. Ik vind het verheugend om te horen dat het waarschijnlijk wel past om bijvoorbeeld het beest uit de keten halen. Het is net zo innovatief als de deltawerken. Ik incasseer dat de minister-president zegt: geen contra-indicatie. Ik vraag me alleen het volgende af. Het doen van een aanvraag is nogal een omvangrijk project. Ik heb ooit zelf een NWO-aanvraag moeten indienen. Dat gaat om best veel werk en geld. Zit er nou ook iets in zodat bijvoorbeeld een consortium van onderzoekers gesteund wordt om dat aan te vragen?
Minister Rutte:
Absoluut, sterker nog, dat zei ik net ook, ook naar aanleiding van de vraag van mevrouw Jorritsma over het mkb. Via zo'n consortiumaanvraag kan het mkb ook participeren.
Mevrouw Vos (PvdA):
Is het dan dus in principe mogelijk dat je als consortium van mkb en bedrijven die aanvraag doet, dat die eventueel wordt afgewezen, maar dat bijvoorbeeld de ton aan kosten wel wordt vergoed?
Minister Rutte:
U noemt het consortium van aanvragen, maar als het wordt afgewezen, dan wordt het afgewezen. Dat is natuurlijk het risico, want anders gaat iedereen aanvragen doen.
Mevrouw Vos (PvdA):
Voorzitter, als het nog even mag. Dan heb je een beetje hetzelfde probleem dat je natuurlijk bij heel veel onderzoekers hebt die uit de tweede geldstroom geld willen halen. Je werkt een jaar aan de aanvraag. Dan wordt je aanvraag niet gehonoreerd en dan ben je een jaar kwijt. Dat vergt best wel veel investeringen voor een vernieuwend project als dit.
Minister Rutte:
Dat heet natuurlijk "survival of the fittest", toch? In de wetenschap is dat wel een hele gezonde aanpak.
Mevrouw Vos (PvdA):
Nou, daar zijn heel veel wetenschappers het niet meer mee eens.
Minister Rutte:
Dat is zo tot de aanvraag wordt goedgekeurd.
Mevrouw Vos (PvdA):
Zo werkt dat niet.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Vos.
Mevrouw Vos (PvdA):
Ik hoop dat daar nog even goed naar gekeken wordt. Want juist bij een omvangrijk project, waar ook de collega's van de Partij voor de Dieren ...
Minister Rutte:
We trekken dat nog even bij het debat over de EZK-begroting, denk ik. Ik zal die vraag doorspelen, maar op zichzelf is het niet de bedoeling dat je de aanvraagkosten gaat vergoeden als de aanvraag wordt afgewezen.
Tot slot kan ik op dit punt van economie en overheidsfinanciën het volgende melden. Ter voorbereiding op de verkiezingen zijn er veel onderzoeken geweest naar inkomens en arbeidsmarktbeleid, waarin ook het basisinkomen terugkomt. Dat is bijvoorbeeld in de serie Kansrijk van het Centraal Planbureau. Ik zeg dat ook even in de richting van de heer Gerbrandy. Het kabinet werkt momenteel aan een contourennota voor de toekomst van het toeslagenstelsel. Ook daarin zal een basisinkomen verder worden onderzocht. Ik zeg dit naar aanleiding van zijn vraag. Het is niet zo dat we daar voor zijn, haast ik mij te zeggen, maar wij onderzoeken alles en behouden dan het goede.
Voorzitter. Dan kom ik bij mijn een na laatste mapje: koopkracht, arbeidsmarkt en bedrijfsleven. De heer Otten had een belangrijke vraag over de transitievergoeding. Uiteraard is het een feit dat loonbetaling een heel belangrijke kostenpost is voor elke werkgever en meestal wel de belangrijkste. Door de NOW-subsidie drukt de loondoorbetaling tijdens deze crisis minder zwaar op bedrijven. Bovendien kunnen werkgevers en werknemers afspraken maken over doorlopende verplichtingen, zoals het doen van een loonoffer of het opgeven van bovenwettelijke vakantiedagen. We zien dat ook in de praktijk gebeuren.
De heer Otten heeft inderdaad gelijk dat wanneer een werkgever een werknemer ontslaat, de transitievergoeding in principe aan de orde is. Ik snap dat dat voor bedrijven in die omstandigheden lastig kan zijn. Niettemin is het nu zo dat werkgevers en werknemers onderling afspraken maken over de hoogte en de uitbetaling van die transitievergoeding. De betaling van de transitievergoeding kan worden gespreid over maximaal zes maanden, als directe betaling leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering van de werkgever. Dat zeg ik in reactie. Ik kan hier nu niet toezeggen dat de hele transitievergoeding in die situatie staat te vervallen. Dat is echt een brug te ver. Ik denk wel dat de systemen nu voorzien in mogelijkheden om daar zo goed mogelijk mee om te gaan. Daar heeft de heer Otten op zichzelf natuurlijk een punt.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Ik had wel gedacht dat de minister-president over de NOW-regeling zou beginnen, maar die is niet het probleem. Het probleem is dat er heel veel, met name kleinere, bedrijven zijn die nul omzet maken en die hun personeel niet kunnen betalen, maar ook geen afscheid van hen kunnen nemen omdat ze dan die transitievergoeding moeten betalen. Je zit dan in een catch-22-situatie, waarin je als ondernemer geen kant op kan. Ik krijg hier heel veel vragen, berichten en mails over. Dit is echt een reëel probleem. Ik heb ook niet de panklare oplossing, maar je zou kunnen denken aan een spreiding van de vergoeding over een langere periode of het koppelen aan de omzet van het bedrijf of aan het eigen vermogen. Maar dit is echt een levensbedreigende situatie voor met name middelgrote en kleine bedrijven. De werknemer is daar ook niet bij gebaat, want als die bedrijven failliet gaan, krijgen ze die transitievergoeding ook niet. Dit is dus echt een reëel probleem, dat ik niet even bijdehand bedenk. Dit is, as we speak, echt een heel groot probleem aan het worden. Dat lost de NOW-regeling niet op. Ik zal daar later nog een motie over indienen. Maar dat wilde ik wel nog even meegeven aan de minister-president.
Minister Rutte:
Ik wil in ieder geval het volgende toezeggen. Ik snap dit probleem. Er zijn nu overigens al mogelijkheden om het over zes maanden te spreiden als directe betaling een probleem is. Maar laat ik het als volgt doen. Ik zeg nog even niet toe dat we hierin inhoudelijk kunnen bewegen. Maar laten we als kabinet even op een rijtje zetten wat de knelpunten zijn in deze specifieke crisis, de coronacrisis, met de transitievergoeding, wat er al kan en of er nog dingen te verzinnen zijn. Laat ik dus de toezegging doen dat ik zo'n brief stuur naar de Eerste Kamer. Althans, dat zal ik niet doen, maar die brief wordt dan gestuurd door de heer Koolmees — die hoort dat nu; die is heel blij met me.
De voorzitter:
De heer Otten, tot slot.
Minister Rutte:
Maar ik snap dit heel goed. Dit moeten we even serieus onder schot hebben.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat is fijn. Ik zal even mijn mondkapje afdoen. Het is fijn dat de minister-president dat toezegt. Gezien de urgentie van de situatie zou het wel fijn zijn als we die brief op redelijk korte termijn kunnen ontvangen. Dan denk ik eerder in termen van weken dan maanden.
Minister Rutte:
Laten we proberen uiterlijk half november die brief hier te hebben.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Perfect, dank u wel.
Minister Rutte:
Oei, ik moet vanavond even niet met Wouter Koolmees bellen.
De voorzitter:
U zei toch "proberen"?
Minister Rutte:
Voorzitter. Dan wil ik zeggen dat het kabinet zich deze regeerperiode heeft ingezet voor een lastenverlichting voor de werkende middengroepen. Tegelijkertijd realiseer ik me dat daar een groot deel van de rekening van crises terechtkomt. Het is een hele belangrijke groep in onze samenleving. Mevrouw Jorritsma, de heer Frentrop en anderen hebben gerefereerd aan het belang van de dragende groep in onze samenleving. Op dit moment kiest het kabinet er bewust voor om niet te bezuinigen en om waar mogelijk stabiliteit te bieden voor werkenden en belastingbetalers. Dat staat uiteraard nog los van de forse steunpakketten die zijn bedoeld om werkenden door de crisis heen te helpen. Daarom worden lasten nu niet verzwaard. Gelukkig voor burgers dalen de beleidsmatige lasten deze kabinetsperiode met circa 5 miljard. Dat is het gevolg van de maatregelen van dit kabinet. We zien helaas geen vergelijkbaar patroon bij bedrijven; dat ziet er iets minder gunstig uit. Maar gelukkig zien we het wel bij de burgers. Daarmee heb ik, denk ik, niet helemaal het bevredigende antwoord gegeven aan mevrouw Bikker wat betreft rechtvaardig omgaan met de kosten van deze crisis, maar ik denk dat we nu wel het mogelijke doen door in deze crisis de lasten niet te verzwaren.
In het verlengde daarvan ligt een vraag van mevrouw Jorritsme over mkb-bedrijven: hoe kunnen we die helpen bij het versterken van het aanpassingsvermogen? Het bijzondere van de mkb-bedrijven, onze parel in de kroon, is dat ze flexibel zijn. Ze kunnen snel inspringen op nieuwe marktkansen. Maar tegelijkertijd is het, zeker voor kleinere bedrijven, ontzettend lastig om mee te komen in een transitie naar bijvoorbeeld een duurzame of digitale economie, helemaal als er sprake is van een crisis. Dan beschikken ze vaak toch over beperkte middelen. Ook de toegang tot de actuele kennis is natuurlijk lastiger dan voor de grotere ondernemingen. 100 acties staan beschreven in het MKB-actieplan uit juni 2018, juist om het gehele midden- en kleinbedrijf te stimuleren om de kansen van vernieuwing te benutten.
Er is inmiddels een tweede voortgangsrapportage uitgekomen met een samenvattend overzicht van de maatregelen voor het midden- en kleinbedrijf in het kader van steun- en herstelpakketten. Die zal uiterlijk 2 november — dat is nog voor de behandeling van de begroting van Economische Zaken in de Tweede Kamer — worden verzonden. Misschien een paar voorbeelden daaruit. De Borgstelling MKB-kredienten, de BMKB, en Qredits, de microfinanciering, zijn opgehoogd. Er zijn uiteraard ook tijdelijke nieuwe regelingen, zoals de Tozo, de TVL en de garantieregeling voor kleine bedrijven, de KKC. Ook zie je dat in sectoren door samenwerkingsverbanden cofinanciering kan worden aangevraagd voor maatwerktrajecten in scholing, begeleiding en ondersteuning naar ander werk. Individuele zelfstandige ondernemers en werknemers kunnen zich daarnaast ook oriënteren op ander werk via ontwikkeladviezen en kunnen gebruikmaken van scholing die door subsidie vanuit de overheid tijdelijk helemaal kosteloos wordt aangeboden. Zelfstandigen die werk hebben verloren en lastig aan opdrachten komen, komen in aanmerking voor aanvullende ondersteuning vanuit de gemeente. Dan is er vanuit het reguliere traject via de SLIM-regeling jaarlijks bijna 50 miljoen beschikbaar om het mkb te ondersteunen bij het versterken van een leercultuur en kunnen mkb-ondernemers een beroep doen op het MKB!dee om investeringen in menselijk kapitaal te stimuleren. Dan is er uiteraard het programma Versnelling digitalisering mkb. De dienstverlening van de Kamer van Koophandel richt zich ook in het bijzonder op de kleinere ondernemers. Over corona kunnen zij dan terecht bij het specifieke coronaloket.
Dit wordt allemaal beschreven in die voortgangsrapportage van 2 november, want wij zijn het zeer eens: in die kleinere mkb-bedrijven werkt een heel groot deel van de Nederlandse beroepsbevolking die niet in een van de overheidssectoren werkt. Zij zijn van levensbelang en hebben het nu in heel veel gevallen in deze coronatijd ontzettend zwaar.
Dan de vraag over de commissie-Borstlap, over de opvolging van die Commissie Regulering van Werk. Daar komt een kabinetsreactie op. Die verwachten wij voor de behandeling van de begroting van Sociale Zaken in de Tweede Kamer, dus in de derde week van november, te versturen. Dan gaat er ook meteen een afschrift naar de Eerste Kamer. Dit was een vraag van mevrouw Bikker.
De heer Schalk vroeg naar de eenverdieners. Ik moet zeggen dat er wel verschillen zijn, maar dat de verschillen in gemiddelde belastingdruk tussen de een- en tweeverdieners over het algemeen een stuk minder groot zijn. Tot een modaal inkomen is de belastingdruk vrijwel gelijk. Dat neemt niet weg dat er wel degelijk verschillen zijn. Tweeverdieners hebben weliswaar meer voordeel van heffingskortingen die de participatie bevorderen, maar daar staan ook kosten tegenover, bijvoorbeeld van de kinderopvang. Uitgangspunt van het kabinetsbeleid is dat eenverdieners volwaardig meeprofiteren. Gezien de samenstelling van het kabinet is dat uiteraard ook logisch. Het kabinet heeft de fiscale behandeling van een- en tweeverdieners meer in evenwicht gebracht met het vlakkere tarief in het tweeschijvenstelsel. Het maakt dan ook minder uit of het gezinsinkomen met een of met twee personen wordt verdiend.
In individuele gevallen kunnen de belastingverschillen oplopen; dat klopt. Het kabinet heeft daarom de pieken in de marginale druk aangepakt waarmee eenverdieners soms te maken hebben. De harde inkomensgrens in de huurtoeslag is verdwenen en het afbouwpunt in het kindgebonden budget voor paren is verhoogd. En we trekken 150 miljoen uit voor verhoging van het kindgebonden budget voor grote gezinnen. Daar hebben eenverdieners relatief uiteraard vaker profijt van. Het bedrag dat ouders met kindgebonden budget krijgen vanaf het derde kind, stijgt volgend jaar met ruim €600 per kind. Dus ja, het is waar dat er verschillen zijn. Daar heeft de heer Schalk gelijk in en dat neem ik ook niet weg. Uiteraard hebben ook de afbouw van de overdraagbare heffingskorting en de doorwerking in het referentieminumumloon hierin een effect. Dat is allemaal waar, maar ik denk dat we er in deze coalitie in geslaagd zijn die afbouw te laten doorlopen en tegelijkertijd de dreigende oploop van verschillen tussen een- en tweeverdieners sterk af te vlakken en zelfs iets te laten afnemen.
De heer Schalk (SGP):
Ik ken al die getallen ook en ik weet dat er heel hard aan gewerkt is om die enorme toename van die kloof een beetje tegen te houden, want die was eerst vijf keer zoveel en toen zes keer zoveel. Dat is toen een beetje gestabiliseerd, maar het is nog steeds zes keer zoveel belasting. Het is echt een enorm verschil. In deze begrotingscijfers blijkt ook dat het toch weer opgelopen is naar bijna zeven keer zoveel. Dat is ook uitgezocht. De NRC heeft daar zelfs zijn factonderzoek naar gedaan. Met alle goede bedoelingen van het kabinet neemt die kloof dus toch weer wat verder toe. Kan daar toch nog naar gekeken worden?
Minister Rutte:
Meer dan we nu doen niet, omdat we in de coalitie echt met elkaar hebben afgesproken om de afbouw van de overdraagbare heffingskorting nu niet te stoppen of te vertragen, maar wel heel veel andere maatregelen te nemen die ten gunste komen aan het verminderen van de kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners. Ik denk dat we daar een goede balans in gevonden hebben. Dat kan ik nu dus niet toezeggen.
