E210013
Laatste revisie: 10-01-2023

E210013 - Voorstel voor een verordening betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten



Voortbouwend op de kernbeginselen van de richtlijn inzake elektronische handel, die nog steeds geldig zijn, wordt met dit voorstelPDF-document beoogd de beste voorwaarden te scheppen voor de verlening van innovatieve digitale diensten op de interne markt, bij te dragen tot de onlineveiligheid en de bescherming van de grondrechten, en een robuuste en duurzame governancestructuur op te zetten voor een doeltreffend toezicht op aanbieders van tussenhandelsdiensten.


Stand van zaken

Behandelfase Eerste Kamer: gepubliceerd in Europees publicatieblad.

nationaal

Op 12 oktober 2021 besloten de commissies het antwoord van de staatssecretaris van 17 september 2021 voor kennisgeving aan te nemen.

Europees

Op 14 september 2022 ondertekenden de Raad en het Europees Parlement de verordening Digitale Markten (DMA) en op 19 oktober 2022 werd de digitaledienstenverordening (DSA) ondertekend. Op resp. 14 oktober 2022 en 27 oktober 2022 zijn de verordeningen in het publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd.


Kerngegevens

volledige titel

Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende een eengemaakte markt voor digitale diensten (wet inzake digitale diensten) en tot wijziging van Richtlijn 2000/31/EG

document Europese Commissie

COM(2020)825PDF-document, d.d. 15 december 2020

rechtsgrondslag

Artikel 114 VWEU

commissies Eerste Kamer

beleidsterreinen


Implementatie

Op 12 oktober 2022 is de verordening digitale markten (DMA) gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (L 265/1PDF-document). De verordening is van toepassing vanaf 2 mei 2023. Enkele artikelen treden eerder of later in werking. De verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Op 27 oktober 2022 is de digitaledienstenverordening gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (L 277/1PDF-document). Deze verordening is van toepassing met ingang van 17 februari 2024. Sommige artikelen zijn per 16 november 2022 van toepassing. De verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.


Behandeling Eerste Kamer

Op 12 oktober 2021 besloten de commissies het antwoord van de staatssecretaris van 17 september 2021 voor kennisgeving aan te nemen.

Op 28 september 2021 besloten de commissies om op 12 oktober 2021 inbreng te leveren voor nader schriftelijk overleg met de staatssecretaris.

Op 17 september 2021 stuurde de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat een antwoord op de brief met vragen van 9 juni 2021. Op 23 september 2021 werd het verslag van een schriftelijk overleg vastgesteld (EK, C).

Op 14 september 2021 namen de commissies het antwoord van de Europese Commissie voor kennisgeving aan.

Op 10 augustus 2021 stuurde de Europese Commissie een antwoord (EK, B) op de brief met vragen van 15 juni 2021.

Op 9 juli 2021 stuurde de staatssecretaris van EZK een brief aan de Kamer waarin zij aangeeft de vragen van 9 juni 2021 niet binnen de gestelde termijn te kunnen beantwoorden. De staatssecretaris streeft ernaar de antwoorden uiterlijk kort na afloop van het zomerreces aan de Kamer te verzenden.

Op 15 juni 2021 is de brief met vragen (EK, A) verstuurd aan de Europese Commissie in het kader van de politieke dialoog.

Op 9 juni 2021 is de brief met vragen verstuurd aan de minister van Economische Zaken en Klimaat.

Op 1 juni 2021 leverde de fractie van GroenLinks inbreng voor schriftelijk overleg.

Op 20 april 2021 besloten de commissies het voorstel in behandeling te nemen en om op 1 juni 2021 gelegenheid te geven voor het leveren van inbreng voor schriftelijk overleg.

Op 30 maart 2021 verzocht de fractie van GroenLinks het BNC-fiche voor de volgende commissievergadering te agenderen.


Behandeling Tweede Kamer

Op 29 oktober 2021 brachten de rapporteurs eindverslagPDF-document uit over de voorstellen. De commissie DiZa besprak dit verslag op 3 november 2021. Zij besloot het verslag vast te stellen en het rapporteurschap te beëindigen. Verder besloot zij de commissie EZK te verzoeken dit eindverslag en de opgebouwde kennis binnen de commissie DiZa te betrekken bij het commissiedebat van 16 november 2021 ter voorbereiding op de Raad voor Concurrentievermogen van 25 november 2021.

