Sinds een half jaar wandel ik iedere dinsdag over het Binnenhof met zijn gebouwen vol van politieke historie door de eeuwen heen, naar nummer 22, de Eerste Kamer.
Eerst naar de "postkamer" waar, naast de gebruikelijke stapels schriftelijke stukken, altijd brieven of andere informatie liggen van mensen en organisaties die hun standpunt kenbaar maken, of aandacht vragen voor hun belangen. Wat kan een senator daarmee? Want de functie van de Eerste Kamer is een andere dan die van de Tweede Kamer. In de Eerste Kamer worden uitsluitend wetsvoorstellen behandeld. Wij kennen geen "vragenuurtje"; wij behandelen geen nota's van ministers. Wij reageren minder op de politieke actualiteit. Er worden zelden moties ingediend en er wordt vrijwel nooit genterpelleerd. De Eerste Kamer heeft niet het recht wetsvoorstellen te wijzigen.
Maar de wetsvoorstellen worden wel grondig bekeken op rechtmatigheid, uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid, met de politieke bril op van de partij door wie zij zijn gekozen. En als blijkt dat na uitgebreid onderzoek er toch onderdelen zijn, die (juridisch) niet kloppen, waarvan de invoering naar het zich laat aanzien grote problemen met zich zal brengen of als andere er mee verband houdende zaken nog onvoldoende geregeld of uitgewerkt zijn, dan is het niet onmogelijk dat in het algemeen overleg met bewindslieden er een nadere toezegging komt die de uitvoerbaarheid ten goede komt. Er worden niet veel wetsvoorstellen verworpen. In de vorige zittingsperiode slechts 8, ofwel 2%, zij het dat n ervan, het referendum publicitair veel aandacht kreeg.
De activiteiten van de nieuwe Eerste Kamer hadden medio 1999 op zich een vrij rustige start. De kabinetscrisis zorgde voor vertraging van het wetgevingsproces in de Tweede Kamer en dus ook voor de Eerste Kamer, zij het met een kleine eindspurt in december, opdat alle noodzakelijke wetgeving ook voor 1 januari 2000 het Staatsblad zou bereiken. Het leek een mooie gelegenheid om geleidelijk aan vertrouwd te raken met de werkwijze van de Eerste Kamer en te ervaren wat er van je verwacht wordt en hoeveel tijd het vergt, zo dacht ik. Maar het toeval wil dat ik wel een wetsvoorstel toebedeeld kreeg en binnen een maand na mijn aantreden mijn maidenspeech hield. Eerste Kamerleden hebben geen professionele ondersteuning van medewerkers, zoals dat in de Tweede Kamer wel het geval is. Dit heeft als nadeel dat je vele uren achter je studeertafel doorbrengt maar levert dan ook weer het voordeel op dat je hierdoor de hoed en de rand van het wetsvoorstel kent, waarna de afwegingen op alle genoemde punten kan plaatsvinden en worden besproken in de fractie en met andere fracties.
Omdat veel senatoren ook elders maatschappelijke functies vervullen geeft het hen ook goede mogelijkheden om netwerken te hebben en ook met een niet politieke blik naar zaken te kijken en bezig te zijn. Dit brengt weer ervaring en kennis van zaken uit de samenleving die nuttig kunnen zijn voor het Eerste Kamerwerk. Maar het geeft ook aan dat het politieke primaat ligt bij de full time politici van de Tweede Kamer. Maar dat alles neemt niet weg dat het werk in de Eerste Kamer naar mijn mening zeer zinvol en interessant is.
Deze column is op persoonlijke titel geschreven