Tot slot bij dit pakketje vragen, waarna ik tot slot bij de variareeks kom: wat zijn de aandelen van Air France-KLM op dit moment waard? Die zijn circa 189 miljoen euro waard, dat is een dagwaarde. Ik mag er wel bij aanmerken dat wij die aandelen niet hebben aangeschaft voor het rendement. Het was een strategische aankoop. Dat is ook steeds door het kabinet aangegeven. Koerswinst was niet het doel, meer invloed in de onderneming wel.
Dan nog een laatste paar vragen. Een gaat over de toeslagen. De mensen die te maken hebben met het grote vraagstuk rond de kinderopvangtoeslag ...
De voorzitter:
Zullen we de varia afmaken en dan in één keer de interrupties cumuleren? Vindt u dat goed?
Minister Rutte:
Ik heb nog maar twee vragen, of nee, drie geloof ik. Een gaat dus over de toeslagen. Het doel is en blijft om de gedupeerde ouders zo snel mogelijk te compenseren. Zoals ook gedeeld is in de debatten daarover in de Tweede Kamer, is het herstelproces complexer en tijdrovender gebleken dan in eerste instantie werd gedacht. Ook blijkt bij veel van die dossiers een veel bredere problematiek aan de orde te zijn, zoals schulden en psychische problemen. Er is een constante spanning tussen de wens om snelheid te maken, de wens om dit zorgvuldig te doen met een geheel nieuwe organisatie en de wens om ouders echt te helpen om hun leven weer op de rit te krijgen. Dat vraagt meer dan alleen geld overmaken. In het plan van aanpak dat staatssecretaris Alexandra van Huffelen op 15 oktober met de Tweede Kamer heeft besproken, is een planning gegeven in welke volgorde verschillende groepen ouders geholpen zullen worden, waarbij de prioriteit zal liggen bij de meest schrijnende gevallen. Conform die planning wordt nu alles op alles gezet om de ouders in de meest acute en schrijnende situaties als eerste te helpen, met als het kan een integrale behandeling en anders een deelbetaling of een betaling uit de noodvoorziening.
We voorzien nu dat dit jaar nog 300 tot 600 ouders volledig zullen worden geholpen. Hoeveel compensatie zij krijgen, hangt af van hun individuele situatie. Dat komt boven op de ruim 100 ouders die reeds in de zomer zijn geholpen en de 300 ouders in de CAF 11-zaak die eerder zijn geholpen. De gehele groep is nu in beeld, dus 8.300 ouders zullen voor het einde van volgend jaar worden herbeoordeeld, waarbij mensen uiterlijk begin volgend jaar een indicatie zullen krijgen wanneer zij aan de beurt zullen zijn. Dit is verre van ideaal. Ik had het met Van Huffelen liever anders gewild en had liever nu al een grotere groep mensen willen kunnen uitbetalen. Dat is simpelweg praktisch niet mogelijk, maar goed, dat hele debat is ook in de Tweede Kamer gevoerd. We zijn nu begonnen recht te doen aan de schrijnende situatie waar deze ouders in zitten.
Dan was er een vraag gesteld over de uitkering voor de leden van het Koninklijk Huis. Daarover wil ik opmerken dat aan de overzijde dit debat ook heeft plaatsgevonden. Ik heb toen toegezegd de motie-Sneller van D66 uit te voeren inzake een evaluatie van de B-component. Die gaat over de personele en materiële kosten van het Koninklijk Huis. Tevens heb ik toegezegd om te bezien of en zo ja, hoe de zogenaamde A-component — dat is het inkomen, de uitkering — daarbij betrokken kan worden. Ik heb toegelicht dat de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis die in 2008, zoals u weet, in geactualiseerde vorm met de vereiste meerderheid van twee derde is aangenomen, geen relatie heeft met de Wet normering topinkomens, zoals hier en daar wel wordt gesuggereerd. Verder denk ik dat ik op dit punt daarnaar zou willen verwijzen, want het onderzoek dat de heer Koffeman suggereerde, gaat echt veel verder en legt een relatie met de WNT die er echt niet is. Ik wil zo'n onderzoek ook niet doen.
Dan is er gevraagd of het nog lukt om voor de verkiezingen een voorstel te behandelen voor een terugzendrecht. De minister van BZK heeft in september met deze Kamer gesproken over de aanbevelingen van de staatscommissie. Het kabinet deelt de conclusie van de staatscommissie dat er behoefte bestaat aan een terugzendrecht. Er is een voorstel in voorbereiding. De Raad van State moet er nog over adviseren. We doen ons best om het zo snel mogelijk in te dienen.
Dit is het volgens mij.
De heer Koffeman (PvdD):
In het kader van de varia twee vragen. Ik vind het wel grappig dat de minister-president zegt: ja joh, die aandelen KLM hebben we voor 744 miljoen gekocht, ze zijn nu nog 166 miljoen waard, maar het ging ons helemaal niet om het rendement, dus wat maakt het uit. Dat is toch eigenlijk wel een beetje schrijnend. In een jaar tijd is de waarde van KLM zodanig gedaald dat de beurswaarde op dit moment 1,3 miljard is. Dat betekent dus dat voor de investering van vorig jaar u 50% van heel Air France-KLM zou kunnen kopen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Koffeman (PvdD):
Het gaat erom dat u 3,5 miljard vrijmaakt om een bedrijf te redden dat nog maar 1,5 miljard waard is en dat in een enorme glijvlucht is gekomen. Terwijl als u het laat landen, zelfs als dat een onzachte landing is, u heel KLM kunt vrijkopen van Air France. Daar ging de vraag natuurlijk over, want wat de aandelen op dit moment waard zijn, kan ik zelf ook in de krant nakijken.
De voorzitter:
Dit is een toelichting op de vraag. De minister-president.
Minister Rutte:
Waar moet ik beginnen? De coronacrisis. De heer Koffeman weet misschien dat er bijna niet meer wordt gevlogen. We hebben toen we die aandelen kochten niet helemaal kunnen voorzien dat er dertien maanden later een virus zou opduiken dat zo'n impact zou hebben op de luchtvaartindustrie. Maar het is ook niet onze hobby om aandelen in bedrijven te kopen en dan met de winst op die aandelen stukken staatsfinanciering te regelen. Dat is iets voor pensioenfondsen of beleggingsfondsen. Dat doen wij niet. De enige reden waarom wij dat aandeel in de onderneming hebben gekocht, is dat KLM en Schiphol van cruciaal belang zijn voor de Nederlandse economie en dat wij meer aan tafel wilden zitten bij een aantal cruciale besluiten en meer zekerheid wilden hebben over de staatsgaranties die KLM heeft in het bredere Air France-KLM-verband. Dat is de enige reden waarom wij dat hebben gedaan. En niet om winst te maken op die aandelen. Koop dan geen luchtvaartaandelen als je dat wilt.
De heer Koffeman (PvdD):
Terugkijkend kun je zeggen: wij wisten toen we voor 744 miljoen aandelen kochten ook niet dat er een coronacrisis zou komen. Dat begrijp ik heel goed. Maar op dit moment weten we wel dat er een coronacrisis is. We weten ook dat het hele bedrijf Air France-KLM nog maar 1,3 miljard waard is. En u stelt nu een garantstelling voor meer dan 3 miljard. Dat is merkwaardig. In een vrijemarkteconomie kan het een onzachte landing worden en dan kunnen we voor hetzelfde geld heel Air France-KLM kopen, of desnoods alleen KLM. Dat kan ook een interessant scenario zijn. Daar gaat de minister-president niet op in.
Minister Rutte:
Dit is niet de aandeelhoudersvergadering van ASN Bank of een andere bank met idealistische doelen, die moet uitleggen waarom een bepaalde belegging minder uitpakt dan hij gedacht had. Dit is de Staat. En de Staat — wij met zijn allen — heeft een vitaal belang bij een sterk Schiphol. KLM is van belang voor de hele hubfunctie van Schiphol. Schiphol is de op een na drukste luchthaven van Europa en de meest geconnecteerde luchthaven van Europa, terwijl wij een economie hebben die vier keer kleiner is dan de Franse en de Britse en vijf keer kleiner dan de Duitse. Dat is voor ons investeringsklimaat van vitaal belang. Omdat wij het gevoel hadden dat wat deze onderneming betreft besluiten werden genomen waarvan wij op sommige momenten te laat of met te weinig invloed kennis konden nemen, terwijl het zo'n groot belang is voor Nederland, hebben wij een aandeel in die firma gekocht. Dat is uiteraard altijd een risico. De luchtvaartindustrie is sowieso een risicovolle belegging en als er dan dertien maanden later ook nog een virus opduikt, is die belegging nog net wat risicovoller.
De voorzitter:
De heer Koffeman, ten derde.
De heer Koffeman (PvdD):
Ja, het is toch wel zinvol om daar met elkaar over te spreken. Dat zal niet alleen bij een interruptiedebat kunnen. De aanschaf van de aandelen kan om strategische redenen zijn, maar het waren strategische redenen die niet parlementair controleerbaar waren. De Algemene Rekenkamer heeft daarvan gezegd: dit is niet volgens de regels gegaan. Volgens de regels hebben we vastgesteld dat die investering enorm in waarde is gekelderd. Nu, dus niet terugkijkend, moeten we vaststellen dat het kabinet bereid is om een veelvoud van de waarde van Air France-KLM vrij te maken om een technisch failliet bedrijf in de lucht te houden.
De voorzitter:
Dat was ten derde.
Minister Rutte:
Alle luchtvaartbedrijven maken op dit moment wereldwijd moeilijke tijden door, omdat hele grote verplichtingen, huur of bezit van vliegtuigen en uiteraard grote personeelsbestanden staan tegenover een heel beperkt aantal vliegbewegingen. Maar dat is in principe een tijdelijk verschijnsel. Ik denk dat de heer Koffeman en ik een wat meer fundamenteel verschil van mening hebben over hoe je het Nederlandse investeringsklimaat en bedrijfslevenklimaat hooghoudt. Daar hoort volgens mij een sterke luchthaven bij. Ja, die moet ook vergroenen. Als hij dat nu zou zeggen, ben ik het daarmee eens. Daar wordt ook aan gewerkt. Maar je hebt in Nederland echt een sterke luchthaven nodig, omdat je wilt dat zich hier bedrijven vestigen, dat bedrijven hier blijven die belang hebben bij connecties met heel veel landen buiten maar ook binnen Europa. En daar biedt Schiphol — en daar is KLM heel faciliterend in — een heel grote service. Dat die sector het nu zwaar heeft door corona, is een gegeven in heel Europa. Kijk naar de 10 miljard die de Duitse regering in Lufthansa pompt. Dat doen ze ook niet omdat zij een beleggingsbedrijf zijn dat denkt: hé, da's leuk — op mijn beste Duits "eine allerliebste Occasion" — om 10 miljard weg te sproeien. Nee, dat doen de Duitsers omdat zij Lufthansa van heel groot belang vinden voor de hubfunctie van München, Frankfurt en Hamburg.
De voorzitter:
Het was uw derde al, meneer Koffeman. Heel kort dan.
De heer Koffeman (PvdD):
De laatste keer, voorzitter, want we praten een beetje langs elkaar heen. We hebben het niet over het opheffen van KLM. We hebben het erover dat op het moment dat KLM een onzachte landing zou maken, je verlost bent van alle leasecontracten van zeer vervuilende vliegtuigen en dat je dan zelf kan bepalen hoe die doorstart vorm krijgt. Die doorstart zou goedkoper kunnen zijn dan jezelf garant stellen voor een bedrijf dat enorm langlopende kerosinecontracten heeft en leasemaatschappijen in Ierland pleziert. Dus die 3,4 miljard geven wij weg aan leasemaatschappijen in Ierland, terwijl die onzachte landing ervoor zou kunnen zorgen dat het kabinet, net zoals bij ABN AMRO, SNS Bank en bij andere banken gebeurd is, het gewoon gezond kan maken. Het is dus niet wel of geen KLM, maar een andere oplossing zou heel goed denkbaar zijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan de heer Van Rooijen.
Minister Rutte:
Ik vrees dat het weerbarstiger is dan deze snel-thuisoptie.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Aan het slot nog een vreselijke uitsmijter: de teloorgang van de Belastingdienst. We hadden het net over de toeslagenaffaire. Er is nu een onderzoek aan de gang in de Eerste en Tweede Kamer. Ik heb dat kort beschreven. Dat zal ik hier niet herhalen, maar ik zou het fijn vinden als u er wel iets over wilt zeggen. Ik heb aangegeven dat de burger ervan uit moet gaan dat ...
De voorzitter:
Nee, nee. U gaat uzelf nu herhalen. U hebt dat verhaal inderdaad gehouden.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik heb aan het slot een vraag gesteld.
De voorzitter:
De minister-president is er nog niet op ingegaan, daar heeft u gelijk in. Ik ga u de gelegenheid geven om een vraag te stellen. Maar het herhalen van uw eerste termijn kan nu niet aan de orde zijn. Gaat uw gang, stelt u een vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Die vraag moet ik herhalen, want hij is niet beantwoord. Ik kan moeilijk alleen zeggen dat mijn vraag niet is beantwoord, want dan weet de minister ...
De voorzitter:
Dat klopt. Als u de vraag wilt herhalen, graag, maar niet de hele inleiding.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Voorzitter, ik heb geen antwoord gekregen op mijn laatste vraag over de Belastingdienst en de twee ministers van Financiën. Dan moet ik toch die vraag eerst herhalen? Ik kan toch niet zeggen: lees bladzijde 6, bovenaan, want die heeft de minister-president niet.
De voorzitter:
Nee, ik denk dat de minister-president zich uw vraag nog wel herinnert. Dus dan kan hij hem nu herhalen.
Minister Rutte:
Ik had het meer als een reflectie, als een cri de coeur verstaan en niet als een vraag.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Wat gaat u eraan doen om de Belastingdienst weer op niveau te krijgen? Ik kijk ook even naar de minister van Financiën. Die heeft het ook goed gehoord aan het slot. Wat vindt u ervan dat in de formatie aan de orde komt dat er twee ministers van Financiën komen, één monetair financieel-economische met Europa erbij en één voor de begroting en de belastingen, opdat de minister in de Ministerraad de belasting kan verdedigen? Dan heb je ook de situatie dat zowel de wetgeving als de uitvoering bij de minister is verenigd.
Minister Rutte:
Dat tweede moet u aan de formatietafel inbrengen. Dat is niet aan mij. Ik moet eerst nog kijken of ik daar zelf überhaupt wil aanschuiven. Dat besluit moet ik nog nemen. En dan moet de kiezer dat ook nog mogelijk maken. Eerst moet mijn partij er iets van vinden en dan de kiezer. Dat is allemaal nog te bezien, dus laat ik niet vooruitlopen op een formatie, waarvan ik niet weet wat mijn rol daarin is.
De meer fundamentele vraag gaat over de Belastingdienst. Mag ik beginnen te zeggen: daar werken tienduizenden mensen. Meneer Van Rooijen weet dit. Het overgrote deel daarvan behoort tot de groep mensen in Nederland die zich iedere dag inzet voor het openbaar bestuur en voor het nationaal belang. Daar heb ik het grootst mogelijke respect voor. Ja, bij de Belastingdienst zijn ook een paar serieuze problemen ontdekt. Dat is een van de redenen waarom Hoekstra, als minister van Financiën, ervoor heeft gepleit om dit te doen in de ambtelijke top, maar ook in de benoeming van twee staatssecretarissen in plaats van één staatssecretaris als de opvolging van Menno Snel. Zo heb je aan de ene kant iemand die full focus kan werken aan het vraagstuk van de toeslagen, in het bijzonder de kwestie van de kinderopvangtoeslag en de afwikkeling van die heel ernstige kwestie, en aan de andere kant iemand die kan werken aan de bredere ontwikkeling van de Belastingdienst en de bredere fiscaliteit. Die keuze hebben we gemaakt, juist omdat dit zo belangrijk is.