Op 7 oktober 2021 voerde de commissie DiZa een gesprek met Eurocommissaris Vestager over de wet digitale diensten, de wet digitale markten en het voorstel voor een Verordening over kunstmatige intelligentie.

Op 30 september 2021 volgde de commissie DiZa een technische briefing over de voorstellen inzake de wetten digitale diensten en digitale markten.

Op 29 september 2021 besprak de commissie DiZa het voortgangsverslag van het rapporteurschapPDF-document slot-icoon. De commissie besloot het verslag te betrekken bij de technische briefing over de voorstellen inzake de wet digitale diensten en digitale markten op 30 september 2021 en bij het gesprek met Eurocommissaris Vestager op 7 oktober 2021. Daarnaast verzocht zij de commissie EZK om dit voortgangsverslag te betrekken bij het commissiedebat op 18 november 2021 ter voorbereiding op de Raad voor Concurrentievermogen op 25 november 2021.

Op 7 juli 2021 besprak de commissie DiZa de invulling van het mandaat van de rapporteurs voor de voorstellen inzake digitale diensten en digitale markten. De Leden Rajkowski (VVD) en Van Ginneken (D66) zijn aangesteld als rapporteurs.

Op 16 juni 2021 stuurde de staatssecretaris van EZK de beantwoording van het tweede gedeelte van de vragen gesteld in het schriftelijk overleg van 18 mei 2021. De commissie besloot op 23 juni 2021 het verslag schriftelijk overleg (22.112, 3141) desgewenst te betrekken bij het gesprek met Eurocommissaris Vestager op 7 oktober 2021.

Op 9 juni 2021 besloot de commissie DiZa het verslag schriftelijk overleg van 28 mei 2021 aan te houden tot de beantwoording van de resterende vragen ontvangen is.

Op 3 juni stuurde de commissie J&V een brief met vragen aan de ministers van J&V en voor Rechtsbescherming naar aanleiding van de JBZ-raad van 7-8 juni 2021. Op 8 juni 2021 werd het verslag schriftelijk overleg vastgesteld (32.317, 687). De commissie vroeg onder meer hoe de bestrijding van illegale content online in de context van de wet digitale diensten zich verhoudt tot de aanpak van terroristische en kinderpornografische content. De minister antwoordt dat een autoriteit wordt opgericht om de verspreiding van deze content tegen te gaan.

Op 25 mei 2021 voerden de commissies EZK, EUZA, OCW en DiZa een commissiedebat met de minister van OCW en de staatssecretaris van EZK. Het verslag werd op 10 juni 2021 vastgesteld (21.501-30, 534). Tijdens het debat vroeg een van de Leden naar het krachtenveld in de Raad. De staatssecretaris gaf aan hier nog geen antwoord op te hebben. Verder gaf zij aan op hoofdlijnen positief te zijn over het voorstel. Wel kan volgens de staatssecretaris nog bekeken worden of het voorstel ondernemingen voldoende stimuleert om hun verantwoordelijkheid te nemen.

Op 21 mei 2021 stuurde de staatssecretaris van EZK een brief (22.112, 3118) aan de Tweede Kamer waarin zij aangeeft de vragen niet binnen de gestelde termijn te kunnen beantwoorden. De staatssecretaris streeft ernaar de beantwoording voor de Raad Concurrentievermogen aan de Kamer te sturen. Op 26 mei 2021 stuurde de staatssecretaris een antwoord. Op 28 mei 2021 werd het verslag schriftelijk overleg vastgesteld (22.112, 3116).

Op 19 mei 2021 stuurde de commissie digitale zaken een brief met vragen en opmerkingen naar aanleiding van het BNC-fiche aan de staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat.

Op 17 mei 2021 wees de commissie DiZa de leden Rajkowski (VVD) en Van Ginneken (D66) aan als rapporteur.

