Het recht van interpellatie maakt het voor Kamerleden mogelijk om een debat te houden over een onderwerp dat nog niet eerder op de agenda van de Kamer stond.

Bij een interpellatie worden schriftelijk of mondeling vragen gesteld aan de regering door de interpellant (dat is het lid dat de interpellatie houdt). Na het mondelinge antwoord van de regering volgt een discussie met de Kamer. Na de interpellant kunnen dan ook andere Kamerleden mee debatteren.

Voor het houden van een interpellatie is verlof van de Kamer nodig, maar dat wordt bijna altijd verleend. Soms wordt de interpellatie nog dezelfde dag gehouden. Een reden om het verlof niet te geven kan zijn, dat er toch al over het onderwerp gedebatteerd zou gaan worden.

Het is meestal een lid van de oppositie dat één of meer ministers of staatssecretarissen naar de Kamer laat komen om uitleg te geven over het beleid.

Interpellaties komen vrij zelden voor in de Eerste Kamer. Na 1945 zijn er 35 gehouden.