Waar ik bang voor ben als we er zo over praten: er werken bij de Belastingdienst inderdaad tienduizenden mensen, of bijna 30.000 mensen, van wie ik wil dat ze zich iedere dag met opgeheven hoofd en met trots realiseren dat ze voor Nederland iets heel belangrijks doen. Dit is namelijk de enige club die geld binnenhaalt. Alle andere ambtenaren geven geld uit. Zij zijn de enige club die het geld binnenhaalt. Dat doen ze gewetensvol en met de beste intenties. En ja, daar zijn in de laatste jaren dingen niet goed gegaan, ook in de ICT en met de toeslagen. Die zijn we nu stap voor stap aan het oplossen. Mijn ervaring in 25 jaar werk in bedrijfsleven en politiek is dat er geen snelle routes naar zo'n oplossing zijn. Het vraagt tenacity, vasthoudendheid, om daar te komen. Ik weet zeker dat daar nu echt de beste mensen aan werken; zowel de staatssecretarissen onder guidance van deze minister, als de ambtelijke top.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
U heeft terecht het belang van de Belastingdienst onderkend. Het was tot een tijd terug de beste van de wereld. Het is heel vervelend dat na 2002, maar ook de laatste tien jaar, die Belastingdienst geleidelijk aan onder water is gegaan, om allerlei redenen. Het is essentieel dat het vertrouwen in de Belastingdienst wordt herwonnen. Als we daar samen de schouders onder kunnen zetten in de komende jaren, denk ik dat de belastingplichtigen weer weten dat ze goed behandeld worden. Dan onderstreep ik ook nog eens dat die 30.000 mensen, uitzonderingen daargelaten, al decennia geweldig hun best hebben gedaan.
Minister Rutte:
Als die dienst, zoals u terecht zei, altijd behoorde tot de besten van de wereld en het doel van ons allemaal is dat dat weer gebeurt, dan behoren die 30.000 mensen sowieso nog steeds tot de besten van de wereld. Aan die mensen ligt het in het overgrote deel van de gevallen niet. Toegegeven, ook daar zijn een paar dingen niet goed gegaan. Maar het overgrote deel van de mensen behoort, zoals de heer Van Rooijen zegt, nog steeds tot de besten van de wereld. Met dat materiaal en met die mensen moet het mogelijk zijn om het weer op dat niveau terug te brengen. Dat lukt nooit met een snelle route.
De voorzitter:
Meneer Van Rooijen, een derde en laatste.
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ik moet het in de vorm van een vraag doen. Het is eigenlijk meer een advies, maar dan vraag ik het maar. Wilt u bij de formatie ook eens kijken naar de deskundigheid van de staatssecretarissen? Dat slaat niet op de huidige, maar gaat over een patroon. In de laatste twintig jaar waren er staatssecretarissen die geen fiscale achtergrond hadden en die niet uit de Belastingdienst kwamen.
Minister Rutte:
Voor deze twee staatssecretarissen en ook de voorgangers steek ik mijn hand in het vuur. Meneer Van Rooijen wil mij steeds aan de formatietafel hebben. Dat kan hij bereiken door, mocht ik weer lijsttrekker van de VVD zijn — dat weet ik echt nog niet — op die partij te stemmen. Dan kan hij dat bevorderen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik werd getriggerd door de heer Koffeman, die over de KLM begon. Nou hebben de heer Koffeman en ik waarschijnlijk een heel andere aanvliegroute als het om KLM gaat. De minister-president zei net: we konden niet voorzien dat we daar geld aan zouden verliezen. Dat is natuurlijk niet helemaal correct. Ik heb een paar weken na die investering vorig jaar in een interview op tv gezegd: dit is een politieke investering; hier gaan we nooit geld mee verdienen. Dat het zo dramatisch zou zijn, had ik ook niet verwacht. Maar voilà, dat is gebeurd. Je moet dan vooruitkijken en niet achteruit. We zijn nu — wat is het? — 80% van de investering kwijt. We hebben er nog 3 miljard extra tegenaan gegooid, maar we hebben geen zeggenschap en geen upside. Daarom heb ik in mijn eerste termijn gezegd: kijk naar een scenario met een soort skeleton-KLM. Dat heb ik ook in juli al aangekaart, toen we met minister Hoekstra praatten over het reddingspakket. Ik bedoel daarmee: haal KLM uit Air France en zet even de helft van de kisten in de mottenballen, want die heb je nu toch niet nodig. Als corona voorbij is, kun je in ieder geval een nationale airline voor Nederland gebruiken.
De voorzitter:
Wat is uw vraag nu?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik leg het even uit. Ik had de indruk dat de minister-president daar nog eens zijn voordeel mee kon doen.
De voorzitter:
U zei net dat u dit in uw eerste termijn al gezegd had. U herhaalt nu dus uw eerste termijn. Dat is denk ik niet noodzakelijk. Wat is uw vraag op dit moment?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Een meaningful exchange of ideas. U kapt de hele tijd iedereen af, maar we lopen een uur voor op schema.
De voorzitter:
Dan ga ik u toch even wijzen op het feit dat interrupties bedoeld zijn voor korte aanvullende vragen. Zo staat dat in het Reglement van Orde. Dat hebben we met z'n allen aangenomen. De statements maakt u in uw termijn. Dat heeft u ook gedaan. Daar refereert u ook naar. Het kan zijn dat de minister-president vergeten is om uw vraag te beantwoorden, of om daarop in te gaan. Dan heeft u natuurlijk volkomen gelijk dat u hem daar nog eens even aan herinnert. Hij zal dat dan ongetwijfeld ook verwelkomen, dus gaat uw gang.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik zal mijn vraag stellen. Is dit een scenario dat nu serieus wordt bekeken? Ik denk namelijk dat de situatie sinds juli enorm verslechterd is. Er zullen dus andere oplossingen in beeld moeten komen.
Minister Rutte:
Laten wij hier niet in het openbaar over scenario's speculeren. Dat lijkt mij niet goed. Wel kan ik het volgende zeggen. Minister Hoekstra heeft toegezegd om de Tweede Kamer vertrouwelijk te informeren, waarbij alle denkbare scenario's altijd op tafel liggen. De toezegging aan de Tweede Kamer was dat de minister zich verstaat met de voorzitter van de Eerste Kamer over de wijze waarop ook de Eerste Kamer daarbij betrokken kan worden, zodat u daarin kunt participeren.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Dat is heel fijn. Dat is de vorige keer bij die investering niet gebeurd. Toen is ook door de Algemene Rekenkamer gesteld dat dit niet in orde was. Dus het is fijn dat dit de volgende keer wel gebeurt. Ik ben blij met deze toezegging.
Minister Rutte:
Ik heb nog één vraag liggen van de heer Rosenmöller over de situatie van jongeren, maar het antwoord daarop houd ik nog even onder mij. Zijn opmerking in eerste termijn betrek ik bij de toezegging om in tweede termijn nader in te gaan op de situatie rond jongeren en onderwijs. Dus als de heer Rosenmöller denkt dat hij het antwoord op zijn vraag niet gekregen heeft, dan zeg ik dat dit antwoord nog komt.
De voorzitter:
Dank u wel, minister-president. Dan komen wij thans bij de tweede termijn van de Kamer, ware het niet dat mevrouw Faber nog een korte interruptie heeft.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Ik denk dat de minister-president per ongeluk een vraag is vergeten. Die ging over de vrijwillige bijdrage aan de Verenigde Naties. Hoe hoog is die begroot voor 2021?
Minister Rutte:
Geen flauw idee. Daar kom ik op terug. Ik had die vraag niet verstaan in de eerste termijn.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Komt de minister-president daarop terug in de tweede termijn, of komt dat gewoon later en doet hij nu de toezegging dat hij dat nog toestuurt aan de Kamer?
Minister Rutte:
Ik vind het verschrikkelijk om brieven te sturen, want dat kost ambtelijk heel veel tijd. Dus als het mij lukt, beantwoord ik de vraag in tweede termijn.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan komen wij thans wel aan bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Alvorens ik het woord geef aan de heer Frentrop, moet ik nog iets rechtzetten. Ik heb bij mijn eerdere onderzoeken geconcludeerd dat alleen de Partij van de Arbeid een aantal minuten spreektijd had gespaard, maar dat is tevens de heer Frentrop gelukt namens Forum voor Democratie. Dus ik zal de heer Frentrop wat meer gunnen dat de twee minuten die aan de meeste fracties, behalve die van de PvdA, worden toegerekend. Meneer Frentrop, het woord is aan u.
De heer Frentrop i (FvD):
Dank u wel, voorzitter. Ik had drie vragen gesteld in de eerste termijn, twaalf uur geleden, over de prioriteiten in het beleid. Ik heb verder niet veel van die twaalf uur gebruikt.
Het antwoord van de minister-president op een van mijn vragen was: immigratie stoppen doen wij niet, want dat is geen kabinetsbeleid. Maar de minister-president heeft slechts de helft van mijn vraag geciteerd. Mijn vraag was: zullen wij de immigratie stoppen totdat de woningnood is opgelost? Immigratie is immers een van de oorzaken van woningnood. Ik moet nu uit het antwoord van de minister-president constateren dat de keuze van het kabinet is om immigratie door te laten gaan. Dat is belangrijker dan het oplossen van de woningnood.
Mijn tweede vraag ging over internationale afspraken. Daarop antwoordde de minister-president: iets wat ik in juli in Brussel heb gezegd — dat ging om het weggeven van vele miljarden — ga ik nu niet intrekken. Ook op dat punt is mijn vraag maar half geciteerd. Mijn vraag was: zou u wat u in Brussel heeft toegezegd, willen opschorten tot wij onze eigen financiën, die door corona zijn geraakt, weer op orde hebben? Ik had een aanleiding om die vraag te stellen, want de situatie is nu anders dan toen u in Brussel die toezegging deed. Wij hebben nu te maken — dat hebben wij gisteren ook gehoord van de regering — met een tweede golf. Toen u in Brussel was — u mocht nog gewoon naar Brussel reizen — gingen we in de Macro Economische Verkenning nog uit van een scenario zonder tweede golf. Die tweede golf is er nu wel. De Macro Economische Verkenning zegt daar niet zo heel veel over, want men weet daar niets over, behalve dat het echt heel erg wordt en dat de werkloosheid zal oplopen tot wel 10%.
Als de minister-president dus een toezegging doet om andere landen te helpen — Frankrijk, Italië — op het moment dat wij ervan uitgaan dat er geen tweede golf komt, dan is het wél optreden van de tweede golf naar mijn mening een reden om eens terug te kijken en de vraag te stellen: kan ik die afspraken wel waarmaken? Daarvoor heb ik een motie opgesteld.
De voorzitter:
Door de leden Frentrop, Berkhout, Van der Linden, Faber-van de Klashorst en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Macro Economische Verkenning 2021, die de basis vormt voor de Miljoenennota, niet uitgaat van een tweedegolfscenario in Nederland;
constaterende dat toen in juli 2020 in EU-verband een grootschalig herstelpakket overeen werd gekomen, een tweede coronagolf in Nederland ook niet het uitgangspunt was;
constaterende dat thans volgens het kabinet sprake is van een tweede coronagolf;
constaterende dat de basis van de voorliggende Miljoenennota daarmee achterhaald is;
verzoekt het kabinet om de steun aan het in juli 2020 in EU-verband toegezegde herstelpakket tot nader order in te trekken en de gevolgen van de huidige covid-ontwikkelingen van de tweede golf voor de Nederlandse economie zo spoedig mogelijk in kaart te brengen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter D (35570).
De heer Frentrop (FvD):
De derde vraag die ik had gesteld aan de minister-president was of we wat van die dure klimaatmaatregelen, zoals woningen van het gas afhalen, niet kunnen uitstellen tot de coronacrisis voorbij is. Nee, we gaan gewoon door met het klimaat, aldus de minister-president. Het klimaat heeft prioriteit, zo vertaal ik dat maar eventjes. Het is belangrijker om de opwarming van de aarde met 0,00007°C te verminderen en tegelijkertijd de tweede coronagolf aan te pakken. Ik concludeer dat de kiezers straks bij de verkiezingen een heldere keuze hebben. De prioriteiten van de huidige coalitie zijn: immigratie boven woningnood, werkloze Italianen en Fransen helpen boven werkloze Nederlanders helpen en het tegengaan van de opwarming van de aarde is even belangrijk als het oplossen van de coronacrisis. Dat is helder. Ik heb wat geleerd.
Ik heb ook iets geleerd van het lid Rosenmöller vandaag, namelijk dat het onderscheid tussen links en rechts niet echt meer bestaat; VVD en GroenLinks zijn het in grote lijnen eens. Ze hebben dezelfde ideeën over de koers voor de Nederlandse samenleving. Ik heb dat door de VVD niet horen tegenspreken. Nu gebeurt in Nederland alles altijd een beetje later dan in de rest van de wereld, maar we kunnen toch wel zeggen dat het einde van de geschiedenis, dat door Fukuyama in 1992 is aangetoond voor de rest van de wereld, eind 2020 ook Nederland heeft bereikt. Dat waren de lessen die ik vandaag heb opgedaan.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Fentrop. Dan is het woord aan mevrouw Jorritsma namens de fractie van de VVD.
Mevrouw Jorritsma-Lebbink i (VVD):
Voorzitter. Ik zou willen beginnen met de minister-president te bedanken voor zijn inspirerende antwoorden op vrijwel alle gestelde vragen, zelfs op een vraag die ik niet heb gesteld. Ik had bij het Groeifonds de vraag over het mkb überhaupt niet gesteld, maar die stond in een oude versie. Waarschijnlijk heeft u die per ongeluk onder ogen gekregen. Ik heb die vraag in een ander verband gesteld en die heeft u overigens ook keurig beantwoord.
Voorzitter. Ik heb een paar opmerkingen. Ik heb in mijn eerste termijn niet geïnterrumpeerd toen mevrouw Faber van de PVV aan het woord was. Wat betreft datgene wat ik heb gezegd over hoe wij ons in de Eerste Kamer verhouden, kom ik eigenlijk tot de conclusie dat alles wat mevrouw Faber heeft gezegd daar nu precies niet aan voldoet. Ik vind dat heel jammer. Ik vond het verhaal behoorlijk respectloos. Op een gegeven moment geef ik het op en blijf ik zitten, maar het is wel heel erg jammer dat we zo met elkaar omgaan in dit huis. Dat betreur ik zeer en dat wilde ik opmerken.
Dan mijn tweede, inhoudelijke opmerking. Discriminatie is niet links, maar ook niet rechts. Discriminatiebestrijding hoort van ons allen te zijn. Het is nota bene artikel 1 van onze Grondwet. Ik laat me dus ook niet het hokje duwen dat, omdat ik samen met Paul Rosenmöller een initiatief heb genomen, we plotseling op elkaar lijken. Ik kan u vertellen dat er in de verhalen die wij allebei hebben gehouden, nog genoeg verschillen zitten tussen GroenLinks en de VVD waarover we nog robbertjes zullen vechten. Misschien komen we, als we verderop in de discussie over discriminatiebestrijding komen, ook tot de conclusie dat we er af en toe niet precies gelijk over denken. Zo hoort het ook te gaan. Daar zijn wij voor. Ik ben bijna 40 jaar actief in de politiek en ik weet dat het leven bestaat uit ideeën en compromissen. Ik ben overigens ook bijna 50 jaar getrouwd en dat is ook alleen maar gelukt met een paar compromissen af en toe. Het leven is nu een keer zo. Niemand vindt alles wat ik vind. Daar moet je mee leren leven. Ik accepteer dus gewoon niet dat je daarmee plotseling tot bijna één partij zou zijn geworden.