Op 12 mei 2021 nam de commissie DiZa het voortouw over van de commissie EZK. De commissie besloot om op 18 mei 2021 inbreng te leveren voor schriftelijk overleg en het kabinet te verzoeken de vragen uiterlijk 25 mei 2021 te beantwoorden. Daarnaast besloot de commissie Eurocommissaris Vestager uit te nodigen voor een gesprek over de voorstellen betreffende de wet digitale diensten en de wet digitale markten.


Standpunt Nederlandse regering

Op 12 februari 2021 ontving de Kamer het BNC-fiche over het voorstel.

Het kabinet heeft een positieve eerste indruk van het voorstel, maar heeft wel behoefte aan nadere uitleg op enkele onderdelen. Volgens het kabinet is bijvoorbeeld onduidelijk wat precies de reikwijdte is van het begrip ‘illegale inhoud.’ Daarnaast loopt er een extern onderzoekPDF-document via de Radboud Universiteit dat kan helpen bepalen hoe het voorstel mogelijk nog kan worden verbeterd.

Volgens het kabinet lijken de meeste EU-lidstaten, net als Nederland, het voorstel in de basis te steunen. Het kabinet verwacht dat de reikwijdte van het voorstel een discussiepunt wordt. De commissies interne markt en consumentenrechten (IMCO), juridische zaken (JURI) en burgerlijke vrijheden (LIBE) van het Europees parlement hebben vóór de publicatie van het Commissievoorstel drie niet-bindende politieke moties uitgebracht, waarin Europarlementariërs hun politieke wensen over het voorstel uitspraken.

Het kabinet oordeelt positief over de bevoegdheid van de EU voor het voorstel. Het kabinet kan zich vinden in rechtsgrondslag artikel 114 VWEU en artikel 4, tweede lid, a VWEU. De EU legt maatregelen vast die gaan over de instelling en de werking van de interne markt. Op het gebied van de interne markt hebben de EU en de lidstaten een gedeelde bevoegdheid.

Het kabinet is ook positief over de subsidiariteit van het voorstel. Omdat dienstverleners en tussenpersonen handelen in meerdere landen, is het volgens het kabinet passend om op EU-niveau wetgevende kaders te stellen. Harmonisatie van wetgeving verbetert de werking van de interne markt voor diensten, aldus het kabinet. Volgens het kabinet laat het voorstel lidstaten voldoende ruimte om op basis van nationale regelgeving handhavend op te treden bij het tegengaan van illegale inhoud.

Het kabinet heeft verder een positief oordeel over de proportionaliteit van het voorstel. Het kabinet steunt de keuze voor een verordening, omdat dit bijdraagt aan rechtszekerheid en voorspelbaarheid, en ondersteuning van verdere eenmaking van de interne markt. Ook vindt het kabinet het positief dat het voorstel een balans beoogt tussen de noodzakelijke regulering van tussenpersonen enerzijds, en het voorkomen van al te hoge nalevingskosten anderzijds.


Samenvatting voorstel Europese Commissie

Op 15 december 2020 publiceerde de Europese Commissie het voorstelPDF-document.

Sinds de vaststelling van Richtlijn 2000/31/EG (de “richtlijn inzake elektronische handel”) zijn er nieuwe en innovatieve (digitale) diensten van de informatiemaatschappij ontstaan, die het dagelijks leven van de Unieburgers veranderen en de manier waarop zij communiceren, verbinding maken, consumeren en zakendoen vormgeven en transformeren. Deze diensten leveren een grote bijdrage aan de maatschappelijke en economische veranderingen in de Unie en de rest van de wereld. Tegelijkertijd is het gebruik van die diensten ook de bron van nieuwe risico’s en uitdagingen geworden, zowel voor de samenleving als geheel als voor de afzonderlijke personen die van deze diensten gebruikmaken. Digitale diensten kunnen helpen om doelstellingen van duurzame ontwikkeling te bereiken door bij te dragen aan economische, sociale en milieuduurzaamheid. De COVID-19-crisis heeft aangetoond hoe belangrijk digitale technologieën zijn in alle aspecten van het moderne leven.

In haar mededeling “De digitale toekomst van Europa vormgeven” heeft de Commissie zich ertoe verbonden de horizontale regels die de verantwoordelijkheden en verplichtingen van de aanbieders van digitale diensten vastleggen, en met name die van onlineplatforms, te actualiseren.