Ik was erg blij met de woorden die de minister-president sprak over het trots zijn op wie wij zijn. Hij noemde daarbij het bezielend verband dat ontstaat als mensen voldoende geïntegreerd zijn in de samenleving en als ze trots zijn op onze waarden. Een bezielend verband van vrije mensen en een schild voor de zwakken. Mooier kan ik het niet zeggen. Het is precies zoals ik zelf in de maatschappij sta en zoals mijn partij daar zeker ook in staat.
Ten slotte, voorzitter, over het Groeifonds. O nee, niet over het Groeifonds; daarover heb ik al gezegd wat ik wilde zeggen. Ik ben blij met wat de minister-president gezegd heeft over het mkb en met dat daar nog een aparte brief over komt naar de Tweede en, neem ik aan, ook de Eerste Kamer. Die zullen wij dan bekijken, en ik hoop dat dan mijn vragen over de kleine bedrijven in deze tijd voor een deel of misschien wel helemaal beantwoord zijn.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Jorritsma. Dan is het woord aan de heer Rosenmöller namens de fractie van GroenLinks.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Voorzitter, dank u hartelijk. Een woord van dank aan de minister-president. Zijn eerste termijn straalde ervaring en deskundigheid uit. Het is ook prettig om te zien en te horen dat hij publiekelijk uitkomt voor het feit dat zijn inzichten wijzigen in de loop van de tijd, als het gaat om de Europese Unie of om de waarde van de publieke sector. Meestal gebeurt dat bij ex-premiers, maar bij deze minister-president gebeurt het vlak voordat hij ex-premier wordt. Dat is toch allemaal interessant om mee te maken, zo op de late avond in de Eerste Kamer.
Ik wil u nog iets meegeven over de kerntaken van de overheid. Dat wordt ook een nieuw inzicht bij u; dat weet ik zeker. Over die kerntaken zei u: het gaat om veiligheid en het gaat om economie en banen. Daar wil ik niks aan afdoen, maar daarin mist één element. Dat is dat wij, met elkaar en ook als overheid, de dure plicht hebben om via duurzaamheid of rentmeesterschap de kwaliteit van de aarde waarop wij leven door te geven aan een volgende generatie. Dat is een kerntaak en ik vraag u of u die kerntaak deelt en of u die aan het rijtje van twee zou willen toevoegen.
In uw antwoord vond ik u op een enkel punt iets te makkelijk of te nonchalant. Dan ging het bijvoorbeeld om die 100 mensen van Moria, of bijvoorbeeld om de reactie op de heer Frentrop en om het respect — dat mag u natuurlijk uitspreken — voor het feit dat hij de grenzen wil sluiten zolang de woningnood nog bestaat. De heer Frentrop weet ook heel goed: dat duurt nog wel even. Dat vind ik dan allemaal een beetje aan de nonchalante kant. Dat vond ik ook bij het interruptiedebat dat wij hadden met betrekking tot jongeren. Ik hoop dat u daar nog op terugkomt en dan kijken we wel even hoe het debat op dat terrein verloopt. Want het bestrijden van kansenongelijkheid of het opnemen van kansengelijkheid als norm bij de overheid kan geen gratis bier zijn, zoals ik gezegd heb. Dat moet je dan ook in de praktijk, in moeilijke omstandigheden, waarmaken. Het hele vraagstuk van de ongelijke behandeling of de toenemende ongelijkheid dat door vele van uw adviseurs geschetst is, moet van een adequaat antwoord voorzien zijn. Dat kom ik in het kabinetsbeleid niet of onvoldoende tegen.
Voorzitter. Ik was blij met en eerlijk gezegd ook wel trots op de grote aandacht van deze Kamer voor het hele vraagstuk van vooroordelen, discriminatie en racisme op een veelheid van terreinen. Ik ben ook trots dat wij, van de VVD en GroenLinks, hier op dit moment in onze analyse hetzelfde denken. Het zou nog beter zijn als dat unaniem was, maar dat lijkt niet zo te zijn. Desalniettemin zou ik, namens een grote meerderheid hier in de Kamer vertegenwoordigd, de volgende motie willen indienen.
De voorzitter:
Door de leden Rosenmöller, Jorritsma-Lebbink, Bredenoord, Bikker, Vos, Knapen, Kox, Van Rooijen, Gerbrandy, Koffeman en Otten wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterend dat het verbod op discriminatie stevig is verankerd in de Grondwet en geconcretiseerd is in andere wetten;
constaterend dat blijkens diverse rapporten en publicaties discriminatie in Nederland blijft voorkomen, niet alleen tussen burgers onderling, maar ook bij overheidsdiensten en binnen sterk door de overheid gereguleerde sectoren en breder in de samenleving, en dat deze discriminatie soms een systemisch karakter heeft;
overwegend dat daarmee een kloof tussen de wet op papier en de wet in praktijk bestaat;
constaterende dat het tot de taak van de Eerste Kamer behoort om wetgeving te toetsen op overeenstemming met de Grondwet en andere wetgeving en op uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid;
van mening dat de eerder genoemde kloof vraagt om een samenhangende analyse en beoordeling van de oorzaken en oplossingen en de mogelijke rol die het parlement daarin kan spelen;
spreekt uit dat het wenselijk is te verkennen hoe een parlementair onderzoek op grond van artikel 130 RvO van de Eerste Kamer der Staten-Generaal kan worden ingericht naar de oorzaken van het verschil tussen de wet op papier en de wet in praktijk en waarom antidiscriminatoire bepalingen in wetgeving niet voldoende effectief zijn;
besluit, conform het eerdere parlementair onderzoek, allereerst een tijdelijke bijzondere commissie met een beperkte voorbereidende taak en looptijd in te stellen op grond van artikel 34, tweede lid RvO, welke belast zal worden met de uitwerking van de vraagstelling, reikwijdte en modaliteiten van het bedoelde parlementair onderzoek, waarna de Kamer zal besluiten over het parlementair onderzoek zelf,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter E (35570).
Ik moest nog wel even vragen of de indiening voldoende werd ondersteund, want door het nieuwe protocol kan ik de handtekeningen niet controleren. Dat is de reden dat ik het toch iedere keer vraag.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ik ben toe aan een slotopmerking die refereert aan mijn eerste termijn. Het feit dat wij met een grote mate van gemeenschappelijkheid deze stap kunnen zetten, heeft wel een relatie met het onderdeel van mijn verhaal dat ging over de wenselijkheid en vooral de noodzaak om in een grote mate van gemeenschappelijkheid ons te zetten aan de grote vraagstukken van deze tijd. Ik zal ze nu niet meer noemen, dat heb ik in eerste termijn al gedaan. Mij is wel duidelijk geworden waar die fundamentelere scheidslijnen liggen. In dit debat is daar bij de interrupties een bevestiging van gekomen. De heer Frentrop en ik zijn het met elkaar fundamenteel oneens. Mevrouw Faber en ik zijn het met elkaar fundamenteel oneens. U slaat een andere richting op met het anti-Europese verhaal, met het klimaatverhaal en met het op slot zetten van Nederland. Dat verhaal staat in de richting en in de waarden die eronder liggen zo ver af van de grote meerderheid die ik hier zie, ondanks het feit dat die grote meerderheid onderling ook weer forse verschillen heeft. Dat is allemaal interessant, interessant voor de urgentie, interessant voor het tempo, maar veel minder interessant voor de richting. Uw richting is de onze niet. Dat is verder niet erg. Daar kunnen we het over hebben.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Rosenmöller.
De heer Frentrop i (FvD):
Ik had toch graag even een nadere specificatie willen vragen van waar nou precies dat verschil tussen ons is. Ik heb in mijn tweede termijn geprobeerd prioriteiten aan te geven. Ik heb niet dit óf dat gezegd. Ik heb alleen gezegd wat er eerst moet gebeuren. U heeft daaruit gededuceerd dat er een onoverbrugbaar verschil is tussen de manier waarop Forum voor Democratie denkt en de manier waarop alle andere partijen in deze Kamer denken. Ik zou toch willen vragen op welke feiten u dat baseert.
De voorzitter:
Kunt u dat bondig doen, meneer Rosenmöller?
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Ja, aan de hand van de drie vragen die u aan het kabinet gesteld heeft. Al die andere partijen zijn voor de oplossing van het klimaatprobleem en u vindt het in ieder geval tijdelijk, of misschien minder tijdelijk, weggegooid geld. Alle andere partijen, behalve u en de PVV, vinden niet dat je Nederland op slot moet doen en u vindt dat wel, al dan niet tijdelijk. Met betrekking tot de Europese Unie is een grote meerderheid van deze Kamer van mening dat de Europese Unie, zelfs met de nieuwe inzichten van de minister-president, meer is dan markt en munt, maar u vindt dat de gelden die het Nederlandse kabinet afgelopen zomer besteed heeft, weggegooid geld zijn. Dat is een andere richting, dat is een anti-Europese richting en de meeste zijn voor een pro-Europese oplossing.
De heer Frentrop (FvD):
Het begint mij een beetje duidelijk te worden. Maar het is laat op de avond, dus ik stel voor dat er we nog een keer apart over praten, want ik denk dat er misverstanden zijn.
De voorzitter:
Uitstekend. Dank u wel, meneer Rosenmöller. Dan geef ik het woord aan de heer Knapen namens de fractie van het CDA.
De heer Knapen i (CDA):
Voorzitter. Laat ik beginnen met de minister-president van harte te bedanken voor de uitvoerige beantwoording en de wijze waarop hij ons heeft meegenomen in zijn éducation permanente. Dat waarderen wij zeer. Ik moet overigens ook zeggen dat ik het net iets ontspannener vind om hier te discussiëren wanneer hier niet het hele kabinet zit. Want ik krijg altijd een licht gevoel van ongemak wanneer je al die mensen, die vaak eigenlijk een hele drukke dag hebben, daar alsmaar achterop die bankjes ziet zitten werken in dossiers, in de hoop dat op een gegeven moment ook zo'n dag wel weer overgaat. Dit is wat dat betreft eigenlijk veel ontspannener.
Minister Rutte i:
Dit helpt mij niet volgend jaar!
De voorzitter:
Dit is niet voor de Handelingen.
De heer Knapen (CDA):
Voorzitter. Ik heb twee korte opmerkingen. Mijn vraag over stikstof was: is dit voldoende, wat het kabinet onlangs heeft aangekondigd? Ik hoor dat een aantal hele grote infrastructurele projecten toch niet kunnen doorgaan, omdat er daar misschien nog wel gebouwd mag worden, maar er straks geen treinen en auto's mogen rijden, omdat dat de stikstof te veel in het gedrang brengt. Klopt dat?
Een ander punt is de drugscriminaliteit. U heeft gerefereerd aan die 100 miljoen; dat is bekend. Waar het ons om ging, komt uit dat rapport-Noordanus, waarin gezegd wordt dat dit een programma moet zijn dat je een jaar of tien moet volhouden. Dus dat gaat over een regeerperiode heen.
Voorzitter. Tot slot, mijn allerlaatste opmerking. Mijn fractie is altijd buitengewoon terughoudend om naar de interruptiemicrofoon te stappen wanneer mevrouw Faber haar jaarlijkse verbale vlammenwerper door de zaal laat gaan. Laat ik me daarom ook nu maar beperken tot het vaststellen dat wij met andere fracties blijven werken aan het behoud van de rechtsstaat en aan een vreedzame samenleving, waarin iedereen telt.
Dank u wel.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Wil meneer Knapen nu zeggen dat de PVV zich niet aan de rechtsstaat houdt?
De heer Knapen (CDA):
Wat ik zeg, is dat wij graag willen blijven werken aan het behoud van de rechtsstaat en aan een vreedzame samenleving, waarin iedereen telt. Dat betekent dat wij ook niet discrimineren tussen mensen die het ene, dan wel het andere geloof aanhangen, en dat wij ook niet discrimineren tussen het ene kerkgenootschap en het andere. Dat zijn elementen die passen in de kern van onze rechtsstaat. Dat is wat ik wil zeggen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
U heeft het over "wij". Zitten wij als PVV in uw "wij", of is dat anders? Of is dat een wij en zij?
De heer Knapen (CDA):
Ik zou die vraag graag terug willen kaatsen. Wat ons betreft, ik spreek namens mijn fractie. Maar ik hoor graag wanneer ik ook in dit geval namens de fractie van de PVV kan spreken. Dat zou een prettig slot zijn van deze avond.
De voorzitter:
Mevrouw Faber, uw derde interruptie.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Nou, het lijkt me een heel groot feest, als wij samen gaan spreken over bijvoorbeeld de bestrijding van de islam. Zeker u, met uw christelijke achtergronden, moet dat zeker aanspreken.
De heer Knapen (CDA):
Ik denk dat het wat mij betreft tijd wordt om er een punt achter zetten.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Knapen. Dan is het woord aan mevrouw Vos, namens de fractie van de Partij van de Arbeid.
Mevrouw Vos i (PvdA):
Voorzitter, dank u wel. Namens mijn fractie wil ik uitspreken dat ik onder de indruk ben van deze regering en ook van de minister-president. We hebben net met z'n allen gekeken naar de persconferentie. Dit kabinet staat onder hoogspanning. Wij hebben veel respect voor de manier waarop het kabinet dit allemaal doet: het hozen en tegelijkertijd proberen vooruit te kijken.
Toen we naar de persconferentie luisterden, sloeg de zorg om de medewerkers in de zorg mij wel weer om het hart. Dit gaat echt niet goed. We maken ons echt zorgen over de mensen wie het nu gewoon over de schoenen loopt. Daarover ging ook een flink deel van onze bijdrage. We maken ons zorgen over de burn-outs die eraan komen en over het gaan uitvallen van mensen. Er zijn ook nog eens heel veel zorgmedewerkers ziek. Zij liggen thuis met corona of zijn in quarantaine. De druk op de mensen die wel werken is dus heel hoog.
Ik had zelfs een motie klaarliggen, ook ondersteund door veel collega's, om nu alles uit te kast te trekken om de druk te verlichten. De minister-president had echter een aantal maatregelen, waarvan we ook snel geïnformeerd worden hoe ze dat gaan doen. Dat betreft ook het inzetten van mensen uit de horeca, van de KLM, uit de evenementenbranche en uit de cultuursector. Die mensen kunnen verschillende dingen doen. Wij hadden een hele lijst met zaken, ook omdat wij een collega in de fractie hebben die met haar voeten in de modder van de gehandicaptenzorg staat en dus precies weet waarover ze het heeft. Dat zijn zaken als het gewoon regelen van reparaties. Iemand die bijvoorbeeld ervaring heeft met logistiek kan de nieuwe roosters maken. Planners uit de horeca en van Booking.com kunnen helpen.
We waren ook benieuwd of de regering in die plannen meeneemt dat er in de medische sector een aantal mensen zijn die nu eventjes in een afgeschaalde sector zitten. Ik noem chirurgen die dus even niets hoeven te doen. Worden deze mensen ook gevraagd om bijvoorbeeld bij de GGD te helpen? Dat zou een hele goede manier zijn om toch de beschikbare zorgcapaciteit in te zetten op die gebieden waar die mensen hard nodig zijn. We denken ook aan hele kleine praktische dingen, zoals om bij iemand die vijf of zes dagen achter elkaar heeft gewerkt even een maaltijd thuis te bezorgen. De vraag aan de regering is dus: zitten dit soort zaken ook in de plannenmakerij? Dan hoeven wij onze motie verder niet in te dienen en zijn we ook heel benieuwd naar het verslag van het kabinet.