Voortbouwend op de kernbeginselen van de richtlijn inzake elektronische handel, die nog steeds geldig zijn, wordt met dit voorstel beoogd de beste voorwaarden te scheppen voor de verlening van innovatieve digitale diensten op de interne markt, bij te dragen tot de onlineveiligheid en de bescherming van de grondrechten, en een robuuste en duurzame governancestructuur op te zetten voor een doeltreffend toezicht op aanbieders van tussenhandelsdiensten. Tegelijk met het voorstel voor een Verordening inzake digitale diensten is het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad over betwistbare en eerlijke markten in de digitale sector (wet inzake digitale markten) (COM(2020)842PDF-document) gepubliceerd. Dat voorstel moet zorgen voor een goed functionerende Europese interne markt door concurrentie te stimuleren in digitale markten.


Behandeling Raad

Op 14 september 2022 ondertekenden de Raad en het Europees Parlement de verordening Digitale Markten (DMA). Op 19 oktober 2022 werd de digitaledienstenverordening ondertekend.

In de geannoteerde agenda voor de Raad Concurrentievermogen van 9-10 juni 2022 (21.501-30, 558) geeft de regering een appreciatie van de akkoorden op de wetten digitale diensten (DSA) en markten (DMA). Naar verwachting stemt het Europees Parlement in de zomer van 2022 plenair over de akkoorden, waarna ze in de eerstvolgende Raad formeel worden aangenomen. Het kabinet is positief over de komst van de DMA en de DSA.

Op 23 april 2022 bereikten onderhandelaars van het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over de wet digitale diensten. Het Europees Parlement en de Raad moeten dit akkoord nog formeel goedkeuren. Vervolgens wordt de Verordening vijftien maanden na de inwerkingtreding of vanaf 1 januari 2024 van toepassing. Voor zeer grote onlineplatforms en zeer grote onlinezoekmachines zal de Verordening vier maanden nadat zij zijn aangewezen al van toepassing zijn.

Op 24 maart 2022 bereikten onderhandelaars van het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over de wet digitale markten. Wanneer de finale tekst ook door de Raad en het Europees Parlement is bekrachtigd zal de Verordening 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de EU in werking treden.

Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 25-26 november 2021 (21.501-30, 542) werd ingestemd met de algemene oriëntatiePDF-document inzake het voorstel de wet digitale diensten en de algemene oriëntatiePDF-document inzake het het voorstel voor de wet digitale markten. Nederland heeft tijdens de Raad steun uitgesproken voor de algemene oriëntaties. De lidstaten hebben unaniem ingestemd.

Op 21 en 22 oktober 2021 besprak de Europese Raad (21.501-20, CB) de vooruitgang van lopende onderhandelingen over voorstellen op het gebied van digitalisering, waaronder de voorstellen voor de wetten digitale diensten en digitale markten. Zij hoopt dat de voorstellen spoedig tot een ambitieuze afronding kunnen worden gebracht.

Tijdens de JBZ-Raad van 7-8 juni 2021 vond een beleidsdebat plaats over de bestrijding van illegale content in het kader van de wet digitale diensten. Nederland riep op tot het actiever stimuleren van hostingproviders en online platformen om illegale content tegen te gaan, bijvoorbeeld door het opnemen van een zorgplicht (32.317, MF).

Op 27 mei 2021 vond tijdens de Raad Concurrentievermogen (21.501-30, 535) een beleidsdebat en een bespreking van de voortgangsrapportages plaats over de voorstellen voor een wet digitale diensten en een wet digitale markten. De EU-lidstaten verwelkomden de voorstellen, en een aantal landen pleitten voor snelle implementatie. Wat betreft de wet digitale diensten waren lidstaten met name positief over de doelstellingen voor een veilige digitale omgeving en consumentenbescherming. Ook Nederland is positief over de voorstellen en benadrukt dat beide van groot belang zijn voor de versterking van de (digitale) interne markt en van het concurrentievermogen van de EU. Nederland gaf aan dat de inwerkingtredingstermijn van de wet digitale diensten met drie maanden verlengd moet worden zodat lidstaten voldoende tijd hebben voor de nationale implementatie van de wetgeving.