Dat is heel acuut. Daarnaast zijn we blij dat de regering toch stug doorgaat met klimaatmaatregelen. Dat bleek ook uit het antwoord op de collega van Forum. Wellicht is ook er een opening voor het halen van het beest uit de keten. Ook in dit kabinet is een aantal collega's natuurlijk gewoon topsport aan het bedrijven met de coronacrisis. Een aantal collega's heeft dat wat minder.
We hopen ook echt dat de staatssecretaris die verantwoordelijk is voor de vluchtelingencrisis, nu ook de komende weken heel hard aan de slag gaat om de mensen die nu in Moria zitten, hierheen te halen. Dit kan namelijk niet veel langer meer duren. We horen graag zo snel mogelijk van het kabinet wat op dat punt de voortgang is.
Tot slot. Het is hozen en het is vooruitkijken. Ik wens het kabinet veel sterkte de komende weken en ik wens ook een beetje eensgezindheid dat wij hier het kabinet daarin kunnen steunen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Vos. Dan is het woord aan mevrouw Bredenoord namens de fractie van D66.
Mevrouw Bredenoord i (D66):
Voorzitter. Ik wil allereerst de minister-president bedanken voor zijn antwoorden. We kunnen het inhoudelijk, of qua prioriteiten, met elkaar eens of oneens zijn, maar mijn fractie heeft respect voor hoe hij dag en nacht werkt in deze crisis. Dat doet hij eigenlijk al tien jaar als minister-president.
Eerder deze avond, toen wij met z'n allen een ruime dinerpauze hadden, hoorden we de minister-president op de persconferentie zeggen dat er adviezen komen over onder andere de kerstvakantie, skiën en het voorjaar. Dit was eigenlijk precies wat wij bedoelden met betere en meer Europese coördinatie. Het was eigenlijk een heel goed voorbeeld. Ik vroeg me dan ook af of dit daadwerkelijk een Europees advies wordt. Of komt ieder land met z'n eigen plan, met alle onduidelijkheid van dien? Naar welk land kun je wel of niet? Voor welk land moet je wel of niet getest worden, et cetera? Dit is volgens mij een mooi voorbeeld van hoe de minister-president coördinatie op het gebied van public health kan bevorderen. We hadden een motie klaarliggen, maar de minister-president is hier in de eerste termijn al heel diep op ingegaan.
Voorzitter, ik heb nog een slotopmerking. Dit zijn de laatste Algemene Politieke Beschouwingen van dit kabinet, waar mijn partij, D66, deel van uitmaakt. Ik zei het eerder al: er zijn doorslaggevende wissels omgezet op het gebied van onder andere klimaat en pensioenen. De trend is gekeerd, maar het is nog niet genoeg. We kunnen zeker niet achterover leunen. De toekomststoel, de lege stoel die in besluitvorming de toekomstige generaties vertegenwoordigt, blijkt nog vele malen relevanter dan we vorig jaar dachten. De kansengelijkheid staat door de coronacrisis nog verder onder druk. We hebben op dat punt dus een opdracht. Wij wensen het kabinet succes de komende periode.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bredenoord. Dan geef ik het woord aan mevrouw Faber-van de Klashorst namens de fractie van de PVV.
Mevrouw Faber-van de Klashorst i (PVV):
Dank u, voorzitter. Ik wil eerst de minister-president bedanken voor zijn antwoorden. Het zijn niet de antwoorden waar ik echt op zit te wachten, maar hij heeft de vragen wel beantwoord.
Ik begin met het parlementair onderzoek naar discriminatie in Nederland. Ik ben heel erg benieuwd of ze ook het discriminerende karakter van de islam gaan onderzoeken, want daar zijn we natuurlijk wel een keertje aan toe. Ik ben ook benieuwd of er wordt gekeken naar de discriminatie van de Nederlanders door het kabinet. Ik heb al eerder gezegd dat daar eigenlijk geen onderzoek voor nodig is, want de PVV kan u zo de antwoorden geven. Maar ik vrees dat ze eerder de oren zullen laten hangen naar organisaties als BLM, die het liefst het systeem willen affakkelen als het niet voldoet aan hun eisen. Zo zat nu al de linkse activist Gideon Everduim in het Catshuis bij de minister-president. Deze Gideon Everduim pleit voor een aparte politieke partij voor zwarte Nederlanders. Nou, je moet het maar kunnen. Moet u zich eens voorstellen dat hier iemand anders zou opperen om een partij op te richten voor blanke Nederlanders.
Ik hoor mevrouw Jorritsma iets zeggen. Heeft u een vraag, mevrouw Jorritsma? Want dan nodig ik u uit bij de interruptiemicrofoon.
De voorzitter:
Nee, nee, nee. Dat gaan we niet doen.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
O, dat gaan we niet doen.
De voorzitter:
Nee.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Maar ze staat op!
De voorzitter:
Degene die hier het woord verleent, is de voorzitter. Ik doe dat nu niet. Uw spreektijd loopt overigens wel door, want ik ben nu aan het spreken. U kunt het beste dus weer zelf spreken.
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
O, u gaat voor mij spreken. Dat wordt interessant. Gezien de reacties van de diverse partijen zijn de PVV-standpunten in ieder geval goed overgekomen. Ik kan u garanderen dat wij in dit huis zullen doorgaan met het benoemen van de problemen, op onze eigen wijze.
Ik wil nog een motie indienen. Die gaat over de VN. Ik had heel graag eerst nog antwoord willen hebben van de minister-president, maar dat heb ik niet gehad. Deze motie wordt mede ingediend door Forum voor Democratie.
De voorzitter:
Door de leden Faber-van de Klashorst, Bezaan, Van Hattem, Ton van Kesteren, Van Strien en Frentrop wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse economie fors krimpt;
constaterende dat het ODA-budget gekoppeld is aan de ontwikkeling van het bni, met als gevolg dat het ODA-budget verlaagd zou moeten worden met 500 miljoen, hetgeen niet geschiedt;
overwegende dat de bijdrage aan de VN in 2020 503 miljoen euro bedraagt, waarvan 484 miljoen euro vrijwillig is;
overwegende dat de besteding van de bijdrage aan de VN niet te controleren is door de Staten-Generaal;
verzoekt de regering om de vrijwillige bijdrage aan de VN te schrappen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter F (35570).
Mevrouw Faber-van de Klashorst (PVV):
Tot zover, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Faber. De letter F van "Faber". Dan geef ik graag het woord aan mevrouw Bikker namens de fractie van de ChristenUnie.
Mevrouw Bikker i (ChristenUnie):
Dank, voorzitter. Het is een hele looproute, naar het spreekgestoelte. Dank aan de minister-president voor zijn beantwoording. Als immer was die energiek en inspirerend. We zijn het niet altijd eens, maar er zit vuur in, wat mijn fractie zeer waardeert. Ook dank aan de minister van Financiën, die al die tijd zo aandachtig hardwerkend heeft zitten luisteren en de minister-president ondersteunt. En natuurlijk dank aan alle leden van het kabinet die aan de buis gekluisterd zitten en deze fantastische werkkamer moeten missen.
Voorzitter. De minister-president sprak over de sterke overheid, de herontdekking daarvan en bovenal de kracht van gemeenschappen. Ik denk dat we elkaar daar in een ander taalkleed in vinden, in het denken vanuit die gemeenschappen en vanuit mensen die het goede zoeken voor onze samenleving. Juist dát, met vanuit de overheid een schild voor de zwakken, is iets wat we vast zullen moeten houden in deze tijden. Op de lange termijn is dat de spirit die ons erdoorheen kan slepen, of dat vaccin nu snel komt of dat dat langer duurt. Want de kloven worden groter en het is dé opgave van dit kabinet om juist op dat punt meters te maken. Voor de fractie van de ChristenUnie staat herstel van de economie daarom zeker hoog in de prioriteitenlijst, maar wel op een manier waarop we herbronnen in wat belangrijk is en hoe we dat duurzaam op orde houden.
Ik zou de minister-president op dit punt nog een kleine vraag willen stellen. Ik heb hem verwezen naar het rapport van de WRR, getiteld Reflecties op de coronacrisis. Ik vroeg hem of hij op een ander moment nog wat specifieker op die aanbevelingen terug zou willen komen. Want dat is langetermijnwerk en dat hoeft van mij dus niet meer vanavond, maar ik kan we wel voorstellen dat we daar verder toch gedachten aan wijden als we het over die lange lijnen hebben.
Ten aanzien van de arbeidsmarkt wachten wij nu de derde week van november vol blijdschap en vreugde af. Dan komt de reactie op de commissie-Borstlap. Ik hoop dat ook het arbeidsrechtelijk deel daarin echt aan de orde zal komen. Die verwachting spreek ik wel uit, want de minister-president heeft minister Koolmees toch al van huiswerk voorzien.
Wat mijn fractie betreft is de belangrijkste vraag dus hoe we dit samen volhouden als samenleving die we willen zijn, namelijk niet gepolariseerd maar voor elkaar. Het deed mij deugd om de minister-president juist vanavond ook de rol van die burgemeester zo scherp te zien benoemen ten aanzien van de handhaving. Ik zou daarnaast willen zeggen: maar ook als boegbeeld en als burgervader of burgermoeder van de plaatsen waar zij gesteld zijn. Ik zou het kabinet op dat punt willen oproepen om ook de burgemeesters, samen met de minister van Binnenlandse Zaken, juist in die positie te zetten. Dat begint al met gewoon het uitwisselen van wat werkt en wat niet werkt. Kan het kabinet daar nog kort op terugkomen?
Ten aanzien van drugs — want criminaliteit gaat helaas gewoon door; zo is dat — kan ik helemaal aansluiten bij de woorden van de heer Knapen. De commissie-Noordanus heeft duidelijk gezegd dat er meer nodig is dan wat dit kabinet levert. De minister-president heeft nog eens de goede inzet verwoord die het kabinet al doet, maar het gaat mij juist om de stap verder die gezet moet worden, en dat is langdurig. Dat deltaplan is dus meer dan wat het kabinet nu doet. Dat wilde ik toch nog even terugleggen in antwoord op wat de minister-president in de eerste termijn zei.
Ik kom tot mijn slot, voorzitter. Samen komen we volgens mij verder. Dat zal gelden voor ons allemaal, maar dat betekent ook dat het neerleggen van de rekening van deze crisis eerlijk zal moeten gebeuren. We werden het daarover nog niet helemaal eens. Dat hoeft ook nog niet, want de rekening moet nu niet betaald worden. Maar ik denk dat we het er wel over eens zijn dat die rekening niet moet komen bij de middenklasse, bij de belastingbetalende burger die de vorige crisis voor zijn rekening heeft genomen. Ik denk dat we zo met elkaar het beste kunnen zoeken voor onze samenleving.
In onze vorige zaal is één ding iets mooier dan in deze zaal. Verder heb ik niks te klagen, hoor. Maar ik heb het over het plafond met die kindertjes van Staat die naar beneden kijken. Ik denk dat we die allen in gedachte mogen houden, juist in deze tijd. Voor hen doen we het, gaan we door en zetten we door. Ik wil het kabinet en de hardwerkende ministers, zelfs de ministers die niet aanwezig zijn, daarin heel veel sterkte en steun wensen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Bikker. Ik hoor iemand klappen. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Kox namens de fractie van ... Van de SP; ik was nog niet klaar.
De heer Kox i (SP):
Voorzitter. Ik bedank de voorzitter, die zelfs de aankondiging van ons als sprekers spannend weet te maken. Ik bedank de minister van Financiën, die terwijl wij hier aan het praten waren, de hele dag door heeft zitten werken. Ik ben benieuwd hoeveel geld hij erdoorheen heeft gejaagd, meneer de minister-president. En ik bedank de minister-president voor de antwoorden.
Ik ben blij dat er een terugzendrechtwetsvoorstel aan zit te komen. Ik ben boos omdat we er niet in slagen om de slachtoffers van het belastingschandaal op tijd te betalen.
Ik ben ontevreden over het feit dat de minister-president mijn kernvragen over corona niet heeft beantwoord, zoals: wat te doen als in coronatijd de bestaande tegenstellingen nog verder vergroot worden? Ik vraag dit niet omdat ík dit denk, maar omdat alle planbureaus dat aangeven. Wat is het plan van de regering? Ik zou daarover echt graag een brief van de regering ontvangen, zodat deze Kamer daarover kan praten. We vertrouwen erop dat de regering alles doet wat nodig is, maar ik vind dat het parlement moet kunnen kijken of wij de plannen kunnen steunen zoals ze uitgevoerd gaan worden. Dit is een debat over het beleid van de regering en daar hebben wij recht op. Dus, graag een toezegging of er een brief komt waarin de samenhang van de aanpak wordt beschreven die tegen moet gaan dat de coronacrisis de bestaande tegenstellingen nog verder vergroot, zodat het parlement daarover kan praten.
Ik heb geen antwoord gekregen op mijn verzoek om de werkers in de zorg, die ons door de volgende fase van deze pandemie moeten helpen, extra te steunen. Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De voorzitter:
Door de leden Kox, Vos, Rosenmöller, Frentrop, Gerbrandy, Schalk, Faber-van de Klashorst, Koffeman, Van Rooijen en Otten wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
gezien de enorme impact van de coronapandemie op de samenleving;
constaterende dat bij het bestrijden van de pandemie de inzet van onze zorgverleners van onschatbare waarde is;
roept de regering op de reeds voor dit jaar toegezegde bonus als eenmalige waardering voor zorgverleners nu met de grootst mogelijke spoed uit te keren;
en roept de regering op in 2021 ook een structureel betere financiële waardering voor zorgverleners mogelijk te maken en daarvoor voldoende ruimte in de begroting te scheppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter G (35570).
De heer Kox (SP):
Ik hoop dat de fracties die de motie niet medeondertekend hebben toch steun aan de motie willen overwegen.
Ik ben tot slot blij dat ik daarmee de regering kan helpen die altijd graag heeft dat in beide huizen van het parlement dezelfde mening wordt uitgesproken. Misschien is die aan de overzijde wat verrassend, hier is die welbewust, want dat past ook in de kamer van reflectie. Als twee Kamers zeggen dat er iets moet gebeuren, wil ik de regering nog zien die zegt "dat gaan we toch niet doen".
De voorzitter:
Dank aan de heer Kox. Dan geef ik het woord aan de heer Koffeman namens de fractie van de Partij voor de Dieren.
De heer Koffeman i (PvdD):
Voorzitter, dank u wel. Ik had de minister-president in eerste termijn al uitbundig gecomplimenteerd met z'n optimisme. Ik mag dat in tweede termijn doen met z'n verbale lenigheid. Hij heeft die in de Tweede Kamer ook al eerder getoond. Op het moment dat het over het salaris gaat van leden van het Koninklijk Huis lacht hij het weg of zegt hij dat ze overal buiten vallen en in ieder geval niks te maken hebben met de Wet normering topinkomens. Misschien is dat juist wel het probleem. In deze coronatijden doen andere vorstenhuizen — we hebben er maar weinig, althans waaraan wij ons kunnen spiegelen — het anders. Prins Albert van Monaco heeft besloten 40% van zijn salaris in te leveren, want hij zegt: in deze coronatijden moet je het niet te wild maken. Kroonprinses Elisabeth van België heeft gezegd: ja, het zou toch een beetje al te dol zijn dat ik op m'n 18de €925.000 krijg; laten we dat niet doen, ik geef dat gewoon terug aan de Belgische staat. In Nederland blijft het stil en wordt er gezegd, vandaag bijvoorbeeld: het Koninklijk Huis staat helemaal buiten de Wet normering topinkomens.
Ze hebben er natuurlijk wel degelijk iets mee te maken, namelijk dat ze er een uitzondering op vormen. Dat is interessant. Ik denk dat het goed is om eens te kijken naar het maatschappelijk draagvlak voor publieke functies die gehonoreerd worden buiten de Wet normering topinkomens om en die dus eigenlijk overal buiten vallen. Je kunt het mensen in deze tijd niet meer aandoen dat ze overal buiten vallen. In die zin lijkt het me zinvol om daar een onderzoek naar in te stellen. Ik heb daar de volgende motie voor.
De voorzitter:
Door de leden Koffeman, Teunissen, Nicolaï, Kox en Gerbrandy wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de Wet normering topinkomens beoogt een bovengrens te stellen aan de honorering van functies in publieke dienst;
overwegende dat het maximeren van vergoedingen voor publieke functies regelmatige herijking verdient;
verzoekt de regering een onafhankelijk onderzoek in te doen stellen naar het maatschappelijk draagvlak voor het uitzonderen van publieke functies van de WNT, inclusief de wettelijke indexering daarvan, en de Kamer binnen zes maanden te informeren over de uitkomsten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter H (35570).
Dank u wel, meneer Koffeman. Dan geef ik graag het woord aan de heer Van Rooijen namens de fractie van 50PLUS.
De heer Van Rooijen i (50PLUS):
Voorzitter. Ik dank de minister-president voor zijn beantwoording en ik wens minister Hoekstra sterkte bij deze bijzondere rol, eenzaam maar niet alleen achter de regeringstafel.
Ik waardeer speciaal het antwoord van de minister-president over de samenwerking binnen Europa en de Europese Unie tussen de lidstaten, de grotere landen, de blokken. Ik vond dat een heel positieve toelichting en een blik op hoe het achter de schermen gaat.
We hadden, ik zou haast zeggen "weer", een levendig debat. Ik kijk uit naar volgend jaar. U begrijpt misschien de ondertoon: we hadden een levendig debat over pensioenen. Ik heb daarover twee moties. In de eerste plaats een motie over pensioenkortingen.
De voorzitter:
Door de leden Van Rooijen, Faber-van de Klashorst en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de dreiging van omvangrijke pensioenkortingen de transitie naar het beoogde nieuwe pensioenstelsel onder grote druk zet;
overwegende dat het afwenden van grote pensioenkortingen niet ingegeven mag worden door electorale overwegingen rondom de Tweede Kamerverkiezingen;
verzoekt de regering om een definitieve oplossing te omarmen waarmee de dreiging van pensioenkortingen gedurende de transitieperiode wordt uitgesloten,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter I (35570).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Een tweede motie over pensioenen.
De voorzitter:
Door de leden Van Rooijen en Faber-van de Klashorst wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
verzoekt de regering om indexatie van pensioenen dichterbij te brengen door het hanteren van een vaste rekenrente van ten minste 2% gedurende de transitieperiode naar het beoogde nieuwe pensioenstelsel,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter J (35570).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ten slotte een motie over de koopkracht voor de gepensioneerden, die dicht bij nul is, namelijk er net boven.
De voorzitter:
Door de leden Van Rooijen, Faber-van de Klashorst en Van Strien wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de arbeidskorting wordt verhoogd met maximaal €428 en voor de lage inkomens met €184;
constaterende dat de ouderenkorting wordt verhoogd met maximaal €81;
overwegende dat het standaardpraktijk is geworden om de arbeidskorting elk jaar veel sneller te laten stijgen dan de ouderenkorting;
verzoekt de regering om de arbeidskorting en de ouderenkorting in ongeveer dezelfde mate te laten stijgen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter K (35570).
De heer Van Rooijen (50PLUS):
Ten slotte wens ik de minister-president en het kabinet veel wijsheid en sterkte. Ik vond het heel bijzonder dat we tijdens dit debat ook naar een persconferentie konden kijken. Ik vind het toch wel heel apart dat dat allemaal zo door u gedaan wordt.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Rooijen. Dan geef ik graag het woord aan de heer Schalk van de SGP.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter, dank u wel. Twee opmerkingen vooraf. Ik heb mijn mobiel dit keer op mijn tafel laten liggen. Ten tweede. Ik zag de minister-president zojuist de persconferentie geven en ik dacht bij mezelf: hij heeft hier een heerlijke dag gehad, want hij staat daar fris als een hoentje de persconferentie te houden. Wij hebben blijkbaar goed voor de minister-president gezorgd.
Dank voor alle antwoorden. Sommige van die antwoorden zijn overigens zwaar om te dragen, vond ik, zoals die rond leven en dood. Dat gaat zo diep in tegen mijn diepste intenties en ...
De voorzitter:
De microfoon valt uit, dus ik schors even voor een moment.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
De voorzitter:
De geluidsinstallatie doet het weer, dus wij hervatten de vergadering. Ik geef het woord wederom aan de heer Schalk.
De heer Schalk i (SGP):
Voorzitter. Blijkbaar was mijn tekst zo beladen dat de geluidsinstallatie het begaf. Ik zal mijn zinnen nogmaals herhalen. Dank voor de antwoorden van de minister president. Sommige antwoorden zijn zwaar om te dragen, zoals die rond leven en dood. Dat gaat zo diep in tegen mijn diepste intenties en geloofsovertuiging dat ik eigenlijk alleen maar kan zeggen: kies dan het leven. Dat staat in Deuteronomium 30. Daar staat de oproep bij om God lief te hebben, want "Hij is uw leven en de lengte uwer dagen". Dat betekent dat God de Bron is van het leven. De levensduur ligt in Zijn handen. In dat licht vind ik het perspectief op de toekomst mager als we zouden denken dat er alleen perspectief op de toekomst is als er een vaccin is. Ik weet zeker dat de minister-president begrijpt wat ik bedoel.
Voorzitter. Wat betreft het klimaat heb ik één heel korte vraag. Heel ronduit: denkt de minister-president werkelijk dat 49% CO2-reductie haalbaar is in 2030? En meent hij dat ook van 55%?
Ten aanzien van de staatsschuld heeft mijn partij er altijd op gehamerd dat we de overheidsfinanciën goed moeten blijven beheersen. Laten we dat ook in de toekomst blijven doen.
Voorzitter. De minister-president vertelde dat hij zaterdag de Hervormingsdaglezing mag houden. Hij refereerde aan Luther. Die hield ook rekening met allerlei zaken, zoals de eindigheid. Hij hield altijd hoop. Een heel bekende uitspraak van hem is: "Als ik wist dat morgen de wereld zou vergaan, zou ik vandaag een appelboom planten." Dat spreekt van hoop dwars door alles heen. Die hoop wens ik ook ons kabinet van harte toe.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Schalk. Dan geef ik graag het woord aan de heer Otten van de Fractie-Otten.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Voorzitter. We hebben in de eerste termijn een aantal innovatieve, grotere ideeën gepresenteerd voor de noodzakelijke modernisering van Nederland. Ondertussen zitten we midden in een heftige tweede coronagolf en hebben we natuurlijk ook aandacht voor dringende praktische problemen die snel opgelost moeten worden.
De klappen van de coronacrisis vallen bovenmatig bij het mkb en de 1 miljoen zzp'ers in Nederland. Het is nu van het allergrootste belang dat deze mkb'ers en zzp'ers in ieder geval snel extra uitstel van betaling van belasting krijgen, omdat ze op dit moment bijna niks verdienen. Daarom dien ik de volgende motie in.
De voorzitter:
Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel mkb'ers en zzp'ers nu financieel zeer ernstig geraakt worden door de tweede golf van het coronavirus;
constaterende dat de periode om versoepeld uitstel van betaling van belasting aan te vragen op 1 oktober 2020 is geëindigd;
overwegende dat het wenselijk is om ook aanvragen die na 1 oktober 2020 zijn gedaan in behandeling te nemen;
verzoekt de regering het versoepelde beleid te verlengen tot 1 januari 2021, met dien verstande dat uitstel voor nieuw opkomende verplichtingen uiterlijk tot 1 januari 2021 wordt verleend, zodat er één uitstelregime met één einddatum voor alle ondernemers is,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter L (35570).
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ook een groot praktisch probleem is de transitievergoeding, die voor veel ondernemers een onoplosbare patstelling creëert. We hebben daar ook een motie over, die luidt als volgt.
De voorzitter:
Door de leden Otten en De Vries wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat veel mkb-ondernemers die nu hard geraakt zijn door de coronacrisis structureel te weinig werk hebben voor hun werknemers;
overwegende dat deze ondernemers ook niet kunnen afslanken in hun personeelsbestand omdat ze onvoldoende reserves hebben om transitievergoedingen te betalen;
constaterende dat dit leidt tot een catch 22-situatie voor deze ondernemers, waarbij ze niet langer deze werknemers kunnen betalen maar ze ook niet kunnen ontslaan en zo de levensvatbaarheid van vele bedrijven in gevaar komt;
verzoekt de regering om op korte termijn een — al dan niet tijdelijke — oplossing voor dit probleem te vinden, opdat er geen onnodige faillissementen van op zich levensvatbare bedrijven plaatsvinden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter M (35570).
De heer Otten (Fractie-Otten):
Tot slot de zorg. Wij hebben het allemaal uitgebreid gehad over de zorg in deze barre coronatijden. Wij hebben veel waardering voor de mensen in de zorg, die het niet gemakkelijk hebben. In het debat hebben wij aangegeven dat wij mogelijkheden zien om daar geld voor vrij te maken. Daarover gaat de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Otten, De Vries en Kox wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de zorgverzekeraars beschikken over meer dan 10 miljard euro aan liquide middelen;
constaterende dat de solvabiliteitsratio van de zorgverzekeraars veel hoger is dan vereist en dat er minimaal 3 miljard euro meer bij zorgverzekeraars in kas zit dan de regels voorschrijven;
constaterende dat er een enorm geldbedrag op de plank ligt bij zorgverzekeraars waar feitelijk niets mee gebeurt;
verzoekt de regering na te gaan of deze overtollige liquiditeiten bij zorgverzekeraars kunnen worden ingezet voor betere beloning en verbetering van de arbeidsomstandigheden in de zorgsector en verlaging van het eigen risico van de zorgverzekeringen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter N (35570).
De heer Otten (Fractie-Otten):
Voorzitter. Ik wil het kabinet sterkte en succes wensen bij het bestrijden van de corona-epidemie.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Otten. Dan geeft ik ten slotte in deze termijn graag het woord aan de heer Gerbrandy namens de OSF-fractie.
De heer Gerbrandy i (OSF):
Voorzitter. Ik wil eerst mijn dank uitspreken aan de minister-president en zijn kabinet, die in deze zware tijd het land moeten besturen.
Ik dien twee moties in. De eerste gaat over de verhuurderheffing. De premier zei ons dat daar inderdaad iets aan gedaan wordt: 30 miljoen per jaar wordt teruggegeven van de verhuurderheffing, maar dat is 15%. 2,2 miljoen aan huren van sociale woningbouw gaat naar de staat.
De voorzitter:
Door de leden Gerbrandy, Vos, Rosenmöller, Schalk, Koffeman, Van Rooijen en Kox wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er in Nederland een ernstige woningnoodsituatie is ontstaan, mede omdat de woningcorporaties en de particuliere verhuurders van sociale huurwoningen sinds 2013 een verhuurderheffing kregen opgelegd — deze verhuurderheffing van ongeveer 2 miljard per jaar werd destijds opgelegd om het tekort op de rijksbegroting te lenigen;
constaterende:
-
-dat de woningnood onaanvaardbaar hoog is;
-
-dat de woningcorporaties en de particuliere verhuurders van sociale huurwoningen een substantiële bijdrage kunnen leveren aan het bouwen van meer goede, duurzame en betaalbare woningen voor met name mensen met lagere inkomens;
-
-dat de woningcorporaties en de particuliere verhuurders van sociale huurwoningen met die 2 miljard euro per jaar het woningtekort en de klimaatdoelstellingen van de regering mede moeten kunnen oplossen;
verzoekt de regering om de verhuurderheffing per 2021 sterk te verminderen en op termijn af te schaffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Zij krijgt letter O (35570).
De heer Gerbrandy (OSF):
De premier zei dat hij het bestaansrecht van elke Nederlander respecteert, maar we weten dat de toeslagen, de vrijstellingen, de kortingen en de problemen bij de Belastingdienst enorm zijn. Daarom zou ik willen vragen om te kijken naar een ander systeem en dat is het volgende.
De voorzitter:
Door het lid Gerbrandy wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende:
-
-dat de welvaart in Nederland groot is;
-
-dat de welvaart niet evenredig verdeeld wordt;
-
-dat er veel Nederlanders zijn die in armoede leven;
-
-dat die armoede een beschaafd land als Nederland onwaardig is;
-
-dat iedere Nederlander bestaanszekerheid moet hebben;
-
-dat het woud aan steunmaatregelen, zoals toeslagen, kortingen, vrijstellingen enzovoort, goed bedoeld is, maar steeds minder effect heeft;
-
-dat er gegronde redenen zijn om een gedegen onderzoek te laten doen naar een ander en wellicht beter systeem;
verzoekt de regering om een gedegen onderzoek, bijvoorbeeld een interdepartementaal beleidsonderzoek, te doen naar alle aspecten van een basisinkomen voor alle Nederlanders,
en gaat over tot de orde van de dag.
Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.
Zij krijgt letter P (35570).
De heer Gerbrandy (OSF):
Een laatste punt: de financiën van de gemeenten en de Omgevingswet. Dat is een enorme systeemverandering die de gemeenten veel moeite en geld zal kosten. Ik had een concrete vraag gesteld: kan de regering garanderen dat dit niet opnieuw een financieel debacle wordt voor de gemeenten? Ik zou daar graag een kort en duidelijk antwoord op willen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Gerbrandy. Wenst een van de leden nog het woord in de tweede termijn? Dat is niet het geval. Bent u in de gelegenheid om over tien minuten te antwoorden, minister-president? Dat is het geval. Ik schors de vergadering voor tien minuten.
De vergadering wordt van 22.59 uur tot 23.09 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de minister-president.
Minister Rutte i:
Voorzitter. Eerst bespreek ik nog een paar vragen, dan doe ik de moties en dan heb ik nog een hele korte slotopmerking.
Ik begin bij nog wat vragen. Ik had de heer Rosenmöller beloofd om nog nader in te gaan op de positie van jongeren. Laat ik daarover zeggen dat ik het natuurlijk zeer met hem eens ben dat jongeren zeer worden geraakt. Iedereen wordt geraakt door de crisis, maar ook zeker jongeren, en ook zeker sociaal-economisch. We zijn met collega's in het kabinet langs een aantal invalshoeken aan het kijken hoe we de stem van jongeren beter bij het beleid kunnen betrekken. Voorbeelden zijn dat we vanuit de maatschappelijke diensttijd het project Jongeren aan Zet hebben gelanceerd, waarbij jongeren uit kleinere gemeentes zich inzetten voor een ander door middel van projecten. Het ministerie van VWS is in gesprek met organisaties die werken aan het verminderen van de eenzaamheid onder jongeren en aan het bevorderen van hun mentale weerbaarheid. Met de evenementenbranche kijken we naar mogelijkheden om evenementen voor onder andere jongeren veilig te organiseren.