Tijdens de JBZ-Raad van 11-12 maart 2021 (32.317, MA) vroegen meerdere lidstaten, met steun van Nederland, om bespreking van de justitiële en veiligheidsaspecten van de wet digitale diensten in JBZ-verband. Het voorzitterschap meldde het onderwerp te agenderen voor de JBZ-Raad in juni.

Op 10 februari 2021 bracht de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming een adviesPDF-document uit over het voorstel. Hiervan is een samenvattingPDF-document beschikbaar.

In de databank EUR-Lex wordt de laatste stand van zaken in de Europese behandeling van het voorstel weergegeven.


Behandeling Europees Parlement

Op 14 september 2022 ondertekenden de Raad en het Europees Parlement de verordening Digitale Markten (DMA). Op 19 oktober 2022 werd de digitaledienstenverordening ondertekend.

Op 5 juli 2022 nam het Europees Parlement een wetgevingsresolutie aan over de wet digitale dienstenPDF-document en over de wet digitale marktenPDF-document.

Op 24 maart 2022 bereikten onderhandelaars van het Europees Parlement en de Raad overeenstemming over de wet digitale markten. Wanneer de finale tekst ook door de Raad en het Europees Parlement is bekrachtigd zal de Verordening 20 dagen na publicatie in het Publicatieblad van de EU in werking treden.

Op 20 januari 2022 nam het Europees Parlement amendementenPDF-document aan op het voorstel voor de wet digitale diensten.

Op 20 december 2021 bracht de commissie IMCO verslagPDF-document uit over het voorstel voor de wet digitale diensten.

Op 15 december 2021 nam het Europees Parlementen amendementenPDF-document aan op het voorstel voor de wet digitale markten.

Op 30 november 2021 bracht de commissie IMCO verslagPDF-document uit over het voorstel voor de wet digitale markten.

Op 1 juni 2021 bracht de commissie IMCO het ontwerpverslagPDF-document uit over het voorstel voor de wet digitale markten.

Op 28 mei 2021 bracht de commissie IMCO het ontwerpverslagPDF-document uit over het voorstel voor de wet digitale diensten.

Op 20 oktober 2020 nam het Europees Parlement een resolutiePDF-document aan met aanbevelingen aan de Europese Commissie voor het nog te verschijnen voorstel voor de wet digitale diensten.

De commissie voor interne markt en consumentenbescherming (IMCO) behandelt het voorstel. De commissies voor economische en monetaire zaken (ECON), transport (TRAN), cultuur en onderwijs (CULT), industrie, onderzoek en energie (ITRE), cultuur en onderwijs (CULT) justitie en binnenlandse zaken (LIBE) de commissie voor rechten van de vrouw en gendergelijkheid (FEMM) en Juridische Zaken (JURI) zijn ingesteld als adviescommissies.

Dit voorstel behoort tot de lijst van gemeenschappelijke wetgevingsprioriteiten van de drie EU-instellingen. Hiermee willen zij in 2022 aanzienlijke vooruitgang boeken.

In de databank OEIL van het Europees Parlement wordt de laatste stand van zaken in de behandeling van het voorstel weergegeven.


Standpunten andere lidstaten (IPEX)

Op 2 november 2021 nam de commissie voor EU-zaken van de Oostenrijkse Nationale Raad een standpuntPDF-document in over het voorstel.

Op 15 april 2021 nam de commissie voor Buitenlandse en EU-zaken van de Poolse Senaat een standpuntPDF-document in over het voorstel.

Op 23 maart 2021 nam het Deense Parlement een standpunt in over het voorstel. Volgens het parlement is het voorstel niet in strijd met het subsidiariteitsbeginsel. Wel waarschuwt een meerderheid van het parlement dat landen verschillende culturele opvattingen kunnen hebben over wat 'beledigend' is.

Op 17 maart 2021 stuurde de Tsjechische Senaat een resolutiePDF-document over het voorstel aan de Europese Commissie in het kader van de politieke dialoog.

In de databank IPEX wordt de behandeling van het voorstel in de diverse (kandidaat) lidstaatparlementen weergegeven.


Alle bronnen