Minister Ollongren werkt samen met diverse jongerenorganisaties aan de realisatie van nieuwe, duurzame vormen van jongereninspraak, zodat we jongeren, ook nadat we de crisis overwonnen hebben, structureel kunnen blijven betrekken bij de beleidsvorming. Ook in de nieuwe covidcampagne, die nu loopt, is veel aandacht voor jongerencommunicatie, bijvoorbeeld door in te zetten op verspreiding via media met een groot bereik onder jongeren en door het kiezen van een positieve insteek, met veel aandacht voor persoonlijke verhalen en goede voorbeelden van jongeren.
Ik deel echter het punt van de heer Rosenmöller dat het belangrijk is om niet alleen losse maatregelen te nemen in deze moeilijke tijden, maar ook na te denken over de samenhang. Ik kan de gevolgen voor jongeren vanavond niet meteen minder maken. Het kabinet is hierover in goed gesprek met jongerenorganisaties, gemeenten, veiligheidsberaad en anderen, om samen te verkennen hoe we jongeren al op korte termijn perspectief kunnen bieden. Ook voor de langere termijn is het thema geagendeerd in de besluitvorming voor corona, belegd bij de directeur-generaal Samenleving en COVID-19.
Ik noemde al eerder dat de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven, op verzoek van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, een actieplan heeft opgesteld met acties om stages en leerbanen te werven. Mag ik daar nog op aanvullen dat het SBB ook acquisitie doet door bedrijven te bellen, gericht campagne te voeren en samen met scholen te zoeken naar regionale oplossingen voor tekorten? Ik noemde ook al het initiatief in de regio Rotterdam-Rijnmond als voorbeeld van een regionaal actieplan waar lokale overheden, scholen en bedrijven, gesteund door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven samen de schouders zetten onder het aanpakken van de stagetekorten. In het vierde servicedocument zijn handreikingen gedaan door scholen voor creatieve oplossingen.
Ik heb, samen met de voorzitter van VNO-NCW en de minister van OCW, bij de opening van het mbo-jaar een beroep gedaan op het Nederlandse bedrijfsleven om stages ook in deze tijd beschikbaar te houden. Het mbo is bij uitstek een voortzetting van het oude gildesysteem, waarbij de overheid zorgt voor de gebouwen en de leraren, en de bedrijven en de overheidsinstanties zorgen voor de plekken waar jongeren van leerling gezel en uiteindelijk meester kunnen worden. De rijksoverheid kijkt daarom ook naar de eigen rol als werkgever in het aanbieden van stages.
In deze context wil ik benadrukken dat wat echt helpt is om ervoor te zorgen dat we met z'n allen corona eronder krijgen. Jongeren spelen ook daarbij een cruciale rol. Ik vind het een mooi voorbeeld dat studentenverenigingen met gemeenten campagnes hebben ontwikkeld om het draagvlak voor de maatregelen te vergroten.
Voorzitter. Ik wil hiermee zeggen dat deze inventarisatie, die ik vanmiddag heb gevraagd op te halen, laat zien dat over een heel breed vlak ontzettend veel gebeurt om jongeren te betrekken bij het beleid. Maar het allerbelangrijkst is om er alles aan te doen dat die stageplekken in het mbo zo goed mogelijk overeind blijven en om, waar dat niet lukt, alternatieven te vinden.
De heer Rosenmöller i (GroenLinks):
Kortheidshalve nog even deze vraag. U zei zelf ook al dat er nog een verschil is tussen al deze losse maatregelen en de noodzaak daarin samenhang aan te brengen en perspectief te bieden aan die jongeren. De vraag is: wanneer zien we daar het product van?
Minister Rutte:
We zijn met jongerenorganisaties in gesprek over hoe we hen kunnen betrekken bij de vormgeving van het beleid. Het is niet zo dat dat op een gegeven moment af is. Dat is een proces. Ik verwacht binnenkort, of de komende tijd, ook zelf weer met jongerenorganisaties aan tafel te zitten. Ik heb inmiddels vier gesprekken gehad met jongerenorganisaties, van heel jonge mensen, maar ook van studenten, over hun betrokkenheid. Ik heb heel concreet gesproken over huisvesting, onderwijs, milieu en andere zaken en over hun bijdrage in het kader van corona die ze moeten en ook willen leveren. Daartoe zijn ze zeer gemotiveerd. Dat leidt ook weer tot een inktvlekeffect binnen de jongerengemeenschap. Maar er is geen nieuwe beleidsnota voorzien waarin dat allemaal samenkomt.
De heer Rosenmöller (GroenLinks):
Het gaat mij ook niet om een nieuwe beleidsnota. Het gaat mij erom dat onder andere die jongerenorganisaties zelf tevreden zijn met betrekking tot het perspectief dat hen door het kabinet geboden wordt. Dat is natuurlijk maar een deel van het antwoord, want het kabinet kan niet alles. Als zij tevreden zijn, dan kunt u dat ons laten weten en dan komen dat soort vragen de komende dagen en weken niet meer.
Minister Rutte:
Ik ga nog een stap verder. Ik zou willen dat jongerenorganisaties ons helpen om dat perspectief te schetsen. De gesprekken zijn gaande om dat voor elkaar te krijgen. Laten we gewoon afspreken dat we in de voortgangsbrief die we naar de Kamer sturen daar regelmatig aandacht voor vragen. Ik ben me zeer bewust van dit belang.
Een veilig en welvarend Nederland is alleen mogelijk binnen een goed functionerend multilateraal systeem. De VN speelt daarbij een sleutelrol. De Nederlandse belangen zijn gediend bij een goed functionerende VN. Hiertoe draagt Nederland in 2021 ruim 500 miljoen euro bij uit de begroting voor BuHa-OS als vrijwillige bijdrage aan verschillende VN-organisaties.
De heer Knapen had een vraag over projecten die in de bouwfase slechts beperkt stikstof emitteren. Hiervoor werkt het kabinet aan een vrijstelling voor die vergunningsplicht. Het klopt dat die vrijstelling alleen betrekking heeft op de bouwfase en niet op de gebruiksfase. Als er in de gebruiksfase emissies zijn, vergt dat uiteraard een vergunning. Het kabinet werkt dan ook aan een structureel maatregelenpakket om ook die ruimte te creëren. Daartoe heeft het kabinet de Wet stikstofreductie en natuurverbetering ingediend. Daar is een wettelijk reductiedoel in vastgelegd. Die reductie maakt herstel van natuur mogelijk en schept ruimte voor nieuwe economische activiteiten.
De heer Knapen had ook een vraag over de heer Noordanus. Ik heb al gemeld dat we structureel geld vrijmaken voor een breed offensief tegen ondermijnende criminaliteit. Ook wordt dat Multidisciplinair Interventie Team ingericht. Het nieuwe Multidisciplinair Interventie Team groeit de komende jaren uit tot een team van specialisten om de aanpak te versterken. Dit is bij uitstek bedoeld voor de langere termijn. Ik dacht dat Noordanus sprak over een termijn van tien jaar. Het gaat in ieder geval over kabinetsperiodes heen. Daar zijn we zeer aan gecommitteerd. Ik twijfel er ook niet aan dat het bij formaties zonder twijfel en zonder problemen doorloopt. Dit kan alleen als het structureel over de langere termijn gaat.
Dan was er een vraag of er plannen zijn voor het verlichten van de werkdruk in de zorg en voor het inzetten van medici die even zijn afgeschaald op andere plaatsen in de zorg, voor coronabestrijding. We kijken op dit moment breed in overleg met de NZa en de zorginstellingen en in relatie tot de zorg die wordt afgeschaald hoe zorgmedewerkers in den brede, conform de opmerking van mevrouw Vos, kunnen worden ingezet. De afstemming hierover vindt vooral plaats op regionaal niveau, omdat vraag en aanbod daar natuurlijk het beste bij elkaar komen.
De rol van de burgemeesters is nog eens benadrukt in het betoog van mevrouw Bikker van de ChristenUnie. Daar hebben we het in de eerste termijn al over gehad. De vraag was hoe we het volhouden, hoe we dit doorzetten. Daar speelt de burgemeestersgroep inderdaad een belangrijke rol in, maar het heeft ook te maken met uitleggen waar we mee bezig zijn en waarom verschillende maatregelen nodig zijn. We moeten het mensen zo makkelijk mogelijk maken om de maatregelen op te volgen en inzetten op handhaving als mensen zich niet aan de maatregelen houden. Dat zijn de veiligheidsregio's, de burgemeesters, het kabinet. Uiteindelijk moet alles wat landelijk wordt besloten ook lokaal en regionaal uitgevoerd worden. Hierbij trekken we op met het Veiligheidsberaad, maar ook breed met de gemeenten. Denk ook aan de VNG, vertegenwoordigd in verschillende gremia. Uiteraard is het geen eenrichtingsverkeer. Ook het contact met het lokaal bestuur, ook de covidwet die vandaag is aangenomen, voorziet in een tweewegcommunicatie, want alleen samen kunnen we dit volhouden. Het gaat om dat langeretermijnperspectief zolang er geen vaccin is.
Dat sluit aan op een ander punt van mevrouw Bikker, over die lange lijnen. Die lange lijnen vanuit de coronacrisis landen op verschillende plekken in de besluitvorming. Ik heb in eerste termijn iets gezegd over hoe wij de korte termijn en de middellange en lange termijn beleidsmatig uit elkaar hebben getrokken en uiteraard ook weer samenbrengen. Inderdaad zijn de resultaten van de verschillende planbureaustudies input voor de verschillende verkiezingsprogramma's, waarin ook bijvoorbeeld stelselwijzigingen geregeld moeten worden. We moeten ons wel realiseren dat deze crisis ongekend en voor iedereen een totaal nieuwe situatie is, waarbij we altijd moeten reageren op voortschrijdend inzicht. Dus de lange termijn zal daardoor helaas regelmatig onderbroken worden door acties op de korte termijn.
Ja, dat reductiedoel van 49% is stevig, maar in het Klimaatakkoord hebben we met elkaar een pad afgesproken dat moet leiden tot 49%. Daar zit ook een monitoringssysteem bij, met de Klimaatwet en het klimaatplan, om periodiek die klus, die grote opgave die daar ligt, te bezien en aan te passen als dat nodig is, om de doelen te bereiken. Dat geldt ook bij een ophoging naar 55%. Wij zijn heel blij dat daar in Europa nu geleidelijk aan consensus over groeit. Dat is iets wat Nederland met Frankrijk en andere landen heeft bevorderd. Dat gelijke speelveld is daarbij van essentieel belang en wij denken dat dat realistisch en haalbaar is.
De nieuwe Omgevingswet moet zorgvuldig worden geïmplementeerd. We doen dat in overleg met alle koepels. Daar komen uiteraard ook alle financiële aspecten aan de orde. We volgen hier een zorgvuldig proces. De absolute garantie dat er niks misgaat, kan ik niet geven. Maar het proces is zo ingericht, met alle betrokkenen, dat we in alle stappen van het proces met elkaar kijken dat ook die financiële borging aanwezig is.
Dan kom ik bij de moties. De eerste motie is van de heer Frentrop. Mag ik ook nog iets zeggen over zijn termijn? Want hij schetste in zijn tweede termijn een aantal hele stellige tegenstellingen. Hij zegt: blijkbaar is het zo dat migratiebeleid belangrijker is dan de woningnood. Of: Brussel is uiteindelijk belangrijker dan het op orde brengen van de eigen financiën. Of: de opwarming van de aarde is belangrijker dan het oplossen van de coronacrisis. Ik denk dat die tegenstellingen niet zo zwart-wit zijn. In heel veel gevallen is het en-en. We moeten én ervoor zorgen dat illegale migratie, dus economische migratie, zo veel mogelijk wordt voorkomen, én dat het aantal migranten dat hiernaartoe komt en wel op onze opvang mag rekenen in aantallen zodanig is dat onze samenleving dat aankan. Dat moet gebeuren naast het aanpakken van het woningnoodprobleem.
We moeten in Brussel zorgen dat we zo goed mogelijk kijken hoe wij met harde voorwaarden landen kunnen helpen die echt in de prut zitten, ook in ons belang. Maar tegelijkertijd moeten we ook onze eigen financiën op orde brengen. En het klimaatvraagstuk en de energietransitie zijn ook economisch voor onze toekomst ontzettend belangrijk. Er zijn heel veel banen in de toekomst gelegen, ook door de energietransitie en de aanpak van de klimaatproblemen. Maar dat neemt niet weg dat we tegelijkertijd de coronacrisis moeten oplossen.
Ik heb uit de interrupties die de heer Frentrop kreeg van anderen de indruk gekregen dat hij die tegenstellingen stevig neerzet. Dat helpt in het debat; dank daarvoor. Dat zet duidelijk neer waar we allemaal staan. Tegelijkertijd heb ik daaruit afgeleid dat hij snapt dat uiteindelijk ook op dit soort punten weer compromissen moeten worden gesloten, maar dat hij duidelijk in dit debat de punten van zijn partij markeert. Dat kan ik alleen maar waarderen.
Dan ligt ook zijn eerste motie natuurlijk in het verlengde hiervan. Ik zou over die motie willen zeggen dat ik haar per saldo moet ontraden, omdat afspraak hier voor ons afspraak is. En er zitten in dat pakket belangrijke elementen, ook op het punt van de begroting zelf voor de komende zeven jaar, waaronder de kortingen, de hervormingen en het rechtsstatelijkheidsinstrument, die we allemaal belangrijk vinden. Dus per saldo, alles afwegend, moet ik de motie met letter D ontraden. Maar mag ik hem bedanken voor het plezierige debat en de scherpte? Ik zie uit naar de voortzetting van deze discussies.
De motie met letter E van GroenLinks heeft geen oordeel van het kabinet nodig, omdat het een oproep aan de Kamer is. Maar ik hoop natuurlijk van harte dat het doorgaat.
De motie met letter F over het schrappen van de vrijwillige bijdrage aan de VN ontraad ik, om de reden die ik net noemde. We hebben belang bij een sterk functionerend multilateraal systeem. Alleen op die manier kunnen wij de belangen van ons mooie land zo goed mogelijk overeind houden. Wij zijn te klein om dat in isolatie te doen. Daar hebben we de VN, de NAVO en de Europese Unie bij nodig.
Dan zou ik iets willen vragen over de motie met letter G van de SP over de zorgbonus. Aan het eerste punt, om die dit jaar uit te keren, gaan we alles proberen te doen.
Wat betreft het tweede punt, een structureel betere financiële waardering voor zorgverleners, zeg ik het volgende. Wij zijn bezig de kabinetsplannen uit te werken op het punt van de werkdruk en het werkplezier. Dat raakt natuurlijk ook aan het inkomen van mensen in de zorg, en aan hoe je bijvoorbeeld omgaat met schalen, inloopschalen en al dat soort vraagstukken. Uiteindelijk is daar 130 miljoen structureel voor beschikbaar. Mijn verzoek aan de heer Kox zou dus zijn om de motie met letter G aan te houden en ons de kans te geven om te komen met de uitwerking van dat plan voor die 130 miljoen. Dus het verzoek is om die motie aan te houden. De motie met letter H betreft een onafhankelijk onderzoek naar het uitzonderen van bepaalde publieke functies van de WNT. Die motie wil ik met een verwijzing naar het debat ontraden.
De motie met letter I van 50PLUS gaat over de pensioenkortingen. We hebben daarover natuurlijk uitvoerig gediscussieerd in de eerste termijn van de Kamer en de regering. In dat debat heb ik gezegd dat ik kortingen niet kan uitsluiten en dat er geen garanties zijn, maar dat we ze natuurlijk wel willen voorkomen. Met verwijzing naar dat deel van het debat moet ik de motie met letter I van 50PLUS ontraden.
De heer Koffeman i (PvdD):
Omdat de minister-president druk bezig is met de uitvoering in de Tweede Kamer, wil ik mijn motie aanhouden totdat dat werk is afgerond.
De voorzitter:
Voor de volledigheid en voor de Handelingen, betreft dat dus motie 35570 met letter H?
De heer Koffeman (PvdD):
Dat denk ik wel, ja.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Koffeman stel ik voor zijn motie (35570, letter H) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Rutte:
Wat ik net zei in de richting van de heer Van Rooijen over de pensioenkortingen geldt dan ook voor de motie met letter J over de indexatie. Ook die moet ik per saldo ontraden.
Dan de koopkracht van ouderen, zoals dat hier staat. De doelstelling van de ouderenkorting en van de arbeidskorting is echt anders. Bij de arbeidskorting gaat het ook om een participatieprikkel. Bovendien gaat het om koopkracht voor werkenden, die door de coronacrisis zeer onzeker is. Koopkrachtplaatjes zeggen nu heel weinig over de daadwerkelijke situatie. Na lang aarzelen, moet ik uiteindelijk ook de motie met letter K van 50PLUS ontraden.
Dan kom ik bij de heer Otten. Hij heeft een interessante motie ingediend met letter L, over het versoepelen van het beleid wat betreft het fiscaal uitstel aanvragen tot 1 januari 2021, en dat dus te verlengen. Ik denk dat er iets voor te zeggen is, in het licht van de aanvullende maatregelen en de extra steun die vandaag is aangekondigd, om ook op dit punt bedrijven meer ademruimte te geven. Ik zou dus willen zeggen: oordeel Kamer op de motie van de heer Otten met letter L. Als de motie wordt aangenomen, zal die natuurlijk leiden tot een brief van de beide staatssecretarissen, of van een van de staatssecretarissen, aan de Kamer.
Dan de motie met letter M. Over de tijdelijke oplossing voor de transitievergoeding heb ik een brief toegezegd. Als u me nou dwingt, dan moet ik de motie ontraden, maar mijn verzoek aan de heer Otten zou zijn om de motie aan te houden totdat die brief er is. Ik zie hem heftig "ja" knikken. De constatering is dan denk ik dat de motie met letter M is aangehouden.
De voorzitter:
Als u dat wil bevestigen, dan graag.
De heer Otten i (Fractie-Otten):
Het is goed om te horen dat er een toezegging gedaan wordt om een brief te sturen. Ik hoop dat dat ook in het toezeggingenregister kan worden opgenomen. Dan zal ik de motie met letter M aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Otten stel ik voor zijn motie (35570, letter M) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Rutte:
Dan de motie met letter N. Die motie van de heer Otten moet ik ontraden. Die gaat over de zorgverzekeraars. De zorgsalarissen zijn marktconform voor 2021. Daarvoor is ook in 2021 extra loonruimte voorzien, via het zogenaamde convenant dat daarvoor vigeert. Dat is het ova-convenant. Ik denk dat deze motie zo niet kan, dus ik moet de motie met letter N ontraden.
Dan kom ik bij de motie van de OSF, die gaat over de verhuurderheffing per 2021. Er zijn wat ons betreft al voldoende instrumenten om de woningbouw door corporaties te stimuleren. Ik wil de motie met letter O ontraden.
De motie met letter P vraagt om wat meer dialoog tussen mij en de heer Gerbrandy, omdat ik hem wil vragen of hij de IBO-toeslagen waaraan wordt gewerkt, alsmede de contourennota bedoelt. Als ik de motie zo mag lezen, dan wil ik de motie graag oordeel Kamer geven. Als hij om nog weer een heel nieuw onderzoek vraagt, dan krijgen we weer een beetje Thomas Manns Buddenbrooks uit 1848: "We willen een republiek." "U heeft er al een." "Dan willen we er nog een." Dan wordt het dus een beetje dubbelop. Als ik het zo mag uitleggen, dan denk ik dat de motie met letter P oordeel Kamer kan zijn.
De heer Gerbrandy i (OSF):
Ik ga daarmee akkoord. Ik wacht de mening van de senatoren af.
De voorzitter:
Dank u wel. Dat betreft de motie met de letter P van Pieter. De heer Kox.
De heer Kox i (SP):
De minister-president stelde voor om de motie over een structureel betere financiële waardering voor zorgmedewerkers aan te houden. Dat vind ik goed geprobeerd, maar dat ga ik natuurlijk niet doen. Het is niet mooier dan wat er vandaag kan gebeuren, namelijk dat in beide Kamers een motie met dezelfde strekking aangenomen wordt. De motie wordt dus niet aangehouden, maar moet in stemming komen.
Minister Rutte:
Dan moet ik die ontraden.
Voorzitter, als u mij toestaat, kom ik op nog een paar laatste opmerkingen. Ik praat even vanuit mijn en ook vanuit Hoekstra's gevoel van vandaag. Deze Algemene Politieke Beschouwingen waren in menig opzicht bijzonder. Het coronavirus heeft al geleid tot een eigensoortige positionering van de Kamer, zeker van deze Kamer, ook richting het kabinet en ook nog eens op deze prachtige plek. De bestrijding van het virus was namelijk een belangrijk thema. Dat kwam terug in de bijdragen van veel sprekers. Mevrouw Bredenoord heeft bijna haar hele bijdrage daaraan gewijd. Maar in veel bijdragen kwam de bestrijding van het virus prominent aan de orde.
Ook tussen de bedrijven van deze Algemene Beschouwingen door was dit een thema dat de Kamer bezighield. De Eerste Kamer heeft vandaag gestemd over de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 en heeft dit wetsvoorstel aangenomen. Daarmee is een goede parlementaire basis gelegd onder de maatregelen die nodig zijn voor de bestrijding van het virus. De Eerste Kamer heeft hieraan gisteren, en in zekere zin ook vandaag, door een gedegen inbreng haar eigen bijdrage geleverd. Dat toont wat mij betreft de rol aan welke de Eerste Kamer 75 jaar na de bevrijding speelt in ons constitutioneel stelsel. Dat toont ook de herleving van deze Kamer aan. Uw Kamer nam onlangs een grondwetsvoorstel aan inzake de uitbreiding van het kiesrecht van Nederlanders in het buitenland. Dat is van betekenis voor de samenstelling van de Eerste Kamer. Naar verwachting zal deze Kamer op afzienbare termijn ook grondwetsvoorstellen in behandeling kunnen nemen die betrekking hebben op andere onderdelen van de positie van de Eerste Kamer in het staatsbestel.
Hoezeer de Eerste Kamer bij haar klassieke taak op het gebied van de wetgeving oog kan hebben voor de maatschappelijke uitvoering en de werking van wetgeving, sprak vandaag volgens mij ook uit het voorstel van de leden om het onderwerp discriminatie, in de ruimste zin des woords, onderwerp te maken van de agenda. Dat is een voorstel dat aanvankelijk uit de hoek van GroenLinks en VVD kwam, maar dat, zo begreep ik, op bredere instemming kan rekening in de Eerste Kamer. Het lijkt mij, zo zeg ik hier maar even als waarnemer, een initiatief dat past bij de 75ste verjaardag van de Verenigde Naties, maar dat ook past bij wat Nederland is en moet blijven: een land waarin mensen niet worden beoordeeld op hun afkomst maar op hun toekomst, niet op hun geloof maar op hun gedrag en niet op hun verleden maar op hun toekomst. Wat dat betreft wens ik de Kamer namens het kabinet heel veel succes bij de uitwerking van dat voorstel. Daar zullen we graag bij van dienst zijn, als we kunnen helpen.
Tot slot wil ik u, voorzitter, en alle leden van de Kamer zeer bedanken voor een bijzonder plezierig verblijf hier. Ik ben rijk gefoerageerd met koekjes en koffie. Ook namens de heer Hoekstra veel dank.
De voorzitter:
Dank u wel, minister-president. Ik dank natuurlijk ook het gehele kabinet, via u. Dank voor de beantwoording.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Conform afspraak met de fractievoorzitters stemmen wij volgende week over de ingediende moties. Ik wens u allen wel thuis en ik sluit de vergadering.
Lijst van besluiten en ingekomen stukken
Lijst van besluiten:
De Voorzitter heeft na overleg met het College van Senioren besloten om:
-
a.de behandeling van de volgende hamerstukken te doen plaatsvinden op 27 oktober 2020:
Wijziging van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid in verband met enkele aanpassingen (35106 (R2115);
Wijziging van onder meer de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met vereenvoudiging van de grondslagen van de bekostiging voor personeels- en exploitatiekosten van de scholen voor voortgezet onderwijs (vereenvoudiging grondslagen bekostiging vo-scholen) (35334);
Wijziging van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme BES en de Wet financiële markten BES in verband met het aanpakken van geconstateerde risico's op witwassen en financieren van terrorisme op de BES en het in overeenstemming brengen van deze wetgeving met de aanbevelingen van de Financial Action Task Force (35458);
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (XIII) voor het jaar 2020 (Vierde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie 2.0) (35472);
-
b.de plenaire behandeling van het volgende wetsvoorstel te doen plaatsvinden op 26 oktober 2020 en de hoofdelijke stemming op 27 oktober 2020 onder voorbehoud:
Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19) (35526);
-
c.het voorbereidend onderzoek van het volgende wetsvoorstel door de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning te doen plaatsvinden op 27 oktober 2020:
Tijdelijke regels omtrent verkiezingen in verband met covid-19 (Tijdelijke wet verkiezingen covid-19) (35590).
Lijst van ingekomen stukken, met de door de Voorzitter ter zake gedane voorstellen:
-
1.de volgende door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangenomen wetsvoorstellen:
Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en van de Arbeidstijdenwet (Verzamelwet IenW 2019) (35319);
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering en het Wetboek van Strafrecht in verband met de nadere versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces (Wet uitbreiding slachtofferrechten) (35349);
Wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter verruiming van de mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen (35366);
Goedkeuring van het op 22 oktober 2015 te Riga tot stand gekomen Aanvullend Protocol bij het Verdrag van de Raad van Europa ter voorkoming van terrorisme (Trb. 2016, 180) (35381 (R2143));
Goedkeuring van het op 4 april 2014 te Montreal tot stand gekomen Protocol tot wijziging van het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen (Trb. 2019, 140 en Trb. 2020, 3) (35391 (R2144));
Tijdelijke bepalingen in verband met maatregelen ter bestrijding van de epidemie van covid-19 voor de langere termijn (Tijdelijke wet maatregelen covid-19) (35526);
Tijdelijke regels omtrent verkiezingen in verband met covid-19 (Tijdelijke wet verkiezingen covid-19) (35590).
Deze wetsvoorstellen zullen in handen worden gesteld van de desbetreffende commissies;
-
2.de volgende regeringsmissives:
een, van de minister-president, minister van Algemene Zaken, inzake afschrift van brief aan de Tweede Kamer inzake vragen over begroting de Koning (I) en AZ (III) 2021 (griffienr. 167678);
een, van alsvoren, inzake afschrift van zijn brief van 28 september 2020 aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake antwoorden vragen van de leden Kwint en Alkaya aan de minister-president over het nieuws dat gedupeerde ouders van de CAF 11-zaak al veel eerder compensatie hadden kunnen krijgen (ingezonden 7 september 2020; 2020Z15718);
een, van de minister van Buitenlandse Zaken, inzake geannoteerde agenda Raad Algemene Zaken van 13 oktober 2020 (griffienr. 167679);
een, van alsvoren, inzake verslag Raad Buitenlandse Zaken van 21 september 2020 (griffienr. 16746.01);
een, van alsvoren, ten geleide van vier fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen inzake o.a. Mededeling Goed Fiscaal Bestuur (griffienr. 167690);
een, van alsvoren, inzake Wijziging van artikel 8 van het Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof; 's-Gravenhage, 6 december 2019 (griffienr. 167671);
een, van de ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie, inzake kennisgeving onderzoek naar bijdrage van transportcapaciteit aan VN missie MINUSMA in Mali (griffienr. 167676);
een, van alsvoren, inzake kennisgeving Belgisch verzoek om force protection van Belgische F-16's in Jordanië en kennisgeving verzoek anti-ISIS coalitie om force protection Erbil International Airport (griffienr. 167623);
een, van alsvoren, ten geleide van de zes fiches die werden opgesteld door de werkgroep Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen inzake o.a. Mededeling EU Agenda en Actieplan Drugs 2021- 2025 (griffienr. 167684);
een, van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, inzake vaststelling Onderzoekskader accreditatiestelsel hoger onderwijs 2020 (griffienr. 167626);
een, van de staatssecretaris van Financiën, Toeslagen en Douane, inzake tussenrapportage Beleidsopties voor alternatief toeslagenstelsel - en uitwerking motie-Bruins/Van Weyenberg (griffienr. 167673);
een, van alsvoren, inzake Derde Voortgangsrapportage kinderopvangtoeslag (griffienr. 167685);
een, van de minister van Financiën, inzake geannoteerde agenda eurogroep en Ecofin-Raad 5 en 6 oktober 2020 (griffienr. 167622);
een, van de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat, inzake Maatregelen metalen drankverpakkingen (griffienr. 167681);
een, van de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, inzake geannoteerde agenda informele Telecomraad 14-15 oktober 2020 (griffienr. 167624);
een, van alsvoren, inzake Steunmaatregelen SGR (griffienr. 167625);
een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake afschrift beantwoording SO Informele VTC Raad WSBVC 13 oktober 2020 (griffienr. 167687);
een, van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake het toezichtkader tijdens de transitie naar een nieuw pensioenstelsel (griffienr. 167693);
een, van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, inzake afschrift reactie op vragen voortgangsrapportage ijkpunt bestaanszekerheid Caribisch Nederland 2020 (griffienr. 167691);
een, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, inzake verslag informele videoconferentie EU-gezondheidsministers 4 september jl. (griffienr. 167447.01);
een, van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, inzake definitieve kaderbrief Wlz 2021 (griffienr. 167689).
De Voorzitter stelt voor deze missives voor kennisgeving aan te nemen. De bijlagen zijn neergelegd bij de Directie Inhoud ter inzage voor de leden;
-
3.de volgende missive:
een, van de Algemene Rekenkamer, inzake publicatie Vizier op de vervanging van de onderzeeboten; De studiefase doorgelicht (griffienr. 167667).
De Voorzitter stelt voor deze missive voor kennisgeving aan te nemen. De bijlage is neergelegd bij de Directie Inhoud ter inzage voor de leden;
-
4.de volgende geschriften:
een, van W.O., inzake CETA (griffienr. 165792.34);
een, van R.P., inzake kennisgeving fraude en nieuws uit Canada (griffienr. 165792.35).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Defensie en Ontwikkelingssamenwerking;
een, van C., inzake virusbestrijding (griffienr. 167290.57);
een, van P.M., inzake Tijdelijke wet maatregelen Covid-19 (griffienr. 167290.58);
een, van G.d.V, te E., inzake een burger in paniek (griffienr. 167290.61);
een, van J.P.S., inzake brandbrief spoedwet (griffienr. 167290.62);
een, van M.v.E., inzake help ons burgers (griffienr. 167290.63);'
een, van H.K., inzake spoedwet (griffienr. 167290.64);
een, van M.I., inzake de samenleving onder een vergrootglas (griffienr. 167290.65).
Deze geschriften worden van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid, de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en de Hoge Colleges van Staat/Algemene Zaken en Huis van de Koning en de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
een, van R.B. te V., inzake mondkapjesplicht op scholen en in openbare ruimten, vragen en informatie over voor- en nadelen van de mondkapjes (griffienr. 167665).
Dit geschrift wordt van belang geacht voor de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De Voorzitter stelt voor deze geschriften voor kennisgeving aan te nemen.